Historisch Archief 1877-1940
IRONISCH MATRIARCHAAT
Letterkundig leven
F. Bordewijk: Rood paleis
A van Dit m ar, Rotterdam)
OOD PALEIS" is in onze
letteren het eerste boek, waarin
de prostitutie als gegeven zoo
volledig, meedoogenloos en systema
tisch wordt uitgebuit als in
buitenliteraire sferen slechts déslachtoffers
van dit verzwegen beroep. Boeken
over prostitutie, waarin, zooals hier,
een bordeel het decor en het hoofd
thema levert, zijn te tellen, ook in
de buitenlandsche literatuur; dat ik
mij op het oogenblik slechts twee no
vellen herinner (van de Maupassant en
Werfel), kan er op wijzen, dat dit
motief inderdaad slechts uitwerking
verdient op kleine schaal; het is te
uitzonderlijk en tegelijk te banaal, te
beperkt ook; als romanstof bevat
het enkel de kiem in zich van de goed
koopste conflicten. Men schrijft toch
ook geen roman over luizen.
Dat F. Bordewijk er desondanks in
geslaagd is over een bordeel, zij het ook
een gefantaseerd bordeel, een werkelijk
groot boek te schrijven, dat in sommige
opzichten den roman Bint" nog over
treft, is te danken aan het feit, dat hij
door een breede nevenvisie op tijd en
ruimte rondom dit ,, roode paleis" alle
banale aspecten heeft weten te ver
mijden. Vermijden in die mate zelfs,
dat het ,,paleis", hoezeer ook hoofd
thema van het begin tot het einde, tot
symbool wordt voor iets anders: een
functie die in het boek zelf, met name
in de overpeinzingen van de hoofd
persoon Henri Leroy, voldoende in het
licht wordt gesteld om alle deducties
mijnerzijds overbodig te maken. ,,Rood
Paleis" symboliseert een eeuw, beter:
den ondergang van een eeuw, n.l.
het 10e eeuwsche fin de siècle, welks
verlengstuk tot aan den wereldoorlog
wij allen, min of meer, ,,in het bloed"
dragen. Dit fin de siècle, met zijn
twijfel en vaïsche schaamte, zijn deca
dente zelfobservatie, zelfgenoegzaam
heid, paradoxen, serres en ivoren
torens, is het eigenlijke onderwerp
van Bordewijk's roman; hij zegt hier
over uitstekende dingen, roept beel
den op van onvergetelijk pafferige
burgerlijkheid (vgl. de serie
ouderwetsche portretten op pag. 250!); maar
hoofdzaak is en blijft toch de rol die
het roode bordeel in dit geheele com
plex te vervullen krijgt: de rol van
narcoticum, maar vooral de rol van
nuttige aaskever, die het reeds in ont
binding verkeerend lijk opruimt l De
vrouw als draagster van den nieuwen
tijd," een van de stellingen die men
uit het boek zou kunnen distilleeren, ?
doet in dit verband natuurlijk allereerst
ironisch aan. Daarnaast evenwel,
vooral in de carheleontische figuur van
de bordeelmoeder mevrouw Doom, die
met onmiskenbare sympathie beschre
ven is, wijst er toch ook veel op, dat
Bordewijk zelfs deze vrouwen inder
daad aanvaardt als serieuze
verdedigsters van zijn stelling. De heeren"
zijn ziek, slap, willoos, ten ondergang
gedoemd, welaan, laat ons de
heeren ten grave sleepen op de aange
naamste en. voor alle partijen minst
pijnlijke wijze, 200 schijnt hier het
koor te klinken van een of ander on
zichtbaar matriarchaat, met een
zijdelingschen zakenblik op collectieve
instincten en het onbewust werkzame
oergeweten van de Mütter". Dat voor
mevrouw Doom en den
geldschokkenden grootvader" uit Bussum Rood
Paleis in de eerste plaats een zaakje"
is, doet hieraan( niets af. Haar destruc
tieve neigingen,' zich uitend in pyroma
nie, daargelaten, treedt zij immers als
symbool" voornamelijk op in het '
brein van Henri Leroy, die, immuun
voor de verleidingen, haar tablisse
ment bezoekt om zich aan een soort
moederlijke warmte*te koesteren, en
aan de loyaliteit van iemand die hij
ongetwijfeld ziet als een karakter":
zakelijk, niet verweekelijkt, en manne
lijker dan de mannen.
Een van de gronden waarop ik aan
Rood Paleis" de voorkeur geef boven
Bordewijk's ander werk ligt in de
bijzonder virtuoze wijze waarop hier
van de ironie gebruik is gemaakt.
Meer dan in Bint", dat haast te veel
moraliseerde, is hier ieder beeld.
iedere figuur, iedere stelling voorzien
van zijn eigen tegengif, zoo zelfs dat
men in dit subtiele spel vaak in het
ongewisse blijft verkeeren over
schrijver's eigenlijke bedoeling, hetgeen
intusschen een der grootste charmes
uitmaakt van het boek. De humor is
hier diep verborgen, maar reëel en
onweerstaanbaar aanwezig, en ik zie er
dan ook alleen van af hier van een
humoristischen roman" te spreken,
omdat men in Holland den humor
vrijwel uitsluitend gelden laat als iets
onplechtigs waarbij men zich den
buik vasthoudt, Pickwick b.v. of de
Sinclair. De geraffineerde ironie, die
aan de inrichting van mevrouw Doom
is besteed, stelt den schrijver in staat
de prostitutie symbolisch te idealiseeren
(zie boven), te poëtiseeren zelfs, en
tegelijkertijd te bekritiseeren, zonder
opgeblazenheid of maatschappelijke
zorgen. Keetje Doom is tegelijk een
flink mensch" en een fantastische
caricatuur in den geest van Mrs. Bella
uit Joyce's Ulysses". Zij treedt op als
de geweldige hoogepriesteres van een
duivelsritus, en wordt tevens
meeaoogenloos doorlicht in haar talrijke
schijngestalten, die geen oogenblik
twijfel overlaten aan Bordewijk's
ironische intentie. En zoo is het met
alle inwoners van het bordeel, en met
het bordeel zelf.. De uitermate grieze
lige rattenkelder, op het oog een
habile Poe-imitatie, vindt zijn tegengif
in het gedrochtie Fré, dat den kelder
aan onwillige meisjes toont bij wijze
van disciplinairen maatregel! Op zij r
beurt vindt de foetusachtige Frézijn
tegengif in het verlangen later in een
hofje te wonen en in de witte duiven
die hij houdt. De witte duiven worden
weer gecontrapunteerd door het roei
in den schoorsteen, waarboven zij
uitvliegen, zooals het rood" van het
paleis door den groenen huiduitslag
van den portier. Een woeste orgie,
waarvan de beschrijving ons overigens
onthouden wordt (dit is een strikt
fatsoenlijk boek!), wordt ad absurdum
gevoerd door een Japanner, dien rnen
uit overmaat van vreugde in zijn buik
trapt, etc. etc.
Het is ondoenlijk om in klein bestek
een denkbeeld te geven van den rijk
dom van dit fantastische en toch zoo
reëele boek, dat ik als verreweg den
besten roman beschouw uit de najaars
productie. Juist door dezen rijkdom,
ik wijs nog op de prachtige evocatie
van het oude Amsterdam, het bezoek
aan het gasthuis (p. 132 e.v.), de
origineele theologische bespiegeling op
p. 162 e.v., de vermakelijke beschrij
ving van het Marseillaansche bordeel
in zijn tegenstelling tot Rood Paleis,
de fantastische improvisaties van Henri
Leroy, stel ik het hooger dan
Bint". Bint" mag een geslot ener
indruk maken, het gegeven dat er aan
ten grondslag lag was ook precies
zooveel gemakkelijker als de school
gemakkelijker is dan het leven. Rood
Paleis" is breeder, samengestelder,
verwarder, en ik geloof belangrijker;
een enkel zwak hoofdstuk (zooals De
loxodroom") wijzigt niets aan dezen
eindindruk. Misschien is Bint" wel
iets beter, preciezer geschreven. Toch
mag men zeggen, dat Bordewijk zijn
origineelen verticalen" stijl, dien
laatsten chroomijzeren uitlooper van
'80, onverzwakt handhaaft, en het kan
zeker geen kwaad bij een groei van het
onderwerp de stijlschroef wat minder
vast aan te draaien.
S. VESTDIJK
KORTE NOTITIES
over nieuwe Engelsche uitgaven
W. B. Yeats:
ER verschijnt in Engeland zo veel
dat het zelfs voor een land
genoot haast ondoenlijk is, de
hele boekenproductie te volgen. Voor
een buitenlander die graag enigszins
op de hoogte wil.blijven en wiens aan
dacht uiteraard toch meer verdeeld is,
moet dit wel eens ontmoedigend zijn.
Daarom verheugt het mij u ter oriën
tering een boek te kunnen aanbevelen
als THE ENGLISH NOVELISTS, verzameld
door DEREK VERSCHOYLE (uitg. Chatto
d' Windus). Het bevat een aantal op
stellen van hedendaagse schrijvers
over hun voorgangers. Elizabeth Bowen
schrijft over Jan e Austen en Louis Mac
Neice (een jong dichter over wie veel
gesproken wordt) zegt belangrijke din
gen over Malory.
Van ROBERT GRAVES (wiens romans
I, Claudius" en Claudius the King"
hier verleden jaar
zijn besproken) ver
scheen nu ANTIGUA
PENNY PUCE (uifg.
S eizen-C onstable).
Het is voortreffelijk
geschreven men
zou van
Gravestrouwens niet anders
kunnen verwachten
-?maar dit bewijst
helaas eens temeer
dat een boek waarin
niet n persoon
voorkomt voor wie
de lezer liefde, be
wondering of sym
pathie kan gevoe
len, moeilijk de be
langstelling gaande
houdt. En wat blijft
er van een boek over als de belangstel
ling van de lezer ontbreekt?
Bij de lectuur van DACRE
BALSDON'S satire op het fascisme: SELL
ENOLAND (uitg. Eyre & Spottiswoode)
zal de belangstelling niet licht ver
flauwen. Het doet een beroep zowel
op het gevoel voor humor als op het
gevoel voor juiste verhoudingen van
de lezer. Onder de boeken die ik de
laatste maanden heb gelezen is er geen
dat ik u meer zou willen aanbevelen.
Er komt een kostelijke beschrijving
in voor van een zitting van de minister
raad, waarin de dictator wordt be
schermd door twee zware jongens,
Glad. en Pug, gewapend met alle martel
werktuigen die ze hebben kunnen be
denken, voor het geval dat soms een
minister eens brutaal zou kunnen
worden, en waarin het besluit wordt
afgekondigd alle Amerikanen en per
sonen die met amerikaans bloed zijn
besmet" uit Engeland te verbannen,
een en ander begeleid door het automa
tische refrein Heil onze Weldoener".
Een aanbevelenswaardig
verzamelwerk is AN ANTHOLOGY OP MODERN
BIÖGRAPHY, verzameld door LORD
DAVID CECIL (uitg. Nelson). Het bevat
fragmenten van schrijvers als Strachey,
Guedalla, Belloc, Buchan en Andr
Maurois; een inleiding van de verzame
laar gaat er. aan vooraf, waarin hij de
betekenis en de kenmerkende eigen
schappen van de hedendaagse biogra
fie in tegenstelling tot die van dertig,
veertig jaar geleden uiteenzet.
Een moderne biografe, die zich
onderscheidt door de zorgvuldige selec
tie der onderdelen welke zij belicht en
door de literaire behandeling van .haar
stof, is EDITH SITWELL, wier VICTORIA
OF ENGLAND hier sterk de aandacht
trekt. Haar beheersing der taal en haar
warme sympathie met haar onderwerp
maken dat haar boek voortreffelijke
lectuur is. Wat haar wijze van werken
betnrft heeft zij veel te danken aan
AANGEKONDIGDE BOEKEN
Derek Verschoyle e.a.: The Engtish
Novelists (Chatto cO Windus)
Robert Graves: Antigua Penny Puce
(Seizen-Constab/e)
Dacre Balsdon: Sell England (Eyre
tfc Spottiswoode)
Lord David Cecil: An Anthology
of Modern Biography (Nelson)
Edith Sitwell: Victoria of England
(Föber & faber)
Dramatis Personae
(Macmillan)
Allardyce Nicoll: Film and Theatre
(Harraf>)
John Newson: Out of the Pit
(Gollancz)
Lytton Strachey; het hoofdstuk ,,March
Past" is een meesterstukje van ge
schiedschrijving, zij heeft een prachtig
geserreerde stijl; zelfs haar beelden
zijn niet slechts verhelderend maa
tevens informerend: Geen geluid
werd gehoord behalve de ademhaling
van de stervende, die tevergeefs de
oude regelmaat trachtte te hervinden
de regelmaat van de klokken die
hij met zoveel liefde had vervaardigd."
Ook W. B. YEATS is een dichter die
in DRAMATIS PERSONAE (uitg. Mac
millan) een even zeldzaam meester
schap over het proza als over de poëzie
aan den dag legt. Voor wie belang stelt
in Synge, Lady Gregory, George Moore
en de ierse beweging omstreeks het
einde van de vorige eeuw is dit boek
een rijke bron van gegevens. Yeats ver
telt hoe Lady Gregory, toen hij bij haar
kwam om haar
twintig pond terug
te brengen die hij
na haar vertrek op
de schoorsteenman
tel had gevonden,
tegen hem zei: Be
houd dat geld. U
moet de journalis
tiek er aan geven.
De enige onherstel
bare vergissing in
een mensenleven is,
niet het beste werk
te doen dat men kan
presteren." Er zijn
weinig schrijvers die
in een lang leven een
zo goede raad zo
consequent hebben
opgevolgd. Drama
tis Personae" is verlucht met een aan
tal zeldzame afbeeldingen.
PROF. ALLARDYCE NICOLL, die een
zekere vermaardheid heeft als schrijver
van een aantal gezaghebbende werken
over de geschiedenis van het toneel,
heeft zich in FILM AND THEATRE (uitg.
Harrap) een tweeledige taak gesteld:
de grondbeginselen der artistieke
uitdrukkingsmogelijkheid in de film vast
te leggen en de afzonderlijke functies
van film en toneel te scheiden. Zijn
boek bevat veel dat tot nadenken prik
kelt. Lieden die uit de hoogte op de
film neerzien herinnert hij er aan dat
Philip Sydney, slechts enkele jaren voor
Shakespeare zijn onvergankelijke stuk
ken schreef, evenzo oordeelde over het
drama uit de tijd van koningin Eliza
beth. In het commercialisme der film
ziet hij tevens haar vitaliteit. Wie be
lang stelt in deze nieuwe kunstvorm
mag dit boek niet overslaan.
Van grote, vooral sociale betekenis,
is JOHN NEWSON'S boek OUT OP THE
PIT (uitg. Gollancz), dat in sobere ob
jectiviteit een somber beeld geeft van
de door jarenlange werkloosheid ge
teisterde gebieden in het noorden van
Engeland. Wie zich van de ontredde
ring en de stelselmatige verspilling van
prachtig mensenmateriaal afmaakt met
het woord crisis", beledigt zichzelf.
Misschien besefte de thans afgetreden
koning dit toen hij met de hem ken
merkende moed en onafhankelijkheid
zijn bekende tocht door Zuid Wales
maakte. Toen hij een werkloze vroeg
hoeveel zijn inkomen was en op het ant
woord liet volgen: Kunt u daarvan
bestaan ?" liet hij een geluid horen dat
nieuw was in de mond van een vorst.
JOHN GARRETT
Bekijkt het wereldgebeuren
door een bril van Schmidt
Rokin72 AMSTERDAM
PAC. l Dl GROENEN* 3112
i li
Muziek
Russische muziek
het
W*»» f*j^v>( :\ ?..??'A&'iï^ V v' :"?--"/**&
Film
m
WILLEM
PIJPER
ALEXANDER SCHMULLER had
gelijk, inzake Rusland, al bracht
hij zijn gelijk ook niet steeds on
weerlegbaar onder woorden. Het Con
certgebouwprogramma van 14 Januari
bevatte Schmuller's opstel over
Glazounow, geschreven vo or het abonnements
concert van 8 November 1931, en dit
stuk bleek bij herlezing aanmerkelijk
gewonnen te hebben. Inderdaad, het
geen men met Schmuller de nieuwe"
Russische school zou kunnen noemen,
omspant eene muziekhistorische pe
riode van nauwelijks vijftig jaren. Be
gonnen tusschen 1860 en 1870, was
het met deze Russische muziek bij een
l'Oiseau de feu (1910) reeds
afgeloopen.
Wij hier in West-Europa dachten dat
Stravinsky, en misschien zelfs
Prokofieff, doende waren die nieuwe Russi
sche muziek, de erfenis van Rimsky,
Moussorgsky en Tchaikovsky, verder
te beheeren en tot bloei te brengen. Het
heeft een twintigtal jaren geduurd, vóór
men er zich hier rekenschap van geven
kon, dat noch Prokofieff, noch Stra
vinsky werkzaam waren in deze rich
ting. Eerstgenoemde niet: door gebrek
aan talent, Stravinsky niet: uit gansch
andere, hier niet nader te onderzoeken,
overwegingen.
Van hetgeen zich in Rusland, inzake
de Russische muziek, afspeelt, hebben
wij geen flauwe voorstelling. De
Stravinsky-epigoon Markevitch heeft met
het begrip Rusland, naar het mij voor
komt, even veel of even weinig te
maken als Stravinsky-zelf, bijvoor
beeld, met Frankrijk. Van
Schostakowitch kennen wij een paar bladzij den
muziek, rijk aan beloften. En verder
hooren wij van conflicten tusschen
cultuurministeries en componisten, mér
dan van de muziek, het onderwerp van
die conflicten.
Wanneer wij het nog eens ooit be
leven zullen, dat er weer van artis
tieke en cultureele uitwisseling tus
schen de landen sprake kan zijn, dan
voorzie ik een periode van verbijste
rende ontdekkingen. Wordt er b.v. in
Duitschland nog gecomponeerd, buiten
de belangenspheren van
Reichskulturkammer e.a. ? en wat voor muziek is
dat? Hetzelfde inzake Italië, hetzelfde
inzake Rusland. Wat weet men daar
van onze Westeuropeesche muziek?
wat van het meest nabije verleden ?
Niets immers.
UIER in Nederland konden wij,
in* * dien wij waarlijk cultureele am
bities koesterden en niet slechts econo
mische, in dit tijdsgewricht zeer bij
zondere diensten aan de beschaving
bewijzen. Onze staatsvorm laat ruimte
voor elk initiatief op cultureel-artistiek
gebied. Het particulier initiatief vond
de mogelijkheid tot uitgave van werken
der in Duitschland verboden literatoren,
maar op muziekgebied vond niets van
dien aard nog plaats. Het Concert
gebouw zou b.v. een nieuw Russisch
muziekfeest kunnen organisëeren, de
Wagnervereeniging zou in dat kader
een paar opvoeringen mogen brengen
van Schostakowitch' (in Rusland al
dan niet verboden,....) opera, men
zou daar een koorconcert en een paar
kamermuziekuitvoeringen aan kunnen l'
toevoegen en ik maak mij sterk, dat r
geen enkele communistenhater hier
van cellenbouw of ondergrondsche or
ganisatie zou gaan fazelen, gezien de
stevig nationaal*verankerde positie van
instituten als Concertgebouw of Wag
nervereeniging. Men zou dat evenwel
op eigen initiatief moeten doen, en niet
op instigatie, of met behulp van
culPAG. 9 DE GROENE N*. 3112
Concertgebouw
tuur-ministeries. Op dezelfde wijze zou
men ook notitie behooren te nemen van
de huidige Duitsche m iziekproductie
het lijkt immers onaannemelijk, dat
een dermate grondig muzikaal in cul
tuur gebracht gebied in vijf jaren niet
anders zou opgeleverd hebban dan het
Horst-Wessel-lhd. Onnoodig te zeggen,
dat ook zulk een manfestatie uitslui
tend op eigen, weloverwogen en
weiverantwoord initiatief zou moeten ge
schieden. Wanneer tets van dezen aard
gebeurd was, wanneer er dus eindelijk
eens sprake geweest was van daden,
dan zouden conclusies getrokken kun
nen worden, conclusies die voor de
Europeesche beschaving van verder
strekkende beteekenis zouden zijn dan
de inzichten", die via de diverse pers
agentschappen over onze hoofden wor
den uitgestrooid, en die geen ander
resultaat hebben dan een steeds verder
verstarren in vooroordeelen tot
schade van onze ontvankelijkheid, tot
schade van de beschaving. Men zou
over deze abstracte transactie te
bevoegder plaatse eens kunnen gaan
denken....
Het concert van 14 Januari gaf
ondeze beschouwingen in de pen. Omdat
dit programma alle cultureel-artistieke
wenschen volmaakt onbevredigd liet.
De russische muziek", ontstaan tus
schen 1878 (Tchaikovsky's vioolcon
cert) en 19x0 (l'Oiseau de feu van
Stravinsky) heeft niemand onzer meer
iets te zeggen. Zij verschaft eenig vir
tuoos vermaak (vioolconcert) en een
heel klein beetje coloristisch amuse
ment. Zaken, welke men buiten Rus
land, en in andere, zoowel vroegere als
latere, muziekhistorische perioden in
elke gewenschte hoeveelheid kan vin
den.
SPEEL-FILM
D* C* van der Poel
Burgtheater"
DE productieve werking van de
camera, ihplaats van de zuiver
reproductieve, als een van de
voornaamste kenmerken gesteld van
het begrip film", in de zin van zelf
standige vormgeving, doet het spel als
domineerende factor daarmede in
tegenspraak komen. Inderdaad schijnt
de taak van de filmacteur daarin te
liggen, zich volkomen ondergeschikt
te maken, als deel van het grote geheel:
de film".
Totdat wij ondanks alle theorie
plotseling zodanig geboeid worden
door spel van een enkele figuur dat
de hele film nog slechts waarde heeft
in zoverre deze dat spel tot zijn recht
doet komen, zonder onnodige afleiding.
Wij verlangen dan van de camera en
de man, die deze hanteert, zuiver repro
ductief werk al moet het spel ook
dan nog rekening houden met de
camera als medium tussen acteur en
publiek en elke eigen activiteit
welke niet geheel op het spel is inge
steld, schijnt een storende tegenspraak.
Werner Krauss in Burgtheater"
boeit ons door zijn voornaam, bijna
hooghartig, beheerst spel en wij aan
vaarden het werk van Willy Forst,
ondanks alle kwaliteit op zich zelf,
slechts in zoverre het dit spel weergeeft
en niet afleidt. Zodra hij de camera
daarvan afwendt naar andere beelden
uit het filmverhaal verstoort hij een
zo juist gewekte en verdiepte indruk
Spel van deze kwaliteit verlangt van
de cineast concentratie op dit spel en
bouw van het gehele filmverhaal om
dit spel. Het vereist volkomen aan
passing van het tempo van de gehele
film aan dit spel, waarbij elke afwijking,
elk hernemen van de bewegingsvrijheid
j van de film, een verbreking van de stijl
j betekent welke de feitelijke tegenspraak
i tussen spel" en film" onderstreept.
Men begrijpt in dit verband nog
weer eens duidelijker hoezeer déwaar
de van een film als Ariane" en Der
traumende Mund" niet slechts berustte
op het spel van Elisabeth Bergner,
maar ook op de concentratie van de
gehele film op dit spel door Czinner.
Deze concentratie is Willy Forst in
Burgtheater" niet gelukt en slechts
een enkele maal als het oog van de
camera langs het toneel en langs de
loges en balcons glijdt en daarbij boven
dien nog opvallende fotografische
schoonheid weet te geven zien wij
een mogelijkheid van de film, welke
niet in tegenspraak komt met de zo
geheel anders bepaalde mogelijkheid
van het spel als zelfstandige, domine
rende factor.
Hoezeer Burgtheater" dus een on
vervulde belofte is, omdat een film
opgedragen aan het eeuwig jonge
toneel" meer moet geven dan het spel
van Werner Krauss, tegen de achter
grond van het Burgtheater in een
overigens maar zwak daarmede samen
hangend verhaal, of minder van het
spel als alles beheersende factor moet
afleiden, is deze film toch een bewijs,
dat de filmkunst over rijker gevarieerde
mogelijkheden beschikt, dan een te
zeer in het dogma van een conventio
neel productie-schema bevangen indu
strie verwerkelijkt.
Een opmerking, welke wij na het
zien van Jean Dréville's Les petites
alliées" hier nog al dwaas vertaald
met BEGEERDE VROUWEN" slechts
zouden willen herhalen. Ook daar
vinden wij in spelfragmenten een
boeiende fotografie en bovenal een
dialoog, welke bekoort door een zeer
langzaam tempo, mogelijkheden, welke
een aansporing moeten zijn om alleen
op deze elementen eens een film te bou
wen en daarbij vooral alle andere moge
lijkheden voor n keer te vergeten.
Ruth Chatterton en Wolter Huston in Een man en een vrojw," naar Sinclair Lewis' roman OodJvvorth" (City Theoter, Amsterdom)