De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 30 januari pagina 9

30 januari 1937 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van De Groene W1LL Y CORSARL 'w* ~ S _ .X ? Licht bij Katinka ER brandt nog licht bij Katinka. Het is drie uur in den nacht. Naar huis wandelende met vrienden we hebben lang zitten napraten na een première heb ik werktuigelijk opgezien bij het groote huis, waar bovenin Katinka haar kamertje heeft aan de voorzijde. Ze woont geen vijf minuten van mij weg. Dat er licht brandt ver baast me. Katinka is nooit laat op. Ze moet 's mor gens vroeg naar kantoor. Nooit gaat ze later slapen dan elf uur. Ik spreek haar den dag erna in een dier wonder lijke gelegenheden, waar men ijswafels eet den heelen winter door en goede koffie krijgt en glazen sinaasappelsap aan de voorzijde, maar die een achterland bezitten dat eenzamen als Katinka en mij aantrekt. Een pijpela, die iets huiselijks heeft. Er zijn altijd Duitschers en Russen, er zijn buitenlandsche bladen ter lezing. Een emigrantenblad verschijnende te Parijs, is meestal in flarden eer ik het in handen krijg. Katinka zit daar, knabbelt een wafel en lacht me toe. Haar bruine oogen staan wat vermoeid. Ze is geen Russin eigenlijk heet ze Katherina maar ze kon het zijn. Vandaar wellicht dat men haar Katinka noemt als afkorting. Ik zeg: Je was laat op vannacht. Ik kwam voorbij met vrienden en zag je licht branden." O-dat," zegt Katinka en zwijgt dan. Ik vraag niet verder. Maar in de dagen die volgen merk ik op, dat ze er slecht gaat uitzien. Haar gezichtje is bleek, haar oogen hebben een rood achtig waas. Tenslotte vraag ik, of ze verdriet heeft. Een dwaze vraag. Ik weet dat Katinka bijna gestorven is aan een groot verdriet. Dat zijn zoo dingen die gebeuren, al zou men ze in een boek niet durven schrijven. Maar ze is nu wel genezen, ze gaat stil haar weg, schuw voor mannen, niet ver bitterd, maar leeggebrand. Ze antwoordt: Neen, maar ik slaap slecht. Ik kan niet slapen met licht op." tk zeg: ,,E>oe het dan uit." Ze schud hot hoofd. Ik ben bang, dat er dan een ongeluk zal gebeuren." En ze vertelt het me. HAAR kamertje ligt op de derde verdieping van een heerenhuis aan een der groote lanen van de stad. Kamer voor kamer is verhuurd door de eigenares. De menschen die er wonen bemoeien zich weinig met elkander. Hét blijft bij een groet, soms bij een kleinen dienst dien men elkaar bewijst. Katinka, meer dan anderen nog, trekt zich terug. Maar ze kent de gezichten, ze merkt het op, als er nieuwe zijn. Een kleine achterkamer op haar verdieping is van bewoner verwisseld. Er woont nu een jongeman niet een mager, bleek gezicht en donkere, broeiende oogen. Hij groet haar beleefd, maar even terug getrokken als zij, op de trap of in de gang. Hij ziet er verwaarloosd uit. Op een avond stond ze met hem op het achter balkon van een tram. Hij leunde tegen de deuren. Elk oogenblik gebeurt het, dat iemand nog net wordt gepakt bij een arm, een mantelslip, als de deuren opeens automatisch opengaan. Katinka greep hem bijtijds. Hij murmelde wat dankwoorden. Ze stapten beiden af en stonden voor de deur. Hij keek haar aan en toen omhoog naar haar venster, glimlachte opeens en zei: ,,Onlangs brandde u nog Iaat licht. Dat gaf me moed om binnen te gaan. Ik zou het anders zeker niet hebben gedaan, ik zou zijn gaan rondzwerven en in kroegen hebben gezeten tot ik dronken genoeg was om me van kant te maken." Katinka morrelde met haar huissleutel. Ze vroeg zich af of hij nu dronken was. Dronken mannen vreest ze nog meer dan nuchtere. Ze gingen samen binnen. Zij tastte naar het licht. Toen het opging keken ze elkander toevallig recht aan. Hij zei:'?U denkt zeker dat ik een beetje gek ben. Ik ben alleen nu en dan zoo moe van alles en, zoo bang voor de eenzaamheid daarboven. Dien avond had ik het juist opgegeven. Ik kon mezelf niet ertoe brengen binnen te gaan in dit groote, donkere, stille huis, naar mijn verlaten kamertje. Toen zag ik uw licht Dat gaf me opeens een gevoel alsof er boven iemand op me wachtte, die zou zeggen: Je bent laat. Is het koud buiten? Kom gauw binnen, hier is het warm en gezellig." Hij lachte wat verlegen. Ik zag u op de tram en dacht: ik zal buiten blijven tot ze haar licht opdoet. Maar toen kreeg ik behoefte u te zeggen wat u voor me gedaan had." Katinka had nog altijd geen woord gesproken Nu vroeg ze aarzelend: Hebt u verdriet?" Neen," zei hij, ik heb zelfs geen verdriet om me gezelschap te houden." Daarna wenschten ze elkander goeden nacht. Katinka doet me dit verhaal met haar zachte, bedeesde stem en kijkt me wat hulpeloos aan. Ze heeft waarschijnlijk wel een voorgevoel van wat ik zal zeggen en voegt er haastig aan toe: Daarom laat ik nu het licht branden tot ik hem hoor thuis komen. Mannen kunnen zooveel slechter tegen alleen zijn dan wij vrouwen, heb je dat ook wel eens opgemerkt?" Ik zeg: Ga geen moeder-instincten uitleven op een zwakkeling. Je hebt verdriet genoeg gehad onder hetzelfde motto: hij heeft me zoo noodig." Ik zou het juist zoo doen voor een vrouw," zegt Katinka wat gekrenkt. Een vrouw zou zich zoo laf niet aanstellen. Een vrouw zoekt geen excuses om te drinken." Maar hij drinkt nu niet meer, geloof ik," zegt Katinka. Hij komt niet dikwijls meer laat thuis. Ik geloof dat hij werkt. Soms zie ik hem op de trap." En dan spreek je met hem." Niet altijd." KATINKA went aan het slapen met licht. Ze ziet er tenminste niet bleek en vermoeid meer uit. Ik weet nog steeds niet hoe de man heet, voor wien ze het licht laat branden. Katinka spreekt altijd van mijn buurman". Zoo terloops, tusschen andere dingen door, vertelt ze me over hem. Ik weet langzamerhand heel veel van hem, behalve dan zijn naam. Hoe hij kijkt en heel zelden glimlacht. Dat hij gescheiden is sinds twee jaren en soms zijn vrouw ontmoet. Hij heeft er geen verdriet meer om en hij mist dat verdriet. Als hij haar ziet, elegant, glimlachend, hem groetende als een goede bekende, is het of hij iets doods en vergaans ziet wandelen. Dat geeft hem een huiverige sensatie. Katinka brengt me een litterair tijdschrift mee waarin gedichten van hem staan. Het feit dat hij gedichten schrijft versterkt mijn wantrouwen tegen hem. Ik weet verder dat hij studeert. Ja, als ik erover nadenk weet ik ontzaglijk veel van hem. Wat moet ik zeggen r iic zwijg en rook. Het heeft geen nut. Het zal gaan zooals het gaan moet. Ze is genezen van haar leed en dwaalt nu naar een nieuw leed toe, met wijdopen oogen en ik durf niet te waarschuwen. Waarom het goede tusschen ons wellicht te bederven? Laten we vrienden blijven. Ze zal dan mij hebben om bij te komen schreien, als het zoover is. In den nacht wekt me soms de winterstorm. Dan denk ik aan Katinka. Nu slaapt ze, in het licht dat brandt tot hij thuiskomt. Morgen ontmoet ze hem op de trap en ze praten even en hij glimlacht mis schien. Hij ziet er nu beter uit en verzorgder. Op een dag zal ze mij niets over hem vertellen en dan zal ik weten dat alles is begonnen. Ze is thuis gekomen tezamen met hem, als op dien eersten avond. In de donkere gang van het stille huis heeft hij haar gekust. En zij zal opnieuw beginnen droomkasteelen te bouwen op het drijfzand van wat een man zijn liefde noemt. Zij zal opnieuw dat heele martyrium doorleven, waaraan ze bij na gestorven is. Er is geen verleidingskunst waarvoor een vrouw eerder bezwijkt dan de kreet om hulp: Ik ben zoo alleen, ik heb je zoo noodig !.... Zij weet zoo goed als ik wat er verborgen is onder dit alles en wat het einde zal zijn en loopt toch in de val, met open oogen en haar zachten glimlach. EEN avond, als het bitter koud is, drink ik twee glazen warmen wijn. Misschien geeft me dat moed tot spreken. Al de woorden die ik ,heb op gekropt, de bittere waarheden, de harde waar-( schuwingen. Ik zie het gezichtje, bleek en wat' onthutst, door een sluier van rook. Een orkestje speelt te luid, stemmen roezen om ons heen. Ik ruk het lieve masker van haar nieuwen droom; ik roep de spooksels op van haar gestorven leed. Als modder stijgt de bitterheid uit mijn eigen hart omhoog. Zij zwijgt. Wij gaan naar huis. Bij haar 'deur kus ik haar koude wang. Dan zegt ze: Je hebt gelijk. Door medelijden komt men zoo licht tot iets anders. En ik wil niet meer. Ik was nu eindelijk rustig geworden." Ze sluit de deur achter zich. Ik voel me koud en vreemd, bang en huiverig, als in koorts. Den vol genden dag vertelt Katinka me dat ze verhuisd is. Ze heeft opeens het aanbod van een vriendin, haar appartement te deelen, aanvaard. Het kost me een maand huur voor niets, maar dit is veel goedPAO IA DE GROENE No. 3113 kooper", zegt Katinka. En het is beter. Jij hebt gelijk gehad." Ze ziet er verstandig en rustig uit. Ze heeft af scheid genomen van haar buurman, vertelt ze. Er trilt niets in haar gezicht, dat ik bespied. Dien avond is er première. En weer zitten wij na afloop laat nog te praten. Als ik naar huis wandel kijk ik op naar het venster, dat niet meer verlicht is. Een kwellende onrust drijft me weer weg uit mijn kamer, als ik wil beginnen me te ontkleeden, terug naar de straat. De nacht is koud en sterrenklaar. Ik loop langs het huis waarin Katinka gewoond heeft. Er staat een lantaren. Een man leunt ertegen. Het licht valt op zijn gezicht. Ik zie het voor de eerste maal en toch ken ik het beter dan eenig ander gezicht ter wareld. Bij het geluid van mijn voet stappen door de nachtelijke stilte schrikt hij op en kijkt me aan. Ik blijf staan. Ik zeg vrij dwaas: Ka tinka is verhuisd." Alsof hij dat niet weet! Hij zegt: Ja, u bent haar vriendin, nietwaar? Ik heb u dikwijls samen gezien. Nog onlangs, in een café. U droeg een roode japon die stond prachtig bij uw donkere haren. Maar u hebt me niet gezien." Neen, ik heb hem nooit gezien. Toch ken ik de wijze waarop hij daar staat, zijn blik, de verwarde val van het haar over zijn voorhoofd hij draagt geen hoed zijn oogen. Ik ken dat alles sinds weken. Ik zal Katinka erg missen," zegt hij, ze is een lief kind. Ze liet het licht branden op haar kamer om me te verwelkomen. Lach erom als u wilt, maar sindsdien kon ik mezelf ertoe brengen binnen te gaan en ik heb heele avonden zitten werken. Wij mannen zijn verduivelde slappelingen als het er op aan komt." Een vrouw kan beter tegen eenzaamheid," zeg ik alleen. Maar u moet zich daartegen verzetten. Ga binnen Kom, doe het." Hij kijkt me verwonderd aan. Ik dacht niet dat u zoo lief zou zijn. U zag er nooit uit alsof u licht medelijden zoudt hebben met een man. Met een vreemde nog wel." Ik kan hem niet zeggen dat hij geen vreemde is en dat ik niet zal slapen vannacht als hij niet binnen gaat, dat ik mijzelf bittere verwijten zal doen. Waarom heb ik me geplaatst tusschen hem en Katinka ? Een lief meisje was dat alles wat !tij voelde voor haar? En zij is weggegaan zonder tranen, zonder strijd. Was het onnoodig, dat ik hem zijn hulp, zijn beetje hulp ontstal, het lichte venster dat hem binnenlokte? Die poovere illusie? Geef me uw sleutel," zeg ik, ,,u moet daar overheen komen. Laat me de deur openmaken en het licht opdoen in de gang, dan is het gebeurd." Hij geeft me zijn sleutel, zonder een woord te spreken. Ik open de deur. Hij gaat met mij binnen in het donkere huis. Zoo heb ik het zien gebeuren in gedachten. Op een avond. Hij zou haar in zijn armen nemen en kussen. Daarmee zou alles weer beginnen, al de vreugde, al de ellende erna. Opeens weet ik waarom ik tusschen hen ben gekomen. Ik wilde niet dat hij haar kuste. Ik wilde dat hij mij kuste. Zijn hand raakt mij aan als hij tast naar het licht. Hij zegt pardon". Dan is het licht. Hij houdt mijn hand vast en zegt, dat ik zoo lief ben. Dan drukt hij zijn lippen óp mijn vingers. Hij heeft Katinka nooit de hand gekust. Ze was voor hem niets dan een lief meisje, dat hem een vriendelijkheid bewees. Hij was voor haar niets dan een eenzame zooals zij, dien ze wilde helpen. Het andere was niet tusschen hen. Het was tusschen hem en mij. Als hij keek naar mijn roode japon en mijn donkere haren. Als ik luisterde naar Katinka's verhalen over hem. Zoo diep is het al geworteld, dat het niet meer kan worden uitgerukt zonder pijn. Hij zegt: Ik breng u thuis. Maak u niet ongerust, ik laat het licht branden en ga dadelijk terug, Ik zie er nu niet meer tegenop." Hij loopt naast mij tot mijn huis en staat het eerst stil. Ik vraag: Hoe weet u dat ik hier woon ?" Hij zegt, wat verwonderd:, ,Dat heeft Katinka me verteld." Sprak ze dan wel eens over mij tegen u?" Die mogelijkheid is nooit bij .me opgekomen. Ja," zegt hij, heel veel." Hij glimlacht opeens. Ik liet haar graag over u spreken. Zal ik nu de deur voor u open maken?" Hij opent de deur. Ik strek mijn arm uit naar het licht en raak hem aan in het donker. Ik wist sinds zoolang dat het alles zoo gebeuren zou. Maar ik zal Katinka hebben om bij te schreien, als het zoover is. kruq brut r ? ^ 'T* r. / . ifiampcujnG K. f U (| W f la £ouf:<2 première quallte f f I. C X l fc l ?tl Dorpsnamen in den N*O* Polder Antwoorden op onze prijsvraag HOE moeten de dorpen in den droog te leggen N. O. Polder heeten? Deze vraag had de redactie den lezers voorgelegd. Velen hebben op deze vraag een antwoord gegeven. De een heeft in de eerste plaats grappig willen zijn, een ander deed historische navorschingen. En zoo was er veel verscheidenheid. Maar op n punt was het meerendeel der inzenders het eens: een der dorpen moet den naam van oud-minister Lely, den ontwerper der plannen, dragen. Zoo vonden we: Lely dor p, Lelyplaats, Letyvsld, Letywijk, Letyhage en nog eenige andere variaties. Maar afgezien van dit desideratum liepen de wenschen verder tamelijk uiteen. Wij leggen de inzending van een pessimist (G. A. H. te Zeist), terzijde, die voorspelt, dat de dorpen, met de, in dergelijke ge vallen gebruikelijke, fantasie niet anders zullen heeten dan: Nieuw Mid denmeer, Nieuw Stootdorp etc. Eerder leenen we het oor aan A. E. R. v. L. Jr te Haren, die op waardige wijze Neerland's groote mannen eert, in: Lo~ rentzland, Colijnsbroek, en die verder o.a. ironisch gewaagt van: Millioenenhoek. Een variatie hierop levert J. v. d. B. M. te Oud-Beyerland: Colijnsoog heet het daar, en verder o.a. Lorentzdam. J. J. V. verkiest luim boven ernst in zijn 18 plaatsnamen. Te overwegen ware Crisiswende en De Opkomst van Urk (als tegenhanger van de Val van Urkfy. Ook hier ziet onze minister president zich tot peet over een dorp gesteld. O. K. H. F. K. maakt grapjes: Legmaardroog, Loon op Klei (dat overigens vaker voorkomt, zelfs ver deeld in Oostelijk en Westelijk). Derge lijke ideeën heeft ook Dr. G. K. te S., die behalve Vroegerzee, Thansland, Leeggemalen en Visscherseind, alle be kende Nederlandsche politici tot dorpen verwerkt l D. de V. te Akkrum doet hetzelfde met alle soorten zeevisch; resultaten zijn o.a.: Garnalicum, Harinxma', bij dezen inzender duikt ook Radboudswier uit de golven op. Ge lukkig waren talrijken met hem dezen fieren Koning nog niet vergeten. Op de vroegere zee-kwaliteit duidt ook Joh. T. H.'s: Exzee en Loon-op-zeezand; deze inzender heeft nog het idee, een dorp te noemen naar het jaar van volkomen drooglegging, dus b.v. Dorp 1940. Bij Exzee past zich aan: Legemalen en Zeeverdreven. J. G. te Amsterdam sluit hierbij aan met: Exzeemeroord, Eenswasserzee. Niet onaardig is de vondst, dat: de nieuwe naam van de Zuiderzee mooi verbonden kan worden met dien van den letter kundige, die den stoot gaf tot de ver jonging van onze literatuur: Van Deyselmeerl EEN aparte groep werd gevormd, door hen, die ons Indiëeenige tegenbeleefdheid willen bewijzen voor de daar aanwezige Hollandsche dorps namen. Daaraan danken wij het voor stel van: Weltevreden (D. J. D. te Den Haag) en Java (M. B. te Sliedrecht). Een bepaalde groep inzenders waren. de ernstigen", die met weloverwogen en welgefundeerde namenreeksen kwa men. Zoo waren er namen, ontleend aan de omgeving, b.v. aan het Kamperland (Mej. J. E. S. te Amsterdam) of afgeleid van authentieke, oude ge gevens (J. S. te Den Haag), die noemt: Aelmeri en Wierom, en natuurlijk ook Flevo. H. A. te Naarden sticht in den polder Friesche en Zeeuwsche kolonie* dorpen, die dan weer toepasselijke namen krijgen. En zeer gewetensvol gaat ook M. S. te S. te werk, die onder de 26 alphabetische namen o.m. vermeldt: Litdejeu, (naar den minister van waterstaat), Onderval (op de plaats waar de dijk het sterkst gezakt is) en waartusschen: Xantippe (de vrouw van Sokrates) wel omderwille van de alphabetische consequentie zal ver zeild geraakt zijn! Een tweetal curiosa werd gezonden door H. H. K. te Arnhem en J. P. Jr. te Lemmer. De eerste teekende een kaartje van den polder, waarop een aantal plaatsen te vinden is. De namen correspondeeren in hoofdzaak met die der dorpen, die nu nog op den vasten wal van de kust liggen. Zoo komt tegenover Blokzijl in den polder het dorpje: Pissuisse te liggen! En ook: Uizicht tegenover Kampen) is niet onvermakkelijk. De tweede inzender teekent in den nieuwen polder een opgetuigd zeilschip onder het motto: het verdwenen, doch herboren schip en noemt de dorpen naar de plaats, die zij op het schip innemen, juist zooals men dat met sterrebeelden doet. Zoo ontstaan: Roerlo, Giekhoven en anderen. DE inzendingen, die, naar de redac tie meende, voor een prijs in aan merking komen zijn: Eerste prijs C. A. S. te Ouwekerk: De Noord-Oost Polder krijgt weldra Acht dorpen, die 'k U noemen ga. Het eerste, dat men bouwen zal, Is ongetwijfeld Flevo wal. En om 's Ministers naam te loven, Heet 't tweede daarom: Lelyhoven. Vast rijst er dan vlak op den hoek Het torentje van Urkerbroek. En Frieslands Heer, zoo stout en eêl, Eert men in Radbouderadeel. DE NIEUWE OPGAVE Staf in's bekentenis e opgave veronderstelt, dat Stalin over a jaar op zijn beurt tot de beklaagden in een zooveelste massa proces zal behooren. Gevraagd wordt, in 200 woorden samen te vatten, welke bekentenis wij dan van hem te hooren zouden krijgen, Als eersten prijs loven wij weder om uit: een Dunhill bureau-vul penhouder met artistiek uitgevoerden standaard ter waarde van ? 17.50; als tweeden prijs een plas tiek van Hildo Krop. De redactie heeft het recht de inzendingen te publiceeren. Op de beslissing der redactie is geen beroep. Inzendingen uiterlijk Maandag l Februari. Verslag en prijstoekenning in het nummer van Zaterdag 6 februari. Terwijl men stellig zal bemerken: Er komt ook nog een Zevenkerke. Het IJselwater zal nog strijken Langs 't nieuw gehuchtje IJseldijke. Doch 't allerstelligst, let er op, Verrijzen Kleine- en Groote Strop. De tweede prijs I. E. U. te Amsterdam. Nieuwer Amsterdam, Nog Nieuwer Amsterdam* Nieuwst Amsterdam, Oost Muggebeet, Nieuw Buren, N(oord)-0oitgedacht, Water ga, Volland, Enkhoeven, Vissenlijkewijk, Droogurk. De natuur en dergelijke H |Èhè", zegt een Heer natuur kundige en Weervoorspeller, die op het oogenblik vast werk heeft aan de kranten, we zijn weer zoover." Hoe ver?" vraag ik hem beleefd. Nou," zegt hij, dat het kwik en de alcohol in den thermometer onder de nul komt te staan. Dan is het hoog tijd, dat bij den mensch de alcohol komt te stijgen. Want", zegt hij, ,,de mensch is een dier, dat zich altijd kan aanpas sen; als het zoo warm is, dat buiten het asphalt smelt, dan drinkt hij alcohol met-ijs; en als het buiten zoo koud is, dat zelfs de electriciteit in de tramdra den stolt, dan drinkt hij alcohol-metheet-water. Dat hebben wij als instinct nog over van onze voorouders in de bosschen," zegt hij. Maar als je het mij vraagt, is hij van goede familie en is dat van die bosschen maar een excuus. En," zegt hij, als het even wil, dan gaan mijn kinderen weer terug naar de bosschen".,,Hoe bosschen?" vraag ik. ' En daar komt net een Heer Archi tect van de gemeente en gaat zitten. Het bosch?" zegt hij. Dat zal ik je vertellen, Kist. Dat bosch komt bij Amsterdam, tusschen Ringdijk en Amstelveenscheweg. Maar, zegt hij het staat er nog niet. Het is nog maar een plan." Nou ja," zegt de Weervoorspéller, dat hindert niets. Van die kinderen van mij, dat was ook nog maar een plan. Kist, geef me nog een groc." Maar al is het nog een plan, mooi is het. En ik ben er naar Wezen kijken, in de Militiezaal, een groote maquette met allerhande vischwater, en ook, om er eens een zomerdag heen te fietsen, en er je brood op te eten op het mos ge zeten. En eigenlijk missen we dat in Amsterdam al zoo lang als we Amster dam zijn. Want het eenige wat we had den was vroeger het Kalfje, en het Vondelpark, en Zandvoort, en voor het beter gesitueerde publiek nog de Rivièra. En dat zal nou veranderen. En daarom was ik het roerend eens, met dien Heer Acteur L. Saalborn, die met een zoetigheidje voor zich bij ons zat uit te rus ten. Kist", zegt h;j, in mijn nieuwe rol kom ik er geweldig uit te zien, heelemaal rondom in het ijzer met een hoed met een pluim. Wil je een kaartje ? Dan ga je maar op i Februari naar den Schouwburg op het plein, en dan zie je mij als den grooten, onvergetelijken Willem. Ik zal Willem uitbeelden als staatsman en als mensch," zegt hij. Weet je Kist," zegt hij, deze Willem is mij lief, omdat de figuur geheel van-uit een innerlijke bewogenheid ge componeerd is, die niet alleen den staatsman en veldheer maar ook den echtgenoot leven geeft en den stoeren aard van onze Hollandsche voorvaderen belicht in hun strijd voor de vrijheid." Bravo," zeg ik. Als ik zoo vrij en onafhankelijk mag zijn, zal ik er n nemen, op de gezondheid van Vader Willem en zijn boschplan." Hoe zoo boschplan?" vraagt de Heer L. Saalborn ineens ontnuchterd. En toen kwam uit, dat hij niet den Heer burgemeester Willem de Vlugt bedoeld had, doch den grooten Heer Willem van Oranje. En ik verslikte mij van schrik in mijn slokje en kreeg geen kaartje en ook geen fooi. CHARIVAR1A Merkwaardige berichten ,(Zij zag in den Bartelomeusnacht haar echtgenoot en vader vermoor den." (Hbl.) ,,Hij lachte intellectueel." (Nederland) Paindeluxe-brood ,,Bescheiden, zonder zich op den voorgrond te plaatsen." (N.R.C.) ,,De koning verscheen tegen nege nen, nadat hij tevoren een gala-avond voor de oudstrijders had bijgewoond." (Hbl.) Dat laschtige Hollands De optocht werd voorafgegaan door twee fraai uitgedoschte herau ten." (Vl.C.) ,,Echter werd dan noch den weg vari art. 45 noch dien van art. 46 ge volgd." /«'W. v. h. Recht) Infinitivitis Rector en leeraren verleenen aan het nieuwe pogen een grooten steun." (O.H.C.) ,,Het stuk geeft een schets van het volksverheugen bij dit nationale feest." (X.H.C.) (Zie verder de gebeurens en de schrijvens.) Wat gij vergeten rnoet ,,Uoet allen mee en vergeet uw op lossing niet in te zenden!" (De Huisvrouw in Indië) Men ziet dat de grootste helft van onzen ledenaanwas aan de leden onzer Beweging zelf te danken is." (Eenheid doof Dem.) We hopen nu maar, dat die flink wat grooter is dan de kleinste. Uit de hoogeschool der journalistiek ,,Men heeft er een prachtig uitzicht over den afgelegden weg en het achter latende landschap." ('Hbl.) ,,Dit is immoreeler, want door de overheid gesanctioneerde, toestand dan het immoreelste individu kan zijn." (Leeuw. C.) Uitspraakregels ,,Dit zou den heuvel tot een uitge sproken Fransen gebied hebben ge maakt." (Hbl.) ,,De/e kwestie draagt een uitgespro ken sociaal karakter." (Gr.) Zij hebben tegenover het conflict een zeer uitgesproken houding aange nomen." '(N.H.C.) Plauderstübchen Zij behaalde .zulk een enorm suc ces met haar begeesterd en begeeste rend spel." (N.H.C.) ,,De organisatie werd uitgebouwd." (N.R.C.) Royaards kneedde de beeldspraak van den dichter om." (Hbl.) De denkbaarst ongunstige omstandigheden.1' (Volksontwikkeling) Het water moet mid dels chemicaliën gedesinfecteerd wor den." (Alg. Ind. Dbl.) Deze bedoe ling ligt voor." (Broederschap) De vrouwelijke dames Hen van de vrouwelijke ambtena ressen bood mevrouw een 'garf anjers aan." (N.R.C.) Correspondentie Aan X, Y en Z.: 3Soste geboorte dag (N.R.C.), bevorderd tot Groot kruis (Hbl,), er werd veel stof opgewaaid (Vl.C.)" zijn, juist. Geboortedag is ook verjaardag, Grootkruis is de titel der ridders (zie Wet v. 4 Apr. 1892), opwaaien is omhoogdrijven. s" S i fe. v i v i v *. i»* f AC, 17 DE GROENE N** 3113 PAG. 14 DC ?TtT" ?Intf* VM ««n |Mfgmg M opMCflni

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl