Historisch Archief 1877-1940
Indië's politieke geschiedenis
Prof. Mr. H. A. Idema
De koffieveiling van 6 Augustus 1889.
Minister Keuchenius: Laat ze maar" praten, kind; wij krijgen het toch
in het laad je. (De Groene, 15 Sept. 1889)
De Koeli-ordonnantien
Van Kol (tot oud-minister Cremer): Wat zegt U daar nu van]?
Cremer: ja, wij Delimannen. .. zwijgen liefst daarover,
(De Groene, 23 Nov. 1902)
What should they know of England
tvho only England know? Kipling.
TETS dergelijks moet der Redactie hebben
voorJ_ gestaan toen zij in een helder moment ook Indi
binnen hare herdenking trok; daarvoor worde
haar hulde en dank gebracht.
Wat was, nu ik mij uiteraard moet beperken tot
het belangrijkste, zoo omstreeks 1877 de groote
vraag van Indische politiek?
Antwoord: de financieele verhouding tot het
Moederland en zij zal dat blijven de heele eerste
helft van onze overzichtsperiode; alle deining,
eens zoo geweldig, is eerst verstild als in 1912 bij
een wijziging van de comptabiliteitswet wordt
verklaard: De eigendommen, baten en lasten
van Nederl. Indiëzijn gescheiden van die van
Nederland".
Moet ik straks voor de tweede helft, dus uit de
laatste dertig jaren, uit de veelheid der problemen
evenzoo een kern kiezen, dan neem ik het
bestuurstelsel de vraag, hoe voorzien wij het moderne
Indië, geboren zoo omstreeks 1906, van passende
bestuursorganen.
Maar voor ik iets dieper inga op die eerste vraag,
de financieele verhouding Moederland-Indië, moet
ik eerst om dat schijnbaar willekeurige jaar 1877
wat atmosfeer scheppen, dat ne jaar, zegt men
wel, zetten tegen den achtergrond van zijn tijd,
hetgeen voor mij beteekent: het karakter van dien
tijd bepalen eenerzijds door overblijfsels uit het
verleden, anderzijds door kiemen van de toekomst.
Lang voorbij is de tijd dat Java is n groote
pachthoeve van de Kroon"; de Grondwet '48 sluit
in beginsel die tijd af maar voorbij is .ook de hoog
conjunctuur der liberale koloniale politiek; Fransen
v. d. Putte 1863?'66 bereidt den arbeid voor
van nog wel vijf ministers na hem. Een heldentijd"
schrijft v. Vollenhoven, maar, wat zijn toppraestatie
beloofde te worden: de vervanging van
gouvernementsdwangcultures door vrije, particuliere cultures
dat mislukt hem, den geweldige, om even later te
gelukken aan minister de Waal, de man van den
bedaarden stap, zegt prof. Veth. Conclusie: De tijd
vóór 1877 wijst heen naai* het eind der batige sloten
uit 's Lands dwangcultures vloeiend in de kas van
het Moederland; aldus voorbereid, mag men het
nu hooreh: 1877 is het eerste jaar dat er geen
batig saldo meer is: ,,tida ada" heet dat in Indië,
,,is-t-er niet".
Het vervolg van onze dertig jaar financieele ver
houding loop ik vlug door: de Atjehoorlog 1874
1904 kost ieder jaar millioenen, na de leeningen
van 1883 en '98 heeft Indiëaan Nederland zoo
millioen schuld.
In 1899 staat v. Deventer op, aristocraat van
den geest, een irenische natuur, zegt Snouck, maar
duidelijk multatuliaansch geladen, zeg ik; hij heeft
uitgerekend: neem ik de comptabiliteitswet 1867
als uitgangspunt dan heeft het Moederland uit
Indiëgenoten ruim 150 millioen. Is dat geen Eere
schuld? De Troonrede van het Ministerie Kuyper
1901 moet erkennen dat er op Java is mindere wel
vaart, daarnaar zal een onderzoek worden gedaan;
Idenburg, haar nobele Minister van Koloniën,
erkent geen eereschuld wel zedelijke roeping en
in de beurs tast hij ook: tegelijk met de begrooting
voor 1905 stelt hij voor voor Indiëbeschikbaar te
TOELICHTING BIJ DE
PRENTENBoven: Tot groote woede van de koffiemakelaars
had minister Keuchenius het op 6 Augustus 1889
gewaagd bij de koffieveilingen 30,000 balen
koffie op te houden, om op deze wijze de speculatie
ten koste van Indiëtegen te gaan,
Midden: Emigratie, verkoop en commissie
kantoor. Telegramadres Esas, Soerabaja. Leveren;
Flink, jong en gezond werkvolk, zoowel
Madureezen, Javanen en Soendaneezen voor land- en
mijnbouwondernemingen. Risico van desertie van
boord voor onze rekening. ? Wij hebben met
onze koeliezendingen het meeste succes. Belasten
zich met het effectueeren van alle mogelijke orders,
ook voor prachtig Madura en Bali slacht- en
trekvee, tegen scherp concurreerende prijzen."
(Advertentie uit 1902). . ,
Onder: Mr.'JD. Fock werd, na in 1808 advo
caat in Batavia en van 7905?1908 minister van
Koloniën te zijn geweest, in 1020 tot Gouverneur
Generaal benoemd In den tusschenliggenden tijd
had Indiëeen zeer sterke ontwikkeling, sociaal
en staatkundig, doorgemaakt.
stellen maximaal 40 millioen te ver deel en o\ -er ^
jaar, te bestemmen voor irrigatie, ei
educatie.
Het wetsontwerp wordt aangenomen, v. DevenJ
zal blijven klagen tot zijn dood toe: het is
waardige philantropie", geen politiek met
tief, geen koloniale hervorming."
Wie mijner lezers, met mij gekomen tot
onzes Heeren 1907, ongeduldig verlangt -laar"
beschouwing der tweede periode, vergeet dat
de geschiedenis heeft hare dramatische slot
Weer is er groot rumoer om die financieele v«
houding Holland?Indié. In 1936 komt Mr
Directeur van het Indische departement
aconomische zaken ons vertellen: Indiëi > $
arm". Colijn blijkt bereid tot vijf en twintj
millioen steun te verdeelen over dr:e
mijn collega Schrieke klaagt: Indi
hulp, met minder dan 30 millioen per aar
het niet."
perio
TTHANS overgaande tot onze tweede
J- van dertig jaar meende ik daarin ce
mogen stellen het probleem der bestuursv* irj,
Historische toelichting uit het tijdvak v >ór n
is, nu het ook hier weer enkel gaat 01 \ gt
lijnen en ruwe omtrekken, weinig noot g. vt
Java bouwde men geregeld aan de inten -iveerii
van het bestuursapparaat. Uit de al .iady
Directeur der cultures van 1832 groeit in 1866
algemeene Departement van Binnenlam sch
stuur, het laatste kwart der negentiende
brengt steeds verdere differentiatie van !>esti
zorg, 1904 ten slotte het Departement v;.n
bouw, kortgeleden dat van Verkeer en dat
Economische Zaken. Aan de top van hè; bestu]
staat de autocratische Gouverneur-Generaal
zijn autocratische Hoofden van gewestelijk bestui
aan den voet van de pyramide staat de a itom
van het javaansche dorp die men kan be^.ngen
het palladium der rust en vrijheid maar lie in
bestuurspraktijk is als was in de hand de Hetrc
Ten aanzien der Buitengewesten is voor 1900
bestuursprobleem nog geen massaal rohli
incidenten rijzen van tijd tot tijd; phe lorni
snel is de opkomst van Deli: 1862 zet Ni> nhuys
voet aan wal, 1869 wordt de Delima- tschaj
opgericht; juist het gemis van bestui.vsvi
leidt daar tot misstanden waarop Mr. v. d. Br;
wijst in zijn Millioenen van Deli" 1902, >:aart<
wordt pas in 1908 de Raad van Justitie n M<
opgericht. Zelfs de Atjehoorlog, die van 18 4?11
om van menschenlevens niet te spre ten,
Indische geld opslorpt en iedere krachtso itplooi
elders belemmert, is een militair, g t-n
probleem. Dit weinige slechts tot bewijs van
stelling dat vóór 1900 de bestuursvoer ig op
Buitengewesten geen centraal probleem m g h<
Maar daarna is het aspect binnen tien je en t<
veranderd.
