Historisch Archief 1877-1940
/f*
j-lh/i* ??*&
$«&&
Letterkundig leven
HOUT EN HARS
D. A. M. Binnendijfc
H. de Bruin; Sehalm en Scharnier
(J. H. Kok, Kampen)
teyne, evenals Elsschot, wil niets met
de menschen uit zijn bosk te maken
hebben. Als Elsschot staat hij aan de
antipode der lyriek. Van invloed willen
we niet gewagen. Wij gelooven dat
twee menschen die ongeveer hetzelfde
?"-?? onderwerp behandelen, misschien wel
voor een groot deel door deze keuze,
sch» figuur, die zich episch manifes- iets gelijkaardigs van temperament
Kok, Kampen» teert, Schalm en Scharnier" een be- hebben.
NAAR mate de tegenstelling tus- schrijvend gedicht over een man met Fontêyne is echter zoo consekwent
schen religieuse en ongodsdiens» een eens vastgestelde natuur, die zich n{et als Elsschot in het volhouden van
tige litteratuur grooter is gewor- bestendigt in een levensfragment, waar- een nuchteren toon, die enkel aanzwelt
den en vraagstukken van maatschap- in een ongecompliceerd conflict zich bij het aangeven van atmosfeer. Dit
pelijken of politieken aard meer de afwikkelt. Zoowel door den eenvoud gebrek aan harmonischen grondtoon
motieven der kunst zijn gaan vormen, van den stijl, door de blanke hardheid belet dat Pension Vivès" een volmaakt
is de controverse van Protestantisme en Hollandsche degelijkheid van taal, boek zou zijn, Fontêyne bezit,
vooren Katholicisme ingekrompen en zijn als door de merkwaardige onnaturalis- loopig nog latent, al de hoedanigheden
de kenmerken hunner onderscheidene tische geconcentreerdheid van de be- van den schrijver, die eens een
definigeestesgesteldheid, vooral jegens het werking om n figuur heen, doet dit tieve kroniek over een groep, door het
mysterie van geloof en genade, jegens boekje denken aan een modernen Van noodlot samengebundelde wezens zal
de liefde voor Maria en Christus ook, Schendel. De van Schendél van De kunnen schrijven. Zijn hoofdhelden
meer en meer verdwenen. In de poëzie Waterman" en van Een Hollandsch de meesten heldinnen schrijden
van den jongen Protestantschen dich- Drama", iets geschakeerder, en den zeer pregnant door onze verbeelding.
ter Jan H. Eekhout (?Machten") komt dialoog in zijn simpelsten vorm als Andere, niet minder voorname per
een reeks Maria-verzen" voor, die litterair uitdrukkingsmiddel niet ver- S0nen, wemelen dan weer zoo vaag
wat sfeer en toon, voorstelling en ver- smadend. Dit is geen geringe lof, on- door de eersten, dat men zich afvraagt
beeldingswijze betreft, niet wezenlijk danks al de bezwaren tegen deze no- of het Fontêyne aan inspiratie, aan
verschillen van gelijkgeaarde Room- veile, welke echter onder geen voor- constructiezin of aan inzicht in zijn
sche gedichten, zelfs niet ver afstaan waarde te verzwijgen waren.
van die van Gerard Wijdeveld. Ook in .
de verzen van Willem de Mérode
De wilde Wingerd", een groote en
uitstekende bloemlezing uit zijn poëzie
door Roei Houwink ter gelegenheid
van 's dichters zilveren jubileum samen
gesteld, bevestigt deze zienswijze
kon men steeds een Katholiek element
ontdekken, dat de stugheid van een
Protestantsche verbeeldingswereld met
PENSION Vivès" van den jongen
Vlaamschen auteur F. N.
Fongloed, warmte en teedere, intieme innig
heid wist te verzachten, soms zelfs tot
smeltens toe te verwecken.
De novelle Schalm en Scharnier"
van H. de Bruin* evenals Eekhout een
constructiezin of aan inzicht in zijn
werk heeft ontbroken. Wij kunnen ons
van dezen indruk niet ontmaken, dat
Fontêyne een paar van zijn personen
zeer duidelijk heeft gekend en in hen
de potentie voor een roman meende te
ontdekken (waarin hij gelijk had),
maar deze personen heeft moeten
aanvullen door fictieve, die hij niet
pregnant naar voren brengt. Het duurt
verder een heelen tijd voor er werkelijk
handeling in het boek komt. Daar
nevens moeten wij weer bewonderen
hoe hij, met zeer moderne middelen,
? teyne brengt ons naar Brugge, niet zoo op zijn Walschaps als bij
de oude Vlaamsche stede, met haar zoo eerste zicht zou blijken, zijn personen
eigene, zoo intieme atmosfeer, deze zoo voorstelt. Maar eens dat deze
samenInconsequente
nuchterheid
F. N. Fontryne: Pension Vivès
(P. N. Van! Rampen A Zoon N. V.
