Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Wcrner Kraus (l.) en Hans Moser (r.) in Burgtheater"
Clark Gob/e en Jeonnette Macdonald in ,,Son Froncisco'
Beeldende kunst
AMSTEIDJUWSCHE EXPOSITIES
Jan Engelman
Hollamlsclie Knnstenaarskring?,
Stedelijk Museum, Amsterdam
DE tentoonstelling van den
Hollandschen Kunstenaarskring in
het Stedelijk Museum is beter
dan die van het vorig jaar. Het werk
hangt mooi, want de hinderlijke
schotten, die een kijk op eenigen af
stand beletten (niet iedere schilder
houdt zich aan kabinetsformaat), zijn
weggenomen, men ziet in de groote
zaal een beeld vrij in de ruimte oprijzen,
zoodat men massa en eurhythmische
werking kan waarnemen, waarbij het
geflankeerd wordt door en de fond
geniet van warme stukken kleur.
Maar ook de kwaliteit der werken zelf is
beter. Zij bewijst dat er, ook waar de
Nieuwe Realisten niet aanwezig zijn,
nog wel geschilderd wordt met talent.
En gebeeldhouwd ? ? ? ? Een tentoon
stelling als deze legt getuigenis af van
het groeiend vermogen onzer beeld
houwers. Zij onthechten zich meer en
meer aan de schijf, aan de gedachte dat
men zeer verheven dingen doet,
wan. neer men maar styleert, den natuur
vorm steriliseert, afplat, en zij zoeken
het volume, zij herkennen de eigen
lijke taak der Europeesche beeldhouw
kunst, die zeker niet bestaat in het ver
slapte nadoen" van Egyptenaren en
Negers, ook niet in het betrachten van
naturalistische kleinheid, maar in het
scheppen van een grooten en edelen
vorm, waarin de natuur herboren
wordt en betrapt in haar geheimen.
Deze beeldhouwers weten eindelijk,
wat een figuur als Maillol waard is, zij
zien de voörbeeldigheid van zijn edel
klassicisme, dat zich van het bevroren
academisme onderscheidt doordat het
geen formalisme kent en gespannen is
van warm zinnelijk leven. Misschien
klinkt dit alles een beetje fascistisch",
maar er wordt geenszins mee bedoeld
het goed recht van een doorvoelde
deformatie te ontkennen. Wel echter is
het de begroeting van mér blocdrijk
leven, nadat de beeldhouwkunst een
tijdlang het experimenteerveld is ge
weest van allerlei abstracte verlangens
en van een vergeestelijking zonder
fundament.
Zoo kan men bijvoorbeeld in de naak
te mannenfiguur, die Johan Polet
heeft gemaakt voor de gemeente
Amsterdam, en die als een' laat ge
schenk het Museum Boymans zal
worden aangeboden (het model staat er
in gips, maar het wordt in brons
gegoten), de bekroning zien van een
tijdperk waarin deze beek h uwer veel
héft geprobeerd, doch zich slechts
moeilijk kón losmaken van de
praeoccupaties in zijn aanvang. Het kon
digde zich aan, dat deze klaarheid en
deze natuurlijkheid komen zouden,
maar de geboorte is den Hollander een
moeite. De mannenfiguur werd niet
alleen een werk dat van verworven
kunde getuigt, zij is ook plastisch een
/l
geheel welbegrepen schepping. De fi
guur staat prachtig op de beenen (de
verkorting van de onderbeenen is mees
terlijk), de actie der spieren is levend en
sterk, de kop, de gelaatsexpressie
heeft droom en ingekeerdheid genoeg,
bij zooveel reëele spanning. Het kan u
niet verborgen blijven, dat de betonnen
Jongen met Vogel van Hildo Krop,
al zal men in aanmerking nemen dat
de maker van andere opvattingen uit
gaat, bij die volkomenheid achterblijft.
Vage ,,aanduidingen" gelijk de rechter
hand van den knaap, het gebrek aan
Einmaligkeit in de contouren, we
aanvaarden ze niet meer. De haast
der Amsterdamsche monumentaliteit
wreekte zich. Liever is ons Krop's
[portret van den schilder Bouchaud,
waarvan de spitsheid en het flexibele
' der psychologie ons nader komen. Wat
zich bij Pol et aankondigde, openbaart
zich al langer bij Wezel aar, maar
deze is minder een pooteling, hij is niet
altijd even vast en beslist. Toch zien we
gaarne terug het harmonische Portret
van Mevr. H. W. en den eenvoudigen,
kloek gebouwden kop van Matthieu
Wiegman. Gijs Jacobs van den Hof
laat niet na zich in dezelfde richting te
ontwikkelen en ook Mari Andriessen
is van de partij. Vooral in de geestige
portretbuste van Thijm, treffend van
gelijkenis en psychologie, is deze
fijnzinnige Haarlemmer op zijn best.