Het duidelijkst spreekt dat uit de Buitei
Onze Buitenbezittingenpolitiek is gen i men
beheerscht geworden door den sleepene->n oori
op Noord-Sumatra, het tijdstip, waarop iet
van verlamming, dat ons een kwart» iuw
gebonden hield, geweken was, kan als iet
der nieuwe periode genomen worden. D; n is i!
het keerpunt ook al wordt eerst omstr eks ij
onze actie algemeen". Aldus Colijn. Van i .04?11
is van Heutsz Gouverneur-Generaal. In i(
verschijnt het epos over dien tijd, de
uitgave Politiek beleid en b es tuur sz
Buitenbezittingen" geschreven door har»
Colijn.
Wie met trots durft spreken van Emp
hem bekruipt meteen de vraag naar d<
voering. Wij waren nooit zeer sterk
-ge
rg m|
L ad
de wet te geven," klaagt Thorbecke,
e bu
bestt
ns
wij
ons haar door de omstandigheden óf an
opdringen, of behielpen ons met ove wego|
niets doen. De vormkracht schijnt te c itbrd
En hij doelde nog maar op Holland. Al wit]
bestuursprobleem voor het nieuwe Ind:">
pakken doet goed, te onderscheiden tus-chenj
en de Buitengewesten. Java, tot 1900 d; keffl'
ons bestuur, steeds intensiever besti. ird,
bevoogd zegt Snouck, steeds meer spec ile t«j
van dienst, steeds meer papier, met ir
hoofden, Regenten, meerendeels fijne & isto
allen opgeleid aan speciale scholen m t
beperkt leerprogram; daarbeneden een ?n
massa; tusschen beiden in een gro iend
intellectueelen, veelal met politieke as .rati*|
aantal academisch opgeleid.
Wat een verschil met de geweldige ut
heid der Buitengewesten, voor een
ingenomen door zichzelf besturende la
het geheel minder dicht bevolkt, di>
minder beschaafd maar economisch ster eer;'
een territoir met perspectief. De lezer di - de
1876 - GEESTELIJK LEVEN
Pro/. Dr. J. Lindeboom
1936
IE Geschichte ist das Bett das der Strom des
Lebens sich selbst grabt" wanneer wij
dit woord van Hebbel toepassen op het
geeslijk leven der laatste 60 jaren, zou men kunnen
ffage i of de bedding reeds voldoende diep is
uitgeom haar als geschiedenis waar te nemen.
taat tegenover dat de snelheid óók van dezen
,11 tak wel uitermate groot is geweest, wat aan
ui schuringsproces ten goede kwam. Er is in deze
veel veranderd in het geestelijk leven, en in
iel t<*mpo.
Dat buitenstaanders deze verandering
behous t'an uiterlijke kenteekenen van achteruitgang
minder opvalt, is nochtans begrijpelijk. Op het
liet' van godsdienstig geestelijk leven is de traditie
?lc ^n wordt de continuïteit met het verleden
be,r< uiteraard, en niet noodzakelijkerwijs uit
is inatie-zucht; Christendom en Jodendom zijn
tor sche godsdiensten, levend uit een verleden
itze.f als bron van geestelijke kracht levend blijft.
ie traditie camoufleert als 't ware de verandering.
te beginnen is de macht der traditie echter zelf
iderd en verminderd. Het blijkt uit den
uitwen11 achteruitgang van de instituten der religieuze
itie bij uitnemendheid: de kerken. Wij spreken
?t rudruk van uitwendigen achteruitgang, welke
ns allerlei modificaties vertoont. Hij is gering
hè' Roomsch-Katholicisme, dat door een
onge- gelijkblijvend percentage zich relatief, echter
al soluut, op zijn peil heeft gehandhaafd. Gering
bi verschillende gezindten van gereformeerden
:e, waar zich het verschijnsel voordoet dat de in
en leven 't meest op repristinatie gerichte
kerk,t.es de grootste aantrekkingskracht blijven
(ene-1 op een hoofdzakelijk uit middenstand en
line luiden bestaande bevolkingsgroep. In
hoe"e "'ij de massale kerkelijke gebondenheid dezer
traditionalisme en sleur, en een beïnvloe
dt - vrije keuze een rol spelen blijft een
gerechti: de, maar onoplosbare vraag. Vél grooter is
uitv endige achteruitgang bij het nog altijd groote
rkge lootschap der Ned. Hervormden; ook hier
ijft ei e gebondenheid sterker naarmate de
recht[nnigheid in leer en leven grooter is. Dat valt ook
cor.stateeren bij "de kerkgenootschappen der
len.
