De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 30 januari pagina 7

30 januari 1937 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

* J- S ?'''v' ./«^-LlTiw * UM*W< i NEGERPLASTIEKEN De collectie Ratton te Amsterdam Alben Plasschaert Houten beeldje van een antilope uit den Soedan t: Tentoonstelling bij Van Lier HET werk van den kritikus: het algemeene te vinden en het bijzondere, het persoonlijke. Wanneer er toch geen algemeene trek ken waren aan de schoonheid, hoe zouden wij dezoo verschillende uitingen, verschillend door ras, verschillend door omstandigheden, verschillend door de persoon-zelf, toch alles als in n greep kunnen saamvatten en ze alle bezien en zeggen: Dit is schoon en dit is het niet; hoe zou er een gemeen schappelijke waardeering kunnen be staan tran dingen zóó zeer verschillend en waarover wij, ik geef het toe» toch in een kleine groep zoo zeer zeker zijn en zoo afwijzend staan tegenover hen, die wij inderdaad als vreemden be schouwen, vreemd voor ons innerlijk leven en die wij eensgezind zonder eenig voorafgaand overleg buiten onze deuren houden, buiten ons domein, hoe geleerd zij ook soms zijn, hoe weibeslagen ten ijs schijnbaar. Er is een spraak, die, hoe haperend ge-uit, de onze is en er is een andere spraak, die hoe gecultiveerd ge-uit, wij niet aan vaarden kunnen, al lijkt ons soms dat zelf betreurenswaard, want de gronden, waarop zij tieren zijn verschillend en de aar draagt een andere korrel voor een ander gewas. Ik weet, er zijn er die dit tegenspreken; zulk tegenspreken is ons dadelijk het bewijs van een algeheele ongemeenzaamheid.... HET beeldhouwwerk bij van Lier be staat uit figuren, dieren en mas kers, enz., uit verschillend materiaal en is in goede voorbeelden daar te zien. Het wekt vanzelve op tot vergelijkingen. Is het een intuïtieve verdediging van onze Westersche beschaving, die wij daar tegenover stellen ? Het wekt tot het vinden van overeenkomstigheden. Is dat onze lust, zekerder en zeker der te zijn van de schoonheid ? Het is ver moedelijk allebei, want waarom zou den wij altijd bij voorkeur het Alterna tief zoeken in plaats van het tesamen zingen? Wanneer wij deze tentoonstelling bespreken willen, beginnen wij, en niet zonder reden, met de dieren. Deze lijken ons het gemakkelijkst toe voor iedereen en ik moet zeggen ze zijn bekorend. Vooral de kleine beesten die als ge wichten dienen bij het stofgoud? wegen zijn ons dadelijk vertrouwd, zoowel de vogels als de kruipende dieren en de fellere, die springend vechten. Is dit misschien het realisme erin, hoewel zij toch gestyleerd soms eenigszins zijn; komt dit, doordat wij, god weet hoe lang geleden, eeuwen? in primitiever maar daarom niet in alle opzichten minder subtielen tijd dezelfde erva ringen omtrent hen ervoeren, die de makers ondervonden toen zij ze maak ten? Het zou inderdaad niet dwaas zijn de kleine beesten" van Krop eens te PAG. 12 DE GROENE No. II11 >'£, * j*1*-* reproduceeren naast deze Afrikaansche beesten, gewichtjes, en het zou Krop niet slecht behandelen zijn, hij is daar dikwijls het geestigst en het zou den Afrikanen niet te kort doen, zij zijn daar sterk, van straffer omtrek en het is ook niet onjuist te zeggen, dat de haan van Permeke op de boerderij met de zeug verwantschap vertoont met zoo'n Afrikaansch haantje. En toch erkennen wij bij alle verschil, dat de beste van deze dierfiguurtjes tesaam gevonden worden bij de schoon* voor werpen, waarin dèrom niet de komi sche zin (o Hollanders!) behoef t te ont breken. Laten wij toch het koddige in eere houden; de gezondheid van den geest vertoont zich daar op bevrijdende wijs, op reddenden trant. Naast deze kleine beelden van kleinere dieren trof ons hier de kop Van een katachtig beest. HET is altijd iets nieuws en weer oud, te constatetren, dat de bescha ving" dikwijls te samen gaat met ver slapping der waarneming l Déovergave van den beschouwef is geringer; hij is door allerlei veel meer en veel eer afge leid, wanneer hij iets beziet. Hij bezit het dan niet als zijn eigendom; het is en blijft een object buiten hem. Kinderen bezitten echter de dingen die zij bezien en op grootscher wijs doen dat de kun stenaars: hun wezen vereenigt zich met het beest, wordt, is het beest en daar zij meer bezitten dan het kind, is hun bezit grooter, is hun werk grooter, vol lediger, volstrekter, geheimer. Maar al is dat dan zoo, toch verbindt de vol strektheid beiden, het kind en de kun stenaar en toch berust ook daarop onze neiging, onze eerbied voor hen, en zijn hun beelden en hun teekeningen daar door voor ons en niet alleen daardoor verwant en toch l gescheiden. Er is nog iets, waaraan ik hier her innerd word. Er zijn hier beeldhouwwerken, die ons aan het Gothische werk herinneren en aan het Romaansche. Een beeld van een man herinnert ons aan het Romaansche, sommige der beesten doen ons gothisch aan, zooals een Japahsch beeldje- ons eens aan een Madonna onophoudelijk deed den ken. Het zou zeer geleerd staan als wij zeiden: van waar komt zulke invloed, en dan langs sterke theorieën trachten te bewijzen, daar en daar ligt het ver band. Het is niets vreemds in de middel» eeuwen de uitbundigheid der ker missen te vinden. Bij een bindend \». staatsbestel of dogma hoort als evenwicht een uitbun digheid, en het is een bewijs van het psychologische be grip van het katholicisme dat gevoeld en erkend te hebben. Het leven heeft iets heidensch, iets natuurlijks nooit kunnen missen, nooit gemist en vele ellen den in het protestantsche leven hebben daar steeds van getuigd. Voor den mensch blijft de mensch steeds het be langrijkst. De mensch is de meest vertrouwde vriend, de minst vertrouwde vijand voor den mensch. Hoe psychologischer ingesteld, hoe geschakeerder in het psychologische, hoe meer dat blijkt naarmate hij meer bewust is en meer kennis hij gemaakt heeft van zijn gevoel! Niet te vergeten is hier, dat het kennen, weten, weten schap maken, een noodzaak, immers zelfverdediging! altijd een te nauwen cirkel trekt om het gevoel dat van de diepste diepte komt en komend tot randen reikt van wat ons mogelijk is. Wij zien dus bij de volken waar het weten, het bewustzijn, het zeker zijn van hetzelfde bij gelijke omstandigheden, de grootste verscheidenheid van de portretten, ieder mensch geconstateerd als een afzonderlijkheid. Wij zien bij de volkeren, waar dit minder als zeker heid bekend is, meer overeenstemming, .meer het type, meer het decoratieve. Het Afrikaansche beeldhouwwerk be wijst dit weer. Wij moeten uit de ver scheidenheid tot de eenheid komen willen wij wezenlijk decoratief zijn en dat dit ons moeilijk is hebben vele pogingen uit de laatste jaren overduide lijk aangetoond; ook alle pogingen om het exotische te benaderen, te evenaren. Deze pogingen moesten noodzakelijk optreden tegenover de tijden van syn these in het weten; een poging om dat bezit philosophisch te organiseeren, een geheel te maken van vele deelen, een neiging tot rust, tot kiistallisatie in een onrust. Ge vindt dus in het Afri kaansche minder portretten; de kunste naars zijn daar heen nog niet gedreven. Eenvoudige voorstelling van gecompliceerdheden vindt ge er vanzelf al vindt ge er nog genoeg constatee ringen van algemeene trekken van het menschelijk wezen. Hoe zinnelijk is b.v. het witte masker niet! Dit is een geeste lijke zinnelijkheid naast het natuurlijke, die de Afrikaansche kunst terecht nooit heeft ontkend.... soms niet zonder nadruk heeft bevestigd. De tentoon stelling bij Van Lier geeft den onbe vangene aanleiding tot dit alles wat ik hier neerschreef. Ge kunt er heen gaan en dit vinden in en naast de schoonheid, waarop wij bovenal zijn ingesteld. Dat is het plezierige van het vak van den kritikus, dit alles te saam kunnen vinden en dan verder op een practischen middag de ernst uit te trek ken als een te precies-omsluitende jas en van dwaasheden te genieten zonder schroom of schande en het gebondene te verwisselen voor het uitbundige. Muziek WILLEK DE opvoeringen welke de Wagnervereeniging voor het Neder landsche publiek georganiseerd heeft van Smetana's Verkochte Bruid leveren stof tot velerlei beschouwingen. Ik wil het thans niet in de eerste plaats hebben over het werk, en evenmin over de reproductie door de Praagsche opera. Muzikaal is dit zangspel gega randeerd vrij van elke problematiek: de groote muzikant, die Bedrich Smetana was, deed als componist niet aan philosophie, noch zelfs aan speci fiek vak-technische experimenten. Voor zestig jaren was dit stuk even weinig actueel als op het oogenblik. En dus . blijft, nadat wij de sterke indrukken ^ die de opvoering gewekt heeft, ge scheiden hebben van onze aperceptie van het werk zelf, het eenige, het grootste probleem van alle muzieken, namelijk: waarin berust de merk waardige kracht van zulk onpreten tieus, men zou willen zeggen: simpel muzikantenwerk ? De buitenmuzikale zijden van prodana Nevesta zijn ternauwernood de moeite van het beschouwen waard. Over de literaire waarde van hel libret to kunnen wij, die niet n woord Tsjechisch verstaan, laat staan kunnen uitspreken, volstrekt niet oordeelen. De handeling op zich zelve is nauwelijks boeiender dan die van Jan Brandts Buys' Schneider von Schönau" (door de Nederlandsche opera van Koopman indertijd vertoond onder den omineuzen * naam De kleermakers van Marken...). Gemeten met deze maten lijkt het scenario van Cornelius' Barbier von Bagdad welhaast diepzinnig. De fabel van Prodana Nevesta suggereert een Tsjechenland, niet ongelijk aan het exportholland van Volendam en Mar ken, en volgens ons gevoel even rariteitenkabinetachtig onwezenlijk. MAAR wanneer wij dit geconsta teerd hebben, blijkt de verrassing slechts grooter, de muziekvreugde ' stralender te zijn geworden. Dit was de bijzonderheid, welke wij aan de ge beurtenis van deze voorstellingen te danken hebben: het inzicht dat de metaphysica van een kunstwerk niet steeds bepaald wordt door redelijke doelstellingen van. den maker, doch soms in den loop der jaren, schijnbaar van buiten af, ontstaat door het geloof, de overtuiging, de anonieme mede werking van duizenden die in dit werk iets van zichzelf verwezenlijkt voelden. Wij weten niet, luisterend naar Smetana's partituur, wat Tsjechische volksmuziek is, wat inventie van den Film DODSWORTH" 'IJ PER componist. Wat ons betreft kon het geheel ook vijftig jaar vroeger, even goed als verleden jaar, ontstaan zijn. De tijd heeft met deze opera slechts zijdelings te maken. Daartegenover is de geografische gebondenheid een zeer sterke. Dit is Praagsche muziek, Praagsche musiceerdrift, Praagsch mu zikantentemperament .... Zoo iets als een boodschap uit betere werelden. Werelden, waarvan wij Hollanders het bestaan weliswaar niet durven loochenen, maar waarom trent ons nationaal bewustzijn buiten sporig slecht is ingelicht. Het verhaal van het Tsjechische nationale theater klinkt ons als een sprookje: het bouwkapitaal werd bijeengebracht door een particuliere nationale inzameling. En toen het gebouw voltooid was, brandde het af, nog vóór de officieele opening. In twee jaren tijds had men opnieuw een kapitaal gevormd uit giften van het heele volk. Wij hier kunnen naar het schijnt gemakkelijker begrijpen, dat er Papoea-stammen zijn, die zich achteruitgezet voelen doordat het gou vernement geen belasting van hen eischt, dan dat een beschaafd volk de ambitie heeft, een eigen opera, een eigen muziekcultuur, een zelfstandige muzikale beteekenis te bezitten.... HET enthousiasme, waarmede wij de Tsjechische kunst, en de uit nemende Tsjechische kunstenaars be groet hebben, had voor mijn gevoel iets beschamends. Wat zouden wij des gevraagd onzen gasten hebben kunnen voorspelen? de bruiloft van Kloris en Roosje soms ?.... Later, wanneer Nederland zijn eigen nationale opera heeft en begonnen is aan het scheppen van zijn eigen na tionale repertoire, zal de tijd gekomen zijn om ook de oudste nationale opera's der Tsjechen aan een vergelijkend ^nderzoek te onderwerpen. Dan zouden ?vij willen nagaan, wat hier de invloed is geweest van Italië, en in hoeverre Duitsche meesters aan de totstand koming van de autonome Tsjechische operacultuur hebben meegewerkt. Wij zouden het over de erfenis van Mozart willen hebben en over het merkwaardig parallelisme tusschen Smetana en Johann Strauss. Later, wellicht. Men moet liever in het openbaar niet praten over zaken waarmede men niet te maken heeft. En op het oogenblik heeft Nederland met het typisch Europeesche ver schijnsel opera nog niets te maken, Het wordt langzamerhand toch wel tijd, om hierin verandering te brengen. WILLIAM Wyler's Man en vrouw", naar de roman Dodsworth" van Sinclair Lewis, is opnieuw een bewijs voor de wijze waarop de film niet slechts een perfect middel kan zijn tot story telling", maar ook in ruim een uur een paar hoofdfiguren uit een dikke roman ten voeten uit kan tekenen. Dat de accenten hierbij in vergelijking met het boek, wel eens ietwat verlegd worden is inhaerent aan het verschil van techniek: het beeld tegenover het woord, en» wanneer wij de verfilming van de roman, eenmaal hebben aan vaard, geen reden tot verwijt. Sam Dodsworth en zijn vrouw en de geschiedenis van hun verwijdering zijn op deze film op volkomen aanneme lijke en overtuigende wijze voorge steld en wij krijgen daarenboven zeker een indruk van de gezonde" Amerikaan tegenover een overgecultiveerd en nerveus Europa. Een meer dan oppervlakkige verge lijking met het boek komt voor de grote meerderheid der bioscoopbezoe kers zeker niet in aanmerking en wij mogen de film en het boek feitelijk wel als twee, op zich zelf geslaagde, be werkingen van n thema beschouwen. Wanneer wij i wel tot" vergelijking worden gelokt, blijkt duidelijk waar de zwakke plekken van j het beeld verhaal ten opzichte van het woordverhaal liggen. Het afspringen van het huwelijk van Frank Dodsworth met Kurt in de brief tekent heel wat sterker het karakter van de vrouw, dan de vertoning van dit voorval op de film. Kurt's moeder is daarbij op de film wel een beetje al te zeer met het oog van de gemiddelde Amerikaan gezien en de sneeuw.een te opvallend gewilde versterking van de sfeer. Het is werkelijk niet nodig, dat het altijd regent of sneeuwt als het iemand slecht gaat, alleen omdat de film dit zo gemakkelijk kan vertonen. Een overdadig gebruik van deze mogelijk heid getuigt meer van ongeloof in, dan van beheersing van de middelen, welke de filmregisseur ten dienste staan. Nederlandsche film OVER Jonge Harten" is reeds eerder geschreven. Nu deze film in De Uitkijk draait willen wij nog even opmerken, dat zij inderdaad op vele punten van een verkwikkende eenvoud en bekoring is en die bekoring onmiddellijk verliest als er een, zij het nog zo bescheiden, film intrige aan te pas komt. Met Jonge Harten" is een mogelijk heid getoond voor een Nederlandse film. Het resultaat is al is dan ook niet alles geslaagd dat men, met inacht neming van de lessen van deze poging, er op zal kunnen voortbouwen. D. C. VAN DER POEL Wo/ter Huston en Ruth Chatterton in Dodsworth" (City Theater, Amsterdam) RADIO-STETHOSCOOP MEN kent de schoone traditie der regelmatige Zondagochtend uitvoeringen van Bach-cantaten in de Thomaskirche te Leipzig. Ook weet men, dat de radio-omroep als een der eerste objecten van zijn regel matige werkzaamheid deze traditie al jarenlang in den aether verbreidt. Helaas geschiedt dit onder het huidige , regime minder regelmatig dan vroeger en ook de uitzending zelve voltrekt zich met minder uniformiteit. Plachten vroeger ,,der Deutschlandsender und alle seine Nebensender" deze door prof. Karl Straube geleide uitvceringen te verzorgen, in welk geval ook onze radio-distributiebedrijvan hun abon nees ervan konden laten meegenieten, tegenwoordig blijft de emissie vaak beperkt tot de overdag moeilijk te hooren, permanent gekoppelde zenders van Leipzig en Dresden, soms uitge breid tot die van Hamburg, in welk geval de ontvangst beter is. Erger is echter de reeds verscheidene malen opgedane ervaring, dat men vol verwachting zijn radio-voelhorens naar Leipzig richtte om dan tot zijn pijnlijke verrassing te ontwaren, dat de Duitsche omroep zonder eenige aan kondiging Leipzig uitschakelde om inplaats van daarmede de zenders te verbinden met een plaats, waar een of andere politieke herder van het Derde Rijk den volke zijn denkbeelden kond deed. Bij ons prefereert men in overgroote meerderheid den bij de Duitsche politiek ten achter gestelden Bach. De weldadige pracht van zijn logische muziekarchitectuur ligt ons nader aan het hart. Het schijnt den voor den Duitschen omroep verantwoordelijken te ontgaan, dat de verbreiding der door de Thomascantóren onderhouden L'eipziger traditie van oneindig groojter waarde is voor de propaganda der Duitsche cultuur dan redevoeringen, die zonder bezwaar naar een ander tijdstip kunnen worden verschoven. Van politieke redevoeringen gespro ken: de draadlooze verbreiding van Het gtbouw. o/e P^eföte Praag Roosevelts speech ter gelegenheid van zijn eedsaflegging en de heraanvaar ding van zijn presidentsambt kan hier als feature van de afgeloopen week worden gememoreerd. De B.B.C, relayeerde deze uitzending voor ont vangst op andere dan ultra-kortegolf en de V.A.R.A. excerpeerde haar later, voorzien van een toelichting in het Nederlandsch. Als onderdeel van het speciaal ,,Roosevelt program", dat alle Amerikaansche zenders dien dag hun luisteraars bereidden, vond een merkwaardige Nederlandsche ultrakortegolf-emissie plaats uit het Zeeuw- ' sche dorp Oud Vossemeer, vanwaar het geslacht der Roosevelts afkomstig heet te zijn. Binnen het tijdsbestek van eenige uren beleefde men zoodoende een interessante cross broadcast" tus schen de Nieuwe en de Oude Wereld ; hoorde men in ons land Roosevelt met krachtige en vastberaden stem trouw zweren aan de republiek der 48 Vereenigde Staten, zijn indrukwekkend pleidooi houden voor de bevordering der democratie en een plechtige gelofte afleggen van onverzoenlijken strijd tegen deri kanker van het onrecht"; vernamen de Amerikanen de stem van hun gezant tusschen de Zeeuwsche polderdijken vandaan, vanwaar het geslacht heet te stammen, dat al twee Amerikaansche presidenten voort bracht. Ondanks de disharmonie der sferen", welker loeiende geluiden nog immer verbonden schijnen te moeten zijn aan ultrakortego^f-uitzendingen, was Roosevelts krachtige taal hier duidelijk verstaanbaar te vernemen 1 en ook de Phohi-uitzending moet ongeschonden haar overzeesche be stemming hebben, bereikt, naar de Amerikaansche ontvangstbenchten t rapporteeren. In zulk een cross broadca'st" ziet onze verwende tijd al niets bijzonders meer, maar als tech«isch-evolutionnair verschijnsel houdt zij de aandacht toch even in een pein zend stilstaan gevangen. r G. K. KROP FAC.li M GROENEN», IIli h w1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl