Historisch Archief 1877-1940
l i'
t l'
t
i
i 'l
2'.
en!
hgj]
da'1
4
Letterkundig leven
EEN ZWAK INTERMEZZO
H. MARSMAN
Arthur van Schendel: De Rijke Man
(J. M. Meulenhoff, Amsterdam)
SINDS 1930 heeft van Schendel
niet minder dan negen boeken
gepubliceerd, waaronder ,,Een
Hollandsch Drama", zijn meesterwerk.
M. i. althans heeft hij met dit boek
niet alleen zijn Zwervers" nog over
troffen, maar ook een werk als Het
Fregatschip" en zelfs ,,De Waterman",
die beide andere hoogtepunten van
zijn hollandsche periode. In de reeks
van vijf romans waaruit die periode
bestaat vormde Jan Compagnie" een
inzinking, die door De Waterman"
onmiddellijk overwonnen was, en
slechts het zoo juist verschenen ,,De
Rijke Man" is, hoewel het nog altijd
Van Schendel is die het schreef, met
de kwaliteiten en het niveau die hem
eigen zijn, als een mislukking te
beschouwen.
Overziet men de vijf genoemde ro
mans als een geheel eigen, zeer hooge
en machtige phase in Van Schendels
oeuvre, dan treffen naast de eigen
schappen, die hem tot onzen eersten
prozaschrijver hebben gemaakt, kleine
gebreken, die, ieder op zich zelf en in
geringe mate aanwezig, een boek
hoogstens een moment kunnen scha
den, maar die, versterkt en elkaar
accentueerend, helaas in staat blijken
een werk te bederven. Ik heb destijds
in ,,De Vrije Bladen" van mijn be
wondering voor Het Fregatschip"
getuigd, ik heb in een aanteekening in
Forum" een bezwaar geuit tegen De
Waterman", om daarna met des te
meer overtuiging op de groote kwali
teiten van dat boek te kunnen wijzen,
en Een Hollandsch drama" is naar
mijn meening een der grootste boeken
van onze litteratuur; maar de bijkom
stige fouten van die drie romans heb
ben in De Rijke Man" zulke afme
tingen aangenomen, dat het boek er
niet tegen bestand is gebleken.
Ik schreef naar aanleiding van De
Waterman" over het te weinig geïndivi
dualiseerde van het landschap erin,
waardoor de streek bij Haarlem b.v.
weinig of niets verschilde van die bij
Dordt. Men zou, naast dit egaliseeren,
een zekere onduidelijkheid kunnen
vermelden in het beschrijven der feiten.
Men weet niet altijd met volkomen
zekerheid wat er gebeurt. Ik geloof ook
dat zelfs een meesterlijk boek als ,,Een
Hollandsch Drama" nog gewonnen
zou hebben bij een sterkere concentra
tie, waardoor de eenigszins monotone
herhalingen in het leven van Floris
voorkomen zouden zijn. Bij een zoo
aangrijpend gegeven had men niet
alleen een ietwat moraliseerende braaf
heid gaarne gemist, maar ook enkele
phasen uit Floris' leven, tegen het eind
van het boek, als daardoor de indruk
van te veel ,,vallen-en-opstaan, en van
kwaad tot erger" vermeden zou zijn;
en zelfs hoe onvergelijkelijk de sfeer
van het Calvinisme het boek ook door
dringt, het essentieele Calvinistische
conflict tusschen praedestinatie .en
vrijen wil lijkt er niet met volle bewust
heid en consequentie in gesteld.
Het egaliseeren en de onduidelijk
heid waarover ik sprak, ditmaal vooral
sterker voelbaar door het ontbreken
eener stuwende bezieling, hebben te
zamen met Van Schendels neiging tot
eindeloos, nauwelijks geschakeerd her
halen, gepaard aan een zekere
zedemeesterigheid in den toon, De Rijke
Man" doen mislukken. Daarbij ont
breekt letterlijk iedere innerlijke moti
veering voor Kompaan's gedrag, hij
leeft in een staat van evangelische
kinderlijkheid die niet ver van de
onnoozelheid is, en door velen geëx
ploiteerd, door sommigen aangemoe
digd en door anderen gecontrarieerd,
verdeelt hij zijn geld. Een gegeven dat
misschien toereikend was geweest voor
een zeer kort verhaal, hoewel men zich
ook voor dat geval afvraagt wat er van
terecht was gekomen, is hier uitgerekt
en da capo gespeeld, zoodat ook de
meest geduldige lezer er genoeg van
moet krijgen, vér voor het eind.
In een boek als dit vallen ook de
gebreken van Van Schendels schrijf
wijze op. De critiek heeft, voor een deel
met het volste recht, eenstemmig zijn
stylistische kwaliteiten verheerlijkt,
niet zonder de klinkendste gemeen
plaatsen overigens. Natuurlijk schrijft
van Schendel in zijn goede perioden
een zeer sober, beheerscht en edel Neder
landsen, maar dezelfde herhalings
woede, dezelfde monomanie waarmee
hij in De Rijke Man" een poover
gegeven versnijdt en bederft, schaden
in minder gelukkige tijden zijn stijl.
Geschakeerd en rijk is zij nimmer, zijn
woordenschat is beperkt, zijn syntac
tische mogelijkheden zijn gering, en
afgezien van het gebruik van verschil
lende onzuivere uitdrukkingen, wordt
men hier gehinderd, doordat de bouw
van zijn zin en het rhythmisch (?)
verloop ervan niet met elkaar in over
eenstemming zijn. Men kan dit het
best constateeren als men er op let,
hoe de ademhaling der zinnen zich als
het ware niet aan de komma's stoort
en dus de natuurlijke caesuur niet in
acht neemt.
Nooit heeft Van Schendel zoo over
tuigend bewezen, waartoe hij in ieder
opzicht in staat is als de laatste zes
jaar. Er is dus geen enkele reden om
ook maar even te wanhopen. Integen
deel, bij een zoo overstelpende pro
ductie, van een zoo hoog gehalte is een
inzinking niet meer dan natuurlijk;
en gegeven de in rijkdom en intensiteit
met de jaren voortdurend toenemende
scheppingskracht van Van Schendel,
is een boek, dat de lijn, die van Het
Fregatschip" over De Waterman" en
het Hollandsch drama" naar de toe
komst wees, voortzet, zelfs al vrij
spoedig te verwachten. Ook op Jan
Compagnie" volgde De Waterman"
binnen het jaar. De Rijke Man" kan
over twee jaar vergeten zijn.
EEN DIERBARE HERINNERING
Oottfrled Keiler: I>or Grttne
Helnrlch (Insel Verlag* Lelpzlg)
DE Insel-Verlag heeft na eenige
jaren van non-activiteit op dit
gebied de bekende Bibliothek
der Romane", waarin vroeger reeds
wereldvermaarde romans verschenen,
opnieuw geopend met een reeks boe
ken, welke thans als eerste serie"
wordt aangekondigd. In deze reeks
worden verscheidene dierbare herinne
ringen wakker gemaakt: men vindt er
o.a. Goethe's Wahlverwandtschaften"
in, von Scheffel's Ekkehard",
Fontane's Effi Brest", Jacobsen's Niels
Lyhne" en men treft er ook Gottfried
Keller's Der Grüne Heinrich" in aan.
Hij die nog wel eens naar het werk
van Gottfried Keiler grijpt, zal zijn
novellen waarschijnlijk het dichtst bij
de hand hebbsn, want de kracht van
dezen Zwitser lag vooral in het korte
vertelsel, dat hij meesterlijk wist op te
bouwen en gaaf wist af te ronden.
Wanneer men eens een gezellig,
hartelijk verhaal wil lezen zonder ge
compliceerde probleemstelling, kan men
niet beter doen dan Keller's Leute
von Seldwyla" op te slaan en zich te
verdiepen in het wel en wee van de
bewoners van dezen wonnigen und
sonnigen Ort".
Keller's werk draagt de kenmerken
van den Spatblüher". Het is in al
zijn kleurigheid, sappigheid en dikwijls
fijne geestigheid toch in de eerste
plaats solide-burgerlijk. Doch in den
Grüne Heinrich" vindt men
evenals in zijn m.i. beste vertelling
Romeo und Julia auf dem Dorfe"??
veel terug van de onbestemdheid en
het verlangen van de jeugd. Deze
roman bevat het verhaal van des
schrijvers jeugd en jongelingsjaren.
Gottfried Keiler wilde schilder worden.
Vooral het landschap trok hem aan,
niet zoozeer naar de natuur dan wel
uit de verbeelding. Deze kunst be
schouwde hij als eine Art wahreh
Nachgenusses der Schöpfung". Hij be
zocht de Academie in München, maar
leerde inzien dat zijn talent ontoerei
kend was om zijn schilders-ideaal, dat
hij in den Grüne Heinrich" zoo
dichterlijk onder woorden brengt (pag.
173), volledig in vervulling te brengen.
In de literatuur vond hij een uitweg uit
deze impasse en met den Grüne
Heinrich" voltrok zich deze ommekeer.
Keiler schreef dit boek grootendeels
onder den dwang van een contract
met zijn uitgever en vooral met het slot
heeft hij geworsteld; dit heeft hij na de
eerste versie een-geheel andere wending
gegeven. Ook dit boek bewijst dus weer,
dat uiterlijke dwang het tot stand
komen van een meesterwerk in bepaal
de gevallen zeker niet in den weg be
hoeft te staan. Der Grüne Heinrich"
is een klassiek staal van vertel-kunst
(niet zoozeer van roman-kunst, want
het boek is daarvoor tezeer een opeen
volging van tafereelen) en het zal blij
ven boeien zoolang er lezers zijn, die
zich ruim den tijd gunnen voor hun
literaire genietingen.
WOUTER PAAP
Bibliografie
LebendlgeB Wort" (Paul Lint Ver
lag* Leipzlg)
DE serie Lebendiges Wort" ver
toont naar het uiterlijk overeen
komst met de Insel-Bücherei en omvat
een reeks oorspronkelijke en vertaalde
novellen en korte studies van
Hermann Stehr, Carl Hauptmann, Paul
Ernst, Lawrence en anderen.
Van Stefan Andres zag in deze serie
een novelle het licht over den
SpaanschGriekschen schilder Domenicos
Theodocopulos: El Greco malt den
Groszinquisitor".
El Greco die o. a. door zijn kleuren
theorie van ketterij wordt verdacht en
in voortdurenden angst leeft voor de
inquisitie, moet in Sevilla het hoofd
van deze gehate instelling schilderen.
Andres heeft vooral de gesprekken die
Greco en de arts Cazalla voeren met
den grootvorst der kerk (Cazalla haat
den inquisiteur omdat deze zijn broer
heeft veroordeeld) zeer goed beschre
ven, en de visioenen van den schilder
voor ons opgeroepen met een evocatie
ve kracht.
Franz Nabel: Griff ins Dunkel", is
de geschiedenis van een occult voorval,
dat door den auteur met uiterst een
voudige middelen zeer indringend
wordt verteld.
Van Hermann Stehr is reeds eerder
in deze serie Das Haus zu den Was
serjungf ern" verschenen. De drie
sprookjesachtige vertellingen in Das
Marenen vom deutschen Herzen" zijn
stylistisch zeer te waardeeren en het
krachtige, beeldende proza kenmerkt
den schrijver van ras. De mentaliteit
echter, vooral van het eerste sprookje,
zegt weinig tot het niet-duitsche hart.
Reeds in 1926 verkondigt Stehr hier
de thans overbekende opvatting dat
het duitsche hart door God dubbel
gezegend zou zijn.
STEMPELAARS
Marcel Matthijs: Doppen (Nijgh A
Van Dltuiar, Rotterdam)
DEZE korte roman of nouvelle,
waarvan de titel den
Hollandschen lezer wellicht minder
verstaanbaar is doppen" is de
Vlaamsche zegswijze voor stempelen"
lijkt mij met Gilliams' Elias"
het merkwaardigste Vlaamsche proza
werk van dit jaar. Een interessant
parallel ware te trekken tusschen dit
boek en Van Randwijks Burgers in
Nood", dat eveneens het onderwerp
der werkloosheid behandelt. Men zou
aldus ook tot leerrijke conclusies
komen over de verschillende mentali
teit van Hollander en Vlaming. Terwijl
Van Randwijk vooral nadruk legt op
ethische overwegingen, blijft Matthijs
onverstoorbaar jenseits von Gut und
Böse". Hij geeft met een bewonderens
waardige objectiviteit de werkelijk
heid weer zooals hij deze heeft kunnen
waarnemen. Dit boekje is als een
Janus met dubbel voorhoofd: het
Leven biedt er gelijktijdig zijn tragisch
en zijn comisch uitzicht.
TWEE mijnwerkers Leo en Antoon
zijn werkloos geworden. Weldra is
beider gezin aan de ellende ten prooi.
Niettemin besluiten de twee doppers"
het traditioneele feest der Heilige
Barbara met hun laatste spaarpen
ningen te vieren, 's Anderendaags
begeeft Leo zich naar zijn vriend.
Deze heeft met vrouw en kinderen
door verstikking een einde gesteld aan
hun ongelukkig bestaan. Met dit
tragisch einde zou deze novelle natuur
lijk kunnen besluiten; maar en dit
lijkt mij werkelijk de vondst" die
dit verhaal uit het banale redt en naar
een hooger plan brengt de auteur
leidt den argeloozen lezer naar een
heel wat meer verrassende
ontknooping. Leo wil het desperaat besluit
van zijn vriend volgen. Maar, als bij
tooverslag, begint meteen zijn stoffe
lijke toestand te verbeteren. Alhoewel
de toelagen voor werkloosheid ver
minderen, komt er weer, iederen
middag, een schotel vleesch of visch
op tafel. Hoe kan zijn vrouw dit
wonder bewerken? De huisbaas heeft
zich over hun lot ontfermd en Bertha,
die blijkbaar geen deugdzame Lucretia
is, toont zich erkentelijk op een wijze
die de Zedeleer veroordeelt, maar
niettemin zegenrijk blijkt te zijn.
Eerst komt Leo's geweten in opstand
tegen deze eerlooze redding uit de
ellende, maar stilaan en in dezen
overgang komt het talent van den
schrijver zeer goed in het daglicht
te staan schikt hij zich in een
verhouding, die de drie partijen be
vredigt. Het slotwoord, waarin onze
held" over zijn lot filosophische be
schouwingen ten beste geeft, is var
een fel sarcasme:
Het leven is eigenlijk zeer eenvou
dig. Zie eens, hoe welletjes ik hel
heb in zalig nietsdoen. Een vrij ei
onafhankelijk man ben ik. Ik denk
er niet aan, ooit nog naar de miji.
terug te keeren.... De zoogenaamd*
bedrijfscrisis mag voor mij nog lani
duren...."
Deze conclusie, waarover een Gu;
de Maupassant opgetogen war
geweest, heeft aan den auteur de anti
pathie der orthodoxe zoowel katho
lieke als socialistische kritiek be
zorgd. Moge hij deze gewetensvolle
objectiviteit steeds getrouw blijven;
zelfs al moest zijn volharden de eenen
duivelsch", de anderen antisociaal"
lijken.... RAYMOND BRULEZ
BOEKVERKOOPINGEN
Er gaat heel wat wijsheid en schoonheid
onder den hamerjdoor, deze maand. 9?12 N<> ?.
veilt "het Int. Antiquariaat (Menno Hert
berger & Co.) te Amsterdam de bibliotheken
Sterck en Llssone; 14?23 Nov. gaat bij Van
StoCkum te Den Haag een enorme verzamel!-s
van verschillende herkomst en 16?24 Nov. Mj
Burgersdijk & Niermans te Leiden een collectie
uit acht groote bibliotheken. Goede raad a:1, n
liefhebbers: haastig catalogus aanvragen!
Schilderkunst
DE RAKE OPSOMER
Jan Engelman
Tentoonstelling bij
Buffa A Konen, Amsterdam
CONSTANT Permeke en Frits
v. d. Berghe zijn Vlaamsche
schilders van groot formaat.
Maar ook vóór hun tijd, dien we
gemakshalve expressionistisch blijven
noemen, is er bij onze zuidelijke
stamgenooten met macht geschilderd. Ensor
leeft nog, Rik Wouters stierf veel
te jong: hij was 33 jaar te Amster
dam. De werken van Stobbaerts en
Evenepoel springen naar voren, tus
schen die van de historieschilders en
academiciens der musea. En Isidore
Opsomer blijft zich handhaven als een
impressionist, die het métier met zeld
zame kracht beheerscht.
Kan men tegen hem aanvoeren, als
een argument, dat hij een der Belgische
Officieelen is, kind-aan-huis bij hof en
hovelingen, bij ministers en partij
leiders, bij financiers en speculanten,
bij het bonte wereldje dat Paul van
Ostayen zoo heerlijk op de hak kon
nemen als hij satyricus was ? Men kan
dat niet, zoolang de schilderijen van
Isidore Opsomer goed blijven en het
bonte wereldje zijn rechtschapen schil
derschap niet aantast. Dit nu schijnt
niet geschied te zijn. Men klaagt er
over, dat de officieele kunstenaars
gemeenlijk de slechte zijn. Er is, op dit
punt, voor ons Hollanders meer reden
tot klagen dan voor de Belgen. Welke
fraaie histories beleven wij niet, als
onze schraalheid en schrielheid zich
opwerken tot de geestdrift en de ver
kwisting van het monument! Wan
neer een goed kunstenaar als Op
somer een Officieele kan worden,
moet men het eenvoudigweg prijzen
en 's mans product op zichzelf
beoordeelen.
De grootste kwaliteit in het schilder
werk van Opsomer is de feillooze
raakheid van zijn toets. Zijn toets is
snel, hartstochtelijk, maar definitief.
Zonder twijfel herinnert gij u, Hol
landsche lezer, oprecht vandaal, het
1 roep j e jongens waarvan gij in uw
eugd deel hebt uitgemaakt, en dat op
vrije Woens- en Zaterdagen met
t eentjes gooide naar het bovenste
ruitje van het uitdagende pakhuis aan
?e uitdagend stille gracht van uw
geboorteplaats. Er waren brekebeenen
bij die het niet verder dan de
gevelsteenen brachten, en sterke werpers,
die het kozijn wisten te raken. Maar
n was er altijd bij die, wachtend tot
al zijn kameraden hun gooi gedaan
hadden, met een enkelen, definitieven
worp het blinkende ruitje in splinters
smeet. Deze knaap is Opsomer nu
eenmaal, en de gave van het goede
werpen is hem toebedeeld. Hij richt
zijn borstel op het doek met een hand
die niet weet wat aarzelen is. Hij is
uit de school van Frans Hals.
Omtrent een metaphysiek geeft hij
niets voor. Met symboliek heeft hij
niets van doen. Diepzinnige over
peinzingen kent hij niet. Maar hij heeft
ontzaglijk scherp uit zijn oogen
gekeken, als hij schilderen gaat, en de
hand gehoorzaamt het oog zonder
dralen en zonder feilen. Dat hier ras
voor noodig is, kan alleen de in
abstracties levende ontkennen.
IMPRESSIONISME? Het is een naam
als een andere naam. Wat malen
we erom, wanneer de ,,délectation de
l'esprit" bereikt wordt? Onbevangen
toekijken doet ons ervaren, dat het
portret van Felix Timmermans een
meesterlijk portret is, en niet slechts
om de fougue waarmee het is uit
gevoerd, maar ook omdat het psycho
logisch zoo voortreffelijk is. Want niet
alleen de klomp vleesch, die de man
van barok en biedermeier meedraagt,
werd hier gegeven, niet alleen vult het
vleesch hier de kleeren op een wijze
die we maar bij weinig portretschilders
van dit oogenblik weervinden (aan
Van Dongen zullen we denken !), maar
ook de slimheid van Liertje-Pleziertje
is met een onopvallende kracht en
beslistheid vastgehouden. Weerloos is
de geféteerde (en de geëxploiteerde)
gaan zitten en weerloos is hij
geconterfeit. Het is een snel portret, maar alles
leeft er aan: de groote vlakken van het
gelaat, de gevulde mouw, het gespan
nen vest, het dasje, de hand met de
pijp. Dit is den Fe, niemand zal het
misverstaan, dit is de Brabantsche
kunstenaar die zijn stiel zoo goed
verstaat, en even vergeefs wordt ver
guisd door pessimistische spitsvondigen
Isidore Opsomer; portret van Felix Timmermans
als uitbundig bewonderd door degenen
die de tekorten van hun bloed aan hém
probeeren in te halen. De sappige man
van het sappige proza.
En daar is de gansche galerij. De
scherpe Destrée met den vogelenkop
en het hooge boord, mager en fel in
zijn contouren. (Zie, nog veel liever!,
den Destrée vlak voor zijn dood, een
aquarel in maar twee kleuren, waarvan
het blauw wonderlijk mooi is: een
werk, even innig als virtuoos.) Het
uitgeslapen gezicht van Lippens, den
president van den Senaat. Emile v. d.
Velde met de mandarijnenjas, potsier
lijk, maar een doek dat fraai is
volgemaakt (en de doofheid van het
sujet haast zichtbaar). De veel te
fashionabele Hymans en de Camille
Huysmans die door zijn bril kijkt of hij
den tentoonstellingsbezoeker op in
telligentie taxeert. De weemoedige
koning Albert en de geduldige W. H.
Singer met zijn fraaie blauwe jas.
Voorts gezichten op Antwerpen, met
de voor Opsomer karakteristieke
wolkproppen. Een watervlug gedaan Mid
delburg en Enkhuizen. Volop door de
oogen genoten Stillevens, waarvan
vooral dat met de druiven en de appels
u zal bijblijven.
Het is een kunst van rijpe zinnelijk
heid. Niet ongemeten diep, over het
algemeen. Maar ik geloof, dat men in
Holland geneigd is, te veel en te vlug
voorbij te zien aan haar zekere kwali
teiten, aan haar prachtige raakheid en
feillooze plaatsing in vlak en kader.
Aan haar ondervonden en meegedeelde
lust in het schoone en markante.
Il boit dans son verre, Opsomer, en
met eere !
Radio-Stethoscoop
j. rf _ « ..
luister-educatie en -discipline dan met
de vernederende slavernij aan hun
vermeenden wil, waartoe hun leiders zich
'EN wel treffend snedig getuige- verstokenen het bestonden nog steeds beijveren. De omroepexploitatie op
nis van de nivelleerende invloe- geen radiotoestel te bezitten. haar beurt zal op den duur meer voor
den in het internationaal ver- Want draai Hilversum of Boedapest, deel vinden in een doelbewust
cultuk,<er heeft de geestige teekenstift van Brussel of Oslo, Weenen of Rome,
Jo Spier onlangs geleverd. Als ,,een denrevolutionnairenKomintern-zender
reel arbeidsplan dan in de onwaardige
rol van den dienstknecht in den
,,?. v.v,i,4t»uiuuunni±irenn.omtmern-zenaer rol van den dienstknecht in den
woord van troost voor hen, die dit jaar van Moscou of het gelijkgeschakelde aether". Welke volksuniversiteit opent
g', en geld hadden om op reis te gaan" net der Duitsche nationale stations: in eens een cursus in het doelbewust
gesc netste hij een hotel Terminus tegen- een even treffende monotonie als Spier nieten van de radio en welke
omroepo/er'.de stations te Warschau, te in zim nietural* ....
t ??
- «
o /er de stations te Warschau, te
Luxemburg en te Boedapest; een
verk ersweg tusschen Muiden en Naarden,
tu >schen Lyon en Marseille en tusschen
Y'kohama en Tokio; tenslotte een
nv>nu in het Doelen Hotel te Zwolle,
ii het Cecil Hotel te Bazel en in het
C.and Hotel te Florence; iedere serie
n- t een alle nationaliteitsverschillen
Docerende gelijkvormigheid.