Amsterdam)
van H. de Bruin* evenals Eekhout een eigene, zoo inucmc avmwa*^*, ««.^ ««« .?.?..
op den voorgrond tredend jong Protes- dankbare, maar helaas nog te weinig geknoopt liggen gebeurt er bijna niets,
. . .._,_,._ ..L.H. «. M?.i., honutt* litteraire stof. Doch deze of niets dat we niet verwachtten,
tant dichter, stelt ons voor een ander benutte litteraire stof. Doch deze w. ...^.?_ , __
verschijnsel en confronteert ons met roman alhoewel te Brugge gelocali- terwijl het uit elkaar gaan van het
een nieuw probleem. De zaken staan seerd, herinnert minder aan het werk groepje in te versneld tempo en zonder
hier namelijk eenigszins anders. Hier van den auteur van Aan 't Minne- groot overtuigen van stapel loopt.
luidt de vraag: wat is er typisch gods- water" dan wel aan dit van den Ant- Pension Vivès" is een boek met
dienstig aan dit werkje? Roomschis werpenaar Willem Elsschot. Niet om- onmiskenbare kwaliteiten, die echter
het in geenen deele. Maar is het wel- dat Elsschot in Villa des Roses" even- gaver moeten besnoeid worden, want
licht religieus" in algemeener betee- eens het zeer bizondere wereldje van de gebreken wassen op denzelfden tak.
kenis? Mijns inziens is het motief der een kosthuis heeft behandeld. Er is
godsdienstigheid er met de haren bij- meer dan het analoge onderwerp. Fon- RAYMOND BRULEZ
gesleept (pag. 25?27) en houdt het
geen werkelijk verband met den gang
vin het verhaal of de psychologische
ontwikkeling der hoofdpersoon. Maar
verder.... is deze novelle door en door
Protestantsch, niet van inhoud, gege
ven of tendenz, maar van toon, stijl en
DE PRIX GONCOURT 1936
Giacomo Antonini
gezindheid. Naar vochtig hout en
rinsche hars geurt dit stevig, nuchter,
allerminst levendig proza. Souplesse
ontbreekt volkomen aan deze gedron
gen, knoestigen schrijftrant, die echter
op enkele tekortkomingen na
zuiver en oprecht is.
Maxence van der Meersch:
L'Emprelnte du Bleu; Invaslon '14
(Albln Mlchel, Parij»)
D
vergeten door de andere gewesten, die
wel hun zonen hebben opgeofferd, maar
den vijand toch niet in eigen huis
hebE juryleden vanden Prix Gon- ben gehad. De wijze waarop Van der
court" hebben de laatste jaren Meersch dit alleszins gerechtvaardigd
geen gelukkige hand gehad: na gevoel in zijn roman verwerkt heeft,
iver en oprecht is. Guy Mazeline, Roger Vercel en Joseph doet sterk aan Zola denken: het is
eenHet belangrijkst bezwaar tegen dit Peyré, drie middelmatigheden, even zelfde, niet altijd gecontroleerde,
onboekje geldt de weinig zinrijke behan- snel vergeten als zij op den voorgrond stuimigheid, eenzelfde behoefte om de
deling van de stof, de onbeduidende werden geplaatst, hebben zij dit jaar dingen met groote felkleurige
penseelontwikkeling van het motief vooral in hun keuze laten vallen op den achten- streken te schilderen zonder op
bijzonpsychologisch opzicht, de schraalheid twintig-jarigen Maxence van der derheden of nuances te letten: Zola is
van het conflict. Wat geschiedt hier Meersch, een Franschen Vlaming, die inderdaad, wat hij ook zelf erkent, de
anders of meer dan dat een timmerman reeds het vorige jaar met den prijs meester van Van der Meersch. Deze
aspiraties koestert voor het edel am- dreigde te gaan strijken. Maxence van streeft voortdurend naar een
romanbacht van architect? Wijzigt de tegen- der Meersch is een man die groot ziet tisch aangedikt naturalisme, dat
onwerking, die hij daarbij ondervindt van en in de letterkunde voor geen moei- zuiver is van toon, maar toch bijwijlen
de zijde der menschen, welke zijn lijkheid terugdeinst; de titels van zijn indrukwekkend door zijn forsche
stuwmilieu vormen, zijn wezen en gedrag romans hij heeft er al zeven op zijn kracht. Waar het collectieve in
Invaessentieel? Deze ietwat zonderlinge, naam staan geven dit reeds aan: ' '
*??"" Car ils ne savent ce qu'ils font", Le
Pêche du Monde", Quand les Sirenes
lot, dat hij zelf grootendeels uitdaagt se taisent", enz. Het is evenwel in In- .?. ..__,..
en dat de kleinste afmetingen aan- vasion 14", een oorlogsroman zoo om- eigenlijken roman, d.i. de zuiver
perneemt, zich zelf. In deze psychologie vangrijk en breed opgezet, dat het noo- soonlijke bijdrage van den schrijver, te
schuilt geen fout: hij vindt de bevredi- dig was een lijst van de zestig belang- vergeten.
ging in het ongeschokt zelfvertrouwen, rijkste personnages vooraf te laten In L'Empreinte du Dieu" is dat
anJ-L i.?_,,.»_, u.j i.^,:.^ M ,w -?t, gaan, dat zijn episch talent zich het ders; de zwakke zijde van Van der
best laat genieten.
In Invasion 14" heeft Van der
naar binnen levende werkman blijft
onder de eenvoudige slagen van het
lot, dat hij zelf grootendeels uitdaagt
W CMb* AtWfc ****??*.<<**??-'*,v ___ fj ..._
s ion 14" belangrijker is dan het
individueele, is men gaarne geneigd in dit
geval terwille van het historische of,
zoo men wil, het documentaire, den
Bibliografie
Tjebbo Franken: Leeuwke de den*
(Bilt*, Amsterdam)
LEEUWKE de Geus is de wel zeer
heldhaftige naam voor een
allererbarmelijkst manneke: De schrijver
houdt echter van tegenstellingen in
zijn werk, waarbij hij zich meer om het
uiterlijk effect, dan om een logische
structuur en een aannemelijke psycho
logie zijner figuren bekommert.
Leeuwke is een afgevoerd en uit zijn
sleurbestaan gerukt ambtenaartje, dat te
recht komt in een wereld van
werkloozen, wachtgeldtrekkers en
schmierende tooneelspelers: Hij is een edel
mensch met een goed hart en een buiten
gewoon slecht stel hersenen; hij wordt
geplunderd, geraakt op zijn ouden dag
verliefd en tenslotte onder de wielen
van een auto, wat een eind aan zijn
leven en aan dezen roman maakt.
Leeuwke's ontmoetingen met
stempelaars en verarmde middenstanders
geven den schrijver gelegenheid om
eenige niet onverdienstelijk geschreven
bladzijden aan de sociale wantoe
standen van onzen tijd te wijden. Ook
maakt de weinig pretentieuze toon,
waarin dit boek geschreven is, een
sympathieken indruk. Overigens bleef
dit Leeuwke een boekenfiguur, een
mechanisch romankereltje, dat slechts
op enkele plaatsen eenigszins op een
levend mensch gelijkt.
Wies Defresue: Klanten (Qnerldo,
Amsterdam)
DEZE klanten van mejuffrouw
Wies Defresne, zijn de bezoekers
van een kroegje in Limburg. De kas
teleinsdochter stelde de borrelpraat van
deze menschen te boek en voegde er
nog het elixer van haar eigen ge
dachten en ervaringen aan toe. Het
geval vond een uitgever, het werd ge
drukt, gebonden en ter bespreking ge
zonden en dus heeft het thans recht op
enkele regels in deze rubriek: Dat is
jammer, omdat wij niets goeds van
deze onbenullige bitterpraatjes kunnen
zeggen: Wij hopen slechts, dat juf
frouw Defresne het nooit weer zal doen.
