De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 19 december pagina 14

19 december 1936 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

A r1 f J i-i i en zijn kijk op den komischen kant van de dingen. En Justus was niet haatdragend. Hij vond mij een vreemde eend in de bijt; maar als hij een versche sigaar uit zijn koker nam, kon hij het niet over zijn hart verkrijgen, er mij niet ook een aan te bieden. Maar hij werd miskend; en dat griefde hem. TOT slot nog iets over de hoofdpersonen: De KooPijzel. In het dagblad ,,De Amsterdammer" was Pijzel de buitenland-redacteur van De Koo. Hij was het ook in het weekblad. Maar hij was meer.Toen Tindal het dagblad aan Kerdijk verkocht, en De Koo op 30 September zijn staf bijeenriep, en haar voorstelde, op i October een nieuwe, eigen krant te beginnen, zei hij niet: met mij, maar: met ons. Pijzel zat naast hem en knikte. Pijzel droeg ook mee het risico van de nieuwe krant. Ik vermeld het, omdat het zijn vriendschap voor De Koo teekent. Want van een financieel succes van deze onder neming zal hij stellig niet hebben gedroomd. Van deze vriendschap gold, wat zoo dikwijls geldt: men heeft ze te aanvaarden. Een verklaring ervoor zoeken was onbegonnen werk. Pijzel was opgegroeid bij de natuurkundige wetenschappen; De Koo was predikant geweest, en droeg er nog de sporen van. De Koo was een leidersnatuur, Pijzel voor honderd procent een expert. Johan de Meester, die bij De Koo had gewerkt, vertelde van hem, dat hij nooit een boek las. Dat hét eenmaal was gelukt, hem een aflevering van ,,De Gids" mee naar Hilversum te laten nemen; en dat hij die had verloren in het intiemste vertrek van zijn huis. Pijzel was ieders vraagbaak. Hij wist letterlijk alles. Ik heb wel eens gedacht, dat hij Donderdags in de Warmoesstraat verscheen, omdat De Koo een encyclopedie noodig zou kunnen hebben. Wat hij er anders kwam doen, weet ik niet. Stellig niet zijn rubriek schrijven. Want eerst in den laten namid dag, als de heeren al naar huis waren, werd het hoofdartikel opgemeten, en wat er verder op de eerste pagina's moest staan; en dan ging er een briefje naar Dr. Pijzel's huis: zoo veel regels. En in den avond haalde een jongen de copij van Dr. Pijzel: zoo veel regels precies. Geschreven op een of twee folio vellen, in staand schrift, zonder een enkele doorhaling, alsof het was gecalligrafeerd. Er was nooit een regel te veel, en nooit een regel te weinig; en het artikel liep met een regelmaat en een logica, alsof aan geen maat van ruimte of tijd was gedacht. Maar menigmaal, als het van avond al nacht was geworden, bogen de meesterknecht van de Groene en ik samen onze bezorgde hoofden over de onleesbare krabbels van De Koo, dikwijls geschreven op elk stukje papier dat hem onder de hand kwam, hieroglyphen, die naijverig hun geheim bewaakten. De Koo schreef niet in kansela rij-stijl: hij schreef de dingen ongeveer zooals hij ze dacht, en als wij met ons beiden met geen moge lijkheid wisten uit te maken, of hij had geschreven bierbrouwerij dan wel geloofsextase, en ik mij ver geefs afmartelde om De Koo's gedachte na te denken, moesten wij onze toevlucht nemen tot het handwerk der exegeten, en voor het duistere manuscript onze conjectuur in de plaats stellen. De Koo was een leidersnatuur. Het sprak al uit zijn beheerscht uiterlijk. Menig fel artikel heeft hij geschreven; maar uiterlijk opgewonden heb ik hem nooit gezien. Uit de manier waarop hij met Jan, Piet en Klaas omging, kon men ongeveer opmaken, wat hij van hen dacht. Wie hij niet mocht lijden, hield hij op een afstand met een zoete lijke wellevendheid, die aan het predik-ambt herinnerde. Over tegenstanders kon hij in alle kalmte het scherpste oordeel vellen. Maar hij maakte zich niet kwaad: hij spotte. Toen Treub op dien eersten October na De Koo's vertrek de redactie van de krant opnam, schreef De Koo: gij, die gaat zitten op mijn stoel, die nog warm is; en ieder kende voortaan het gebrek van den man die niet kon wachten. De Hamlet-figuur die hij van Kerdijk heeft geteekend, heeft langer geleefd dan Kerdijk zelf. De Koo was een leidersnatuur; maar hij miste de drang van de Russische revolutionnairen, om tot het volk te gaan. Hij had zich uit Amsterdam, uit de mêlée", teruggetrokken, naar Hilversum. Hij had geen contact met de massa. Hij was een waar nemer, een denker, maar geen onderzoeker. Hij leidde van af zijn schrijftafel, alleen. Meer en meer werd hij een eenzame. Van tijd tot tijd kwam C. V. Gerritsen hem vertellen,, welk een gemeene streek Treub weer had uitgehaald: de oude Radicale Bond viel in stukken; De Koo, in zijn eigen-gereidheid, was daar niet geheel onschuldig aan. Trouw bleef hem tot het einde de eerzame Amsterdamsche koop man Kouveld, wien de moderne Britsche gemeente politiek tot een fetish was geworden. En Pijzel, zijn wandelende encyclopedia, de componist van het gezellige liedje van de Plantage. 60 JAAR h ZESTIG jaren geleden! Hoe was toen de economische toestand van Nederland? Het antwoord kan luiden: het was een tijd van beginnenden opgang na lange stagnatie. Het jaar 1876 zag de opening van het Noordzeekanaal, een feit dat niet alleen voor Amsterdam van zeer groote beteekenis was. In het begin der zestiger jaren was Amsterdam volgens Quack, die toen secretaris van de Kamer van Koophandel was nog een ,,eenigszins doodsche stad". Hoewel er toen, dank zij Sarphati e. a., wel wat meer activiteit ontstond, was de algemeene toestand tien jaren later nog verre van gunstig. In 1872 was de later zoo beroemde economist en historicus Karl Bücher Hauslehrer" bij een Duitsche koopmansfamilie te Amsterdam. Deze zegt in zijn Lebenserinnerungen van het toenmalige bedrijfsleven: Das Geschaftsleben erweckte nicht den Anschein einer fortschreitenden, aufstrebenden Entwicklung". Na 1876 werd dat anders. Nu konden de stoomvaartmaatschappijen hun bedrijf tot ontwikkeling brengen. Na de afschaffing van het Cultuurstelsel kwam in Indiëhet plantagebedrijf tot bloei, hetgeen een zeer gunstigen invloed op den kolonialen handel van Amsterdam uitoefende. Ook voor Rotterdam kwam in de zeventiger jaren een ommekeer tot stand. De Nieuwe Waterweg gaf een betere verbinding met de zee. De ontwikke ling van de Duitsche industrie deed het transitobedrijf van Rotterdam tot ongekenden bloei geraken. Het bleek bovendien, dat de onafgebroken goederen stroom ook een stimuleerenden invloed had op den eigenhandel. Het spreekt van zelf, dat de economische bloei van Indiëveel heeft bijgedragen tot de opheffing der Nederlandsche koopvaardijvloot uit den toestand van verval, waarin deze was geraakt. De toeneming der scheepvaart leidde op haar beurt weer tot een herleving van den scheepsbouw, die nu echter een geheel ander karakter kreeg dan in den tijd der houten zeilschepen. Een onmisbare voorwaarde voor de herleving der Nederlandsche industrie was de aanleg van een uitgebreid spoorwegennet. Na veel gesukkel is dit grootsche werk in de zestiger jaren voltooid. Zoo bestond dus zestig jaren geleden de mogelijkheid van een nieuwen bloei der industrie. Dat deze ook werkelijkheid is geworden, hangt met vele andere omstandigheden samen. Dénieuwe economische ontwikkeling van Nederland en zijn koloniën deed de behoefte aan een machine-industrie opkomen. Op dit gebied ontstonden niet alleen groote onder nemingen als Werkspoor te Amsterdam en Stork te Hengelo, maar ook talrijke kleine machine fabrieken. Evenals in de zeventiende eeuw heeft de doorvoerhandel het aanzijn gegeven aan veredelingsindustrieën als rijstpellerij, olieslagerij en cacaofabricage. De opleving in de textielindustrie in de tweede helft der negentiende eeuw luidt voor deze nijverheid een bloeitijd in, die minstens de derde is na die van de i£e en van de 176 eeuw in den loop der Nederlandsche geschiedenis ! Van recenten datum is de mijnbouw in Limburg. Nog tegen het einde der vorige eeuw had deze een zeer geringe beteekenis. Maar dan wordt, in 1901, een wet aangenomen, die een deel van het mijngebied voor staatsexploitatie reserveert. Sinds dat jaar zijn, betrekkelijk kort na elkander, vier mijnen in exploitatie gekomen, welke tesamen het staatsmij nbedri j f vormen, waarin een bedrag van meer dan 78 rhillioen gulden belegd is. Naast het staatsbedrijf bleek nog ruimte te zijn voor groote particuliere mijnbouwondernemingen. Het zou te eentonig worden orn alle nieuwe ' industrieën, die in de laatste zestig jaren in ons land gevestigd zijn, op te sommen. Evenwel mag ik toch niet ver zuimen de stichting van een hoogovenbedrijf te Velsen, na den wereldoorlog, aan te stippen en den fenomenalen opbloei, in enkele tientallen jaren, van de Philipsfabrieken téEindhoven in herinnering te bren gen. Een belangrijke PAG. i* DE GROENE:NO. 3ior Dn J. G. VAN DILLEN tak der nieuwe Nederlandsche industrie is die, welke met landbouw en veeteelt samenhangt: beetwortelsuiker-, strookarton- en zuivelfabricag en eveneens de margarinenijverheid. De gegevens der beroepsstatistiek toonen aawelke snelle vorderingen de industrialisatie va i Nederland reeds heeft gemaakt. Tusschen 1899 e : 1930 is het aantal personen, die in de nijverhei.i werkzaam zijn, met ruim 585.000 gestegen, terwi! de rubriek handel en verkeer (inclusief bank- e. verzekeringswezen) met 411.000 en de agrarisch beroepen slechts met 52.000 personen toenamer Bedrijfsconcentratie, verfijning der techniek e i rationalisatie: ziedaar de kenmerken van h«t industrieele kapitalisme. Geen wonder dus, d; t in de denkbeelden en opvattingen, zoowel va.i ondernemers als van arbeiders, een grondige ve ander ing is gekomen. Concentratie kenmerkt ook te ontwikkeling van het Nederlandsche bankwezen, dat in de laatste halve eeuw zoo enorm gegroeid i >. ANDERS dan de genoemde bedrijfstakken ve keerde de landbouw zestig jaren geleden alle minst in opgang. Integendeel deden zich toen juist de eerste kenteekenen van de naderende agrarisc! e crisis voor ! Het goedkoope Amerikaansche gra; n veroorzaakte een sterke daling der graanprijzen. Deze agrarische crisis der tachtiger jaren heeft . p het platteland groote ellende gebracht. Te midd-n van een steeds meer protectionistisch worden !e wereld bleef Nederland evenals Engeland nog zeer lang den vrijhandel trouw. De landboi w moest dus een langdurig en moeilijk aanpassing sproces doormaken. Eerst omstreeks 1895 was de crisis overwonnen. De verbouwing van graan w.is nu ingekrompen, terwijl de teelt van beetwortel -n en voedergewassen sterk was uitgebreid. Tüinbot w en veeteelt vonden een toenemend afzetgebied in Ie naburige, dichtbevolkte industrielanden. ALDUS is sinds ^876 het Nederlandsche bedrij sleven de landbouw en de veeteelt evenzeer Is de industrie in toenemende mate op uitvoer inge steld en daarmee van de wereldmarkt afhanke! ik geworden. Steeds meer is Nederland