Hen vergelijking van de tientallen
^ iio-omroepprogramma's, die op een
zelfde oogenblik den aether doortrillen,
zou een dergelijk nivelleeringsbeeld
i,,, [geven tot troost voor de velen,
i ? *.
in zijn picturale
hekeldichten laakte
doorgolven de
foxtrots en tango's, de
Strauss- en
Wald
teufel-ontboezemingen zoowel als de
ondanks haar bonte
verscheidenheidver.
bijsterend eentoni
ge stupiditeiten der
populaire muziek"
de sferen. Het
cultureele heil, dat de
Zij zenden.... en wij luisteren.
Gewoonlijk maat met een half oor.
Misschien zijn we daarom zoo weinig
critisch ten opzichte van het uitge
zondene. Onze radiocriticus zal voor- .
taan wekelijks zijn stethoscoop te j
luisteren zetten. Zijn oordeel, lof of J
blaam, zal hij onpartijdig en zonder l
vooroordeel verkonden, in de hoop l
hierdoor tot een diagnose te komen, j
ter gene*ingvan<xnigerodio*uvelen. l
IMM»*BM»MMM '
*
leiding vindt den
moed van een
cultureele overtuiging?
In ons gezegend
landje komt daar
nog de noodlottige
verdeeldheid in den
omroep bij; een ver
deeldheid, die de be
schikbare middelen
volkomen
desorganiseert.Voor de tech
nische zijde .schijnt
de Nozema den
vree ozema en
vre, radio den volke heet te brengen, spreidt de in den nationalen omroep te hebben
die het behoorlijk afstellen van hun zijn zegeningen wel met weinig intel- gebracht.maar tienduizenden luisteraars
reJio-condensatoren nog maar steeds leetu««l* in«nan«J«» ???«»? w-j??
niet hebben geleerd en daarom gemaks
halve hun apparaten maar op Hilver
sum laten staan of in een onderne
mende bevlieging hoogstens zich
ver«tr.iifc»?»%_.«. ? « ?? -
_ _ ... a ....«.- 5 v ui 0.1.111.,maai ucuuuizenaen luisteraars
lectueele inspanning eischenden een- verdeelen zich in de bestaande
omroepvoud van differentieering ten toon.
Waar ligt de verantwoordelijkheid
r?J "
vereenigingen", die tenslotte niet an
ders zijn dan commercieele vennoot
schappen, welke zich
slechts onderscheiden door
ten een omroepvereeniging blijven;
niet als klaploopers", zooals zij in
armzalige verbetenheid wel worden ge
scholden, maar eenvoudig omdat zij
niet weten te kiezen tusschen de bont
gekleurde principes" in den natio
nalen aether. Als de spreekwoordelijke
vier oude wijven, die elkaar niet kon
den krijgen, vervolgen de vier grootste
omroepvereenigingen elkaar en jagen
naar de gunst van den luisteraar. Of
om in een Brecht-variant te spreken:
Denn alle rennen nach dem Hörer,
der Hörer rennt hinterher" ....
Hoe het kranke luisteraars-zelf besef
tot leven te wekken ? Om een ziekte te
genezen dient zij eerst nauwgezet
teworden bepaald. Men legge het zieke
radio-lichaam den stethoscoop der kri
tiek aan en stelle de verschijnselen van
het verwordingsproces vast. In deze
diagnostiek hoopt onze wekelijksche
Radio-Stethoscoop" zijn bescheiden
bijdrage te leveren om aan al degenen,
wien de toekomst van de radio ter harte
gaat, de kwalen der radiodegeneratie
te openbaren of om hun moed in te
spreken met het toch zeer zeker ook
onmiskenbaar goede in den aether.
G. K. KROP
PAG. 8 DE GROENE No.3101
0_?.- -.?.. T«*- v T voor deze gestroomlijnde radio- slechts onderscheiden door
stouten Droitwich te ontdekken; tot emissies? De luisteraars en de omroep- het gemis aan recht op
troost desnoods ook voor de weinige leidingen wentelen de schuld op elkaar dividend voor haar leden.
verstokten, die op gevaar van te worden af. De eersten, als iedere klant koning Nog grooter echter is het
uitgekreten voor van cultureel besef gewaand, zijn echter meer gebaat met aantal dergenen, die
buiPAC. 9 DE GROENE No.3101
Het
indien
Tube 60
minste tandbederf,
U poetst met wat goeds, dus met
IVOROL