Historisch Archief 1877-1940
A
r1 f
J
i-i
i
en zijn kijk op den komischen kant van de dingen.
En Justus was niet haatdragend. Hij vond mij een
vreemde eend in de bijt; maar als hij een versche
sigaar uit zijn koker nam, kon hij het niet over zijn
hart verkrijgen, er mij niet ook een aan te bieden.
Maar hij werd miskend; en dat griefde hem.
TOT slot nog iets over de hoofdpersonen: De
KooPijzel. In het dagblad ,,De Amsterdammer" was
Pijzel de buitenland-redacteur van De Koo. Hij was
het ook in het weekblad. Maar hij was meer.Toen
Tindal het dagblad aan Kerdijk verkocht, en De
Koo op 30 September zijn staf bijeenriep, en haar
voorstelde, op i October een nieuwe, eigen krant te
beginnen, zei hij niet: met mij, maar: met ons.
Pijzel zat naast hem en knikte. Pijzel droeg ook
mee het risico van de nieuwe krant. Ik vermeld het,
omdat het zijn vriendschap voor De Koo teekent.
Want van een financieel succes van deze onder
neming zal hij stellig niet hebben gedroomd.
Van deze vriendschap gold, wat zoo dikwijls
geldt: men heeft ze te aanvaarden. Een verklaring
ervoor zoeken was onbegonnen werk. Pijzel was
opgegroeid bij de natuurkundige wetenschappen;
De Koo was predikant geweest, en droeg er nog
de sporen van. De Koo was een leidersnatuur,
Pijzel voor honderd procent een expert. Johan de
Meester, die bij De Koo had gewerkt, vertelde van
hem, dat hij nooit een boek las. Dat hét eenmaal
was gelukt, hem een aflevering van ,,De Gids"
mee naar Hilversum te laten nemen; en dat hij die
had verloren in het intiemste vertrek van zijn huis.
Pijzel was ieders vraagbaak. Hij wist letterlijk alles.
Ik heb wel eens gedacht, dat hij Donderdags in de
Warmoesstraat verscheen, omdat De Koo een
encyclopedie noodig zou kunnen hebben. Wat hij
er anders kwam doen, weet ik niet. Stellig niet zijn
rubriek schrijven. Want eerst in den laten namid
dag, als de heeren al naar huis waren, werd het
hoofdartikel opgemeten, en wat er verder op de
eerste pagina's moest staan; en dan ging er een
briefje naar Dr. Pijzel's huis: zoo veel regels.
En in den avond haalde een jongen de copij van
Dr. Pijzel: zoo veel regels precies. Geschreven op
een of twee folio vellen, in staand schrift, zonder
een enkele doorhaling, alsof het was gecalligrafeerd.
Er was nooit een regel te veel, en nooit een regel
te weinig; en het artikel liep met een regelmaat en
een logica, alsof aan geen maat van ruimte of
tijd was gedacht.
Maar menigmaal, als het van avond al nacht
was geworden, bogen de meesterknecht van de
Groene en ik samen onze bezorgde hoofden over
de onleesbare krabbels van De Koo, dikwijls
geschreven op elk stukje papier dat hem onder de
hand kwam, hieroglyphen, die naijverig hun
geheim bewaakten. De Koo schreef niet in kansela
rij-stijl: hij schreef de dingen ongeveer zooals hij
ze dacht, en als wij met ons beiden met geen moge
lijkheid wisten uit te maken, of hij had geschreven
bierbrouwerij dan wel geloofsextase, en ik mij ver
geefs afmartelde om De Koo's gedachte na te
denken, moesten wij onze toevlucht nemen tot
het handwerk der exegeten, en voor het duistere
manuscript onze conjectuur in de plaats stellen.
De Koo was een leidersnatuur. Het sprak al uit
zijn beheerscht uiterlijk. Menig fel artikel heeft hij
geschreven; maar uiterlijk opgewonden heb ik
hem nooit gezien. Uit de manier waarop hij met
Jan, Piet en Klaas omging, kon men ongeveer
opmaken, wat hij van hen dacht. Wie hij niet
mocht lijden, hield hij op een afstand met een zoete
lijke wellevendheid, die aan het predik-ambt
herinnerde. Over tegenstanders kon hij in alle
kalmte het scherpste oordeel vellen. Maar hij maakte
zich niet kwaad: hij spotte. Toen Treub op dien
eersten October na De Koo's vertrek de redactie
van de krant opnam, schreef De Koo: gij, die
gaat zitten op mijn stoel, die nog warm is; en ieder
kende voortaan het gebrek van den man die niet
kon wachten. De Hamlet-figuur die hij van Kerdijk
heeft geteekend, heeft langer geleefd dan Kerdijk
zelf.
De Koo was een leidersnatuur; maar hij miste de
drang van de Russische revolutionnairen, om tot
het volk te gaan. Hij had zich uit Amsterdam, uit
de mêlée", teruggetrokken, naar Hilversum. Hij
had geen contact met de massa. Hij was een waar
nemer, een denker, maar geen onderzoeker. Hij
leidde van af zijn schrijftafel, alleen. Meer en meer
werd hij een eenzame. Van tijd tot tijd kwam C. V.
Gerritsen hem vertellen,, welk een gemeene streek
Treub weer had uitgehaald: de oude Radicale Bond
viel in stukken; De Koo, in zijn eigen-gereidheid,
was daar niet geheel onschuldig aan. Trouw bleef
hem tot het einde de eerzame Amsterdamsche koop
man Kouveld, wien de moderne Britsche gemeente
politiek tot een fetish was geworden. En Pijzel,
zijn wandelende encyclopedia, de componist van
het gezellige liedje van de Plantage.
60
JAAR
h
ZESTIG jaren geleden! Hoe was toen de
economische toestand van Nederland? Het
antwoord kan luiden: het was een tijd van
beginnenden opgang na lange stagnatie. Het jaar
1876 zag de opening van het Noordzeekanaal, een
feit dat niet alleen voor Amsterdam van zeer
groote beteekenis was. In het begin der zestiger
jaren was Amsterdam volgens Quack, die toen
secretaris van de Kamer van Koophandel was
nog een ,,eenigszins doodsche stad". Hoewel er
toen, dank zij Sarphati e. a., wel wat meer activiteit
ontstond, was de algemeene toestand tien jaren
later nog verre van gunstig. In 1872 was de later
zoo beroemde economist en historicus Karl Bücher
Hauslehrer" bij een Duitsche koopmansfamilie
te Amsterdam. Deze zegt in zijn Lebenserinnerungen
van het toenmalige bedrijfsleven: Das
Geschaftsleben erweckte nicht den Anschein einer
fortschreitenden, aufstrebenden Entwicklung".
Na 1876 werd dat anders. Nu konden de
stoomvaartmaatschappijen hun bedrijf tot ontwikkeling
brengen. Na de afschaffing van het Cultuurstelsel
kwam in Indiëhet plantagebedrijf tot bloei, hetgeen
een zeer gunstigen invloed op den kolonialen handel
van Amsterdam uitoefende.
Ook voor Rotterdam kwam in de zeventiger
jaren een ommekeer tot stand. De Nieuwe Waterweg
gaf een betere verbinding met de zee. De ontwikke
ling van de Duitsche industrie deed het
transitobedrijf van Rotterdam tot ongekenden bloei geraken.
Het bleek bovendien, dat de onafgebroken goederen
stroom ook een stimuleerenden invloed had op
den eigenhandel.
Het spreekt van zelf, dat de economische bloei
van Indiëveel heeft bijgedragen tot de opheffing der
Nederlandsche koopvaardijvloot uit den toestand
van verval, waarin deze was geraakt. De toeneming
der scheepvaart leidde op haar beurt weer tot een
herleving van den scheepsbouw, die nu echter een
geheel ander karakter kreeg dan in den tijd der
houten zeilschepen.
Een onmisbare voorwaarde voor de herleving
der Nederlandsche industrie was de aanleg van een
uitgebreid spoorwegennet. Na veel gesukkel is dit
grootsche werk in de zestiger jaren voltooid.
Zoo bestond dus zestig jaren geleden de mogelijkheid
van een nieuwen bloei der industrie. Dat deze ook
werkelijkheid is geworden, hangt met vele andere
omstandigheden samen. Dénieuwe economische
ontwikkeling van Nederland en zijn koloniën deed
de behoefte aan een machine-industrie opkomen.