in de were dhuishouding opgenomen. De economische bl ei maakte een snelle vermeerdering der bevolki.ig mogelijk. Het werd zelfs een verdubbeling. In if 79 bedroeg het aantal inwoners immers nóg slee. ts vier millioen ! Het is duidelijk, dat een land van deze economi sche structuur door de in 1930 ingetreden were dcrisis zwaar moest worden getroffen. In de laat te zes jaren is veel vernietigd van wat in de vo >rgaande halve eeuw was opgebouwd. Het valt i :et ieder gemakkelijk om te erkennen, dat de tot al gewijzigde omstandigheden een verandering in den koers der economische politiek noodzake ijk maken.. Het is een internationaal verschijn el. dat de staat ten opzichte van het bedrijfsleven steeds meer tot ingrijpen en leiding geven n* .iet overgaan. Een groot contrast met den tijd \an omstreeks 1876 ! Ook het Nederlandsch bedr :sleven zal aan een zekere mate van ordening en planmatigheid niet kunnen ontkomen. Doch iet het geleidelijk herstel van het wereldverkeer zal het blijken, dat een nationale ordening weinig 'in heeft, wanneer daarmede geen internatiot ale regelingen gepaard gaan. Zestig jaren geleden had ons land nagenoeg en eeuw van achteruitgang en stagnatie achter ten rug. De ongunstige omstandigheden van nu me ;en ons niet doen vergeten, dat de omstreeks i.'-tyó begonnen periode in menig opzicht met den V oei der zeventiende eeuw is te vergelijken. TRIANON - A'DAM LÊIDSCHEPLEIN TEL. 33728 - 33215 - 34049 Uedurcnile de KJKKNTUAftKN Diner Dansant i n onze groote achterzaal fl. !S.?per couvert Op OUDEJAARSAVOND Souper Dansant met attractief! f 1. 4?per couvert K E SERVEERT T 1.1 D I Ci t' W TAF E It SOCIALE GROEI Arbeidstoestanden vroeger en heden Dr. L J. Brugmans Ruwe Huid Ruwe Handen Ruwe Lippen PUROL Doos 30 cent. Bij Apoth. en Drogist WANNEER men den opbouw der Neder landsche samenleving van een zestig tal jaren geleden vergelijkt met dien van thans, dan komen twee markante verschillen aan den dag: de gewijzigde positie van de vrouw, en de verbeterde toestand der arbeidende klasse. Het is deze laatste, die ons hier zal bezig houden. Is men er zich wel van bewust, welk een enorme verandering de arbeidende klasse in de laatste halve eeuw heeft ondergaan, zoowel in materieelen als in geestelijken zin? Wie het niet weten mocht, of zijn indrukken mocht wenschen te verlevendigen, leze het verslag van de commissie-Verniers van der Loef f uit het jaar 1887. Kamerstukken brengen bij dengeen, die ervan kennis neemt, zelden sterke affecten teweeg; maar wie stuk No. 105 van de zitting 1886/87 voor zich heeft, moet een klop in de keel gevoelen. Deze commissie, belast met het houden eener enquête naar den omvang van den kinderarbeid en den toestand in fabrieken en werk plaatsen, deed niets dan verhooren en vragen stellen; met pijnlijke nauwkeurigheid worden de antwoorden genoteerd; elk commentaar blijft achterwege. En misschien is dat juist de ijselijke nuchterheid van dit onophoudelijke vraag- en antwoordspel, dat het rapport zulk een diepen indruk achterlaat. Wij willen enkele grepen doen. In de waskaarsenfabriek te Amsterdam wordt door kinderen van 12 tot 16 jaar soms weken achter een gewerkt van 6 uur 's ochtends tot 12 uur des nachts; de normale werktijd is hier in den zomer van 7 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds, in den winter van 8 uur tot 6 uur. In den druksten tijd echter wordt hier wel 36 uren achtereen gewerkt; er is dan van 12 tot i uur 's nachts rusttijd, geduren de welken de arbeidsters volgens eigen verklaring op den grond gaan liggen. Bij ongeval en ziekte geeft de fabriek meermalen