Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
\ \
\
(i!
TELEURSTELLING
Hoger Martin du Gard, I/Eté1914
(GaUlmard, Parijs)
ROGER Martin du Gard is een
der waardevolste en belang
rijkste hedendaagsche Fransche
romanschrijvers. Zoo hij tot nog toe
in breedere kringen niet die algemeene
waardeering geniet, waarop hij krach
tens de verdienste van zijn oeuvre recht
zou hebben, is dat hoofdzakelijk aan
twee omstandigheden te wijten. Ten
eerste aan het feit, dat hij, in tegen
stelling niet de groote meerderheid der
Fransche auteurs, tot geen enkele hem
op den voorgrond schuivende letter
kundige kring of groep behoort, alle
publiciteit angstvallig vermijdt en zich
zelfs aan de meest gerechtvaardigde
wenschen der journalisten onttrekt.
Weinigen in Parijs kennen Roger Mar
tin du Gard, die sinds jaren zeer terug
getrokken op het land leeft en over wien
gewoonlijk niemand spreekt. De tweede
omstandigheid hangt tezamen met den
aard v&n zijn werk dat bij uitstek
serieus is, in geen verband staat met
de voortdurend wisselende letterkun
dige stroomingen en daardoor niet
beantwoordt aan hetgeen de Fransche
critici in de eerste plaats in een boek
wenschen te vinden. Dit neemt niet
weg, dat vele der meest op den voor
grond tredende Fransche schrijvers, en
in de eerste plaats AndréGide, hem
zeer hoog stellen, zoozeer dat hij her
haaldelijk als candidaat voor den
Nobelprijs is genoemd.
J
IEAN Barois" en Les Thibault",
j waarvan tot nu toe zes deelen waren
verschenen, zijn dan ook twee romans
van buitengewone beteekenis. Roger
Martin du Gard bezit een gave die men
zelden vindt onder zijn levende Fran
sche collega's, maar die men veel in
Russische en Engelsche romanciers
heeft bewonderd, een gave die de
laatste twintig jaar de kracht heeft
uitgemaakt van den
Duitsch-Oostenrijkschen roman; ik bedoel: de moge
lijkheid om, door het uitbeelden van
enkele romanfiguren, het leven van
zijn land op een bepaald tijdstip in zijn
essentiëele verschijnselen weer te geven.
Jean. Barois" is zoo de roman ge
worden van de Dreyfus-zaak, omdat
men niet alleen de atmospheer van
dien tijd er in terug vindt, maar ook
den geestelijken wordingsgang van een
jongeman in wiens leven l'Affaire"
een beslissende rol heeft gespeeld. De
problemen van het katholicisme en het
anti-clericalisme, die van zoo over
wegend belang zijn geweest in het
Fransche leven van het begin dezer
eeuw, ontmoet men nergens zoo sober
en sterk gekarakteriseerd als in Jean
Barois".
Les Thib&ult", een breed opgezette
roman uit de jaren 1905?1914, geeft
daarentegen de langzame verandering
weer, die de Fransche bourgeoisie en
de Parijsche intellectueele kringen in de
jaren Voor den oorlog hebben doorge
maakt. Roger Martin du Gard heeft
het vermocht, de belangrijkste aspecten
van het leven in dien tijd in de lotge
vallen van twee zoo verschillende fami
lies ats de Thibault en de Fontanin
vast te leggen. De roman is boeiend,
kleurrijk en vol afwisseling; door zijn
beknopten soberen stijl, die iedere
onnoodige uitweiding vermijdt, heeft
de schrijver in een betrekkelijk kort
bestek een gaterij van menschen kun
nen teekenen, die allen levend zijn
en iets eigens hebben. De oude Thi
bault, Antoine en Jacques, J er ome
de Fontanin, Daniel en Jenny, hun
moeder, Rachel, Anne de Battaincourt
en anderen nog, behooren ongetwijfeld
tot de gaafste creaties der nieuwere
Fransche literatuur. Zij zijn vertegen
woordigend hun tijd en hun milieu. Maar
de roman Les Thibault" was nog
niet beëindigd; sinds jaren verwachtte
men de slotdeelen, die moesten aan
geven welke richting het leven van
zijn zoons en dat van hun vrienden had
genomen na den dood van den ouden
Thibault.
Het thans verschenen L'Eté1914",
dat het zevende gedeelte van Les
Thibault" is, brengt nu eindelijk de
ontknooping.
DE nieuwe roman ,,L'Eté1914",
die een afzonderlijk geheel van
meer dan duizend bladzijden uitmaakt,
is wat de persoonlijkheid van den
schrijver betreft het belangrijkste dit
najaar verschenen toek, maar tege
lijkertijd is het ook de grootste teleur
stelling. Roger Martin du Gard heeft
ditmaal meer willen geven dan alleen
het vervolg van Les Thibault", hij
heeft in een breed opgezetten roman
de politieke atmospheer trachten te
herscheppen, die aan de oorlogsver
klaring van Augustus 1914 is vooraf
gegaan. De ondergang van de oude
Europeesche maatschappij heeft hij
van den hoek der internationale
sociaal-revolutionnaire milieus be
naderd. Hij heeft helaas te veel gewild
en vooral iets gewild, dat geheel buiten
zijn bereik ligt; daardoor is zijn poging
volkomen mislukt. Het is hard dit te
zeggen, maar zoo goed als zijn vorige
boeken w&ren, zoo mislukt is L'Et
1914". Er zijn natuurlijk enkele ge
slaagde hoofdstukken, zooals bijvoor
beeld die met den dood van J er ome de
Fontanin verband houden. Voortreffe
lijk zijn ook de bladzijden, waarin de
moord op Jean Jaurès verteld wordt.
Overigens kan men zeggen, dat overal
waar Jacques Thibault, die hier in het
middelpunt staat, niet aanwezig is,
Roger Martin du Gard nog zijn vroe
gere kracht toont, maar het zijn slechts
ongeveer tweehonderd bUdzijden van
de meer dan duizend die wij hebben
door te worstelen.
Het milieu van de revolutionnairen
in Genève en elders mist atmospheer
en iederen schijn v&n werkelijkheid;
de auteur, die zoo scherp en beeldend
kan zijn in zijn schildering der
Fransche bourgeoisie, zoo meester van
zijn stof en altijd van een indrukwek
kende soberheid, is suikerzoet en slap,
wanneer hij over de samenzweerders
begint te spreken. Alles wat met Jac
ques te maken heeft is óf opgeschroefd,
zooals zijn verhouding tot Jenny de
Fontanin, óf banaal als een couranten
verslag. Het verbijsterendst zijn de
eindelooze gesprekken over politieke
en sociale vraagstukken driekwart
van het boek is hieraan gewijd ,
terwijl de auteur, wanneer hij
Poincaré, Sazonov en Berchtold behan
delt, op het peil staat van een hulp
onderwijzer uit de provincie, die al
zijn politieke wijsheid uit n enkel
partijblad haalt.
De zin van het boek, dat welbe
schouwd in een vrij los verband staat
tot de overige deelen van Les Thi
bault", moeten wij zoeken in de wan
hopige daad van Jacques, die, wanneer
de oorlog dien hij met zijn
groepgenooten heeft trachten te verhinderen toch
losbreekt, over de eerste linies vliegt
om pacifistische vlugschriften tusschen
de strijdenden neer te gooien en daarbij
onmiddellijk omkomt. Hoewel de vrede
lievende strekking van den roman mijn
geheele sympathie heeft, moet ik be
kennen, dat deze daad en in het alge
meen de gedragslijn van Jacques mij
vreemd, onwerkelijk en ondoeltreffend
voorkomt. Maar ook in deze richting,
die de zijne niet is, kunnen wij, moeten
wij van Roger Martin du Gard toch
heel iets anders verlangen, juist omdat
wij niet willen vergeten het vele dat
wij aan hem te danken hebben.
GIACOMO ANTONINI
Bibliografie
Maurlts Dekker : Oranje en Alvu'«
tyrannlek bewind (Qucrldo, A'daiu)
DEKKER'S boek is een vervolg op
zijn Oranje en de opstand der
Nederlanders". Zijn bedoeling is de
figuur van Oranje in de verschillen
de stadia van haar ontwikkeling te
toonen. Waarschijnlijk zullen er dus
nog meer deelen volgen.
Een onderneming als die van Dekker
behoorde ons de uiteindelijk juiste
voorstelling en weergave van Oranje"
te geven. Zij wordt het, naar dit tweede
boek te oordeelen, niet. In zijn eerste
boek viel veel te waardeeren, in dit
tweede helaas valt meer nog te laken.
Het is niet alleen ongeloofelijk slordig
geschreven, van een stijl hier en daar,
waarvoor de schrijver zich eigenlijk
moest schamen, daar er de eenvou
digste correctie van het Nederlandsen
aan ontbreekt, maar ook documentair
blijkt Dekker zijn taak veel lichter te
hebben opgevat en dégeschiedenis te
weinig naar de bronnen bestudeerd.
Historische gemeenplaatsigheid", ge
wilde populariteit in het uitbeelden der
personen, te gemakkelijke psychologie
die b.v. van Kenau Hasselaar een
pathologische uitleg zoekt te geven,
die een fausse air" van
diepte-psychologie aanneemt dit alles zijn
dingen, die zwaar op de debetzijde van
dit boek staan. Na zijn eersten, in zijn
soort belofte inhoudenden
Oranje"roman, is deze volgende een groote
teleurstelling. Dubbel jammer, want
het, zeker niet gemakkelijke, werk
was niet overbodig gedaan: dt verbeel
ding van Oranje" bezitten wij in onze
literatuur nog niet. C. v. W.
Een hart spreekt
Anton van Duinkerken: Hart van
Brabant (De Spieghel, Amaterdam;
Het Hompas, Antwerpen)
HET zij gezegd: er is welsprekend
heid en welsprekendheid l De
eloquentie van Jac. van Hattum
draagt de sporen van een Friesche of
ten minste Hollandsche herkomst, van
gekelderd Protestantisme, van spits
vondigheid en gewild vernuft. De geur
van zijn verzen doet denken als het
mij veroorloofd is op dit gebied ver
gelijkingen te maken aan de
oudvaderlandsche, zilte jenever. Die van
Anton van Duinkerken bezitten de
gulle schuimigheid van Brabantsen
bier, hun geur is zoet en mild, en vol
van hartelijke warmte is hun donkere
kleur. Zoo scherp van Duinkerken kan
zijn als apologetisch polemist, zoo
breedsprakig en plechtstatig kan hij,
vrijwel met terzijdestelling van zijn
intellect, een gedicht de gonzende sono
riteit verleenen van een predicatie of
een gelegenheidstoespraak. Bijna steeds
overtuigend door den oprechten toon
van het woord, ontbeert zijn vers de
stijgkracht en de innerlijke poëtische
bezieldheid, die een sterker rhythmisch
vermogen, ten koste van een geringer
metrische kundigheid, het zouden kun
nen schenken. Virtuose bewerking der
gekozen motieven, breedte van behan
deling, een hartelijke naïveteit in de
uitbeelding der stof en een fabelachtig
onuitputtelijk improvisatorisch talent
kenmerken deze poëzie, die door al
deze eigenschappen vaker aan
XlXdeeeuwsche rederijkende vaardigheid her
innert dan aan de accenten der moderne
levenstragiek. Tusschen de teedere en
zangerige warmte van den
katholiseerenden toon en het, in theologische be
grippen en leerstellingen geformuleerd,
geloof staat bij Anton van Duinkerken
de taal, de verleidelijke macht van
het gesproken woord, dat hij met zoo
veel gemak hanteert, maar dat de door
braak van de ziel naar de zang, van het
zinnebeeld naar de poëzie veelal belem
mert. De intieme vroomheid, die bij
Jan Engelman de sfeer van den levens
lust doordringt, neemt hier, bij Van
Duinkerken, soms de allure aan van
een kerkelijk en rhetorisch ceremo
nieel, waaraan een galmende, nadruk
kelijke toon niet geheel, vreemd blijft.
Alleen in de laatste afdeeling van
dezen bundel: Tien kleine liederen
tot slot", versterven de opgewekte
vroolijkheid en de loslippige, in verscheidene
gedichten verrukkelijke, nooit
doodelijke maar voldoende verachtende
hekeltoon, verstilt de breede vertellende stem,
die de gemoedelijke en trouwhartige
warmte van het Brabantsen gemoed
vertolkt, tot een minder persoonlijk
lijkende poëzie, die mij nu juist toe
schijnt de diepste persoonlijkheid van
Anton van Duinkerken-den-dichter
recht te laten wedervaren. In dit tiental
liederen, gedichten van edel gehalte en
rijke ontroeringskracht, vangt de dich
ter den mensen op en adelt zich zijn kin
derlijke gevoeligheid tot de eigenmach
tige intensiteit der poëzie. Wat in andere
af deelingen van dijt boek kan hinderen
door een te gemakkelijke emotionali
teit en de te conventioneele vorm
geving daarvan, verkrijgt in deze ge
dichten het treffend accent der dichter
lijke persoonlijkheid.
Deze bundel verzen getuigt in zijn
gevarieerd karakter van een aantrekke
lijke, menschelijke gezindheid, een
nooit wrange hekelvaardigheid, ten
slotte van een poëtisch vermogen van
zoo groote beteekenis, dat het onver
geeflijk zou zijn, indien de dichter dit
zou laten overwoekeren door zijn
talenten op ander gebied.
D. A. M. BINNENDXJK
Cursus Moderne
Ned» Letterkunde
ONZE medewerker H. Marsman
zal voor de Volksuniversiteit
Amsterdam een cursus van 6 lessen
geven, aanvangende Woensdag 10 Fe
bruari en verder op achtereenvolgende
Woensdagavonden, over de Moderne
Nederlandsche letterkunde. Behandeld
zal worden: Algemeen overzicht der
moderne Nederlandsche literatuur. Ver
schil met het romantische en realis
tische proza der oudere generatie.
Buitenlandsche invloeden.
Sociaalgericht internationalisme; nieuwe za
kelijkheid. Streven naar Europeesch
peil en regionalisme. De schrijvers:
i. Maurits Dekker, Alb. Heiman, Jef
Last, den Doolaard en Theun de Vries.
2. J. Slauerhoff, E. du Perron, S. Vest
dijk, Jeanne van Schaik, Gerard
Walschap, A. H. Nijhoff, Eva Raedt-de
Canter. 3. Vormen van moderne critiek.
Dirk Coster, Anthonie Donker, P. N.
van Eyck, V. E. van Vriesland, Menno
ter Braak, Anton van Duinkerken.
4. De, moderne poëzie in Holland en
Vlaanderen: Paul van Ostayen, Wies
Moens, Marnix Gijsen, Jan Engelman
en de Jonge Katholieken; Slauerhoff,
Herman van den Bergh, M. Nijhoff,
Hendrik de Vries. Socialistische dich
ters. De herleving der protestantsche
poëzie. Samenvatting en perspectief.
Kaarten zijn te verkrijgen ? 2.30
voor den geheelen cursus op het secre
tariaat der Volksuniversiteit, Keizers
gracht 708 (ro?s uur, Zat. i2V2 uur).
De cursus wordt gehouden in de Gem.
Universiteit (Oude Manhuispoort) en
vangt aan om 8V4 uur.
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 126
.AMSTERDAM
Doorloopend Tentoonstellingen
«UL
MR. JOH. HUIJTS PORSTKÏN
en zijn blijvende betekenis
DE plaats, welke Poesjkin in de Russische
literatuur inneemt, zijn plaats van verwekker
van de moderne Russische litteratuur, wordt
niet alleen door zijn genie bepaald. Ook het tijdstip,
waarop hij leefde, ook de rol, welke hij in de alge
meene cultuurgeschiedenis van zijn land gespeeld
heeft, werkten daartoe mee. De stroom van vitali
teit, welke door zijn werk de Russische litteratuur en
cultuur is ingedrongen, is zo krachtig geweest, dat
hij ook thans nog niet is verstild. Poesjkin is voor
het heden een welhaast even levende figuur als hij
voor eigen tijd geweest is. Reeds dat geeft blijk van
een universaliteit, welke het begrijpelijk maakt,
dat men hem in n adem noemt met Dante,
Shakespeare en Goethe, ook al heeft hij niet, als
dezen, de wasdom kunnen bereiken, waarop zij zich
ook volledig uiten kon.
In twee opzichten heeft hij voor de litteratuur
in engere zin moeilijk te overschatten beteekenis
gehad: wat de taal betreft en ten aanzien van de
dichterlijke vorm. Hij overwon de archaïsche taal
en de hoogdravende stijl van de poëzie van de acht
tiende eeuw en schiep een nieuwe litteraire taal,
waarvoor hij in niet geringe mate; bij de volkstaal
ter leen ging. Gelijk hij zich in zijn kindsheid sprook
jes had laten vertellen en liedjes voorzingen door
zijn oudste opvoedster, Arina Rodionowna, zo bleef
hij ook later naar het volk luisteren, verzamelde
spreekwoorden en volksliederen. Met hem begon
de democratisering van de Russische litteratuur,
zoals men het thans in de Sowjetunie formuleert,
waar men zo even met veel toewijding zijn jonge
sterven heeft herdacht, een eeuw geleden.
Daarnaast was hij het, die eens en voorgoed het
vreemde voorbeeld voor de Russische poëzie ver
loochende en een volkseigen vorm zocht, die even
eens zijn stempel drukte op de ontwikkeling van
velen na hem. Hier bleef hij, nadat hij zijn
Byroniaanse periode eenmaal te boven was, de gelukkige
invloed vertonen van de romantiek, die hem
geholpen had om de canons van het in deze tijd over
heersende classicisme te verbreken en hem de vrij
heid geleerd had om de vormen vrij te hanteren,
zoals het dichterlijk gevoel het wilde.
En indien Gogol en Saltykow-Sjtsjedrin als proza
schrijvers groter naam verworven hebben dan hij,
dan heeft hij met het weinige, dat hij in proza
geschreven^heeft, eveneens een initiatief genomen,
dat op deze twee schrijvers en menige andere be
vruchtend gewerkt heeft. Er is dan ook alle reden
me j. Aleida G. Schot erkentelijk te zijn voor haar
voortreffelijke vertaling van een deel van dit proza
Schoppenvrouw en De verhalen van Iwan
Petrowitsj Bjelkin?, dat door de goede zorgen van de
firma Boucher te 's Gravenhage ook een ware
iubileumuitgave gekregen heeft, l)
DE invloed van Poesjkin op de verdere ontwikke
ling van de Russische litteratuur bleef echter
niet beperkt tot de verrijkte woordenschat, de
bevrijde vorm. Zijn haast alomtegenwoordig mee
leven met zijn tijd, met een mensheid, die tegen de
stilstand van de tijd inging, heeft gemaakt, dat er
in de verdere Russische litteratuur van de negen
tiende eeuw nauwelijks enig probleem van bete
kenis te vinden is. dat Poesjkin niet reeds ontdekt
en aangewezen heeft, dat er nauwelijks een motief
te vinden is, dat Poesjkin niet reeds heeft aange
heven.
Bij dit alles beschikte hij over een eenvoud en
klaarheid van stijl, welke die van Goethe misschien
nog overtreft. Hij was een genie, diéde mantel
der natuurlijkheid droeg, de mantel van een alle
daags gezond mens," zo klinkt zijn lof. Een gezonde
geest, gezond verstand zelfs kenmerkt zijn werk.
Hij was een oprecht, sterk voelend mens, dacht snel
en zakelijk, met een ongewoon groot gevoel voor de
werkelijkheid en in zijn werk werd dat alles
beheerscht door een fijne zin voor verhouding, welke
hem behoedde voor valse overdrijving of sentimen
taliteit. Hij was wars van alle excentriciteit en
ikzucht, hoe hartstochtelijk ea trots zijn vers ook
klinken mocht, als hij, slechts kort voor zijn dood
nog, dichtte: ''..'*.
Maar niemand dan zichzelf slechts rekenschap
te geven;
Zijn eigen dienaar zijn; te buigen hoofd noch hart.
Noch inzicht, noch verstand voor grootheid of
voor pracht;
Te zwerven waar men zich zijn eigen pad kan
kiezen;
Op fO Februari zal het
honderd jaar geleden zijn
dat <fe Russische dich
ter Alexander Scrgewitsj
Poesjkin over/eed. In
Rusland geldt hij als de
Russische Shakespeare".
Te zijner ere worden
thans de Poesjkin-dagen
als een groot kultureel
volksfeest gevierd.
In nevcnstaand arti
kel wordt Poesjkins be
tekenis geschetst. Zijn
hierbij afgebeelde por
tret door W. Serow is
een der belanrijkste stuk
ken op de
Poesjkintentoonstclling in net
Tretjakow-museum te
Moskou.
Zich in^de schoonheid van de wondere natuur
verliezen;
Een schepping van de kunst, geboren uit vervoering,
Te ondergaan vol vreugd, verrukking en ontroering,
Dat is geluk dat, dat is recht.... 2)
Dit neigen naar eenzelvigheid,fdat misschien
verODrzaakt was door de ontgoocheling van jaren,
waai in zijn persoonlijke leven hem oneindig ver
bitterd werd en zijn werk niet meer de belangstelling
vond, waarmee het aanvankelijk was ontvangen,
was toch eigenlijk in strijd met de
algemeenmenselijke toon, waarop hi; zich uitsprak, de een
voud, waarmee hij zich kennen liet als mens onder
mensen. Het was misschien ook de uitdrukking van
de gespletenheid van ziel v&n een dichter, die, kind ?
van een tijd, die tot zijn vaderland geen toegang had,
de hoop verloren had, dat de ideeën daarvan ooit
zouden zegevieren.
Van kindsbeen af had hij onder invloed gestaan
van de vooruitstrevende burgerlijke denkbeelden
van de achttiende eeuw, die in de
autocratischfeodale maatschappij, waarin hij geboren en ge
togen was, nog alle bekoring van het nieuwe hadden.
De invloed van de Verlichting bracht het individu
tot' ontwaken, het ging zijn contrast met de wereld
eromheen beseffen. In Rusland was dat het contrast
met een wereld, waarin juist de onderwerping van
het individu, de ondergang van het individu geëist
werd in een totaliteit, welke door autocratie en kerk
angstvallig tegen elke opstand van de persoonlijkheid
werd behoed. .
Poesjkin was zulk een opstandeling en al had hij
zich nimmer tot de politiek in engere zin aange
trokken gevoeld, kwam hij daardoor toch zozeer in
politiek vaarwater, dat naar zijn eigen woorden
de Dekrabristenopstand hem zou hebben meege
sleurd, indien de voorzienigheid van de tsaar hem
niet reeds jarenlang in ballingschap gehouden had.
Indien ook dit geen revolutionnair in politieke zin
van hem maakte, dan heeft de wrede tegenstelling,
waarin zijn jonge, juichend ontbotte ik zich tot de
drukkende werkelijkheid, de onderdrukking van
alle spontane menselijke aandrift, bevond, op zijn
individualisme een stempel van ernst gedrukt, dat
hem de licht ontbrandbare Byron, die een ogenblik
zijn voorbeeld was, spoedig heeft laten verloochenen
voor de vuriger Shakespeare. Wat karaktertrek
van Poesjkin was, werd ook zijn overtuiging: hij
was zich de alzijdse onvrijheid zo wel bewust, dat
zijn individualisme zich niet ongebonden over de
ganse wereld kon uitstorten om in haar nog slechts
de spiegel van eigen gemoeds- en denkleven te
zoeken. Ieder bemint, haat, lijdt, geniet, maar
ieder doet het op zijn eigen manier", schreef hij in
een van zijn brieven. Ongemeen ontwikkeld als zijn
persoonlijkheid was, wist zij de wereld niet te vullen,
maar er slechts een'plaats in in te nemen. Zoals
een essayist het uitdrukt: Als hij lijdt, geeft hij zich
niet over aan de gedachte, dat de hele wereld ten
gronde gaat. Zijn leed is alleen zijn leed en niets
meer. Het laat plaats in hem voor welgezindheid voor
de vreugden van anderen." Juist omdat Poesjkin
als een schakel in de eindeloze keten van de werke
lijkheid beschouwde", aldus dezelfde essayist, was
hij in staat om zulk een niet te verzadigen nieuws
gierigheid te ontplooien in alles, dat is, was en wezen
zal en in staat was om een meelevende, diepe en
objectieve belangstelling in alles te tonen, terwijl
het subjectivisme, idealisme en romanticisme, die
de karakteristieke trekken zijn van het (Russische)
individualisme van later, evenals van het individua
lisme, dat in Poesjkin's tijden in Europa heerste,
de rijkdom van de persoonlijkheid verengen en hem
beperken tot een armelijke droom, zonder contact
met de wereld en door de wereld niet gedeeld."
DE grote, diepe menselijkheid nu, welke Poesj
kin's werk doordringt, het lucide werkelijkheids
besef , dat hem in staat gesteld heeft zijn persoonlijke
beleving voor alle tijden weer te geven, deze mense
lijkheid, welke sedert een eeuw steeds weer weer
klank gevonden heeft bij elke groep, welke in de
vrijheidsstrijd van het Russische volk vooraan is
komen te lopen, heeft de dichter gemaakt tot die
profeet, die hij in een vat} schoonste gedichten, wel
zijn testament genoemd, bezongen heeft:
Door dorst des geestes afgemat,
Sleept' ik mij voort door dorre heide,
Toen op mijn weg plots aan mijn zijde
Een seraph met zes vleug'len trad.
Met vingers lichter dan een droom,
Beroerde hij mijn ogenzoom:
En ziet, mijn' blik werd scherp en warend,
Als van een opgeschrikte arend.
Mijn oren raakte hij toen aan
En ik kon elk geluid verstaan:
Ik hoorde 't sidderen der sferen,
De hoge vlucht van 't englental,
Het botten van wat groeit in 't dal,
Der vissen trek in zee en meren.
Toen boog hij over naar mijn mond
En trok de tong, die hij bevond
Vol laster, leeg gepraat en zonde,
Mij uit; zijn hand, bebloed door 't wonden,
Stak toen de tong der wijze slang
Er in, langs mijn verstijfde wang.
Toen voeld' ik, hoe zijn zwaard mij sneed
Diep in mijn borst: het hart, dat beefde,
Ontnam hij mij en in de spleet
Schoof hij een kool van vuur, dat leefde.
Gelijk een dode lag ik daar,,
Toen mij God's roepstem werd gewaar:
Sta op, profeet, zie rond en luister,
Wees van mijn wil vervuld, trek voort
Door landen, zeeën, licht en duister,
Brand in der mensen hart je woord."
r
i) Alexander Poesjkin : Schoppenvrouw. De
Verhalen van Iwan Petrowitsj Bjelkin, Vertaald door
Aleida G. Schot (Fotemprise. L. J. C. Boucher,
's Gravenhage, 1936).
2) Evenals het volgende citaat, naar de vertaling
van me j. Aleida G. Schot, ons welwillend ter beschik"
king gesteld.
f AC. ? DE GROENE N* 31M
PAG. 9 OEGROENE Ne. 3114