Op dit gebied ontstonden niet alleen groote onder
nemingen als Werkspoor te Amsterdam en Stork
te Hengelo, maar ook talrijke kleine machine
fabrieken. Evenals in de zeventiende eeuw heeft de
doorvoerhandel het aanzijn gegeven aan
veredelingsindustrieën als rijstpellerij, olieslagerij en
cacaofabricage. De opleving in de textielindustrie in de
tweede helft der negentiende eeuw luidt voor deze
nijverheid een bloeitijd in, die minstens de derde
is na die van de i£e en van de 176 eeuw in
den loop der Nederlandsche geschiedenis !
Van recenten datum is de mijnbouw in Limburg.
Nog tegen het einde der vorige eeuw had deze een
zeer geringe beteekenis. Maar dan wordt, in 1901,
een wet aangenomen, die een deel van het
mijngebied voor staatsexploitatie reserveert. Sinds
dat jaar zijn, betrekkelijk kort na elkander, vier
mijnen in exploitatie gekomen, welke tesamen het
staatsmij nbedri j f vormen, waarin een bedrag van
meer dan 78 rhillioen gulden belegd is. Naast het
staatsbedrijf bleek nog ruimte te zijn voor groote
particuliere mijnbouwondernemingen.
Het zou te eentonig worden orn alle nieuwe
' industrieën, die in de laatste zestig jaren in ons
land gevestigd zijn, op
te sommen. Evenwel
mag ik toch niet ver
zuimen de stichting
van een
hoogovenbedrijf te Velsen, na den
wereldoorlog, aan te
stippen en den
fenomenalen opbloei, in
enkele tientallen jaren,
van de
Philipsfabrieken téEindhoven in
herinnering te bren
gen. Een belangrijke
PAG. i* DE GROENE:NO. 3ior
Dn J. G. VAN DILLEN
tak der nieuwe Nederlandsche industrie is die,
welke met landbouw en veeteelt samenhangt:
beetwortelsuiker-, strookarton- en zuivelfabricag
en eveneens de margarinenijverheid.
De gegevens der beroepsstatistiek toonen
aawelke snelle vorderingen de industrialisatie va i
Nederland reeds heeft gemaakt. Tusschen 1899 e :
1930 is het aantal personen, die in de nijverhei.i
werkzaam zijn, met ruim 585.000 gestegen, terwi!
de rubriek handel en verkeer (inclusief bank- e.
verzekeringswezen) met 411.000 en de agrarisch
beroepen slechts met 52.000 personen toenamer
Bedrijfsconcentratie, verfijning der techniek e i
rationalisatie: ziedaar de kenmerken van h«t
industrieele kapitalisme. Geen wonder dus, d; t
in de denkbeelden en opvattingen, zoowel va.i
ondernemers als van arbeiders, een grondige ve
ander ing is gekomen. Concentratie kenmerkt ook te
ontwikkeling van het Nederlandsche bankwezen,
dat in de laatste halve eeuw zoo enorm gegroeid i >.
ANDERS dan de genoemde bedrijfstakken ve
keerde de landbouw zestig jaren geleden alle
minst in opgang. Integendeel deden zich toen juist
de eerste kenteekenen van de naderende agrarisc! e
crisis voor ! Het goedkoope Amerikaansche gra; n
veroorzaakte een sterke daling der graanprijzen.
Deze agrarische crisis der tachtiger jaren heeft . p
het platteland groote ellende gebracht. Te midd-n
van een steeds meer protectionistisch worden !e
wereld bleef Nederland evenals Engeland
nog zeer lang den vrijhandel trouw. De landboi w
moest dus een langdurig en moeilijk aanpassing
sproces doormaken. Eerst omstreeks 1895 was de
crisis overwonnen. De verbouwing van graan w.is
nu ingekrompen, terwijl de teelt van beetwortel -n
en voedergewassen sterk was uitgebreid. Tüinbot w
en veeteelt vonden een toenemend afzetgebied in Ie
naburige, dichtbevolkte industrielanden.
ALDUS is sinds ^876 het Nederlandsche bedrij
sleven de landbouw en de veeteelt evenzeer Is
de industrie in toenemende mate op uitvoer inge
steld en daarmee van de wereldmarkt afhanke! ik
geworden. Steeds meer is Nederland in de were
dhuishouding opgenomen. De economische bl ei
maakte een snelle vermeerdering der bevolki.ig
mogelijk. Het werd zelfs een verdubbeling. In if 79
bedroeg het aantal inwoners immers nóg slee. ts
vier millioen !
Het is duidelijk, dat een land van deze economi
sche structuur door de in 1930 ingetreden were
dcrisis zwaar moest worden getroffen. In de laat te
zes jaren is veel vernietigd van wat in de vo
>rgaande halve eeuw was opgebouwd. Het valt i :et
ieder gemakkelijk om te erkennen, dat de tot al
gewijzigde omstandigheden een verandering in
den koers der economische politiek noodzake ijk
maken.. Het is een internationaal verschijn el.
dat de staat ten opzichte van het bedrijfsleven
steeds meer tot ingrijpen en leiding geven n* .iet
overgaan. Een groot contrast met den tijd \an
omstreeks 1876 ! Ook het Nederlandsch bedr
:sleven zal aan een zekere mate van ordening en
planmatigheid niet kunnen ontkomen. Doch iet
het geleidelijk herstel van het wereldverkeer zal
het blijken, dat een nationale ordening weinig 'in
heeft, wanneer daarmede geen internatiot ale
regelingen gepaard gaan.
Zestig jaren geleden had ons land nagenoeg en
eeuw van achteruitgang en stagnatie achter ten
rug. De ongunstige omstandigheden van nu me ;en
ons niet doen vergeten, dat de omstreeks i.'-tyó
begonnen periode in menig opzicht met den V oei
der zeventiende eeuw is te vergelijken.
TRIANON - A'DAM
LÊIDSCHEPLEIN
TEL. 33728 - 33215 - 34049
Uedurcnile de KJKKNTUAftKN Diner Dansant
i n onze groote achterzaal
fl. !S.?per couvert
Op OUDEJAARSAVOND Souper Dansant
met attractief! f 1. 4?per couvert
K E SERVEERT T 1.1 D I Ci t' W TAF E It
SOCIALE GROEI
Arbeidstoestanden vroeger en heden
Dr. L J. Brugmans
Ruwe Huid
Ruwe Handen
Ruwe Lippen
PUROL
Doos 30 cent.
Bij Apoth. en Drogist
WANNEER men den opbouw der Neder
landsche samenleving van een zestig
tal jaren geleden vergelijkt met dien van
thans, dan komen twee markante verschillen aan
den dag: de gewijzigde positie van de vrouw, en de
verbeterde toestand der arbeidende klasse. Het is
deze laatste, die ons hier zal bezig houden.
Is men er zich wel van bewust, welk een enorme
verandering de arbeidende klasse in de laatste
halve eeuw heeft ondergaan, zoowel in materieelen
als in geestelijken zin? Wie het niet weten mocht,
of zijn indrukken mocht wenschen te verlevendigen,
leze het verslag van de commissie-Verniers van der
Loef f uit het jaar 1887. Kamerstukken brengen
bij dengeen, die ervan kennis neemt, zelden sterke
affecten teweeg; maar wie stuk No. 105 van de
zitting 1886/87 voor zich heeft, moet een klop in de
keel gevoelen. Deze commissie, belast met het
houden eener enquête naar den omvang van den
kinderarbeid en den toestand in fabrieken en werk
plaatsen, deed niets dan verhooren en vragen
stellen; met pijnlijke nauwkeurigheid worden de
antwoorden genoteerd; elk commentaar blijft
achterwege. En misschien is dat juist de ijselijke
nuchterheid van dit onophoudelijke vraag- en
antwoordspel, dat het rapport zulk een diepen
indruk achterlaat. Wij willen enkele grepen doen.
In de waskaarsenfabriek te Amsterdam wordt
door kinderen van 12 tot 16 jaar soms weken achter
een gewerkt van 6 uur 's ochtends tot 12 uur des
nachts; de normale werktijd is hier in den zomer
van 7 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds, in den
winter van 8 uur tot 6 uur. In den druksten tijd
echter wordt hier wel 36 uren achtereen gewerkt;
er is dan van 12 tot i uur 's nachts rusttijd, geduren
de welken de arbeidsters volgens eigen verklaring
op den grond gaan liggen. Bij ongeval en ziekte
geeft de fabriek meermalen eenige uitkeering;
bij bevalling echter niet, zoodat de arbeidsters
somtijds den dag na de geboorte van hun kind
weder in de fabriek komen.
Van Amsterdam naar Maastricht. De kinderen,
die aldaar in de glas- en aardewerkfabrieken werken,
zien er uit als levende skeletten", verklaart een
dokter. Vooral het nachtwerk voor kinderen van
14 a 15 jaar is nadeelig, meent de secretaris van
het burgerlijk armbestuur: het is hartverscheurend
als men hen des morgens van de fabriek ziet
komen." Eerstgenoemde dokter deelt ook mede,
dat de arbeidsters zoo spoedig mogelijk na haar
bevalling in de fabriek terugkeeren. Wat gebeurt
er dan met de kinderen?, vraagt de voorzitter.
Antwoord: ,,Die blijven thuis bij de grootmoeder,
die voert ze pap, dan krijgen ze darmontsteking en
gaan ze dood."
Met de volwassen werklieden is het in Maastricht
weinig beter gesteld. Loodvergiftigtng en tering
komen veelvuldig voor. Veertig jaren is een mooie
ouderdom bij ons" verklaart een oude meester
knecht van een aardewerkfabriek. Begrijpelijk
wordt dit wanneer men weet, hoe de arbeiders
gedwongen worden in de gloeiende ovens te kruipen
ten einde de cassettes met gebakken goed eruit te
nemen; het is vreeselij k om te zien, aldus een des
kundige, in welk een toestand de mannen verkeeren
als zij den oven verlaten.
Nog n voorbeeld, thans om te demonstreeren
hoe de arbeider dier dagen zijn ellendig lot trachtte
te vergeten door den drank. Het is de verklaring
van Justus van Maurik, die uiteraard niet als
novellenschrijver doch als sigarenfabrikant werd
gehoord door de commissie. Hij deelt mede dat,
tengevolge van het drankmisbruik op Zondag, het
Maandaghouden" veelvuldig voorkomt: ,,den
Maandag rekenen wij bijna niet als een werkdag".
Geen nood, door abnormaal lange werktijden op de
andere dagen halen de sigarenmakers, die stuk
werkers zijn, den achterstand wel weer in.
WELKE zijn nu de oorzaken, dat dergelijke
toestanden sindsdien zulk een grondige
verandering hebben ondergaan? Het antwoord
moet luiden, dat de pogingen tot verbetering van
drie zijden zijn uitgegaan: de ondernemers, den
staat en de arbeidende klasse zelf. Deze volgorde is
tevens de historische.
Toen in Nederland na omstreeks het midden der
196 eeuw het grootbedrijf langzaam veld ging
winnen, zijn het hoe dikwijls wordt het vergeten
de ondernemers geweest, die voor het eerst met
sociale maatregelen zijn begonnen: uitkeering bij
ziekte en ouderdom, beperking van den arbeidstijd,
oprichting van fabrieksscholen e. d. m. Niet allen
waren in dit opzicht van meer humanitaire gevoe
lens bezield; de enquête van 1887 bewijst het.
Maar toch: de ergerlijkste misstanden hebben
niet in de groote fabrieken geheerscht, doch in het
kleinbedrijf en in de huisindustrie. De romantische
opvatting, die den vrijen ambachts- en handwerks
man naast den fabrieksslaaf zette, is 'aantrekkelijk
doch niet in overeenstemming met den
werkelijken gang van zaken.
Veel konden de ondernemers uit den aard der
zaak voor hun arbeiders niet doen. Het is dan
ook de staat geweest, die na 1870 de bescherming
der arbeidende klasse ter hand heeft genomen en
geleidelijk ons land een sociale wetgeving heeft
geschonken van groote allure. Zestig jaren geleden
was er op dit gebied nog niets, behalve het zooge
naamde kinderwetje-Van Houten, dat een verbod
tot indienstneming van kinderen beneden twaalf
jaren inhield (1874). Men zou, niet zonder grond,
de afgeloopen zes decennia de periode der sociale
wetgeving kunnen noemen; want sinds Van Houten
zijn initiatiefvoorstel deed is er op dit terrein een
voortdurende activiteit geweest. Een opsomming
van al deze wetten zou stellig te ver voeren; daarom
slechts een overzicht van de voornaamste.
De Arbeidswet van 1889 beschermde voor het
eerst den arbeid van kinderen tusschen 12 en 16
jaar en van vrouwen, door den arbeidsduur dezer
categorieën te beperken en nachtarbeid voor hen te
verbieden. Later werd op dit gebied sterker inge
grepen, met name toen de Arbeidswet van 1919
den arbeidsduur voor volwassen mannen ging
beperken en voor fabrieken en werkplaatsen den
zoo lang gepropageerden achturendag" bracht.
Op het gebied van de veiligheid en gezondheid
der fabrieksarbeiders werd van overheidswege
tot het eind der 196 eeuw niets gedaan. Eerst de
Veiligheidswet van 1895 gaf hier de zoo noodige
voorschriften. Juist in deze jaren omstreeks de
eeuwswisseling maakte de arbeidersbescherming
snelle vorderingen; de Woningwet van 1901 ver
beterde de huisvesting van den arbeider, de Onge
vallenwet van hetzelfde jaar waarborgde hem uit
keering voor den duur van eventueele arbeids
ongeschiktheid, de wet op het arbeidscontract van
1907 regelde zijn rechtspositie als werknemer.
Als sluitstuk kan men beschouwen de
invaliditeits- en ouderdomswetten van 1919.
Als derden factor, die tot verbetering van den
toestand der arbeidende klasse leidde, noemden wij:
de arbeiders zelf. De arbeidende klasse, zestig jaren
geleden een inerte massa die in doffe berusting
haar lot aanvaardde, is zich bewust geworden
van haar eigen waarde en haar beteekenis voor de
samenleving. De weinige vakvereenigingen, die
een zestigtal jaren geleden bestonden, zijn uitgedijd
tot indrukwekkende aantallen, samengesnoerd in
vakverbonden; deze organisaties hebben niet alleen
door strijd menige lotsverbetering kunnen ver
overen, maar hebben mede in eigen kring veel
voor haar leden tot stand gebracht, ook in geestelijk
opzicht. Het socialisme, dat hand in hand met de
vakbeweging veld won, werd de uitdrukking van
de politieke mondigheid der arbeiders.
Sociale groei, schreven wij boven dit artikel.
Hij was mogelijk door de snelle economische
ontwikkeling, die Nederland na 1870 onderging,
toen het de periode van het volledige kapitalisme
binnentrad. Nu die economische ontwikkeling heeft
plaats gemaakt voor een verstijvingsproces, zal
ook deze sociale groei een einde nemen. De arbeiden
de klasse, die eenmaal niets te verliezen had dan
haar ketenen, zal haar welvaart thans slechts
kunnen behouden door, als het noodig is, een deel
daarvan tijdelijk prijs te geven.
LEVENSVERZEKERING
MY. ARNHEM
de basis voor een zorgenvrij bestaan.
r-- _INVCI
ROTTERDAMSCHE HYPOTHEEKBANK
VOOR NEDERLAND
NIEUWE FIRMA9s
UW EERSTE BEZUINIGING IN 1937 IS
KANTOORMEUBELEN EN BRANDKASTEN
TEKOOPENBJ N.V. MOZES KNAP
OUDE HOOGSTRAAT 1 - AMSTERDAM
BUREAUX MINISTRES van f 30.- af - STALEN BRIEVENKASTEN mat SLOT f42.50
Wilt gij Uw zorgen vergeten? Fit blijven?
Een frisschen geest en
een gezond lichaam behouden?
Speel dan dagelijks een uurtje
thuis op een belastingvrij
, WILHELMINA" TAFELBILLARD!
4c DAT DOET WONDEREN!
Vraagt prosp. Billardfabr. WUhelmina" - Stadhouderskade 127, A'dam
N.V. DE HOLLANDSCHE
VOORSCHOTBANK
KRUISWEG 70 HAARLEM
Oe Bank verstrekt voorschotten met
een minimum van ?1000.- op billijke en
wat de terugbetaling betreft gunstige
voorwaarden, onder borgtocht of zake
lijke zekerheid. Een prospectus wordt
op aanvraag gaarne toegezonden,
PEREZ
PERZISCHE TAPIJTEN
AMSTERDAM C - SINGEL 480 b/h Koningsplein
TEI>. 3JB9S8
ROTTERDAM - 'S-OHAVENHAGB - UTRECHT
Kussens en kleine kleedjes
zyn welkome geschenken.
i M
PAG. 17 DE GROENE No. 1307
'?' K
i*