eenige uitkeering; bij bevalling echter niet, zoodat de arbeidsters somtijds den dag na de geboorte van hun kind weder in de fabriek komen. Van Amsterdam naar Maastricht. De kinderen, die aldaar in de glas- en aardewerkfabrieken werken, zien er uit als levende skeletten", verklaart een dokter. Vooral het nachtwerk voor kinderen van 14 a 15 jaar is nadeelig, meent de secretaris van het burgerlijk armbestuur: het is hartverscheurend als men hen des morgens van de fabriek ziet komen." Eerstgenoemde dokter deelt ook mede, dat de arbeidsters zoo spoedig mogelijk na haar bevalling in de fabriek terugkeeren. Wat gebeurt er dan met de kinderen?, vraagt de voorzitter. Antwoord: ,,Die blijven thuis bij de grootmoeder, die voert ze pap, dan krijgen ze darmontsteking en gaan ze dood." Met de volwassen werklieden is het in Maastricht weinig beter gesteld. Loodvergiftigtng en tering komen veelvuldig voor. Veertig jaren is een mooie ouderdom bij ons" verklaart een oude meester knecht van een aardewerkfabriek. Begrijpelijk wordt dit wanneer men weet, hoe de arbeiders gedwongen worden in de gloeiende ovens te kruipen ten einde de cassettes met gebakken goed eruit te nemen; het is vreeselij k om te zien, aldus een des kundige, in welk een toestand de mannen verkeeren als zij den oven verlaten. Nog n voorbeeld, thans om te demonstreeren hoe de arbeider dier dagen zijn ellendig lot trachtte te vergeten door den drank. Het is de verklaring van Justus van Maurik, die uiteraard niet als novellenschrijver doch als sigarenfabrikant werd gehoord door de commissie. Hij deelt mede dat, tengevolge van het drankmisbruik op Zondag, het Maandaghouden" veelvuldig voorkomt: ,,den Maandag rekenen wij bijna niet als een werkdag". Geen nood, door abnormaal lange werktijden op de andere dagen halen de sigarenmakers, die stuk werkers zijn, den achterstand wel weer in. WELKE zijn nu de oorzaken, dat dergelijke toestanden sindsdien zulk een grondige verandering hebben ondergaan? Het antwoord moet luiden, dat de pogingen tot verbetering van drie zijden zijn uitgegaan: de ondernemers, den staat en de arbeidende klasse zelf. Deze volgorde is tevens de historische. Toen in Nederland na omstreeks het midden der 196 eeuw het grootbedrijf langzaam veld ging winnen, zijn het hoe dikwijls wordt het vergeten de ondernemers geweest, die voor het eerst met sociale maatregelen zijn begonnen: uitkeering bij ziekte en ouderdom, beperking van den arbeidstijd, oprichting van fabrieksscholen e. d. m. Niet allen waren in dit opzicht van meer humanitaire gevoe lens bezield; de enquête van 1887 bewijst het. Maar toch: de ergerlijkste misstanden hebben niet in de groote fabrieken geheerscht, doch in het kleinbedrijf en in de huisindustrie. De romantische opvatting, die den vrijen ambachts- en handwerks man naast den fabrieksslaaf zette, is 'aantrekkelijk doch niet in overeenstemming met den werkelijken gang van zaken. Veel konden de ondernemers uit den aard der zaak voor hun arbeiders niet doen. Het is dan ook de staat geweest, die na 1870 de bescherming der arbeidende klasse ter hand heeft genomen en geleidelijk ons land een sociale wetgeving heeft geschonken van groote allure. Zestig jaren geleden was er op dit gebied nog niets, behalve het zooge naamde kinderwetje-Van Houten, dat een verbod tot indienstneming van kinderen beneden twaalf jaren inhield (1874). Men zou, niet zonder grond, de afgeloopen zes decennia de periode der sociale wetgeving kunnen noemen; want sinds Van Houten zijn initiatiefvoorstel deed is er op dit terrein een voortdurende activiteit geweest. Een opsomming van al deze wetten zou stellig te ver voeren; daarom slechts een overzicht van de voornaamste. De Arbeidswet van 1889 beschermde voor het eerst den arbeid van kinderen tusschen 12 en 16 jaar en van vrouwen, door den arbeidsduur dezer categorieën te beperken en nachtarbeid voor hen te verbieden. Later werd op dit gebied sterker inge grepen, met name toen de Arbeidswet van 1919 den arbeidsduur voor volwassen mannen ging beperken en voor fabrieken en werkplaatsen den zoo lang gepropageerden achturendag" bracht. Op het gebied van de veiligheid en gezondheid der fabrieksarbeiders werd van overheidswege tot het eind der 196 eeuw niets gedaan. Eerst de Veiligheidswet van 1895 gaf hier de zoo noodige voorschriften. Juist in deze jaren omstreeks de eeuwswisseling maakte de arbeidersbescherming snelle vorderingen; de Woningwet van 1901 ver beterde de huisvesting van den arbeider, de Onge vallenwet van hetzelfde jaar waarborgde hem uit keering voor den duur van eventueele arbeids ongeschiktheid, de wet op het arbeidscontract van 1907 regelde zijn rechtspositie als werknemer. Als sluitstuk kan men beschouwen de invaliditeits- en ouderdomswetten van 1919. Als derden factor, die tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse leidde, noemden wij: de arbeiders zelf. De arbeidende klasse, zestig jaren geleden een inerte massa die in doffe berusting haar lot aanvaardde, is zich bewust geworden van haar eigen waarde en haar beteekenis voor de samenleving. De weinige vakvereenigingen, die een zestigtal jaren geleden bestonden, zijn uitgedijd tot indrukwekkende aantallen, samengesnoerd in vakverbonden; deze organisaties hebben niet alleen door strijd menige lotsverbetering kunnen ver overen, maar hebben mede in eigen kring veel voor haar leden tot stand gebracht, ook in geestelijk opzicht. Het socialisme, dat hand in hand met de vakbeweging veld won, werd de uitdrukking van de politieke mondigheid der arbeiders. Sociale groei, schreven wij boven dit artikel. Hij was mogelijk door de snelle economische ontwikkeling, die Nederland na 1870 onderging, toen het de periode van het volledige kapitalisme binnentrad. Nu die economische ontwikkeling heeft plaats gemaakt voor een verstijvingsproces, zal ook deze sociale groei een einde nemen. De arbeiden de klasse, die eenmaal niets te verliezen had dan haar ketenen, zal haar welvaart thans slechts kunnen behouden door, als het noodig is, een deel daarvan tijdelijk prijs te geven. LEVENSVERZEKERING MY. ARNHEM de basis voor een zorgenvrij bestaan. r-- _INVCI ROTTERDAMSCHE HYPOTHEEKBANK VOOR NEDERLAND NIEUWE FIRMA9s UW EERSTE BEZUINIGING IN 1937 IS KANTOORMEUBELEN EN BRANDKASTEN TEKOOPENBJ N.V. MOZES KNAP OUDE HOOGSTRAAT 1 - AMSTERDAM BUREAUX MINISTRES van f 30.- af - STALEN BRIEVENKASTEN mat SLOT f42.50 Wilt gij Uw zorgen vergeten? Fit blijven? Een frisschen geest en een gezond lichaam behouden? Speel dan dagelijks een uurtje thuis op een belastingvrij , WILHELMINA" TAFELBILLARD! 4c DAT DOET WONDEREN! Vraagt prosp. Billardfabr. WUhelmina" - Stadhouderskade 127, A'dam N.V. DE HOLLANDSCHE VOORSCHOTBANK KRUISWEG 70 HAARLEM Oe Bank verstrekt voorschotten met een minimum van ?1000.- op billijke en wat de terugbetaling betreft gunstige voorwaarden, onder borgtocht of zake lijke zekerheid. Een prospectus wordt op aanvraag gaarne toegezonden, PEREZ PERZISCHE TAPIJTEN AMSTERDAM C - SINGEL 480 b/h Koningsplein TEI>. 3JB9S8 ROTTERDAM - 'S-OHAVENHAGB - UTRECHT Kussens en kleine kleedjes zyn welkome geschenken. i M PAG. 17 DE GROENE No. 1307 '?' K i*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl