Historisch Archief 1877-1940
LICHT OP DEN TOREN
<.*?'.:'
JSISfiMai:
Uit de natuur
Prof. Dr. H. Brugmans
IN den laatsten tijd worden ernstige
pogingen gedaan om gelden bijeen
te brengen ten einde den
Westertoren blijvend te verlichten in moder
nen trant en met de hulpmiddelen van
onzen tijd: dr. C. P. Gunning heeft van
deze actie de leiding op zich genomen.
Dit geeft mij aanleiding iets daarvan
te zeggen, d.w.z. niet over de verlich
ting van den Westertoren, maar over
den toren zelf. Beide hangen intusschen
wel zeer nauw samen. De Westertoren
toch is niet alleen de hoogste van
Amsterdam, maar ook zijn symbolisch
monument; hij draagt.trots de keizers
kroon, die het embleem is van Amster
dams grootheid en roem. En reeds
meer dan drie eeuwen is de Wester
toren voor geslacht op geslacht van
Amsterdammers het monument, waar
in de macht en de glorie der stad tot
uitdrukking komt.
De Westertoren en natuurlijk de
daarbij behoorende Westerkerk is ge
bouwd in de periode van den
krachtigen opbloei der stad in het eerste
kwartaal der zeventiende eeuw. Na de
uitleggingen der stad in 1585 en in
1593 drong reeds kort daarna de sterke
uitgroei der bevolking tot plannen van
nog veel grooter en ook grootscher
strekking. Want steeds zette Amster
dam zich krachtig en snel uit: alleen
in 1601 werden niet minder dan zes
honderd huizen gebouwd. Zoo is het
te begrijpen, dat reeds in 1612 ten
stadhuize werd besloten tot een
nieuwen uitleg der stad. En deze uit
breiding, die zich dadelijk aansloot bij
de vorige, werd zoo ruim, zoo grootser!
opgevat, dat men tot in de tweede
helft der negentiende eeuw niets anders
te doen had dan eenvoudig naar de
plannen te werken, die in 1612 waren
gemaakt. Men bewondert onwille
keurig den kloeken moed en het rus
tige vertrouwen van een stadsbestuur,
dat zulk een uitleg der stad, die haar
oppervlak verdriedubbelde, heeft dur
ven vaststellen. Het was de groote tijd
van Amsterdam, toen alles groeide,
toen men zijn krachten overal voelde
gedijen, toen niets ongehoord of onmo
gelijk scheen.
DE man, aan wien de leiding van
dezen grootschen uitbouw toe
kwam en aan wien ook in dezen het
initiatief moet worden toegekend, was
de oud-burgemeester Rans Hendricksz.
Oetgens, sedert 1607 fabriekmeester"
der stad (wij zouden zeggen: stads
architect) . Hem dankt Amsterdam den
rijken opbouw, die de stad heeft ge
maakt tot een der prachtigste steden
der wereld. Hij beschikte over uit
nemende krachten, den stadstimmer
man Hendrick Jacobsz Staets en den
landmeter Lucas Jansz. Sinck. Zoo
werd het plan opgemaakt, waardoor
Amsterdam ten slotte zijn bebouwd
oppervlak op 725 hectare zou brengen.
Daartoe werd voornamelijk het plan
van Staets gevolgd, die op even een
voudige als geniale wijze het nieuwe
Amsterdam ontwierp. De oude stad
zou met drie concentrische grachten
worden omgeven, onderling verbonden
door dwarsgrachten en dwarsstraten,
die alle zouden uitmonden op de ver
keerswegen der binnenstad. Buiten de
drie hoofdgrachten zouden nog in aan
sluiting aan die grachten minder aan
zienlijke buurten worden aangelegd.
Voorloopig heeft men zich toen be
perkt tot den aanleg van een gedeelte:
de drie hoofdgrachten werden slechts
doorgetrokken tot de Leidschegracht;
ten westen van de Prinsengracht werd
het groote volkskwartier aangelegd,
dat destijds het Nieuwe Werk heette,
maar dat in het begin der achttiende
eeuw in den volksmond den naam van
de Jordaan zou dragen. Eerst na een
halve eeuw werd de geheele ver
grooting, ook aan den rechteroever
van den Amstel, voltooid.