D DRIE vrouwen exposeeren mee met
de schilders. Else Berg is de pittig.
ste virago in dat trio, haar arbeid heeft
een verwerkelijkte naïveteit, en per
soonlijkheid, vaak ook een
merkwaardigen humor. Het best is zij hier in een
portret van den schilder Schwarz en
in een frisch Stilleven met tomaten.
Jeanne Bieruma Oosting stelt teleur,
haar teekening is niet praegnant in
de olieverven, en haar kleur zonder
vaste lijn", als zulk een karakteristiek
er mee door kan. Het genietelijkst is
haar Vischstilleven. De derde dame is
mevrouw Sorella, en zij is de meest
vrouwelijke, de meest verfijnde. Het
getuigt van goed inzicht, als men haar
werk op de tentoonstelling van Sint
Lucas ontdekt" mocht hebben. De
figuren missen volume, maar de bloe
men zijn met grooten smaak, met een
opvallend fijn coloriet vooral, gedaan.
Colnpt verrast het meest door een
van zijn kleinere doeken, het stads
gezicht te Monnikendam, en
Couwenberg is het best in twee vrouwenpor
tretten. Er is een mooie wand van S. L.
Schwarz, een zeer schilderlijk schilder,
nog altijd, die in zijn bloemstukken
van een zekere vernieuwing getuigt,
en er is een niet minder mooie wand
van Gefm de Jong: zilverige zuidelijke
landschappen, met een echten bloei
van de kleur. Moolhuizen repeteert
zich al te zeer, maar Piet van
Wijngaerdt kan nog nieuws aan, zooals een
bloemstuk en een domineesportret,
vol diepe tinten zwart, bewijst. Een
kapitaal doek van Matthieu Wiegman,
Maria en Martha", stelt ons de be
kende opgaven: hoe te combineeren,
wat wij weten van des schilders gaven,
vooral in de kleur, met zijn eigenzinnig
vasthouden aan een geestelijk primi
tivisme en een primitief gewilden
vorm, wanneer hij het godsdienstige
thema behandelt. ,
, Roswitha Bittcrlich,
Mj Artl et Amicitiae"
VAN meerdere kinderen, meest
kinderen uit milieus waar het
picturale een traditie is, zag ik
in de laatste jaren teekeningen die niet
minder d,an verbijsteren^ waren van
imaginatie en uitbeeldingsvermogen.
Geeft de catastrophale tijd aan de
kinderziel een ongekende gevoelig
heid, erft zij wat de ouders nog niet
wisten te verwerken? Een talent als
dat van Roswitha Bitterlich is wel zér
ongemeen. Zij is compleet een wonder
kind, en als men haar laatste werken
ziet voegt men er helaas aan toe:
met al het hachelijke dat aan dk
vroege uitverkiezing vast zit! Want de
groote fraicheur en de wezenlijke
bekoring bezitten op deze tentoonstel
ling de , ,vroegste" teekeningen, de
volkomen expressionistische krabbel'»
(men zou ze in Prinzhorn's verzameling
kunnen zetten) van toen zij twee en
drie jaar was. Later ziet zij....
beeldende kunst, zij leest boeken, en
veel van het directe vermogen, van de
zalige sereene onbevangenheid ver
dwijnt. In een serie als de Sprookjes.
platen, uit 1934, schijnt zij bijna een
idyllische, humanitaire dame, die kin
derboeken illustreert en de bekoring
van het Biedermeier kent. Een harer
laatste olieverfschilderijen, de Rus
sische Pelgrims (uit 1936), voorspelt
een schilderes der Oostenrijksche
akademie, met veel literairen en
anecdot:schen inslag. Zal het daarop uitdraaien?