land, waarin zij leven en de Vlaamsche
atmospheer, die de auteur om hen heen
geschapen heeft. Maar evenals zijn
hoofdpersonen is ook het Vlaanderen
van Van der Meersch conventioneel,
het is een Vlaanderen dat tusschen
Memling, Van Eyck en Rubens zweeft,
mystiek en sensueel, geplaagd door de
najaarsstormen en opgeluisterd door
overvloedige maaltijden, volkomen in
overeenstemming met de traditioneele
voorstelling, die de gemiddelde
Franschman zich van Vlaanderen maakt. De
roman is niet onhandig in elkaar gezet,
maar alles is hier uiterlijk en op effect
berekend, zooals dat in een
succesboek" nu eenmaal behoort te zijn. Niet
onvermakelijk is in dit verband een
gesprek tusschen den dichter Van Ber
gen en een ouden molenaar: Wat heb
jij in deze jaren gedaan?" vraagt de
molenaar. Ik heb verzen en
tooneelstukken geschreven". Brengt dat wat
op ?" Oh ja, soms zelfs heel veel."
Van der Meersch schrijft wijselijk geen
verzen maar romans; laten wij hopen,
dat deze hem tenminste vél zullen op
brengen, want de Fransche letterkunde
zal hij er, te oordeelen naar hetgeen hij
tot nu toe heeft geschreven, niet mee
verrijken.
ders; de zwakke zijde van Van der
Meersch is hier dan ook veel duidelij
ker zichtbaar geworden. Van een
fcarakterteekening is nauwelijks sprake.
Zoowel de beroemde Vlaamsche
dichc» o - H
dat hem altijd had bezield en dat zich
heeft kunnen handhaven door de
schrale troost eener eervolle vermelding ... __.
bij de oplossing van een bouwkundige Meersch het lijden willen uitbeelden
prijsvraag. Maar de gestalte van dezen van een Vlaamsche stad, die gedurende »v?n?.
boerschèn Rijk Kistemaker groeit in de den wereldoorlog door de Duitschers ter Van Bergen als zijn boersch nichtje
novelle niet uit tot een mensch, die door bezet is geweest» Zijn boek is ontstaan Karelina, als alle anderen, zijn
convenzijn karakter in boeiende relaties treedt uit een oprecht, zij het wat primitief, tioneele figuren, die slechts van den
met zijn bekrompen en kortzichtig gevoel van verontwaardiging over zoo- buitenkant worden gezien: Zij moeten
milieu,?hij blijft een in wezen lyri- veel schande en zooveel smart, al te snel hun reliëf krijgen door het Vlaamsche
PAG. 8 DE GROENE No. 3106
VAN RUN S
SSMOSTERD
Schilderkunst
Onvoltooide muurschildering
CHARLES ROELOFSZ
EN DE COMMISSIE
VALSCHE SCHILDERIJEN
A. Plasschaert
DE stad van Amsterdam, aan het
IJ, heeft voor velerlei zaken
hare commissies. De com
missie (de Commissie) is eene instelling
die bij de Democratie behoort. Zij zal
veelzijdig, evenredig van samenstelling
zijn, om aan iedere schakeering recht
te doen, zooveel doenlijk. En wie zal
het misprijzen? De contemporaine
geschiedenis bewijst dat het beginsel
zoo kwaad niet is.
Zoo is er te Amsterdam ook eene
Commissie voor de muurschilderingen.
Het bestuur van de hoofdstad pleegt
zekere sommen uit te trekken, om
opdrachten aan kunstenaars te kunnen
geven. Dat is een goed voorbeeld, en
(zelfs in bitteren crisistijd) volstrekt
geen geld verspild. Het tijdperk waarin
groote heeren den kunstenaar lieten ar
beiden is voorbij. Voor zoover er nog
groote heeren zijn, denken deze aan
meer technische zaken dan aan kunst
werken, tenzij ze er een geschikte
geldbelegging in zien, waartoe men
zeventiehde-eeuwers kan aanschaffen
(met veel expertise). Het is dus een
normale gang van zaken, dat de ge
meenschap een weinig de opdrachten
geeft, die weleer van den vorst, den
bisschop, den baron uitgingen. Eerbied
voor de schatten van het verleden is
erg mooi, en het is te hopen dat men
er hier geen opruiming onder houdt
gelijk in Spanje, maar het
hedendaagsche, het levende dient gestuwd,
gestimuleerd, of wij komen te zitten
in een pakhuis.
De Commissie voor de muurschil
deringen te Amsterdam heeft al ette
lijke decoratieve werken doen uit
voeren. Meesterwerken zijn daarbij niet
verschenen. Zeer te verwonderen is dit,
naar ons inzicht, niet, want er is in de
laatste tientallen van jaren wel zwaar
getheoretiseerd over de eischen waar
aan een echte" muurschildering heeft
te beantwoorden, doch maar zelden
liet men den pooteling zijn gang gaan
die den muur bedwong en (desnoods)
de architectuur van de ruimte waarin
hij werkte opvoerde, verlengde, negeer
de, aan stukken sloeg. Men heeft bij
ons een nogal omschreven en vrij
schoolsch begrip omtrent de muur
schildering, waarvan de korte be
schouwing zou kunnen luiden: aan
passing bij de architectuur. Maar wie
de kunstgeschiedenis onbevangen be
kijkt zal toegeven, dat aanpassing
bij de architectuur" op verschillende
manieren is te bereiken. Soms door
voorzichtige vlakschildering, in twee
dimensies, soms door een speelsch
alterneeren van het plastisch rhythme,
soms door de optische illusie, welke
in den muur de ruimte van de zaal
kunstmatig uitbouwt. Men geve hier
geen recept, doch handele naar gelang
van de omstandigheden l
Het was een experiment toen men
Charles Roelofsz, den vrijbuiter, op
dracht gaf een muurschildering te
maken in het Solarium van den
Geneeskundigen Dienst aan de eerste
Helmersstraat. Men kent kleine schil
derijen van hem, even vreemd als
teeder, en teekeningen die van won
derlijke hallucinatie, grimmige dwang
voorstelling en spitse satire vol zijn.
Maar wat zou hij maken op een muur,
die na is aan de veertig meter i), eigen
aardig van verloop, in een lokaal dat,
zeer weinig sierlijk, uitgevoerd bleek
in een slordige revolutie-architectuur?
Zou hij wat beters maken dan de
slappe allegorie van Sjollema in den
Stadsschouwburg? Roelofsz heeft de
intelligentie gehad, om de non-valeur
van de architectuur links te laten
Hggen, en hij zette een schildering uit
die, de volle aandacht trekkend van
Muurschildering vort Charles Roelofsz in
' van den G.G.P. te Amsterdam
elkeen die in de zaal vertoeft, even
stoutmoedig van compositie als geestig
van teekening is.
In een breed-vertakten boom, zuide
lijk van aard, waartegen een ladder op
plastisch-interessante wijze zich ver
heft, is een vrouwefiguur in 't rood
gezeten, met waaiend gewaad, die een
kind naar den zonnigen hemel heft.
Aan den voet van den boom, die de
stevige as van de voorstelling is, en als
uit den muur schijnt te groeien, is de
naakte jeugd zich aan 't zonnen,
sluimerend onder een tentzeil, spelend
met een grooten stroohoed, een vlieger
oplatend. Rechts staan de haan en
de hond en tegen den boomstam klimt
de hagedis, die de geneeskunde
symboliseeren. Maar er is verder niets van
schema of symbool: het is een vrije,
fantasierijke, speelsche verbeelding.
Deze muurschildering is niet vol
tooid, en ik schrijf dit om de nood
zakelijkheid te bepleiten, dat zij vol
tooid wórde. Kleine troebelen ont
stonden tusschen den kunstenaar en de
Commissie. Zij mogen in geen geval
de oorzaak zijn, dat ons de volledigheid
wordt onthouden van een kunstwerk,
dat stellig uit zal blinken (wat er op
den muur reeds staat is daarvoor borg)
onder de decoratieve werken die de
hoofdstad liet maken. De muur dien
Roelofsz kreeg te bewerken is slecht
en onregelmatig afgeschuurd. Men
kan daar met de keimsche verf niet
licht en briezig op werken, de schilder
moet dus zwaarder tonen geven, wat
het sloteffect niet behoeft te bederven,
maar wel veel arbeid vergt. Niet af
geschrikt door het ongemeene van de
conceptie des schilders, niet beducht
voor een kleur die zwaarder is dan
kleuren elders, scheppe men de ge
legenheid om Roelofsz te laten vol
tooien wat hij begon, vaardiger en
inzichtrijker dan sommige leerlingen
der decoratieve klasse.
Valsche Schilderijen
IK heb mij bijna Britsch, verheugd
over de actie van een vooraanstaand
dagblad met de meeste lezers en
over de verontwaardiging van een
eveneens vooraanstaand kritikus als
geëmployeerde bij dit dagblad, tegen
de makers van valsche" schilderijen
en tegen de zwendelaars met deze
valsche" voorwerpen. Niets is toch
genoegelijker dan in een volk, waar de
handel in allerlei richtingen tierde,
zooveel deugd voor de echtheid te ont
dekken en het bewijs te vinden, dat de
kern der natie, van onze natie onaan
getast bleef, hoewel dat wat laat en
plotseling blijkt. Ik verheugde mij,
opgezweept door het getal der lezers
van dit dagblad, met de massa mee,
dat hoort tegenwoordig en is de bon
ton", over de innerlijke rechtschapen
heid van onzen handel en van onze
kooplieden, die den heelen aardbol
bevoeren, niet uit overmaat aan vitali
teit, maar om het christendom te ver
breiden, om zendelingen te honoreeren
en de rechtvaardigheid te toonen aan
achterlijke naties. Ik verheugde mij
zeer en begon pas wat te wankelen in
de vastheid mijner algemeene meening,
toen ik in dat zelfde blad het woord
4 -
"en nu l Zou het woord toch waar zijn,
dat deugd werkloosheid schept? dat
deugd een passief genieten is van de
eigen voortreffelijkheid en ondeugd de
geest op het oorlogspad? Plotseling
zag ik door de actie van ons actief
dagblad, steeds uit op iets nieuws en
iets pas-gebeurds, gevaren voor ons
land ontstaan, die de uitmuntende staf
van dat dagblad niet had gezien of
door het hoofd gezien, of onderschat
en dat de run" naar het sensationeele
gevaren voorbijliep, die zeer werkelijk
kunnen zijn. Want wie zou niet
werkloos worden, ging de handel in
valsche schilderijen te niet en welke
geestelijke defecten zouden niet kunnen
ontstaan door deze intredende werk
loosheid? We zullen dit statistisch
vaststellen en daar de statistiek van
zelve verzot is op lijstjes van getallen,
zullen wij haar hier volgen en de a.s.
werkeloozen in een lijst saamvatten
voor het overtuigend en gemakkelijk
overzicht van de juistheid onzer
meening, dus van de grootte van het
gevaar.....
Aanstaande werklooz»>n of
gedeeltelljk-werklooarn! wanneer alle
schilderijen echt zij u
- »v**u« uicrn net WOOr
werkverschaffing" las en Minister
van Financiën". Ik ondervond hoe
JAN ENGELMAN
i) Men meende een opdracht te geven
voor twintig meter, maar het is een
vergissing, zooals valt na te gaan !
- v«u«**rvim HOC
een klein woord van invloed kan zijn
op onze gedachten en hoe mobiel ons
geestelijk evenwicht is..; wij zijn als
de blaadren op den wind; waar die
heen waait, waaien wij heen, al is dat
tegen den draad in. Want plotseling
zag ik hen voor mij, onze medeburgers,
die ook belasting betalen en een
geeerde plaats innemen, die hun broodje
en brood gedeeltelijk zeker verdienen,
bewust of onbewust door die valsche
schilderijen, nu plotseling zoo ge
smaad en plotseling ontdekt,
kersversch gehoond en kersversch met de
modder der couranten besmeurd. Pas
had ik gelezen, dat de werkloosheid
afnam en het nationaal ? vermo
gen, na vele slagen weer toenam,
dat de reederijen geen opgelegde
schepen meer kenden en dat de scheeps
bouw het werk niet meer afkon, dat
in een woord, Holland weer opgestooten
werd in den kring der finantieele naties
WANNEER wij onze lijst be
ginnen met de meest ontwik
kelden of zeker met de
gedeeltelijkontwikkelden onder hen, dan treffen
wij dadelijk als die in den steun van
het Rijk zullen vallen, een aantal
professoren, museumdirecteuren, doc
toren in de kunsthistorie en enkele
kritici. Zij zijn de uitreikers der certi
ficaten en wij weten, dat bij elk duur
schilderij minstens n certificaat hoort
zal het als echt gelden op de markt.
Er is daardoor een groote
transitohandel ontstaan tusschen de uitdeelers
der certificaten en hen, die ze noodig
hebben, de handelaars (deze zijn daar
door gedekt). Er is menige vriendschap
geknoopt ten wederzijdschen voordeele;
ik geloof niet onjuist te zijn als ik zeg,
dat er voor sommige der certificateurs
menig voldoend inkomen extra is
ontstaan, dat de kooper weer betaalt.
Worden alle schilderijen als echt aan
vaard, dan vervalt dit extra-inkomen,
dat ook door Staatsambtenaren wordt
ontvangen, en het nationaal inkomen
r
l
i