In de vergrooting nu van 1612 wer
den eenige pleinen uitgespaard, ook in
verband met den voorgenomen bouw
van eenige kerken. Zoo de
Noordermarkt, waar de Noorderkerk zou ver
rijzen. Zoo de Westermarkt, bestemd
voor de nieuwe Westerkerk. In 1620
werd een begin gemaakt met den bouw
der Westerkerk, het voornaamste
bouwwerk, dat door Hendrick de
Keijser is ontworpen: op 9 September
van dat jaar werd de eerste steen ge
legd door Willem de Vrij, den zoon
van burgemeester Frederik de Vrij.
In 1624 waren de zijbeuken gereed;
het volgende jaar werd aan den zwaren
middenbeuk begonnen. In 1631 kon
de eerste preek in de nieuwe kerk
worden gehouden; eerst in 1638 was
de hooge toren voltooid.
De kerk heeft ongeveer dezelfde
vormen als de oudere Zuiderkerk: in
beide vinden wij drie beuken, verdeeld
in zes gewelf velden: in beide vinden
wij twee kruisbeuken. Alleen de toren
is anders geplaatst; die van de Zuider
kerk voor den westelijken zijbeuk, die
van de Westerkerk voor den
middenbeuk, evenzoo in het westen. De
Westerkerk maakt nog altijd door haar
grootte een imposanten indruk: zij is
een basiliek naar oude voorbeelden;
alleen ontbreekt natuurlijk het koor;
ook is de gothiek-door moderne rond
bogen vervangen. Toch bevredigt de
kerk niet geheel: zij maakt den indruk
van wat vergroofde gothiek met be
trekkelijk weinig eigen vinding.
MAAR wij hebben alleen over den
toren te spreken, die altijd mér
tot de Amsterdamsche burgerij heeft
gesproken dan de kerk. Hendrick de
Keyser is den isen Mei 1621 ge
storven : hij heeft zijn plannen dus
niet geheel kunnen uitvoeren: de
Westerkerk is evenmin als de Wester
toren geheel naar zijn ontwerpen vol
tooid. Na zijn dood is zijn zoon Pieter
de Keyser hem als stadssteenhouwer,
zooals dat toen heette, opgevolgd. In
hoofdzaak heeft Pieter zich aan de
denkbeelden van zijn vader gehouden;
hij heeft van opstrevende gothische
motieven gebruik gemaakt, maar deze
op even handige als fijne wijze in de
vormen der renaissance omgezet. Zoo
is een toren ontstaan, die door zijn
levendige luchtigheid zoowel als door
zijn rustige solidtteit altijd heeft be
koord. Het is alleen zeer eigenaardig,
dat Hendrick de Keyser zich de be
kroning van den toren anders had
voorgesteld dan zij ten slotte is ge
worden en zooals wij haar nog zien.
Hij had de spits niet vierkant gedacht,
maar veelhoekig in den trant van die
van den Montelbaanstoren: in plaats
van de gebruikelijke peer .zou de
keizerskroon den toren afsluiten. In
1637 is de oorspronkelijke teekening
ter zijde gelegd: waarschijnlijk heeft
het stadsbestuur toen aan Jacob van
Campen opgedragen den toren naar
den modernen smaak te voltooien: de
toren werd dus tot boven toe vierkant,
afgesloten door de keizerskroon. Een
andere verandering van Van Campen
was deze, dat het motief der
hoekzuilen, dat de Keyser alleen voor de
laagste verdieping van den toren had
willen toepassen, nu ook vopr de
bovenste twee werd aangewend: de
Toscaansche zuil heeft hij hooger door
de Jonische en de Korinthische vervan
gen. Daardoor is een smaakvolle een
heid geboren, die met haar goede ver
houdingen een bijzonder aangenamen
indruk maakt en 'de Amsterdammers
blijkbaar steeds opnieuw heeft be
koord.
Zoo spreekt de Westertoren altijd
weer tot ons de bezonken taal van een
sterke eeuw. Het voorgeslacht, dat zich
krachtig gevoelde in verleden, heden
en toekomst, heeft daarom ook zooveel
schoons nagelaten, dat van alle tijden
is. Zoo is de Westertoren een precieus
? monument, dat echt Amsterdamsen
is, omdat het uit den sterken en
vruchtbaren geest van Amsterdam zelf
is ontsproten.
IIOSCH PLAK
Dr. Jac. P. : Thijsse
DE jonge telg is nu zoo ver, dat
hij zich in het openbaar kan
vertoonen. Deze maand hebben
wij in de Militiezaal een groote ten
toonstelling van maquetten, kaarten,
grafieken, foto's en andere aantrek
kelijkheden. Schoenmakers van diverse
stalletjes kunnen hun opmerkingen
ten beste geven en zoover zij bij hun
leest blijven zal daarvan ook een
dankbaar gebruik worden gemaakt.
Er zal geen gebrek zijn aan menschen
die verschillende dingen ,,anders"
zullen wenschen. Doch iedereen weet,
dat de redelijke wensch steeds in ver
vulling gaat, dat is de wensch, die
rekening houdt met de noodzaak en
met de mogelijkheid.
Nu loopen de denkbeelden omtrent
de mogelijkheden wijd uiteen. Zeer
veel hangt af van de wijze van be
werking en van de voortdurende ver
zorging. En dit wordt weer een kwestie
van geld en offervaardigheid. Een ge
meentebestuur van heden kan tot
groote offers bereid worden gevonden,
een bestuur van morgen kan er heel
anders over denken, kan ook door de
omstandigheden een poos gedwongen
worden tot inperking van bemoeienis.
Maar ondertusschen groeien de plan
ten dag en nacht, ieder strevend naar
een zoo gunstig mogelijke ontwikke
ling, naar een zoo talrijk mogelijk
nageslacht. Ook vestigt zich er een
dierenwereld, eveneens op expansie be
lust. Wanneer we dat alles stilletjes
lieten begaan, dan ging het verwilderen
in de richting naar een woudvorm, die
in ons klimaat' op dien bodem past.
Sommige van mijn vrienden durven
wel voorspellen, welke vrijwel besten
dige toestand ons na een onbepaald
aantal jaren zou verheugen. We
zouden al dien tijd geen cent uit te
geven hebben, maar ons jaren, mis
schien eeuwen tevreden moeten stellen
met een voorloopigen staat van onfraaie
verwildering en een problematisch
schoonheidsgeval tot slot.
NU is het wel aardig, dat een deel
van ons ,,boschplan" juist op
deze manier behandeld wordt. Dat zijn
de zoogenaamde broeklanden, de
buitendijksche moerassen aan de Nieuwe
Meer en aan de Amstelveensche Poel.
De schoonheid en wetenschappelijke
waarde van deze gronden staat echter
thans reeds boven elke verdenking
verheven en alles wat de natuur daar
zelf nog zal doen, strekt tot verhoo
ging van de beteekenis van deze
natuurreservaatjes. Hier is elk in
grijpen af te keuren.
Maar de rest van het boschplan zal
veel zorg vereischen. Intusschen kun
nen we deze bemoeienis op voordeelige
wijze inperken door indachtig te
blijven aan bovenvermeld natuurlijk
verwilderingsproces. Het overgroote
deel van het bosch zal bestaan uit de
natuurlijke elementen van het oor
spronkelijk Noordwest-Europeesch
woud, dat is voor lagere stukken het
elzen-berken-woud, voor hoogere het
eikenwoud in zijn veelsoortige samen
stelling. Ons polderbosch krijgt niet
n overal even vlakken bodem, maar
er komen niveau-verschillen. Al be
dragen die meestal nog minder dan
n meter, toch zijn ze voldoende om
hoog" bosch te krijgen naast laag"
. bosch en zoo bestaat de mogelijkheid,
voor een overgroot' gedeelte hien
de heerlijkheden te vertoonen van de
broekwouden aan de Ankeveensche
. Plassen en de weelde der bosschen
van Twente, .den Achterhoek en Lim
burg. En doordat 'we ons hier blijven
beperken tot de natuurlijke begroeiing
van dit deel van de wereld zijn de ver
wilderingsfactoren ons niet bepaald
vijandig. De vestiging van de dieren
wereld wordt er bijzonder door be
gunstigd en hier durf ik wel te voor
spellen, dat ons Bosch binnen tien,
binnen zes jaar al veel levendigs en
moois te zien en te hooren zal geven.
MAAR we willen meer. De wereld
stad wil ook de boomen kennen
uit Oost en West en zelfs uit Noord en
Zuid. Onze bet-overgrootouders had
den in dit opzicht al zeer prijzens
waardige neigingen, getuige de talrijke
fraaie exoten, die we nog vinden in
hun buitens langs de Vecht, langs den
Veluwerand en vooral in Limburg.
Onze botanische tuinen, hoe klein ook,
geven veel hoopvols te aanschouwen.
Al jaren geleden heeft men in Amster
dam gevraagd om een ,.arboretum".
Welnu, op de overzichtskaart op de ten
toonstelling kunt ge zien, dat het
grootste deel van het stuk in den
Schipholpolder bezuiden den Provin
cialen weg bestemd is voor arboretum.
Daar zullen boomen komen uit de
halve wereld. Ge weet dat vele reeds
getoond hebben in ons land te willen
groeien, sommige zelfs als heerschers
en indringers, denk maar even aan
kastanje, accacia en vleugelnoot. We
gaan hier een beetje geleerd doen en
de planten plaatsen in hun geografisch
verband: Turkije, Klein Azië,
Kaukasus; Himalaya; China; Siberiëen
Japan; Noord Amerika Westelijk;
Noord Amerika Oostelijk; Chili. Uit
al die landen hebben wij al boomen en
struiken in onze tuinen en parken en
wanneer wij er meer geprobeerd
hadden, dan waren er nog meer. In
den laatsten tijd zijn de "kweekers uit
den sleur gekomen en wanneer het
Amsterdamsche Boschplan komt met
nieuwe vragen, dan vinden zij daarop
ook wel een antwoord. En lukt dat
niet, dan heeft onze Hortus nog altijd
relaties met alle botanische tuinen van
de wereld en dan gaan wij zelf
,,nieu, wigheden" invoeren.
We gaan dit doen in het vol besef
van de zeer groote moeilijkheden, die
ons hier wachten en we zullen ons
niet lang kneuzen aan wat
onoverI komelijk blijkt. Dit gedeelte komt
i waarschijnlijk het laatst in bewerking
1 en zal dan eerst over vijf jaar plantrijp
en zaairijp zijn. Intusschen kunnen we
op onze kweekveldjes alvast beginnen
met al die leuke Amerikaansche eiken,
berken, ahorns, populieren, noten,
tulpenboomen, kastanjes, accacia's,
pruikenboomen enz. enz. Ge ziet, van
Amerika alleen kunnen we al een
park maken van tien of meer hec
taren. Eindeloos kunnen we nog rede
neeren over het naaldhout, trouwens
i er is al eindeloos over geredeneerd.
! Ge kunt er van op aan, wanneer de
een of andere boomsoort in ons bosch
i zou ontbreken, dan moeten daar
; minstens een half dozijn goede redenen
| voor zijn.
. Dit arboretum zal veel en velerlei
i zorg vereischen. Hier krijgt de
Amster1 t damsche burgerij veel te genieten, maar
meteen ook de gelegenheid, blijk
te geveh van dankbare belangstelling.
Een afzonderlijk fonds voor instand
houding en vervolmaking , van rfet
arboretum. Wel noodig.
SCHOONHEID
van stad en land
De Westertoren te Amsterdam, naar een schets
van Rembrandt (Museum Fodor, Amsterdam)
PAG. 14 DE GROENE No. 3112
DE geestelijke (als men hier van
,,geest" mag spreken)
leidslieden van" een klein deel van
ons volk worden niet moe van hun lief de
voor volk en vaderland te getuigen op
een wijze die ietwat hysterisch aandoet.
PAG. 15 DE GROENE Ne. 31H
Men zou, als men hen hoort, wanen
dat zij in de bres waren gesprongen
voor geestelijke goederen die sinds jaar
en dag schromelijk waren verwaar
loosd. In werkelijkheid is het tegendeel
veeleer het geval. De schoonheid van
stad en land is het voorwerp van voort
durende zorg van talrijke autoriteiten,
verenigingen en particulieren, en al zal
niemand durven beweren dat er niet
veel te wensen blijft van verwaar
lozing is zeker geen sprake. Wie op
treedt alsof er nu eindelijk een van God
gezonden redder en beschermer is geko
men, maakt zich eenvoudig belachelijk.
Deze ontboezeming moest ons van
het hart nu het onze taak is een viertal
boeken aan te kondigen die stuk voor
stuk bewijzen hoeveel warme liefde
schrijvers, uitgevers en het kopend pu
bliek (als dit er niet was zouden zulke
boeken niet kunnen verschijnen) heb
ben voor de grote schoonheid van ons
kleine land.
Allereerst zij genoemd het album
AMSTERDAM met vier korte opstellen
van Mr. P. J. Mijksenaar, Dr. F. H.
Fischer, Dr. P. H. Ritter en arch. A.
Boeken bij een honderdtal grote foto's
(uitg. Contact). Niet alleen genoemd
maar ook geroemd. We hopen dat de
schrijvers niet boos zullen zijn als we
zeggen dat de foto's het belangrijkste
deel van dit boek zijn. Zij geven een
reeks impressies van leven en bedrijf
der stad en haar bewoners, die men
zich moeilijk schoner kan denken
althans niet in een weergave die binnen
het bereik van velen valt.
Een tweede boek over de hoofdstad
is AMSTERDAM DIE GROOTE STAD door
Dr. Henri Polak (uitg. Querido). Er
ligt een zekere ironie in het feit dat deze
schrijver, die meer dan n der hysterici
bovenvermeld. gedaan heeft voor het
behoud en de uitbreiding van stads- en
landschapsschoon, van deze zelfde lie
den de laagste aanvallen heeft te ver
duren. Hij betoont zich nochtans ook
in dit werk een onverzwakt kampioen
voor zijn geliefde stad, die hij in velerlei
aspect vooral historisch-anecdotisch
beschrijft. Het lijvige boek is geïllus
treerd met vaak merkwaardige oude
foto's, echter op een wijze die wat dor
en ouderwets aandoet.
Van dezelfde schrijver is DE ZOOM
VAN HET Gooi (uitg. Scheltema en
Holkema), een zelfstandig vervolg op
Tusschen Vecht, Eem en zee", dat
het Gooi zelf beschrijft. In.zeventien
hoofdstukken beschrijft hij zijn zwerf
tochten langs Eem en Vecht, door oude
stadjes en vriendelijke dorpen, over
heide en door bossen, langs akkers
en beemden. Op de hem eigen, boeiende
wijze wijst Dr. Polak op de schoonheid
van dit alles, verhaalt van het verleden,
tracht belangstelling te wekken voor
hetgeen verdwenen is, verheft zijn wel^
sprekende stem tegen aantasting en
schennis van de luister van het land.
Van andere aard, en toch verwant, is ?
GROOT NEDERJLANDS BOEKENHOEK,
onder redactie van Anne de Vries ver
schenen bij Callenbach. Hier heeft men
gepoogd de ,,grootnederlandse" boer
te laten leven in novellen, n voor elk
gewest (behalve Utrecht: waarom?)
en n voor belgisch Brabant, Vlaan
deren en Zuid Afrika elk. Het procéd
heeft ,zijn bezwaren. Zo als het boek
hier ligt is het, maar dan ontdaan van
de tekst op het stofomslag en de korte
inleiding van de verzamelaar, die rijke
lijk hoog gestemd zijn, echter dankbaar
te aanvaarden: het is geen literair mo
nument, maar het laat zich aange
naam lezen en men leert er inderdaad
de boer beter uit kennen, wat voor veel
landgenoten zeer nuttig kan zijn. Al
was het alleen maar om te ontdekken
hoe dwaas het is als men generalise
rend van de boer spreekt. Reeds uit de
(zeldzaam mooie) foto's blijkt hoe
verschillend bij alle verbondenheid het
i mensenslag is van streek tot streek.
Op zijn wijze getuigt ookditboek van de
eeuwige schoonheid van ons land.
H.R.
NU is het tijd
voor DROSTE
Verpleegster-cacao!
Nu met de koude winter
dagen, nu moet U vaker nog
dan anders ioo'n kop heer
lijke, warme Droste
Verpleegster-cacao drinken.
Voedzaam, lekker en
voordeelig! Cacao, die U van
binnen uit verwarmt.
'KHS*.
'***. *
Droit« Cacao U thans
óók verkrijgbaar in
Carton-verpakking van
' , KG. . . l 1.87
>' K.G. . . « 0.96
' K.G. , . l 0.50
??!«K.G. . ? «0.20
(inel. omzetbelasting.)
DROSTE
PASTILLES
ALTIJD WELKOM!
Spaart boru voor fcof>, ketel. b«ktr of blad.
Ametfil fïorQfia W|J gameren, wasschen, smeren,"halen en brengen
nillOlCI U?11 ayC uw auto. prijzen vanaf f 15.- per maand. Onze 30 jarige
Waesperzijde 143. Tal.53218 ervaring is een waarborg voor goede service.
Stalling voor 100 auto's Dag en nacht geopend.
EEN GOEDE
ADVERTENTIE
OP EEN GOEDE
r'Atï. l/ DE U
heeft nog altijd effect. Elke
plaats in De Groene is een
goede plaats» omdat De
Groene het blad is dat iets te
zeggen heeft tot de menschen
die iets te besteden hebben
Vraag eens de tarieven ze vallen mee
'iNE No. 3112
t .