Ook als het geschiedt kan zij terug
zien op een jeugd met wonderlijk rijk
verbeeldingsleven, gekleurd vooral door
fransciscaansche liefde tot de dieren en
een godsdienstig gevoel, dat tot mys
tieke hevigheid stijgen kon. Want hoe
fel en doorleefd is de conceptie van een
tafereel als Christus en de eenhoorn",
(hoe komt zijner op"?), een Christus
die met zijn bloed de zielen redt van
de hel of het vagevuur en allen gaan
. heen door dien eenhoorn, symbool vai.
de kuischheid, optredend als bemidde
laar. Telkens ontsnapt haar spontane
visie en verbeelding aldus aan den
dwang van lectuur en van wat zij
elders moet hebben uitgebeeld gezien.
Kleine visioennaire, die bevestigt at
den kinderkens is geopenbaard wat dt.'
groote menschen vaak vergeefs zoeken.
Plot Wiegman, in De Itonde Brug"
PIET WIEGMAN timmert weinig
aan den weg, wat misschien
een sympathiekei eigenschap is,
nu zoovelen trachten ons triplex voor
edel timmerhout te verkoopen, maar
wat ons anderzijds onthoudt het goede
werk dat hij maakt. Want Wiegman is
nog altijd een der voornaamste figuren
van de beeldende kunstenaars uit de
duinstreek van Noord-Holland, die eens
de School van Bergen vormden. Men
vindt in zijn schilderijen die breedheid,
die omvaemende kracht, welke de
vormen groot en klankvol weet te
houden en gerechtigd is de details te
verwaarloozen; men vindt bij hem een
treffende psychologie van het leed'
van afgeleefde menschen, als hij
dieren schildert een kantige karakte
ristiek van de omtrekken, wanneer
hij het landschap maakt gevoel vóór de
aparte formaties van den bodem.
Men vindt een sterk verband tusschen
het landschap en de figuur, als hij ze
samen brengt, en altijd een rijpe, be
zonken kleur. Er zijn ook op deze, be
trekkelijk kleine, tentoonstelling zeer
goede werken van Wiegman: De
Geit" bijvoorbeeld, die in atmosfeer
en kleur herinnert aan zijn groote
doek De Stier" (waar zwerft hij?'), de
aquarel van den' ouden, half-blinde./
man, of die sterke, hevig gevoelde im
pressie van de baby in zijn wieg. Z\ J
bewijzen hoe primair de maker het]
leven ondergaat, hoe ruig en eerlijk een
plastische kracht hij is.
Maar Wiegman kan meer dan schil
deren. Hij modelleert, hij beeldhouwt.
Hjj heeft in den kinderkop, in zand
steen gehouwen, een opmerkelijk werk
geschapen, van een realisme, dat wijden
adem heeft. Niets is verfraaid, óf senti
menteel gemaakt aan dit dierlijke,
begeerige smoeltje: het is een baby die >
naar het hart van Van Gogh zou zijn.
En dan is er het aardewerk, dat
veel te weinig bekendheid geniet.
Aardewerk van eenvoudige maar fraaie
materie, .in het ornament geestig ei
vroolijk, speelsch, maar niet zonde:
vastheid, in de kleur warm en be,
storven. Gedraaid, gekleurd en g'ef
bakken met gevoel, altijd oorspron*
kelijk en zonder clichés. Dékunst
nijverheid op haar best.
Film
SOWJET-FILM
toont een nieuw gezicht
D. C. VAN DER POEL
Alexamlrof: Circus
DE. Russische film is steeds
belangrijk uit een dubbel ge
zichtspunt.
Ten eerste na de openbaring van
wat de film als filmkunst kan zijn
als film.
Ten tweede als uiting en reflex van
een nieuwe wereld in wording.
Circus" van Alexandrof is belang
rijk in beide opzichten.
Voor de eerste maal zien wij hier
een Russische film volgens het bekende
internationale recept met sterk Ameri
kaanse inslag: jongetje vindt meisje"
na de gebruikelijke en onmisbare
moeilijkheden en misverstanden.
Circus" geeft dit overbekende geval
in het nog altijd boeiende kader van
het circus, dat gelegenheid biedt tot
show, komische situaties en spanning
in velerlei variaties met de gebruike
lijke muzikale illustratie.
Op' zich zelf is dit nieuwe gezicht van
de Sowjet-film merkwaardig genoeg.
Maar er is meer.
De heldin van het verhaal heeft een
geheim, waardoor zij gebonden is aan
de traditionele schurk, die daarvan
misbruik maakt, hetgeen overigens
dient als basis voor de nodige moei
lijkheden en misverstanden. In zoverre
niets bijzonders.
Het wordt echter bijzonder in het
kader van de Sowjet-film.
Want dit geheim is de neger-baby
van de blanke vrouw. Wij zagen bij de
inzet van de film hoe zij zich in
Amerika nog maar net door overhaaste
vlucht heeft kunnen redden voor steni
ging door een hysterische menigte.
Rassenschande wordt niet alleen bij
onze naaste buren als een van de
zwaarste zonden beschouwd!
Zij draagt als Amerikaanse
circusartiste ook in de Sowjet-Unie dit
angstvallig verborgen geheim als een
zware last mede en het is dit geheim,
dat haar aan de onsympathieke part
ner bindt, en een gelukkige toekomst
in de weg schijnt te staan als een
nieuwe liefde voor een jonge Rus
sische collega ontwaakt.
In het vooral door de idee belangrijke
slot van de film wil haar partner wraak
nemen door de baby aan het
circuspubliek te vertonen.
Het voor beiden onverwachte ?
resultaat is, dat hij een hopeloos figuur
slaat. Niemand begrijpt Wat er voor
verschrikkelijks in zou.zijn, dat een
vrouw een kind heeft en dat het kind
van een neger zwart is. De man rest
slechts een smadelijke aftocht en de
baby wordt door het publiek geki<uffeld.
Een wiegeliedje wordt in de verschil
lende talen van de vele volken der
Sowjet-Unie overgenomen als prachtige
uiting van overwonnen rassen- en
nationaliteitenhaat: Wij houden van
alle ? kinderen".
1 Een conventioneel verhaal heeft in
deze werkelijk nieuwe wereld der
U.d.S.S.R. een nieuwe inhoud, een
banaal happy-end een nieuwe waarde
gekregen.
De bekende leuze ten opzichte van
de kapitalistische wereld: inhalen en
voorbijstreven" wordt ook in dit film
verhaal geuit. Wij mogen deze ook
hier interpreteren.
In zoverre de Sowjet-Unie wat be
treft de techniek van ,de show-film
(die overigens ook als film veel
interessants vertoont) Amerika en
WestEuropa nog niet geheel heeft ingehaald,
wat betreft de waarde van het verhaal
is men ons inderdaad voorbij gestreefd.
Immers, ook hier biedt men de
bioscoopbezoeker mér dan een uur
waardeloze bedwelming in de leugen
van een valse schone schijn.
Onvervulde belofte
San Fronclsco (Alhambra, A'clam)
EEN film, die juiat*4oor haar
onmiskenbare qualiteit r de
teleurstelling wekt van een on
vervulde belofte.
San Francisco" van de bekende
Amerikaanse regisseur Van Dijke, in
opzet bedoeld als het epos van de stad,
in zijn primitieve levensdrang, ver
persoonlijkt in de figuur van Blackie
(Clark Cable), de caf
-chantant-exploitant en thuis in de sfeer, die hier te op
zettelijk als Sodom en Gomorrha wordt
gesuggereerd, maar innerlijk een pri
mitief en zelfs goed mens. De stad
heeft de aardbeving van 1906 nodig om
in een vernieuwd leven groter bloei te
vinden: Blackie heeft de zelfde ramp
nodig om bewust tot God te komen,
die hij voorheen altijd heeft ontkend
en bespot.
Een grote opzet vootwaar en Van
Dijke spaart om deze te verwerkelijken
geen middelen, die voor de zoveelste
maal bewijzen over welk een arsenaal
de film beschikt. Desondanks gaat zijn
streven grotendeels verloren in deze
middelen: Clark Gable,
JeannetteMacDonald en de techniek, welke ons de
verwoesting van een hele stad
voortovert. Clark Cable valt te bewonderen,
al ontbreekt ons de naïeve primitivi
teit, om zijn knieval voor God op deze
wijze te aanvaarden (een typisch staal
tje van Amerikaanse f ilm-ethiek) J
eannette MacDonald blijkt ook hier weer
een vrijwel onoverkomelijk gevaar
voor de filmregisseur, die maar niet
laten kan dit materiaal voor de volle
loo pCt." te gebruiken en daarvoor
zijn oorspronkelijke opzet ontrouw
wordt. Wij zien en horen haar in deze
film in het café-chantant, in de kerk
en in de opera en zouden San Fran
cisco net vergeten als de aardbeving
al dit schoons niet wreed kwam ver
storen om haar daarna weer onbescha
digd de overlevenden met haar zang
te zien horen en vertroosten. Een te,
opzettelijk geregistreerde massale op
mars naar een nieuw leven in een
nieuwe stad (overigens als beeld niet
meer origneel) kan ons hierna nog
slechts de indruk bewust doen worden
van wat deze film had kunnen zijn,
maar niet geworden is.
Beeldjournalistiek
HOE lang is het geleden dat
eerzame burgers die belang stel
den in de politieke en andere ge
beurtenissen buiten hun woonplaats
tweemaal per week naar het caf
gingen om daar tegen betaling inzage
te nemen van dat kostbare nieuwe
ding: de krant? De krant, die ons
thans tweemaal per dag op de
voordeurmat wordt geworpen
Bij duizenden zijn wij de laatste
weken naar de Cineacs gestroomd,
waar ons a raison van vijftien
cent de grote gebeurtenissen
Van de dag zijn voorgetoverd.
Hoe zullen onze kleinkinde
ren de
wereldgeschiedenis-vande-dag thuis krijgen ?... H. R.
Tooneel
CENTRAAL TOONEEL
A'
Prof. Dr. H lob Pratoriu»
L moge het gekke praat zijn,
toch zit er orde in.", zou
Polo. - nius van dit geestige stuk van
Curt Götz verklaren. Het stuk is niet
te lang, gelijk de baard van Polonius,
en de geestigheden komen zoo gemak
kelijk en vanzelf sprekend, dat de
auteur allesbehalve een oude heer"
blijkt te zijn, bij wien de geestigheden
niet anders loslaten dan met de grootste
moeite".
Laseur en de zijnen brengen deze
comedie bovendien onbevangen en zoo
weinig zwaarwichtig, dat men voor het
te weten weer op straat staat na eenige
uren luchtig amusement om twee aar
dige getrouwde menschen tusschen
afgunstige isegrimmen en een opge
knoopte", die nog niet dood wilde.
Een dergelijke combinatie vindt men
niet vaak en nog minder opgewekte
acteurs, die niet geestiger willen zijn,
dan hun rol mogelijk maakt en bedoeld
is. Curt Götz is een genoeglijke schrij
ver met een gezonde levensvisie, die
het tooneel en zijn mogelijkheid door
en door verstaat. Hermann Schwab
speelt nog altijd voortreffelijk
stekelijke oude heeren", n aanhankelijke,
trouwe duldende stumpers. Bewonde
renswaardig dat een veteraan zich nog
maals geheel aan een zoo jong gezel
schap heeft kunnen aanpassen.
Met St. Jutte tuis
ZOOALS van Ibsen gezegd kan
worden, dat hij stukken schreef
met uitsluitend laatste act en, kan
men van Rodney Ackland After
October" verklaren, dat het spel uitslui
tend exposés van drie eerste acten bevat.
Het is onhandig jeugdwerk van een
observeerend auteur. De eenzaamheid"
van een bepaalde groep menschen heet
hier uitgebeeld te zijn. De eenige niet
eenzame" is de moeder, die de een
zamen bij elkaar houdt (uitstekend ge
speeld door Tilly Lus). Zij heeft, nadat
zij overwoog het hoofd in een gasfor-,
nuis te steken en daarna het kraantje
open te draaien, opdat zij haar drie
kinderen niet tot last zou zijn, den
reddenden inval gehad, in plaats daar
van in hetzelfde fornuis een scho
teltje" voor haar kinderen te stoven en
alle drie bedrijven lang zien wij dan
ook bij elkaar geraapte lieden steeds
weer aan haar maaltijden in de achter
kamer vereend.
Haar zoon is een middelmatig auteur
en tooneelschrijver, die wellicht uit
eenzaamheidsoverwegingen een knap
pe jeugdige manicure in huis haalt, met
haar gebroken jeugdillusië". Boven
dien komt of gaat een onsympathiek
jongmensch-auteur met een baardje,
die naar 't scheen alleen door het raam
zijn opwachting mag maken en de
minderwaardigheidsgevoelens van zijn
collega aanwakkert, reden waarom
deze sombere gast daartegenover ge
voed wordt met oudbakken restjes en
hoop op een toekomst" in den vorm
van weinig vaste financieele beloften
voor cautie in verband met de uitgaven
van zijn, laat ons aannemen, onsterfe
lijke oeuvres.
De oudste dochter is getrouwd met
een gigolo-achtigen onterfden
Franschman; zelf is zij als danseuse en
Animiermadel werkzaam in een buitenlandsch
nachtcafé, hetgeen haar moeder mag
vermoeden maar niet weten. De voor
treffelijk door Tersteeg gespeelde
Franschman is dus onderdak, en de
danseres heeft haar mari-de-coeur als
tegenwicht voor haar uren van
animieren der grove proleten en voor het ver
plicht nuttigen van kreeft en cham
pagne. Gedurende de drie bedrijven is
zij ontslagen of met vacant ie en komt
zij bij haar gelukkig
iets-minder-mislukten broeder, den auteur, logeeren;
haar berooide man vergezeld haar, en
slaapt tegelijk in het bed zijner schoon
moeder, die daarvoor naar een canap
verhuist.
De jongste dochter van den huize,
een schilderes in den dop, is op een
kantoor werkzaam bij een onsoliden
beursman, vereenzaamt bezitter van
een echtgenoote, een auto en drank
zucht. Beider vooropgestelde
^enzaamheidsgevoelens verklaren de
directeurtypiste verhouding.
Een goedige ongetrouwde oude mal
loot (alleraardigst door Peronne
Hosang gespeeld) vindt en brengt troost
in dit levendig milieu door een hechte
vriendschap met den zoon en heer des
huizes, den auteur, evenals een
oudIndischgast (met kostelijken humor
door Jan van Ees gespeeld), die voor de
afleiding buitenshuis zorgt van de
manicure, die reeds drie jaar lang
ondanks slaapmiddelen in dezen lief
bedoelden familiekring haar slapelooze
nachten doorleeft.
De auteur heeft dit huis vol men
schen aardig getypeerd, maar miste het
dramatisch talent en het inzicht om
van deze bohémiens een groep te ma
ken die door een overtuigender motief
dan gebrek aan eenig initiatief aan
elkaar is verbonden. Het is onmoge
lijk eenige sympathie voor deze lieden
te gevoelen, behalve voor de slovende
moeder, den dolenden Indischman en
het malle oude Coué-mensch. Wij ver
heugen ons uitsluitend over aller ge
zonden eetlust, zonder ons te verdiepen
in de onbetaalde rekeningen en sociale
problemen. Dat doen zij zelf trouwens
ook niet.
Wanneer, gelijk het programma me
dedeelt, de auteur inderdaad zijn eigen
vriendenkring heeft beschreven, dan
kan men slechts een enkele verzuch
ting slaken: Wacht u voor Ackland's
vrienden vóór St* Juttemis voorbij is!
En de vrienden kunnen niet anders zeg
gen dan: Van je vrienden moet je
het hebben !"
Na het groote, verdiende succes van
Prof. Hiob Pratorius" misten wij
noode n Laseur n Schwab als
medespelers, en bovenal de betooverende
tooneelkennis van een auteur als Kurt
Götz, die ons zoo opgewekt naar huis
wist te sturen, in plaats van ledig en
vereenzaamd. EDUARD VERKADE
In de banketbakkerij
AT wij gevreesd hebben is den armelijke Meurendrükjes ver
menigvuldigd, tot spijze van de
hongerige menigte ! Het ergst maakte
de geparfumeerde Antoon van Welie
het, die een soort van apotheose
baar\A/ geschied. Het huwelijk van
* * Prinses Julidna en Prins
Bernard heeft geen schilder van
beteekenis een goed schilderij doen
maken, maar een monsterlijke galerij de, waarop het bruidspaar in een
onvan misbaksels laten ontstaan, die
vergeefs probeeren op portretten te
lijken. Wat voor soort van beel
dende kunstenaars zijn het, die zich
laten vinden om naar fotografietjes
en vluchtige indrukken conterfeitsels
te produceeren die stikken in de
bloem-zoete Kitsch, en meer van
banketbakkersornamenten hebben dan
van beeltenissen van menschen?
En dat fraais wordt in
tienduizenvergankelijke zaligheid uitrees boven
een gepeupel met platgeslagen hoof
den. En dit geschiedt in een land,
waar weleer op waarlijk koninklijke
wijze portret werd geschilderd ! Waar
Toorop in een portret van Koningin
Emma bewees hoe het óók kan!
Terwijl een eindje verder in het
woud de Belgen leven, waar de vor
sten poseeren voor Opsomer en Van
Dongen. J. E.
/oor
Nj,
PAG. 10 EN H^JÏROENE No. 3111