] legden nadruk op het uitwendige van den
> chteruitgang; in hoeverre deze een
innerE: chteruitgang manifesteert is niet
metzekerleid te zeggen. Het is vooringenomen optimisme
' dt- uiterlijke kenteekenen normatieve waarde
eel 'e ontzeggen. Toch kan bij groote groepen
vei wakken van de traditioneele religieuze
geder, eid gepaard gaan met vooruitgang in
be;t g- ^stelijk leven. Het is het doode hout dat door
hen ? stormen wordt geteisterd, maar deze komen
het evende hout ten goede. Aan zulke stormen":
e bewustwording in allerlei lagen der
begrootere sociale en intellectueele autonomie,
ee dering (en overdrijving!) van nuchter
kriei; ^.in, heeft het in de laatste 60 jaren niet
ontiker. Wat er aan het hoofd bood, biedt een
waarrg v,,a sterker en bewuster overtuiging. Dat in
:in? g-godsdienstige milieus de religieuze
jeugd'egi ;-jj in de laatste 25 jaren tot bloeiende
ont':eli g is gekomen, strekke hiervan ten
voorergelijke bewustwording vindt men
trouoeiei
Mm
wens ook, en zeker niet in mindere mate, bij de
rechtsche groepen, Protestanten en Katholieken.
Ook hier de religieuze jeugdorganisaties, de
leekenbewegingen, de religieuze encadreering van sociaal
streven, werkend metide meest moderne middelen
en niet afkeerig van de wegen der moderne cultuur.
Wij noemden sociaal streven. Het raakte in deze
60 jaren nauw het religieuze leven. Juist de eman
cipatie, waarmee het uiteraard gepaard ging,
beteekende verslapping van de banden met de
Sozialgestaltungen" der religie: de kerken, en een beroep
op eigen intellectueelen en cultureelen arbeid. Wat
arbeiders niet in de kerken hadden gevonden, von
den zij in socialistisch streven en socialistische orga
nisaties. Mag ook al verbetering van maatschappe
lijk peil voor de meerderheid de eerste en grootste
attractie zijn geweest, straks kwam daarnaast het
(al of niet idealistisch gefundeerde) ideaal eener
nieuwe levens- en wereldbeschouwing, die nochtans
in haar humanistische bestanddeelen meer overnam
van den traditioneelen godsdienst dan men doorgaans
geneigd was te erkennen I Het socialisme is in Neder
land aanvankelijk zij 't ook niet altijd opzettelijk
anti-religieus geweest. Er is, zooal geen gerecht
vaardigde beschuldiging, doch toch n veelzeggende
aanwijzing in de uitspraak van den volksmond, die
geloovig" en socialist" als elkaar uitsluitende
denominaties gebruikt. Het is aan de vrijzinnige
religieusiteit (ondanks zekere affiniteit) onvoldoende
gelukt de van de rechtzinnigheid afvallige arbeiders
in religieus verband te encadreeren, al is in de
laatste jaren de invloed van vrijzinnig, humanistisch
Christendom op de arbeidersbeweging, mede dank
zij het optreden van roode dominé's", verre van
onbelangrijk. Ter rechterzijde is het echter tot een
kerkelijk-sociale beweging gekomen. Daar verhief
zich de suggestieve figuur van Schaepman, en een
zonder hem niet te denken katholiek-sociale actie,
die niet alleen velen voor de kerk behield maar ook
voor die kerk een nieuw veld van actie ontsloot; in
het protestantsche kamp waren het Dr. Kuyper, die
straks een christelijk-sociaal congres aannemelijk
wist te maken in kringen van veel conservatisme,
en Talma, die de stuwkracht en de sanctie eener
orthodox-christelijke overtuiging bijzette aan een
radicaal-sociale wetgeving.
Juist op sociale en cultureele terreinen zijn be
langrijk die veranderingen in religieus-geestelijk
leven, waar wij in den aanvang van spraken. Vóór
60 jaren waren daar een groote, maar ietwat inerte
autoriteit van protestantsch kerkelijk leven, en een
Katholicisme dat nauw begonnen was demogelijk
heden te verwerkelijken waartoe het door traditie
en getalsterkte in staat was. Bij de Protestanten is
die autoriteit verminderd, inerte achterlijkheid en
repristinatie-zucht is in beide kringen blijven be
staan, maar daarnaast openbaart zich niet 't
minst in het jonge kerkgenootschap der Gerefor
meerden een levendige activiteit om naar den
trant van het oude, militante Calvinisme de wereld
te veroveren ad maiorem Dei gloriam". En het
Katholicisme heeft zich ontplooid tot een invloed
rijke macht van groote activiteit op religieus-cultu
reel gebied. De vele roomsche kerken, in deze jaren
verrezen, aanvankelijk in traditioneele bouworde,
maar waarvan de latere bouwmeesters de nieuwe
stijlen niet schuwen, zijn hiervan zoowel symbool
als uiting. In dit verband'verdienen de bijzondere
universiteiten vermelding, de Vrije Universiteit der
Gereformeerden te Amsterdam, die in 1880, de
Katholieke Karel-Universiteit te Nijmegen die in
1923 tot stand kwam,f beide echter nog incompleet
van faculteiten.
Eerstgenoemde roept de herinnering op aan haar
stichter: Dr. A. Kuyper. Het geestelijk leven der
laatste 60 jaren is zonder den directen en indirecten,
positieven n negatieven invloed dezer figuur niet
te denken. Wij bepalen ons hier tot de vermelding
van zijn aandeel aan de Doleantie van 1886: de
(tweede) afscheiding van den rechtervleugel der
Ned. Hervormden en de stichting eener nieuwe kerk
op den uitsluitenden grondslag der oude Dordtsche
kerkorde een stichting die, hoe belangrijk ook in
haar gevolgen, als resultaat beneden Kuypers aan
vankelijk doel is gebleven. Ook deze groep (in 1892
met de oude Afgescheidenen vereenigd) heeft meer
rekening moeten houden met den geest der eeuw''
dan met de bedoeling der meerderheid strookte; de
sprekende slang", de Asser synode en de vorming
eener groep in Hersteld Verband" liggen nog
versch in het geheugen. De uittocht van Kuypers
geestverwanten heeft in de Hervormde Kerk, nog
altijd nominaal de grootste en op den naam
volkskerk aanspraak makende, den richtingstrijd niet
beëindigd tusschen een om des beginsels wil"
intolerante confessioneele en een
humanistisch-vrijzinnige groepeering der Vrijzinnig Hervormden",
al zijn er in den laatsten tijd teekenen van toenade
ring. Hieraan is niet vreemd de ontwikkeling van
het oecumenisch streven, dat vooral na de
werek'samenkomsten van Stockholm en Lausanne (mede
reacties op de heillooze scheidingen van den wereld
oorlog) ook hier te lande wortel heeft geschoten. Van
de kleinere kerkgenootschappen zijn die der Remon
stranten en der Doopsgezinden als van ouds bolwer
ken van vrijheidlievend, humanistisch Christendom.
VAN strijd en aan toenadering is ook de ontwik
keling der theologische wetenschap niet vreemd
geweest, welke zich naar alle richtingen op haar
hoog vaderlandsch peil heeft gehandhaafd, met een
voorliefde voor het historisch-filologische in den
beginne, voor het dogmatisch-wijsgeerige in latere
jaren. De toenadering is mede bevorderd door een
zekere verschuiving, gevolg van de doorwerking der
moderne theologie ter rechter-, van vernieuwde
erkenning van oude, traditioneele waarheden ter
linkerzijde. Men denkt bij dit laatste aan den jong
gestorven Leidschen hoogleeraar Roessingh.
Ongaarne maken wij een einde aan dit beschou
wend overzicht het is wel zeer onvolledig ! Er
ligt nog zooveel buiten de geijkte vormen, minder
grijpbaar, vager ook van gedachte en stemming:
velerlei mystieke stroomingen, neiging naar
Oostersche religieusiteit, al dan niet met occulte
bijmengselen; theosophie, christian science, anthroposophie.
Vaak is het ongeordende dezer neigingen en over
tuigingen evenredig aan den hartstocht van het zoe
ken. Sprekender zijn de geestelijke opwekkings
bewegingen, waarin Nederlandsch geestelijk leven
dikwijls zoo duidelijk het contact met buitenlandsche
verschijnselen manifesteerde: het Leger des Heils
met zijn breede sociaal-religieuze werkzaamheid,
naar het Kwakerdom georiënteerde
Barchembeweging, religieus pacifisme, Oxford-movement.
Niet minder dan kerkendom en kerkelijk leven ge
tuigen deze laatsten van het nog altijd religieus en
theologisch gestempelde karakter Van ons volk.
Dat de stroom, waarvan wij in den aanhef spraken,
hier en daar diep zijn bedding heeft uitgeschuurd,
is in niet geringe mate gevolg van dit
stroom-versnellend en richting-wijzigend geestelijk leven.
ntr.
ilt n
ethr
ond-:
nbten
aag
disch*
stuur:deze omstandigheden in zich op te nemen
t mij: Wie na 1900 het Indisch bestuur
vormen, die doet goed in de tweede plaats
scheiden tusschen ambtelijke en
staatige bestuurshervorming: de ambtelijke vraagt:
""? moet zijn de samenstelling van mijn
encorps en wat ieders bevoegdheid", een
tdelijk overschaduwd door een typisch
even belangrijke: hoe verdeel ik die
aak tusschen het Inlandsche en het
fopee hèbestuurscorps." Los daarvan komt dan
ie probleem, het staatkundige: zijn er in
"ie maatschappij, in de Europeesche, de
e, de inlandsche, krachten die aan het
eel behooren te hebben, een probleem dat
ijkste punt vindt in de vertegenwoordiging,
der indonesische massa, anderzijds van
iligentsia.
twee opmerkingen hierover: wie, met
ridsche bril op, de staatkundige
hervorn het bestuur de belangrijkste [ acht,
-h; en verder, wie in iedere inlandsche
?el ziet een communist of een
los-van"knd :ationalist schrikt hem af van
mede"nee?
uur
st
dieet.
Mr. Fock Gouverneur-Generaal. ??De Nederl. Maagd (tot Indië):
Ik geef U een van mijn beste zonen als landvoogd.
Indiü: Hij zal mij welkom zijn... en w///en bedenken, dot er bij mij
vee/ is veranderd, sinds hij mij verliet. (De Groene, ? 9 Oct 1920)
werking, dus, legt kostbare bouwsteenen terzijde.
VAN de noodzaak tot bestuurshervorming
héft men nu een indruk, des te meer interes
seert ons nu, wat de wetgever inderdaad heeft tot
stand gebracht; weer moet ik onvolledig zijn, ik
kies dan wat die wetgever zelf, dunkt mij, als zijn
pronkstuk zou beschouwen; immers, moest niét de
Indische Grondwet er voor worden gewijzigd?
De bestuurshervormingswetgeving van Minister
Simon de Graaff, 1902?'25, in praktijk gebracht
in hoofdzaak voor Java en, weer in hoofdzaak,
van staatkundigen aard, schept autonome stads
gemeenten, regentschappen en provincies; de
eersten, westersche enclaves zegt men wel, de
tweede: nuttige gelegenheden om niet zoozeer de
indonesische massa maar in ieder geval den intel
lectueel te leeren het besturen van onderen op;
deze beide instituten acht men geslaagd, de drie
Java-provincies zou ik voor mij, hoe eer hoe liever
zien samengesmolten tot n.
Hiernaast is nog, voor Java en Madoera, een
belangrijke taakverdeding tusschen Inlandsen en
Europeesch bestuur tot stand^gekomen 1931
maar daar is het meeste dan ook mee gezegd.
Nauwelijks dankbaar, stellig niet voldaan, resumeer
ik eerst wat blijft dringen tot hervorming om te
eindigen met wat ik persoonlijk zie als slechts n
der nooden.
Omstreeks 1900, al schrijft een Fransen koloniaal
deskundige: Java est trop gouvernée," Snouck
in 1918: de inlandsche hoofden vormen in het
bestuursgezin nog altijd de categorie der kinderen
en bedienden," noodgedwongen zwijg ik over
van Deventer en van Vollenhoven om téeindigen
met een middenman als van Eerde; 1921: wij gaan
euvel aan een poging om de bewoners van onze
koloniën, m het bijzonder die van Java, te
verhollandschen, (daartegen) moeten wij welbewust
aanvaarden dénieuwe koloniale gedachte: de
energie tot nieuwen bloei te doen uitgaan van de in
Indiëaanwezige levenskiemen."
Tot slot: wat ik persoonlijk zie als n der nooden.
Daartoe heb ik alleen te versterken het geluid
van Soetardjo, die, enkele maanden geleden, onder
algemeene goedkeuring van zijn corps, in den
Volksraad vroeg om academische opleiding voor (ik voeg
in de besten uit") den inlandschen bestuursdienst.
PAG. 10 DE GROENE *]
'
?'">'- OROENENo.1107