De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 19 december pagina 11

19 december 1936 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Indië's politieke geschiedenis Prof. Mr. H. A. Idema De koffieveiling van 6 Augustus 1889. Minister Keuchenius: Laat ze maar" praten, kind; wij krijgen het toch in het laad je. (De Groene, 15 Sept. 1889) De Koeli-ordonnantien Van Kol (tot oud-minister Cremer): Wat zegt U daar nu van]? Cremer: ja, wij Delimannen. .. zwijgen liefst daarover, (De Groene, 23 Nov. 1902) What should they know of England tvho only England know? Kipling. TETS dergelijks moet der Redactie hebben voorJ_ gestaan toen zij in een helder moment ook Indi binnen hare herdenking trok; daarvoor worde haar hulde en dank gebracht. Wat was, nu ik mij uiteraard moet beperken tot het belangrijkste, zoo omstreeks 1877 de groote vraag van Indische politiek? Antwoord: de financieele verhouding tot het Moederland en zij zal dat blijven de heele eerste helft van onze overzichtsperiode; alle deining, eens zoo geweldig, is eerst verstild als in 1912 bij een wijziging van de comptabiliteitswet wordt verklaard: De eigendommen, baten en lasten van Nederl. Indiëzijn gescheiden van die van Nederland". Moet ik straks voor de tweede helft, dus uit de laatste dertig jaren, uit de veelheid der problemen evenzoo een kern kiezen, dan neem ik het bestuurstelsel de vraag, hoe voorzien wij het moderne Indië, geboren zoo omstreeks 1906, van passende bestuursorganen. Maar voor ik iets dieper inga op die eerste vraag, de financieele verhouding Moederland-Indië, moet ik eerst om dat schijnbaar willekeurige jaar 1877 wat atmosfeer scheppen, dat ne jaar, zegt men wel, zetten tegen den achtergrond van zijn tijd, hetgeen voor mij beteekent: het karakter van dien tijd bepalen eenerzijds door overblijfsels uit het verleden, anderzijds door kiemen van de toekomst. Lang voorbij is de tijd dat Java is n groote pachthoeve van de Kroon"; de Grondwet '48 sluit in beginsel die tijd af maar voorbij is .ook de hoog conjunctuur der liberale koloniale politiek; Fransen v. d. Putte 1863?'66 bereidt den arbeid voor van nog wel vijf ministers na hem. Een heldentijd" schrijft v. Vollenhoven, maar, wat zijn toppraestatie beloofde te worden: de vervanging van gouvernementsdwangcultures door vrije, particuliere cultures dat mislukt hem, den geweldige, om even later te gelukken aan minister de Waal, de man van den bedaarden stap, zegt prof. Veth. Conclusie: De tijd vóór 1877 wijst heen naai* het eind der batige sloten uit 's Lands dwangcultures vloeiend in de kas van het Moederland; aldus voorbereid, mag men het nu hooreh: 1877 is het eerste jaar dat er geen batig saldo meer is: ,,tida ada" heet dat in Indië, ,,is-t-er niet". Het vervolg van onze dertig jaar financieele ver houding loop ik vlug door: de Atjehoorlog 1874 1904 kost ieder jaar millioenen, na de leeningen van 1883 en '98 heeft Indiëaan Nederland zoo millioen schuld. In 1899 staat v. Deventer op, aristocraat van den geest, een irenische natuur, zegt Snouck, maar duidelijk multatuliaansch geladen, zeg ik; hij heeft uitgerekend: neem ik de comptabiliteitswet 1867 als uitgangspunt dan heeft het Moederland uit Indiëgenoten ruim 150 millioen. Is dat geen Eere schuld? De Troonrede van het Ministerie Kuyper 1901 moet erkennen dat er op Java is mindere wel vaart, daarnaar zal een onderzoek worden gedaan; Idenburg, haar nobele Minister van Koloniën, erkent geen eereschuld wel zedelijke roeping en in de beurs tast hij ook: tegelijk met de begrooting voor 1905 stelt hij voor voor Indiëbeschikbaar te TOELICHTING BIJ DE PRENTENBoven: Tot groote woede van de koffiemakelaars had minister Keuchenius het op 6 Augustus 1889 gewaagd bij de koffieveilingen 30,000 balen koffie op te houden, om op deze wijze de speculatie ten koste van Indiëtegen te gaan, Midden: Emigratie, verkoop en commissie kantoor. Telegramadres Esas, Soerabaja. Leveren; Flink, jong en gezond werkvolk, zoowel Madureezen, Javanen en Soendaneezen voor land- en mijnbouwondernemingen. Risico van desertie van boord voor onze rekening. ? Wij hebben met onze koeliezendingen het meeste succes. Belasten zich met het effectueeren van alle mogelijke orders, ook voor prachtig Madura en Bali slacht- en trekvee, tegen scherp concurreerende prijzen." (Advertentie uit 1902). . , Onder: Mr.'JD. Fock werd, na in 1808 advo caat in Batavia en van 7905?1908 minister van Koloniën te zijn geweest, in 1020 tot Gouverneur Generaal benoemd In den tusschenliggenden tijd had Indiëeen zeer sterke ontwikkeling, sociaal en staatkundig, doorgemaakt. stellen maximaal 40 millioen te ver deel en o\ -er ^ jaar, te bestemmen voor irrigatie, ei educatie. Het wetsontwerp wordt aangenomen, v. DevenJ zal blijven klagen tot zijn dood toe: het is waardige philantropie", geen politiek met tief, geen koloniale hervorming." Wie mijner lezers, met mij gekomen tot onzes Heeren 1907, ongeduldig verlangt -laar" beschouwing der tweede periode, vergeet dat de geschiedenis heeft hare dramatische slot Weer is er groot rumoer om die financieele v« houding Holland?Indié. In 1936 komt Mr Directeur van het Indische departement aconomische zaken ons vertellen: Indiëi > $ arm". Colijn blijkt bereid tot vijf en twintj millioen steun te verdeelen over dr:e mijn collega Schrieke klaagt: Indi hulp, met minder dan 30 millioen per aar het niet." perio TTHANS overgaande tot onze tweede J- van dertig jaar meende ik daarin ce mogen stellen het probleem der bestuursv* irj, Historische toelichting uit het tijdvak v >ór n is, nu het ook hier weer enkel gaat 01 \ gt lijnen en ruwe omtrekken, weinig noot g. vt Java bouwde men geregeld aan de inten -iveerii van het bestuursapparaat. Uit de al .iady Directeur der cultures van 1832 groeit in 1866 algemeene Departement van Binnenlam sch stuur, het laatste kwart der negentiende brengt steeds verdere differentiatie van !>esti zorg, 1904 ten slotte het Departement v;.n bouw, kortgeleden dat van Verkeer en dat Economische Zaken. Aan de top van hè; bestu] staat de autocratische Gouverneur-Generaal zijn autocratische Hoofden van gewestelijk bestui aan den voet van de pyramide staat de a itom van het javaansche dorp die men kan be^.ngen het palladium der rust en vrijheid maar lie in bestuurspraktijk is als was in de hand de Hetrc Ten aanzien der Buitengewesten is voor 1900 bestuursprobleem nog geen massaal rohli incidenten rijzen van tijd tot tijd; phe lorni snel is de opkomst van Deli: 1862 zet Ni> nhuys voet aan wal, 1869 wordt de Delima- tschaj opgericht; juist het gemis van bestui.vsvi leidt daar tot misstanden waarop Mr. v. d. Br; wijst in zijn Millioenen van Deli" 1902, >:aart< wordt pas in 1908 de Raad van Justitie n M< opgericht. Zelfs de Atjehoorlog, die van 18 4?11 om van menschenlevens niet te spre ten, Indische geld opslorpt en iedere krachtso itplooi elders belemmert, is een militair, g t-n probleem. Dit weinige slechts tot bewijs van stelling dat vóór 1900 de bestuursvoer ig op Buitengewesten geen centraal probleem m g h< Maar daarna is het aspect binnen tien je en t< veranderd. Het duidelijkst spreekt dat uit de Buitei Onze Buitenbezittingenpolitiek is gen i men beheerscht geworden door den sleepene->n oori op Noord-Sumatra, het tijdstip, waarop iet van verlamming, dat ons een kwart» iuw gebonden hield, geweken was, kan als iet der nieuwe periode genomen worden. D; n is i! het keerpunt ook al wordt eerst omstr eks ij onze actie algemeen". Aldus Colijn. Van i .04?11 is van Heutsz Gouverneur-Generaal. In i( verschijnt het epos over dien tijd, de uitgave Politiek beleid en b es tuur sz Buitenbezittingen" geschreven door har» Colijn. Wie met trots durft spreken van Emp hem bekruipt meteen de vraag naar d< voering. Wij waren nooit zeer sterk -ge rg m| L ad de wet te geven," klaagt Thorbecke, e bu bestt ns wij ons haar door de omstandigheden óf an opdringen, of behielpen ons met ove wego| niets doen. De vormkracht schijnt te c itbrd En hij doelde nog maar op Holland. Al wit] bestuursprobleem voor het nieuwe Ind:"> pakken doet goed, te onderscheiden tus-chenj en de Buitengewesten. Java, tot 1900 d; keffl' ons bestuur, steeds intensiever besti. ird, bevoogd zegt Snouck, steeds meer spec ile t«j van dienst, steeds meer papier, met ir hoofden, Regenten, meerendeels fijne & isto allen opgeleid aan speciale scholen m t beperkt leerprogram; daarbeneden een ?n massa; tusschen beiden in een gro iend intellectueelen, veelal met politieke as .rati*| aantal academisch opgeleid. Wat een verschil met de geweldige ut heid der Buitengewesten, voor een ingenomen door zichzelf besturende la het geheel minder dicht bevolkt, di> minder beschaafd maar economisch ster eer;' een territoir met perspectief. De lezer di - de 1876 - GEESTELIJK LEVEN Pro/. Dr. J. Lindeboom 1936 IE Geschichte ist das Bett das der Strom des Lebens sich selbst grabt" wanneer wij dit woord van Hebbel toepassen op het geeslijk leven der laatste 60 jaren, zou men kunnen ffage i of de bedding reeds voldoende diep is uitgeom haar als geschiedenis waar te nemen. taat tegenover dat de snelheid óók van dezen ,11 tak wel uitermate groot is geweest, wat aan ui schuringsproces ten goede kwam. Er is in deze veel veranderd in het geestelijk leven, en in iel t<*mpo. Dat buitenstaanders deze verandering behous t'an uiterlijke kenteekenen van achteruitgang minder opvalt, is nochtans begrijpelijk. Op het liet' van godsdienstig geestelijk leven is de traditie ?lc ^n wordt de continuïteit met het verleden be,r< uiteraard, en niet noodzakelijkerwijs uit is inatie-zucht; Christendom en Jodendom zijn tor sche godsdiensten, levend uit een verleden itze.f als bron van geestelijke kracht levend blijft. ie traditie camoufleert als 't ware de verandering. te beginnen is de macht der traditie echter zelf iderd en verminderd. Het blijkt uit den uitwen11 achteruitgang van de instituten der religieuze itie bij uitnemendheid: de kerken. Wij spreken ?t rudruk van uitwendigen achteruitgang, welke ns allerlei modificaties vertoont. Hij is gering hè' Roomsch-Katholicisme, dat door een onge- gelijkblijvend percentage zich relatief, echter al soluut, op zijn peil heeft gehandhaafd. Gering bi verschillende gezindten van gereformeerden :e, waar zich het verschijnsel voordoet dat de in en leven 't meest op repristinatie gerichte kerk,t.es de grootste aantrekkingskracht blijven (ene-1 op een hoofdzakelijk uit middenstand en line luiden bestaande bevolkingsgroep. In hoe"e "'ij de massale kerkelijke gebondenheid dezer traditionalisme en sleur, en een beïnvloe dt - vrije keuze een rol spelen blijft een gerechti: de, maar onoplosbare vraag. Vél grooter is uitv endige achteruitgang bij het nog altijd groote rkge lootschap der Ned. Hervormden; ook hier ijft ei e gebondenheid sterker naarmate de recht[nnigheid in leer en leven grooter is. Dat valt ook cor.stateeren bij "de kerkgenootschappen der len. ] legden nadruk op het uitwendige van den > chteruitgang; in hoeverre deze een innerE: chteruitgang manifesteert is niet metzekerleid te zeggen. Het is vooringenomen optimisme ' dt- uiterlijke kenteekenen normatieve waarde eel 'e ontzeggen. Toch kan bij groote groepen vei wakken van de traditioneele religieuze geder, eid gepaard gaan met vooruitgang in be;t g- ^stelijk leven. Het is het doode hout dat door hen ? stormen wordt geteisterd, maar deze komen het evende hout ten goede. Aan zulke stormen": e bewustwording in allerlei lagen der begrootere sociale en intellectueele autonomie, ee dering (en overdrijving!) van nuchter kriei; ^.in, heeft het in de laatste 60 jaren niet ontiker. Wat er aan het hoofd bood, biedt een waarrg v,,a sterker en bewuster overtuiging. Dat in :in? g-godsdienstige milieus de religieuze jeugd'egi ;-jj in de laatste 25 jaren tot bloeiende ont':eli g is gekomen, strekke hiervan ten voorergelijke bewustwording vindt men trouoeiei Mm wens ook, en zeker niet in mindere mate, bij de rechtsche groepen, Protestanten en Katholieken. Ook hier de religieuze jeugdorganisaties, de leekenbewegingen, de religieuze encadreering van sociaal streven, werkend metide meest moderne middelen en niet afkeerig van de wegen der moderne cultuur. Wij noemden sociaal streven. Het raakte in deze 60 jaren nauw het religieuze leven. Juist de eman cipatie, waarmee het uiteraard gepaard ging, beteekende verslapping van de banden met de Sozialgestaltungen" der religie: de kerken, en een beroep op eigen intellectueelen en cultureelen arbeid. Wat arbeiders niet in de kerken hadden gevonden, von den zij in socialistisch streven en socialistische orga nisaties. Mag ook al verbetering van maatschappe lijk peil voor de meerderheid de eerste en grootste attractie zijn geweest, straks kwam daarnaast het (al of niet idealistisch gefundeerde) ideaal eener nieuwe levens- en wereldbeschouwing, die nochtans in haar humanistische bestanddeelen meer overnam van den traditioneelen godsdienst dan men doorgaans geneigd was te erkennen I Het socialisme is in Neder land aanvankelijk zij 't ook niet altijd opzettelijk anti-religieus geweest. Er is, zooal geen gerecht vaardigde beschuldiging, doch toch n veelzeggende aanwijzing in de uitspraak van den volksmond, die geloovig" en socialist" als elkaar uitsluitende denominaties gebruikt. Het is aan de vrijzinnige religieusiteit (ondanks zekere affiniteit) onvoldoende gelukt de van de rechtzinnigheid afvallige arbeiders in religieus verband te encadreeren, al is in de laatste jaren de invloed van vrijzinnig, humanistisch Christendom op de arbeidersbeweging, mede dank zij het optreden van roode dominé's", verre van onbelangrijk. Ter rechterzijde is het echter tot een kerkelijk-sociale beweging gekomen. Daar verhief zich de suggestieve figuur van Schaepman, en een zonder hem niet te denken katholiek-sociale actie, die niet alleen velen voor de kerk behield maar ook voor die kerk een nieuw veld van actie ontsloot; in het protestantsche kamp waren het Dr. Kuyper, die straks een christelijk-sociaal congres aannemelijk wist te maken in kringen van veel conservatisme, en Talma, die de stuwkracht en de sanctie eener orthodox-christelijke overtuiging bijzette aan een radicaal-sociale wetgeving. Juist op sociale en cultureele terreinen zijn be langrijk die veranderingen in religieus-geestelijk leven, waar wij in den aanvang van spraken. Vóór 60 jaren waren daar een groote, maar ietwat inerte autoriteit van protestantsch kerkelijk leven, en een Katholicisme dat nauw begonnen was demogelijk heden te verwerkelijken waartoe het door traditie en getalsterkte in staat was. Bij de Protestanten is die autoriteit verminderd, inerte achterlijkheid en repristinatie-zucht is in beide kringen blijven be staan, maar daarnaast openbaart zich niet 't minst in het jonge kerkgenootschap der Gerefor meerden een levendige activiteit om naar den trant van het oude, militante Calvinisme de wereld te veroveren ad maiorem Dei gloriam". En het Katholicisme heeft zich ontplooid tot een invloed rijke macht van groote activiteit op religieus-cultu reel gebied. De vele roomsche kerken, in deze jaren verrezen, aanvankelijk in traditioneele bouworde, maar waarvan de latere bouwmeesters de nieuwe stijlen niet schuwen, zijn hiervan zoowel symbool als uiting. In dit verband'verdienen de bijzondere universiteiten vermelding, de Vrije Universiteit der Gereformeerden te Amsterdam, die in 1880, de Katholieke Karel-Universiteit te Nijmegen die in 1923 tot stand kwam,f beide echter nog incompleet van faculteiten. Eerstgenoemde roept de herinnering op aan haar stichter: Dr. A. Kuyper. Het geestelijk leven der laatste 60 jaren is zonder den directen en indirecten, positieven n negatieven invloed dezer figuur niet te denken. Wij bepalen ons hier tot de vermelding van zijn aandeel aan de Doleantie van 1886: de (tweede) afscheiding van den rechtervleugel der Ned. Hervormden en de stichting eener nieuwe kerk op den uitsluitenden grondslag der oude Dordtsche kerkorde een stichting die, hoe belangrijk ook in haar gevolgen, als resultaat beneden Kuypers aan vankelijk doel is gebleven. Ook deze groep (in 1892 met de oude Afgescheidenen vereenigd) heeft meer rekening moeten houden met den geest der eeuw'' dan met de bedoeling der meerderheid strookte; de sprekende slang", de Asser synode en de vorming eener groep in Hersteld Verband" liggen nog versch in het geheugen. De uittocht van Kuypers geestverwanten heeft in de Hervormde Kerk, nog altijd nominaal de grootste en op den naam volkskerk aanspraak makende, den richtingstrijd niet beëindigd tusschen een om des beginsels wil" intolerante confessioneele en een humanistisch-vrijzinnige groepeering der Vrijzinnig Hervormden", al zijn er in den laatsten tijd teekenen van toenade ring. Hieraan is niet vreemd de ontwikkeling van het oecumenisch streven, dat vooral na de werek'samenkomsten van Stockholm en Lausanne (mede reacties op de heillooze scheidingen van den wereld oorlog) ook hier te lande wortel heeft geschoten. Van de kleinere kerkgenootschappen zijn die der Remon stranten en der Doopsgezinden als van ouds bolwer ken van vrijheidlievend, humanistisch Christendom. VAN strijd en aan toenadering is ook de ontwik keling der theologische wetenschap niet vreemd geweest, welke zich naar alle richtingen op haar hoog vaderlandsch peil heeft gehandhaafd, met een voorliefde voor het historisch-filologische in den beginne, voor het dogmatisch-wijsgeerige in latere jaren. De toenadering is mede bevorderd door een zekere verschuiving, gevolg van de doorwerking der moderne theologie ter rechter-, van vernieuwde erkenning van oude, traditioneele waarheden ter linkerzijde. Men denkt bij dit laatste aan den jong gestorven Leidschen hoogleeraar Roessingh. Ongaarne maken wij een einde aan dit beschou wend overzicht het is wel zeer onvolledig ! Er ligt nog zooveel buiten de geijkte vormen, minder grijpbaar, vager ook van gedachte en stemming: velerlei mystieke stroomingen, neiging naar Oostersche religieusiteit, al dan niet met occulte bijmengselen; theosophie, christian science, anthroposophie. Vaak is het ongeordende dezer neigingen en over tuigingen evenredig aan den hartstocht van het zoe ken. Sprekender zijn de geestelijke opwekkings bewegingen, waarin Nederlandsch geestelijk leven dikwijls zoo duidelijk het contact met buitenlandsche verschijnselen manifesteerde: het Leger des Heils met zijn breede sociaal-religieuze werkzaamheid, naar het Kwakerdom georiënteerde Barchembeweging, religieus pacifisme, Oxford-movement. Niet minder dan kerkendom en kerkelijk leven ge tuigen deze laatsten van het nog altijd religieus en theologisch gestempelde karakter Van ons volk. Dat de stroom, waarvan wij in den aanhef spraken, hier en daar diep zijn bedding heeft uitgeschuurd, is in niet geringe mate gevolg van dit stroom-versnellend en richting-wijzigend geestelijk leven. ntr. ilt n ethr ond-: nbten aag disch* stuur:deze omstandigheden in zich op te nemen t mij: Wie na 1900 het Indisch bestuur vormen, die doet goed in de tweede plaats scheiden tusschen ambtelijke en staatige bestuurshervorming: de ambtelijke vraagt: ""? moet zijn de samenstelling van mijn encorps en wat ieders bevoegdheid", een tdelijk overschaduwd door een typisch even belangrijke: hoe verdeel ik die aak tusschen het Inlandsche en het fopee hèbestuurscorps." Los daarvan komt dan ie probleem, het staatkundige: zijn er in "ie maatschappij, in de Europeesche, de e, de inlandsche, krachten die aan het eel behooren te hebben, een probleem dat ijkste punt vindt in de vertegenwoordiging, der indonesische massa, anderzijds van iligentsia. twee opmerkingen hierover: wie, met ridsche bril op, de staatkundige hervorn het bestuur de belangrijkste [ acht, -h; en verder, wie in iedere inlandsche ?el ziet een communist of een los-van"knd :ationalist schrikt hem af van mede"nee? uur st dieet. Mr. Fock Gouverneur-Generaal. ??De Nederl. Maagd (tot Indië): Ik geef U een van mijn beste zonen als landvoogd. Indiü: Hij zal mij welkom zijn... en w///en bedenken, dot er bij mij vee/ is veranderd, sinds hij mij verliet. (De Groene, ? 9 Oct 1920) werking, dus, legt kostbare bouwsteenen terzijde. VAN de noodzaak tot bestuurshervorming héft men nu een indruk, des te meer interes seert ons nu, wat de wetgever inderdaad heeft tot stand gebracht; weer moet ik onvolledig zijn, ik kies dan wat die wetgever zelf, dunkt mij, als zijn pronkstuk zou beschouwen; immers, moest niét de Indische Grondwet er voor worden gewijzigd? De bestuurshervormingswetgeving van Minister Simon de Graaff, 1902?'25, in praktijk gebracht in hoofdzaak voor Java en, weer in hoofdzaak, van staatkundigen aard, schept autonome stads gemeenten, regentschappen en provincies; de eersten, westersche enclaves zegt men wel, de tweede: nuttige gelegenheden om niet zoozeer de indonesische massa maar in ieder geval den intel lectueel te leeren het besturen van onderen op; deze beide instituten acht men geslaagd, de drie Java-provincies zou ik voor mij, hoe eer hoe liever zien samengesmolten tot n. Hiernaast is nog, voor Java en Madoera, een belangrijke taakverdeding tusschen Inlandsen en Europeesch bestuur tot stand^gekomen 1931 maar daar is het meeste dan ook mee gezegd. Nauwelijks dankbaar, stellig niet voldaan, resumeer ik eerst wat blijft dringen tot hervorming om te eindigen met wat ik persoonlijk zie als slechts n der nooden. Omstreeks 1900, al schrijft een Fransen koloniaal deskundige: Java est trop gouvernée," Snouck in 1918: de inlandsche hoofden vormen in het bestuursgezin nog altijd de categorie der kinderen en bedienden," noodgedwongen zwijg ik over van Deventer en van Vollenhoven om téeindigen met een middenman als van Eerde; 1921: wij gaan euvel aan een poging om de bewoners van onze koloniën, m het bijzonder die van Java, te verhollandschen, (daartegen) moeten wij welbewust aanvaarden dénieuwe koloniale gedachte: de energie tot nieuwen bloei te doen uitgaan van de in Indiëaanwezige levenskiemen." Tot slot: wat ik persoonlijk zie als n der nooden. Daartoe heb ik alleen te versterken het geluid van Soetardjo, die, enkele maanden geleden, onder algemeene goedkeuring van zijn corps, in den Volksraad vroeg om academische opleiding voor (ik voeg in de besten uit") den inlandschen bestuursdienst. PAG. 10 DE GROENE *] ' ?'">'- OROENENo.1107

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl