De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1936 26 december pagina 5

26 december 1936 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

/f* j-lh/i* ??*& $«&& Letterkundig leven HOUT EN HARS D. A. M. Binnendijfc H. de Bruin; Sehalm en Scharnier (J. H. Kok, Kampen) teyne, evenals Elsschot, wil niets met de menschen uit zijn bosk te maken hebben. Als Elsschot staat hij aan de antipode der lyriek. Van invloed willen we niet gewagen. Wij gelooven dat twee menschen die ongeveer hetzelfde ?"-?? onderwerp behandelen, misschien wel voor een groot deel door deze keuze, sch» figuur, die zich episch manifes- iets gelijkaardigs van temperament Kok, Kampen» teert, Schalm en Scharnier" een be- hebben. NAAR mate de tegenstelling tus- schrijvend gedicht over een man met Fontêyne is echter zoo consekwent schen religieuse en ongodsdiens» een eens vastgestelde natuur, die zich n{et als Elsschot in het volhouden van tige litteratuur grooter is gewor- bestendigt in een levensfragment, waar- een nuchteren toon, die enkel aanzwelt den en vraagstukken van maatschap- in een ongecompliceerd conflict zich bij het aangeven van atmosfeer. Dit pelijken of politieken aard meer de afwikkelt. Zoowel door den eenvoud gebrek aan harmonischen grondtoon motieven der kunst zijn gaan vormen, van den stijl, door de blanke hardheid belet dat Pension Vivès" een volmaakt is de controverse van Protestantisme en Hollandsche degelijkheid van taal, boek zou zijn, Fontêyne bezit, vooren Katholicisme ingekrompen en zijn als door de merkwaardige onnaturalis- loopig nog latent, al de hoedanigheden de kenmerken hunner onderscheidene tische geconcentreerdheid van de be- van den schrijver, die eens een definigeestesgesteldheid, vooral jegens het werking om n figuur heen, doet dit tieve kroniek over een groep, door het mysterie van geloof en genade, jegens boekje denken aan een modernen Van noodlot samengebundelde wezens zal de liefde voor Maria en Christus ook, Schendel. De van Schendél van De kunnen schrijven. Zijn hoofdhelden meer en meer verdwenen. In de poëzie Waterman" en van Een Hollandsch de meesten heldinnen schrijden van den jongen Protestantschen dich- Drama", iets geschakeerder, en den zeer pregnant door onze verbeelding. ter Jan H. Eekhout (?Machten") komt dialoog in zijn simpelsten vorm als Andere, niet minder voorname per een reeks Maria-verzen" voor, die litterair uitdrukkingsmiddel niet ver- S0nen, wemelen dan weer zoo vaag wat sfeer en toon, voorstelling en ver- smadend. Dit is geen geringe lof, on- door de eersten, dat men zich afvraagt beeldingswijze betreft, niet wezenlijk danks al de bezwaren tegen deze no- of het Fontêyne aan inspiratie, aan verschillen van gelijkgeaarde Room- veile, welke echter onder geen voor- constructiezin of aan inzicht in zijn sche gedichten, zelfs niet ver afstaan waarde te verzwijgen waren. van die van Gerard Wijdeveld. Ook in . de verzen van Willem de Mérode De wilde Wingerd", een groote en uitstekende bloemlezing uit zijn poëzie door Roei Houwink ter gelegenheid van 's dichters zilveren jubileum samen gesteld, bevestigt deze zienswijze kon men steeds een Katholiek element ontdekken, dat de stugheid van een Protestantsche verbeeldingswereld met PENSION Vivès" van den jongen Vlaamschen auteur F. N. Fongloed, warmte en teedere, intieme innig heid wist te verzachten, soms zelfs tot smeltens toe te verwecken. De novelle Schalm en Scharnier" van H. de Bruin* evenals Eekhout een constructiezin of aan inzicht in zijn werk heeft ontbroken. Wij kunnen ons van dezen indruk niet ontmaken, dat Fontêyne een paar van zijn personen zeer duidelijk heeft gekend en in hen de potentie voor een roman meende te ontdekken (waarin hij gelijk had), maar deze personen heeft moeten aanvullen door fictieve, die hij niet pregnant naar voren brengt. Het duurt verder een heelen tijd voor er werkelijk handeling in het boek komt. Daar nevens moeten wij weer bewonderen hoe hij, met zeer moderne middelen, ? teyne brengt ons naar Brugge, niet zoo op zijn Walschaps als bij de oude Vlaamsche stede, met haar zoo eerste zicht zou blijken, zijn personen eigene, zoo intieme atmosfeer, deze zoo voorstelt. Maar eens dat deze samenInconsequente nuchterheid F. N. Fontryne: Pension Vivès (P. N. Van! Rampen A Zoon N. V. Amsterdam) van H. de Bruin* evenals Eekhout een eigene, zoo inucmc avmwa*^*, ««.^ ««« .?.?.. op den voorgrond tredend jong Protes- dankbare, maar helaas nog te weinig geknoopt liggen gebeurt er bijna niets, . . .._,_,._ ..L.H. «. M?.i., honutt* litteraire stof. Doch deze of niets dat we niet verwachtten, tant dichter, stelt ons voor een ander benutte litteraire stof. Doch deze w. ...^.?_ , __ verschijnsel en confronteert ons met roman alhoewel te Brugge gelocali- terwijl het uit elkaar gaan van het een nieuw probleem. De zaken staan seerd, herinnert minder aan het werk groepje in te versneld tempo en zonder hier namelijk eenigszins anders. Hier van den auteur van Aan 't Minne- groot overtuigen van stapel loopt. luidt de vraag: wat is er typisch gods- water" dan wel aan dit van den Ant- Pension Vivès" is een boek met dienstig aan dit werkje? Roomschis werpenaar Willem Elsschot. Niet om- onmiskenbare kwaliteiten, die echter het in geenen deele. Maar is het wel- dat Elsschot in Villa des Roses" even- gaver moeten besnoeid worden, want licht religieus" in algemeener betee- eens het zeer bizondere wereldje van de gebreken wassen op denzelfden tak. kenis? Mijns inziens is het motief der een kosthuis heeft behandeld. Er is godsdienstigheid er met de haren bij- meer dan het analoge onderwerp. Fon- RAYMOND BRULEZ gesleept (pag. 25?27) en houdt het geen werkelijk verband met den gang vin het verhaal of de psychologische ontwikkeling der hoofdpersoon. Maar verder.... is deze novelle door en door Protestantsch, niet van inhoud, gege ven of tendenz, maar van toon, stijl en DE PRIX GONCOURT 1936 Giacomo Antonini gezindheid. Naar vochtig hout en rinsche hars geurt dit stevig, nuchter, allerminst levendig proza. Souplesse ontbreekt volkomen aan deze gedron gen, knoestigen schrijftrant, die echter op enkele tekortkomingen na zuiver en oprecht is. Maxence van der Meersch: L'Emprelnte du Bleu; Invaslon '14 (Albln Mlchel, Parij») D vergeten door de andere gewesten, die wel hun zonen hebben opgeofferd, maar den vijand toch niet in eigen huis hebE juryleden vanden Prix Gon- ben gehad. De wijze waarop Van der court" hebben de laatste jaren Meersch dit alleszins gerechtvaardigd geen gelukkige hand gehad: na gevoel in zijn roman verwerkt heeft, iver en oprecht is. Guy Mazeline, Roger Vercel en Joseph doet sterk aan Zola denken: het is eenHet belangrijkst bezwaar tegen dit Peyré, drie middelmatigheden, even zelfde, niet altijd gecontroleerde, onboekje geldt de weinig zinrijke behan- snel vergeten als zij op den voorgrond stuimigheid, eenzelfde behoefte om de deling van de stof, de onbeduidende werden geplaatst, hebben zij dit jaar dingen met groote felkleurige penseelontwikkeling van het motief vooral in hun keuze laten vallen op den achten- streken te schilderen zonder op bijzonpsychologisch opzicht, de schraalheid twintig-jarigen Maxence van der derheden of nuances te letten: Zola is van het conflict. Wat geschiedt hier Meersch, een Franschen Vlaming, die inderdaad, wat hij ook zelf erkent, de anders of meer dan dat een timmerman reeds het vorige jaar met den prijs meester van Van der Meersch. Deze aspiraties koestert voor het edel am- dreigde te gaan strijken. Maxence van streeft voortdurend naar een romanbacht van architect? Wijzigt de tegen- der Meersch is een man die groot ziet tisch aangedikt naturalisme, dat onwerking, die hij daarbij ondervindt van en in de letterkunde voor geen moei- zuiver is van toon, maar toch bijwijlen de zijde der menschen, welke zijn lijkheid terugdeinst; de titels van zijn indrukwekkend door zijn forsche stuwmilieu vormen, zijn wezen en gedrag romans hij heeft er al zeven op zijn kracht. Waar het collectieve in Invaessentieel? Deze ietwat zonderlinge, naam staan geven dit reeds aan: ' ' *??"" Car ils ne savent ce qu'ils font", Le Pêche du Monde", Quand les Sirenes lot, dat hij zelf grootendeels uitdaagt se taisent", enz. Het is evenwel in In- .?. ..__,.. en dat de kleinste afmetingen aan- vasion 14", een oorlogsroman zoo om- eigenlijken roman, d.i. de zuiver perneemt, zich zelf. In deze psychologie vangrijk en breed opgezet, dat het noo- soonlijke bijdrage van den schrijver, te schuilt geen fout: hij vindt de bevredi- dig was een lijst van de zestig belang- vergeten. ging in het ongeschokt zelfvertrouwen, rijkste personnages vooraf te laten In L'Empreinte du Dieu" is dat anJ-L i.?_,,.»_, u.j i.^,:.^ M ,w -?t, gaan, dat zijn episch talent zich het ders; de zwakke zijde van Van der best laat genieten. In Invasion 14" heeft Van der naar binnen levende werkman blijft onder de eenvoudige slagen van het lot, dat hij zelf grootendeels uitdaagt W CMb* AtWfc ****??*.<<**??-'*,v ___ fj ..._ s ion 14" belangrijker is dan het individueele, is men gaarne geneigd in dit geval terwille van het historische of, zoo men wil, het documentaire, den Bibliografie Tjebbo Franken: Leeuwke de den* (Bilt*, Amsterdam) LEEUWKE de Geus is de wel zeer heldhaftige naam voor een allererbarmelijkst manneke: De schrijver houdt echter van tegenstellingen in zijn werk, waarbij hij zich meer om het uiterlijk effect, dan om een logische structuur en een aannemelijke psycho logie zijner figuren bekommert. Leeuwke is een afgevoerd en uit zijn sleurbestaan gerukt ambtenaartje, dat te recht komt in een wereld van werkloozen, wachtgeldtrekkers en schmierende tooneelspelers: Hij is een edel mensch met een goed hart en een buiten gewoon slecht stel hersenen; hij wordt geplunderd, geraakt op zijn ouden dag verliefd en tenslotte onder de wielen van een auto, wat een eind aan zijn leven en aan dezen roman maakt. Leeuwke's ontmoetingen met stempelaars en verarmde middenstanders geven den schrijver gelegenheid om eenige niet onverdienstelijk geschreven bladzijden aan de sociale wantoe standen van onzen tijd te wijden. Ook maakt de weinig pretentieuze toon, waarin dit boek geschreven is, een sympathieken indruk. Overigens bleef dit Leeuwke een boekenfiguur, een mechanisch romankereltje, dat slechts op enkele plaatsen eenigszins op een levend mensch gelijkt. Wies Defresue: Klanten (Qnerldo, Amsterdam) DEZE klanten van mejuffrouw Wies Defresne, zijn de bezoekers van een kroegje in Limburg. De kas teleinsdochter stelde de borrelpraat van deze menschen te boek en voegde er nog het elixer van haar eigen ge dachten en ervaringen aan toe. Het geval vond een uitgever, het werd ge drukt, gebonden en ter bespreking ge zonden en dus heeft het thans recht op enkele regels in deze rubriek: Dat is jammer, omdat wij niets goeds van deze onbenullige bitterpraatjes kunnen zeggen: Wij hopen slechts, dat juf frouw Defresne het nooit weer zal doen. land, waarin zij leven en de Vlaamsche atmospheer, die de auteur om hen heen geschapen heeft. Maar evenals zijn hoofdpersonen is ook het Vlaanderen van Van der Meersch conventioneel, het is een Vlaanderen dat tusschen Memling, Van Eyck en Rubens zweeft, mystiek en sensueel, geplaagd door de najaarsstormen en opgeluisterd door overvloedige maaltijden, volkomen in overeenstemming met de traditioneele voorstelling, die de gemiddelde Franschman zich van Vlaanderen maakt. De roman is niet onhandig in elkaar gezet, maar alles is hier uiterlijk en op effect berekend, zooals dat in een succesboek" nu eenmaal behoort te zijn. Niet onvermakelijk is in dit verband een gesprek tusschen den dichter Van Ber gen en een ouden molenaar: Wat heb jij in deze jaren gedaan?" vraagt de molenaar. Ik heb verzen en tooneelstukken geschreven". Brengt dat wat op ?" Oh ja, soms zelfs heel veel." Van der Meersch schrijft wijselijk geen verzen maar romans; laten wij hopen, dat deze hem tenminste vél zullen op brengen, want de Fransche letterkunde zal hij er, te oordeelen naar hetgeen hij tot nu toe heeft geschreven, niet mee verrijken. ders; de zwakke zijde van Van der Meersch is hier dan ook veel duidelij ker zichtbaar geworden. Van een fcarakterteekening is nauwelijks sprake. Zoowel de beroemde Vlaamsche dichc» o - H dat hem altijd had bezield en dat zich heeft kunnen handhaven door de schrale troost eener eervolle vermelding ... __. bij de oplossing van een bouwkundige Meersch het lijden willen uitbeelden prijsvraag. Maar de gestalte van dezen van een Vlaamsche stad, die gedurende »v?n?. boerschèn Rijk Kistemaker groeit in de den wereldoorlog door de Duitschers ter Van Bergen als zijn boersch nichtje novelle niet uit tot een mensch, die door bezet is geweest» Zijn boek is ontstaan Karelina, als alle anderen, zijn convenzijn karakter in boeiende relaties treedt uit een oprecht, zij het wat primitief, tioneele figuren, die slechts van den met zijn bekrompen en kortzichtig gevoel van verontwaardiging over zoo- buitenkant worden gezien: Zij moeten milieu,?hij blijft een in wezen lyri- veel schande en zooveel smart, al te snel hun reliëf krijgen door het Vlaamsche PAG. 8 DE GROENE No. 3106 VAN RUN S SSMOSTERD Schilderkunst Onvoltooide muurschildering CHARLES ROELOFSZ EN DE COMMISSIE VALSCHE SCHILDERIJEN A. Plasschaert DE stad van Amsterdam, aan het IJ, heeft voor velerlei zaken hare commissies. De com missie (de Commissie) is eene instelling die bij de Democratie behoort. Zij zal veelzijdig, evenredig van samenstelling zijn, om aan iedere schakeering recht te doen, zooveel doenlijk. En wie zal het misprijzen? De contemporaine geschiedenis bewijst dat het beginsel zoo kwaad niet is. Zoo is er te Amsterdam ook eene Commissie voor de muurschilderingen. Het bestuur van de hoofdstad pleegt zekere sommen uit te trekken, om opdrachten aan kunstenaars te kunnen geven. Dat is een goed voorbeeld, en (zelfs in bitteren crisistijd) volstrekt geen geld verspild. Het tijdperk waarin groote heeren den kunstenaar lieten ar beiden is voorbij. Voor zoover er nog groote heeren zijn, denken deze aan meer technische zaken dan aan kunst werken, tenzij ze er een geschikte geldbelegging in zien, waartoe men zeventiehde-eeuwers kan aanschaffen (met veel expertise). Het is dus een normale gang van zaken, dat de ge meenschap een weinig de opdrachten geeft, die weleer van den vorst, den bisschop, den baron uitgingen. Eerbied voor de schatten van het verleden is erg mooi, en het is te hopen dat men er hier geen opruiming onder houdt gelijk in Spanje, maar het hedendaagsche, het levende dient gestuwd, gestimuleerd, of wij komen te zitten in een pakhuis. De Commissie voor de muurschil deringen te Amsterdam heeft al ette lijke decoratieve werken doen uit voeren. Meesterwerken zijn daarbij niet verschenen. Zeer te verwonderen is dit, naar ons inzicht, niet, want er is in de laatste tientallen van jaren wel zwaar getheoretiseerd over de eischen waar aan een echte" muurschildering heeft te beantwoorden, doch maar zelden liet men den pooteling zijn gang gaan die den muur bedwong en (desnoods) de architectuur van de ruimte waarin hij werkte opvoerde, verlengde, negeer de, aan stukken sloeg. Men heeft bij ons een nogal omschreven en vrij schoolsch begrip omtrent de muur schildering, waarvan de korte be schouwing zou kunnen luiden: aan passing bij de architectuur. Maar wie de kunstgeschiedenis onbevangen be kijkt zal toegeven, dat aanpassing bij de architectuur" op verschillende manieren is te bereiken. Soms door voorzichtige vlakschildering, in twee dimensies, soms door een speelsch alterneeren van het plastisch rhythme, soms door de optische illusie, welke in den muur de ruimte van de zaal kunstmatig uitbouwt. Men geve hier geen recept, doch handele naar gelang van de omstandigheden l Het was een experiment toen men Charles Roelofsz, den vrijbuiter, op dracht gaf een muurschildering te maken in het Solarium van den Geneeskundigen Dienst aan de eerste Helmersstraat. Men kent kleine schil derijen van hem, even vreemd als teeder, en teekeningen die van won derlijke hallucinatie, grimmige dwang voorstelling en spitse satire vol zijn. Maar wat zou hij maken op een muur, die na is aan de veertig meter i), eigen aardig van verloop, in een lokaal dat, zeer weinig sierlijk, uitgevoerd bleek in een slordige revolutie-architectuur? Zou hij wat beters maken dan de slappe allegorie van Sjollema in den Stadsschouwburg? Roelofsz heeft de intelligentie gehad, om de non-valeur van de architectuur links te laten Hggen, en hij zette een schildering uit die, de volle aandacht trekkend van Muurschildering vort Charles Roelofsz in ' van den G.G.P. te Amsterdam elkeen die in de zaal vertoeft, even stoutmoedig van compositie als geestig van teekening is. In een breed-vertakten boom, zuide lijk van aard, waartegen een ladder op plastisch-interessante wijze zich ver heft, is een vrouwefiguur in 't rood gezeten, met waaiend gewaad, die een kind naar den zonnigen hemel heft. Aan den voet van den boom, die de stevige as van de voorstelling is, en als uit den muur schijnt te groeien, is de naakte jeugd zich aan 't zonnen, sluimerend onder een tentzeil, spelend met een grooten stroohoed, een vlieger oplatend. Rechts staan de haan en de hond en tegen den boomstam klimt de hagedis, die de geneeskunde symboliseeren. Maar er is verder niets van schema of symbool: het is een vrije, fantasierijke, speelsche verbeelding. Deze muurschildering is niet vol tooid, en ik schrijf dit om de nood zakelijkheid te bepleiten, dat zij vol tooid wórde. Kleine troebelen ont stonden tusschen den kunstenaar en de Commissie. Zij mogen in geen geval de oorzaak zijn, dat ons de volledigheid wordt onthouden van een kunstwerk, dat stellig uit zal blinken (wat er op den muur reeds staat is daarvoor borg) onder de decoratieve werken die de hoofdstad liet maken. De muur dien Roelofsz kreeg te bewerken is slecht en onregelmatig afgeschuurd. Men kan daar met de keimsche verf niet licht en briezig op werken, de schilder moet dus zwaarder tonen geven, wat het sloteffect niet behoeft te bederven, maar wel veel arbeid vergt. Niet af geschrikt door het ongemeene van de conceptie des schilders, niet beducht voor een kleur die zwaarder is dan kleuren elders, scheppe men de ge legenheid om Roelofsz te laten vol tooien wat hij begon, vaardiger en inzichtrijker dan sommige leerlingen der decoratieve klasse. Valsche Schilderijen IK heb mij bijna Britsch, verheugd over de actie van een vooraanstaand dagblad met de meeste lezers en over de verontwaardiging van een eveneens vooraanstaand kritikus als geëmployeerde bij dit dagblad, tegen de makers van valsche" schilderijen en tegen de zwendelaars met deze valsche" voorwerpen. Niets is toch genoegelijker dan in een volk, waar de handel in allerlei richtingen tierde, zooveel deugd voor de echtheid te ont dekken en het bewijs te vinden, dat de kern der natie, van onze natie onaan getast bleef, hoewel dat wat laat en plotseling blijkt. Ik verheugde mij, opgezweept door het getal der lezers van dit dagblad, met de massa mee, dat hoort tegenwoordig en is de bon ton", over de innerlijke rechtschapen heid van onzen handel en van onze kooplieden, die den heelen aardbol bevoeren, niet uit overmaat aan vitali teit, maar om het christendom te ver breiden, om zendelingen te honoreeren en de rechtvaardigheid te toonen aan achterlijke naties. Ik verheugde mij zeer en begon pas wat te wankelen in de vastheid mijner algemeene meening, toen ik in dat zelfde blad het woord 4 - "en nu l Zou het woord toch waar zijn, dat deugd werkloosheid schept? dat deugd een passief genieten is van de eigen voortreffelijkheid en ondeugd de geest op het oorlogspad? Plotseling zag ik door de actie van ons actief dagblad, steeds uit op iets nieuws en iets pas-gebeurds, gevaren voor ons land ontstaan, die de uitmuntende staf van dat dagblad niet had gezien of door het hoofd gezien, of onderschat en dat de run" naar het sensationeele gevaren voorbijliep, die zeer werkelijk kunnen zijn. Want wie zou niet werkloos worden, ging de handel in valsche schilderijen te niet en welke geestelijke defecten zouden niet kunnen ontstaan door deze intredende werk loosheid? We zullen dit statistisch vaststellen en daar de statistiek van zelve verzot is op lijstjes van getallen, zullen wij haar hier volgen en de a.s. werkeloozen in een lijst saamvatten voor het overtuigend en gemakkelijk overzicht van de juistheid onzer meening, dus van de grootte van het gevaar..... Aanstaande werklooz»>n of gedeeltelljk-werklooarn! wanneer alle schilderijen echt zij u - »v**u« uicrn net WOOr werkverschaffing" las en Minister van Financiën". Ik ondervond hoe JAN ENGELMAN i) Men meende een opdracht te geven voor twintig meter, maar het is een vergissing, zooals valt na te gaan ! - v«u«**rvim HOC een klein woord van invloed kan zijn op onze gedachten en hoe mobiel ons geestelijk evenwicht is..; wij zijn als de blaadren op den wind; waar die heen waait, waaien wij heen, al is dat tegen den draad in. Want plotseling zag ik hen voor mij, onze medeburgers, die ook belasting betalen en een geeerde plaats innemen, die hun broodje en brood gedeeltelijk zeker verdienen, bewust of onbewust door die valsche schilderijen, nu plotseling zoo ge smaad en plotseling ontdekt, kersversch gehoond en kersversch met de modder der couranten besmeurd. Pas had ik gelezen, dat de werkloosheid afnam en het nationaal ? vermo gen, na vele slagen weer toenam, dat de reederijen geen opgelegde schepen meer kenden en dat de scheeps bouw het werk niet meer afkon, dat in een woord, Holland weer opgestooten werd in den kring der finantieele naties WANNEER wij onze lijst be ginnen met de meest ontwik kelden of zeker met de gedeeltelijkontwikkelden onder hen, dan treffen wij dadelijk als die in den steun van het Rijk zullen vallen, een aantal professoren, museumdirecteuren, doc toren in de kunsthistorie en enkele kritici. Zij zijn de uitreikers der certi ficaten en wij weten, dat bij elk duur schilderij minstens n certificaat hoort zal het als echt gelden op de markt. Er is daardoor een groote transitohandel ontstaan tusschen de uitdeelers der certificaten en hen, die ze noodig hebben, de handelaars (deze zijn daar door gedekt). Er is menige vriendschap geknoopt ten wederzijdschen voordeele; ik geloof niet onjuist te zijn als ik zeg, dat er voor sommige der certificateurs menig voldoend inkomen extra is ontstaan, dat de kooper weer betaalt. Worden alle schilderijen als echt aan vaard, dan vervalt dit extra-inkomen, dat ook door Staatsambtenaren wordt ontvangen, en het nationaal inkomen r l i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl