De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 5 december pagina 5

5 december 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven MONTHERLANT en de REDELIJKHEID Essayistische romankunst riuzfeK Benry de Mon t h er Iaat s Iie* Jeune* fllleat Pitiépottrle» femme* (Gr»* ?et. Parijs) IN nauwelijks twee maanden werden van Montherlant's boek 80.000 exem plaren verkocht. Met dit getal is de kring van belangstellenden in goede litteratuur, ook in Frankrijk, ver over schreden. Het blijft een hachelijke onderneming, eenig verband te willen leggen tusschen een aantal exemplaren en de beteekenis ervan. Bij roo'n po ging zou het onderwerp van Monther lant's nieuwe romans zeker geen klaar heid kunnen brengen. De verhouding tusschen een libertijn en les jeunes f illes" is een onderwerp, waar in Frank rijk jaarlijks tientallen romans over geschreven worden. Bovendien is Montherlant een van de laatste schrij vers in Frankrijk, die ook maar n stap in de richting van den publieken smaak zouden willen doen. Mijn zaak is: mij natuurlijk te ontwikkelen en mij niet door wat het ook zijn mag in uw richting te laten afdrijven" (?Petite Infante de Castille"). Eerder dan ervoor, schrijft Montherlant tegen het publiek: Een man, die dien naam waardig is, veracht den invloed, dien hij uitoefent, in welke richting ook, en aanvaardt dezen slechts als het losgeld voor zijn bezetenheid zich te moeten uitdrukken. Het is wegens een fatsoenlijke opvat ting van de menschelijke natuur, dat men weigert leider te zijn". Duidelijker zou Montherlant zijn stelling niet kun nen afbakenen dan in de passage Humilité" uit het voortreffelijke artikel van Costa in Les jeunes f illes". Minstens zoo belangwekkend als het onderwerp op zichzelf is de manier, waarop Montherlant zijn onderwerp behandelt, en de persoonlijkheid, die meent dit onderwerp zoo en niet anders te moeten behandelen. In de eerste plaats valt zijn breuk met de conventioneele gladde compositie van den Franschen roman in het oog. Les jeunes filles" experimenteert in dit opzicht het meest, doch ook Pitiépour les femmes", waarin de climax, de voortreffelijke keukenscènt, in den aanvang van het boek valt, is in dit opzicht een doodzonde tegen de ge bruikelijke code. Als men per se rubriceeren wil, zou men deze boeken mis schien het best essayistische romans kunnen noemen. De afwisseling van de brieven en feiten als de advertenties uit Le plus beau jour", het artikel van Costa, gaan lijnrecht in tegen de logi sche traditioneele conceptie van den roman, doch eerder dan het verhaal op zichzelf te storen vormt het er een inte greerend onderdeel van. Hier is dus geen sprake van het maniertje, dat de Ehrenburgen en de Feuchtwangers onherroepelijk tot schrijvers van den derden rarig stempelt. In Les jeunes filles" evenals in Pitiépour les femmes", domineert in Costa de luciditeit van den libertijn, die in Service inutile" schreef: Wie u zijn liefde geeft, ontneemt u uw vrijheid" en De genegenheid, die men voor een wezen heeft, verhindert niet dat ge dat wezen niet zijt." Zelfs in zijn meest gepassioneerde oogenblikken, verlaat deze helderheid, versterkt door de ervaring dat het be reikte onherroepelijk vernietigt, Costa niet. Integendeel, juist dan laat deze helderheid zich in haar grootste scherp te gelden, b.v. in de scène met Solange, na het gesprek in het atelier met Andrée in Pitiépour les femmes", wanneer Costa denkt ook al spreekt hij het ditmaal niet uit: Eens zal ik mij zelfs uw gezicht niet meer herinneren. Ik behoor tot het vagebondenras der man nen. Eens zal ik van anderen houden... Misschien heb ik zelfs wel geen oogenSlik van je. gehouden, lieve kind...." Niets is gemakkelijker, dan hieruit een matelooze verliefdheid jegens zich zelf of pose af te leiden. Niets lijkt mij minder juist dan een van deze conclu sies. Costa's houding is die van den man» die het theater" in deze dingen veracht en daarom de Lorelei niet zingt en niet wil hooren zingen. Zoowel bij zijn afweren van de zielige Andrée Hacquebout die behalve een zie lige ook nog een wraakzuchtige jonge dame blijkt te zijn als bij zijn aanval op Solange Dandillot, betracht hij een strikte redelijkheid. Zelfs het steeds terugkeerende onderschrift bij de brie ven van Andrée: cette lettre est restée sans réponse" vormt daar geen uitzon dering op. Met zijn eruditie op dit domein zou Costa ongetwijfeld moeten glim lachen om de naïeve Angel-Saksische formule van D. H. Lawrence: Youcan't make love with a cold heart". Alsof dit op commando warm zou kun nen worden en wat het voornaamste is: blijven l Men is, helaas misschien, niet naïever dan men is en niet ieder een kan boschwachter worden. EN toch geloof ik niet, dat de teederheid van Costa in de voortreffelijke keuken scène uit Pitiépour les fem mes" voor Solange minder behoeft te zijn, dan die van Mellors voor Lady Chatterley in de ietwat ostentatieve bloemenscène in den regen in het bosch. Doch al worden Lawrence's Mellors en Montherlant's Costa gescheiden door hun zeer uiteenloopende opvattingen omtrent den vorm van hun liefde, in wezen is er een punt, waar de AngelSakser en de Latijn elkaar naderen. Dit blijkt in hun gemeenschappelijken weerzin tegen de vrouw met kuren, de vamp, Ia femme chichis" en hun warm pleidooi voor de natuurlijke vrouw. In beide boeken van Montherlant vindt men uitstekende bladzijden vol kritiek op de doode bourgeois-milieu's, zooals de beschrijving van het interieur bij de Dandillots en de wandeling met Andrée in de buurt van de Avenue Marceau. Zouden zij opnieuw hun verschrikkelijken tocht beginnen door die straten, waar slechts apothekers en bloemenwinkels waren (een symbool, misschien, voor de heerschende klas sen. Noot van den schrijver,)". Blad zijden, die tegelijkertijd van een rede lijkheid getuigen, die men humaan zou kunnen noemen, wanneer het woord humaan" door het misbruik van zal vende ethici niet zoo'n slechten klank gekregen had ! Ik heb allerminst de toewijding van een messias jegens mijn naaste", heeft Montherlant eens gezegd, maar ter zelfder tijd: Men gelooft, dat ik van de woestijn houd: ik houd niet van haar, omdat zij zonder menschen is". Indien men het werk van Montherlant beoordeelt van zijn eerste min of meer oorlogszuchtige romans Le songe" en Les bestiaires" af, over Fontaines du désir" en Les célibataires" tot Les jeunes filles" en Pitiépour les femmes" toe, dan moet men erkennen, dat hij zich heeft weten te bevrijden van bepaalde jeugdaanstellerijen uit den tijd, dat hij zich liet photographeeren voor een litterairen almanak in stierenvechterscostuum. Zelfs al moet men erkennen, dat hier en daar, b.v. in het gesprek met Andrée in de atelier scène in Pitié", de stierenvechter soms om den hoek komt kijken. Montherlant verdient op 't oogenblik tot de knapste jongere schrijvers in Frankrijk gere kend te worden en men ziet met span ning uit naar het slot van deze trilogie Au bord de l'abime". J. GANS Geleend dichterland Jan Campert: Verwilderd Land schap (H. P. Leopold, *? Gravenhage) D E indruk van verwildering, welke het landschap dezer gedichten op den argeloozen lezer maakt, wordt verklaard, zoodra men de pijn lijke ontdekking heeft gedaan, dat het meerendeel der verzen uit dezen bundel de herinnering oproept aan velerlei, dat men van elders reeds sinds lang kent en heeft verbonden aan de namen A. Roland Holst, Werumeus Buning en Marsman, om enkele anderen, die in meer of mindere mate hebben bijge dragen tot het gevarieerd aspect van dit dichterland, eenvoudigheidshalve ongenoemd te laten. Men vraagt zich af, of Campert's vers: Ik schrijf, soms weet ik niet eens wat ik heb geschreven", wellicht letterlijk moet worden opgevat, doch dan zou daarop de mededeeling hebben moeten volgen, dat hij maar al te goed weet wat hij heeft gelezen. Buning's In Memoriam Patris" vindt zijn weerklank in het slot van Campert's Een Graf"; hetzelfde gedicht van Buning, dat den dichter blijkbaar gaat biologeeren zoodra het motief van het sterven zijn verbeelding beroert, leent hem ook in In Memori am Sororis" een paar formuleeringen, terwijl Karel van de Woestijne er een beroemd geworden versregel aan toe voegt, zij het met een geringe wijziging. Een der onvergetelijke verzen uit Bunings's bundel In Memoriam": De oogen die het hart zich heeft gekozen Zijn zorgeloos en diep en donker als de rozen treft men in Bloemen" van Campert in staat van verwildering aan: de rozen zijn gemetamorfoseerd tot jasmijn en anjers, maar zij zijn niettemin door dit hart verkozen". Als Verlaine sterft, stoffeert Campert het vers, dat het einde van dezen rampzaligen dich ter evoceert, met een kamer, een tafel, een bed", alle de sterk-suggestieve rhythmische eigendommen, die Mars man in De laatste nacht" eerstehands mocht gebruiken voor: ,,de ka mer, het raam en het licht". Ik moet het requisitoir staken. Het verschijnsel is echter belangrijk, omdat het symptomatisch is voor Campert's poëtische onoorspronkelijkheid niet alleen en allereerst, maar vooral omdat het volkomen overeenkomt met de psychische geaardheid van den dichter, zooals die uit den inhoud en den toon zijner verzen blijkt. Wars van alle ver toon, evenzeer echter afkeerig van al wat naar stoutmoedigheid zweemt op het gebied der litteratuur, zonder liefde of duidelijke waardeering voor de po gingen, die in den loop der jaren zijn ondernomen ter vernieuwing van het poëtisch leven op velerlei wijze, heeft Campert in prijzenswaardige be scheidenheid naar de mate zijner gaven het werk gedaan, dat hem lief was. Zonder eenigen twijfel iemand met dichterlijken aanleg, schreef hij, zonder eerzucht, maar met rustige en hartelijke toewijding, zijn gedichten, die, n naar den vorm n naar de daarin uitgedrukte levensvisie, ouderwetsch-romantisch en weinig schok kend of aangrijpend waren. Beter dan hijzelf het schrijft in Voorjaar" kan men bezwaarlijk het kenmerkende van zijn natuur aanduiden: een ontvan kelijk hart", dat naar de warmte hunkert". Een passieve natuur, die in haar ontvankelijkheid openstaat voor invloeden; een hart, dat in eenvoud wil liefhebben en gekoesterd worden; een leven, dat zich meer bekommert om de plaats, waar het lichaam zal worden begraven als het gestorven is, dan om den dood zelf, die geenszins een kwellend probleem aan zijn menschelijk be wustzijn stelt. Uit zachtzinnige mijmering, waarin een tragisch accent een enkelen keer detoneerend optrekt; uit vage noties omtrent aftochten, ver! loren sporen en rijken, waartussen een eeuwig water stroomt; uit onklare voorstellingen en metaphysisch ta^en, ontstaan dan deze verzen, die Mnu strompelend onrhythmisch, soms met telkens dezelfde woorden verschi nen (beraad, verraad, is een rijm dat >rri. tant vaak terugkeert), maar bij uit. zondering door hun beschroomden een. voud ontroerend en door een rijker geschakeerd taalgebruik treffend kun. nen worden (?Tegen den avo.id"; en vooral: Overnacht," hela..s « de titel een barbaarsch germanisne). De gedichten, waarin de zachte van. hoop en de vermoeide mistroostig tiefo om de vergankelijkheid van al wa het leven als een kostbare gave had bekofd, wijken voor den toon van vervuiling door een nieuw gevonden liefde en van bevrediging, even mild als die van zijn wanhoop en even weinig door. dringend als die van zijn ontgooch- ing, onderscheiden zich door een held :rder vorm, een vaster formuleering var het gevoel en afwezigheid van de zoo be angstigende reminiscensen. (Sonnetten oppag-,33 en 37.) D. A. M. BINNEN DIJK Bibliografie Joaeph Roth: Belchte eines 'lorders' * (Allert de Lange, Amsterdam) TOSEPH Roth neemt in de hedenl daagsche Duitsche litteratuur een / geheel aparte en bijzondere {iaats in. Niet alleen door zijn voort-effelijke stylistische kwaliteiten, maar ook om de motieven en problemen, c'ie hij in zijn boeken behandelt. Misschien is zijn half russische, half jooischt afkomst een verklaring voor hè* feit dat hij, hoewel hij Katholiek is Roth is een bekeerling) zoozeer doe het schuldprobleem wordt gekweld. De mensch leeft bij hem ondtr den doem van het kwaad, dat hen. van buiten af belaagt, en waartegtu hij slechts zelden bestand blijkt. :)it is ook het thema, waarop het nieuwe boek is gebouwd. Het eigenaardige is, dat Roth het kwaad niet als er n be standdeel van de menschelijke i ;ychc beschouwt, maar als een kracht uiten haar die er voortdurend op i :t is, bezit van haar te nemen. Hi gaat zelfs zoo ver, dat hij het duiv Ischc element gestalte geeft in de 'iguur van JernöLakatos. Maar hi-rdoor heeft het kwaad een gedeelte va i zijn macht verloren. Bovendien heef Roth het zich door deze personificat ? wel gemakkelijk gemaakt. Lakato kan n.l. door den auteur telkens wanneer hij het duivelsche element wen.- ht m te schakelen om zijn verderf'ijken invloed op den Mörder" te doen gelden, ten tooneele worden ge oerd, terwijl bij een innerlijke opvatting van het kwaad een subtieler e:: psychologischer behandeling onn isbaar was geweest. Ondanks dit bezwaar heeft hèboek zeer veel kwaliteiten. De uitb» Mding van de hoofdpersoon, den verm-enden moordenaar, die als spion vanhc' vooroorlogsche Rusland in zijn lam: en jn Parijs zijn geheimzinnig verd rfelijk werk volvoert, de sfeer van ht - Rus sische eethuis, de persoon v* i d*0 schrijver die met andere stan.,asten een nacht lang naar de le\ onsge schiedenis van den illegalen zoc i van een Russischen grootvorst(den 3V'order) luistert, de atmosfeer van Parijs na dien nacht het is alles sch rp en uitstekend beschreven en het .naakt ook dezen roman tot een wa<'idevol boek. H. KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 ? AMSTERDAM Doorloopend TentoonetelHnge» BECKMESSER EXIT Willem Pijper PAG. 8 DE GROENE No. 3105 DR. Joseph Goebbels in de ver gadering der Reichskulturkammer: Wij hebben niets onbeproefd gelaten om de kunstcritiek op den eenig juisten weg, dien der kunstbeschouwing, terug te brengen. AU' pogingen daartoe zijn mislukt. Ik heb derhalve aanleiding gevonden in een decreet van heden de heele kunstkritiek te verbieden." De Federatie van Ned. Toonkunstenr .rsvereenigingen aan de directie d(, N. Rott. Ct., dato i Nov. 1936: Na, naar wij vernemen, aan uw blad et-. vacature ontstaat door het aftreden v£,i den heer Landré, moge het ons ve.gund zijn, uw aandacht te bepalen bij de wenschelijkheid en de mogelijkhe i, als diens opvolger iemand te bt oemen, die noch als componist, m. h op eenige andere wijze betrokken is M) het openbare muziekleven" (wij cu.siveeren). De N.R.C, van 28 Nov. 1.1., avondblad B- .,De superieure, diepgaande, eerlijke persoonlijke critiek, de critiek in gtvoten stijl, is voor de kunst altijd een onontbeerlijke steun geweest (...) Zi , wien de zorg voor de verdediging va de Europeesche cultuur boven al! -s ter harte gaat (....), zullen met ee. bezwaard hart het verbod van de DL tsche kunstcritiek zien. (.. ..) Vo ir hen betcekent het een nieuwen aa :ilag op wat hun het dierbaarst is: handhaving en ontwikkeling van kunst en cultuur." : tinisterialrat Alfred Ingemar Berndt in fen zitting van den Rijkscultuurse; aat, naar aanleiding van het decreet va . minister Goebbels: Men moet dus niK schreeuwen indien vandaag de nat lonaalsocialistische staat een op dracht om te oordeelen en censuur uit te -efenen, die door niemand gegeven is, ongedaan maakt. (?...) Onze eet w is zoo arm aan geestelijke helden, en zoo rijk aan groote taken, dat het ge'-.ie veelvuldige mogelijkheden tot irv loed geboden zijn welke iedere mr 'elijkheid tot critischen arbeid uitslt en." CRITIEK is nooit de sterkste zijde van de Duitsche schrijvers over mi iek geweest. Hun specialiteit was alts i meer: lyriek, over volledig of vot; het grootste deel aanvaarde ku:. agenres. Wij hebben het hier niet ov? de hoedanigheid van die lyriek, no> i over het praktische nut (voor de uit -vers, de concertagenten en de enk Ie kunstenaars die ,,den weg |wi.= .---n".. ..) van deze ontboezemin| ger Artistiek waardevolle critiek werd | in : litschland over de muziek slechts bij itzondering geschreven. i; et decreet van dr. Goebbels leek oni »ius een slag in de lucht. Om iets te ku:; ;en verbieden, moet het er eerst Izijr: De periode der Duitsche hege|mc;:.ie in muzikale zaken was na ' Wa ner's dood, en dus ruim voor 1900, ree'., i afgesloten. Er werd onbeschrijl' '< druk gecomponeerd en gecon certeerd, maar van evolutie was geen rake meer. De lyriek op de werken van Strauss, Reger, Pfitzner, Hindemi: : . Haas of Johann Nepomuk David wij (de daaraan natuurlijk niets. Het nuv'ekscheppend bewustzijn van Euro pa ;.;vond zich sinds jaren elders. Wij bel; ..even slechts n naam te noemen: [Cl* de Debussy. »;aar de muziekpraktijk in Duitsch land ging onbekommerd in de eenmaal lagen richting voort. Perfect gedisciplineerde orkesten werden nog * volmaakter af gestemd; intelligente con tra c:] ntisten contra punteerden hoe lanhoe intelligenter; de Duitsche .ikant, reeds lang een meester in *J vak, ontwikkelde zich tot een |f*K-» DE GROENE No. 3105 virtuoos. De Duitsche critiek had niet anders te doen dan dit proces te volgen en te beschrijven. Het werden (in het beste geval lyrische) beschouwingen over zaken van hoogstens secundair belang. Uit hoofde van hun geaardheid, en in overeenstemming met hun ver mogens, bepaalden de Duitsche critici zich ertoe van de onnoozelste werken en gebeurtenisjes musicologische rari teiten te maken een betrekkelijk onschuldig vermaak, zou men zeggen. Tot op dit oogenblik. Dat gaat dus nu veranderen. De nieuwste Mitteilungen des Hauses Breitkopf und Harte!" een der grootste en oudste muziekuitgevers ter wereld annon ceert, na de rubrieken Weihnachtsmusik en Die Weihnachtsbücher des Musikfreundes, ook de Jahrbücher der Wehrmacht 1937, bearbeitet von Offizieren des Reichskriegs- und Reichsluftfahrtminister iums, des Generalstabs und der Tmppe" in 3 deelen a Mk-3. per deel. Wat aanmerkelijk goedkooper is dan b.v. Das deutsche Theater im 19 Jahrhundert, eine kulturgeschichtliche Darstellung von M. Marstersteig," een boek dat nog altijd Mk.ia.?kost. WIJ zullen ons, conform de op dracht va n Minister ialra t Berndt, niet verder bezighouden met de balling schap van Sixtus Beckmesser. Hij had, bij ontstentenis van Merkbare Fehler, allang niets meer te zeggen. Maar waarover bij een andere ge legenheid hier in Nederland nog wel eens wat gezegd zou moeten worden, vindt men in de tweede alinea van dit korte stukje. Voor het oogenblik valt ons slechts de gelijkenis in van Splin ter en Balk. Kunst zonder kritiek r\IJKSMlNISTER Göbbels heeft rr alle kunstkritiek afgeschaft ?L \ De kunstwerken mogen in de pers niet meer beoordeeld worden. Men moet zich tot kritiekooze beschrijvingen bepalen. Ik hoor, dat mijn vrienden hier nogal bezwaar tegen maken, wat ik niet begrijp. Want ik zie in dezen maatregel iets kolossaats: de geboorte van een nieuwen stijl. Het descriptieve proza gaat in Duitschland, dank zij Dr. Göbbels, een nieuwe, stralende toekomst tegemoet. De journalist, die terugkeert van een tentoonstelling: Het moderne portret, Berlijn 1937", beschrijf t bijvoor beeld in zijn blad een belachelijk schil derij, dat hij vroeger zou hebben over laden met hoon, op de volgende rustige wijze: Cat. no. j//. Schilderij, olieverf, voorstellende een persoon van het mannelijk geslacht, gekleed in het bruin. De snor is in overeenstem ming met den haarlok op den rechterslaap donker, zelfs eenigermate zui delijk getint. Het Germaansche blond ontbreekt ten eenenmale, even als de Germaansche statuur, die vervangen werd door een pose van dapperheid. Tusschen snor en haar lok bestrijden zelfoverschatting en minderwaardigheidsbesef elkander den voorrang. Benige gelijkenis valt niet waar te nemen." Dit is uiteraard de zwakke poging van een debutant, want de kunstvorm van het descriptieve proza is nog nieuw. Welk een mogelijkheden biedt deze nieu we kunstvorm echter aan het raffinement van den grooten kunstenaar, dien het Nieuwe Duitschland (naar wij verne men) wil voortbrengen! Dr. Göbbels heeft een schitterend initiatief genomen. Hier past eerbiedige hulde, althans eer biedige descriptie. Hier is kritiek onge oorloofd/ A, v, D. Rpnald COLMAN H LEVEN WAS EEN OFFER. UIT LIEFDE,DE DOOD ZIJN OVERWIN* NIMG.EM WELK EEH ROL. WERD HIER GESPEELD/ WEER EEN NIEUWE SERVICE VAN PALTHE ECHT '1 Alle ie reinigen artikelen, gedurende December toegezonden aan PALTHE, worden op verzoek GRATIS MOT-ECHT GEMAAKT! Wij prolongeeren ook gedurende deze maand de buitengewone service van het gratis reinigen van 'n hoed bij heerencostuum of 'n paar handschoenen bij japon. voor hen, die zulks prefereeren bovan mot-echt maken. PALTHE 'i! ,: J i! DE GROENE WEET HET (en hij ^gt .het ook) Zie bon op pag. 21. Een abonnement kost f 10>

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl