De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 6 februari pagina 5

6 februari 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven \ \ \ (i! TELEURSTELLING Hoger Martin du Gard, I/Eté1914 (GaUlmard, Parijs) ROGER Martin du Gard is een der waardevolste en belang rijkste hedendaagsche Fransche romanschrijvers. Zoo hij tot nog toe in breedere kringen niet die algemeene waardeering geniet, waarop hij krach tens de verdienste van zijn oeuvre recht zou hebben, is dat hoofdzakelijk aan twee omstandigheden te wijten. Ten eerste aan het feit, dat hij, in tegen stelling niet de groote meerderheid der Fransche auteurs, tot geen enkele hem op den voorgrond schuivende letter kundige kring of groep behoort, alle publiciteit angstvallig vermijdt en zich zelfs aan de meest gerechtvaardigde wenschen der journalisten onttrekt. Weinigen in Parijs kennen Roger Mar tin du Gard, die sinds jaren zeer terug getrokken op het land leeft en over wien gewoonlijk niemand spreekt. De tweede omstandigheid hangt tezamen met den aard v&n zijn werk dat bij uitstek serieus is, in geen verband staat met de voortdurend wisselende letterkun dige stroomingen en daardoor niet beantwoordt aan hetgeen de Fransche critici in de eerste plaats in een boek wenschen te vinden. Dit neemt niet weg, dat vele der meest op den voor grond tredende Fransche schrijvers, en in de eerste plaats AndréGide, hem zeer hoog stellen, zoozeer dat hij her haaldelijk als candidaat voor den Nobelprijs is genoemd. J IEAN Barois" en Les Thibault", j waarvan tot nu toe zes deelen waren verschenen, zijn dan ook twee romans van buitengewone beteekenis. Roger Martin du Gard bezit een gave die men zelden vindt onder zijn levende Fran sche collega's, maar die men veel in Russische en Engelsche romanciers heeft bewonderd, een gave die de laatste twintig jaar de kracht heeft uitgemaakt van den Duitsch-Oostenrijkschen roman; ik bedoel: de moge lijkheid om, door het uitbeelden van enkele romanfiguren, het leven van zijn land op een bepaald tijdstip in zijn essentiëele verschijnselen weer te geven. Jean. Barois" is zoo de roman ge worden van de Dreyfus-zaak, omdat men niet alleen de atmospheer van dien tijd er in terug vindt, maar ook den geestelijken wordingsgang van een jongeman in wiens leven l'Affaire" een beslissende rol heeft gespeeld. De problemen van het katholicisme en het anti-clericalisme, die van zoo over wegend belang zijn geweest in het Fransche leven van het begin dezer eeuw, ontmoet men nergens zoo sober en sterk gekarakteriseerd als in Jean Barois". Les Thib&ult", een breed opgezette roman uit de jaren 1905?1914, geeft daarentegen de langzame verandering weer, die de Fransche bourgeoisie en de Parijsche intellectueele kringen in de jaren Voor den oorlog hebben doorge maakt. Roger Martin du Gard heeft het vermocht, de belangrijkste aspecten van het leven in dien tijd in de lotge vallen van twee zoo verschillende fami lies ats de Thibault en de Fontanin vast te leggen. De roman is boeiend, kleurrijk en vol afwisseling; door zijn beknopten soberen stijl, die iedere onnoodige uitweiding vermijdt, heeft de schrijver in een betrekkelijk kort bestek een gaterij van menschen kun nen teekenen, die allen levend zijn en iets eigens hebben. De oude Thi bault, Antoine en Jacques, J er ome de Fontanin, Daniel en Jenny, hun moeder, Rachel, Anne de Battaincourt en anderen nog, behooren ongetwijfeld tot de gaafste creaties der nieuwere Fransche literatuur. Zij zijn vertegen woordigend hun tijd en hun milieu. Maar de roman Les Thibault" was nog niet beëindigd; sinds jaren verwachtte men de slotdeelen, die moesten aan geven welke richting het leven van zijn zoons en dat van hun vrienden had genomen na den dood van den ouden Thibault. Het thans verschenen L'Eté1914", dat het zevende gedeelte van Les Thibault" is, brengt nu eindelijk de ontknooping. DE nieuwe roman ,,L'Eté1914", die een afzonderlijk geheel van meer dan duizend bladzijden uitmaakt, is wat de persoonlijkheid van den schrijver betreft het belangrijkste dit najaar verschenen toek, maar tege lijkertijd is het ook de grootste teleur stelling. Roger Martin du Gard heeft ditmaal meer willen geven dan alleen het vervolg van Les Thibault", hij heeft in een breed opgezetten roman de politieke atmospheer trachten te herscheppen, die aan de oorlogsver klaring van Augustus 1914 is vooraf gegaan. De ondergang van de oude Europeesche maatschappij heeft hij van den hoek der internationale sociaal-revolutionnaire milieus be naderd. Hij heeft helaas te veel gewild en vooral iets gewild, dat geheel buiten zijn bereik ligt; daardoor is zijn poging volkomen mislukt. Het is hard dit te zeggen, maar zoo goed als zijn vorige boeken w&ren, zoo mislukt is L'Et 1914". Er zijn natuurlijk enkele ge slaagde hoofdstukken, zooals bijvoor beeld die met den dood van J er ome de Fontanin verband houden. Voortreffe lijk zijn ook de bladzijden, waarin de moord op Jean Jaurès verteld wordt. Overigens kan men zeggen, dat overal waar Jacques Thibault, die hier in het middelpunt staat, niet aanwezig is, Roger Martin du Gard nog zijn vroe gere kracht toont, maar het zijn slechts ongeveer tweehonderd bUdzijden van de meer dan duizend die wij hebben door te worstelen. Het milieu van de revolutionnairen in Genève en elders mist atmospheer en iederen schijn v&n werkelijkheid; de auteur, die zoo scherp en beeldend kan zijn in zijn schildering der Fransche bourgeoisie, zoo meester van zijn stof en altijd van een indrukwek kende soberheid, is suikerzoet en slap, wanneer hij over de samenzweerders begint te spreken. Alles wat met Jac ques te maken heeft is óf opgeschroefd, zooals zijn verhouding tot Jenny de Fontanin, óf banaal als een couranten verslag. Het verbijsterendst zijn de eindelooze gesprekken over politieke en sociale vraagstukken driekwart van het boek is hieraan gewijd , terwijl de auteur, wanneer hij Poincaré, Sazonov en Berchtold behan delt, op het peil staat van een hulp onderwijzer uit de provincie, die al zijn politieke wijsheid uit n enkel partijblad haalt. De zin van het boek, dat welbe schouwd in een vrij los verband staat tot de overige deelen van Les Thi bault", moeten wij zoeken in de wan hopige daad van Jacques, die, wanneer de oorlog dien hij met zijn groepgenooten heeft trachten te verhinderen toch losbreekt, over de eerste linies vliegt om pacifistische vlugschriften tusschen de strijdenden neer te gooien en daarbij onmiddellijk omkomt. Hoewel de vrede lievende strekking van den roman mijn geheele sympathie heeft, moet ik be kennen, dat deze daad en in het alge meen de gedragslijn van Jacques mij vreemd, onwerkelijk en ondoeltreffend voorkomt. Maar ook in deze richting, die de zijne niet is, kunnen wij, moeten wij van Roger Martin du Gard toch heel iets anders verlangen, juist omdat wij niet willen vergeten het vele dat wij aan hem te danken hebben. GIACOMO ANTONINI Bibliografie Maurlts Dekker : Oranje en Alvu'« tyrannlek bewind (Qucrldo, A'daiu) DEKKER'S boek is een vervolg op zijn Oranje en de opstand der Nederlanders". Zijn bedoeling is de figuur van Oranje in de verschillen de stadia van haar ontwikkeling te toonen. Waarschijnlijk zullen er dus nog meer deelen volgen. Een onderneming als die van Dekker behoorde ons de uiteindelijk juiste voorstelling en weergave van Oranje" te geven. Zij wordt het, naar dit tweede boek te oordeelen, niet. In zijn eerste boek viel veel te waardeeren, in dit tweede helaas valt meer nog te laken. Het is niet alleen ongeloofelijk slordig geschreven, van een stijl hier en daar, waarvoor de schrijver zich eigenlijk moest schamen, daar er de eenvou digste correctie van het Nederlandsen aan ontbreekt, maar ook documentair blijkt Dekker zijn taak veel lichter te hebben opgevat en dégeschiedenis te weinig naar de bronnen bestudeerd. Historische gemeenplaatsigheid", ge wilde populariteit in het uitbeelden der personen, te gemakkelijke psychologie die b.v. van Kenau Hasselaar een pathologische uitleg zoekt te geven, die een fausse air" van diepte-psychologie aanneemt dit alles zijn dingen, die zwaar op de debetzijde van dit boek staan. Na zijn eersten, in zijn soort belofte inhoudenden Oranje"roman, is deze volgende een groote teleurstelling. Dubbel jammer, want het, zeker niet gemakkelijke, werk was niet overbodig gedaan: dt verbeel ding van Oranje" bezitten wij in onze literatuur nog niet. C. v. W. Een hart spreekt Anton van Duinkerken: Hart van Brabant (De Spieghel, Amaterdam; Het Hompas, Antwerpen) HET zij gezegd: er is welsprekend heid en welsprekendheid l De eloquentie van Jac. van Hattum draagt de sporen van een Friesche of ten minste Hollandsche herkomst, van gekelderd Protestantisme, van spits vondigheid en gewild vernuft. De geur van zijn verzen doet denken als het mij veroorloofd is op dit gebied ver gelijkingen te maken aan de oudvaderlandsche, zilte jenever. Die van Anton van Duinkerken bezitten de gulle schuimigheid van Brabantsen bier, hun geur is zoet en mild, en vol van hartelijke warmte is hun donkere kleur. Zoo scherp van Duinkerken kan zijn als apologetisch polemist, zoo breedsprakig en plechtstatig kan hij, vrijwel met terzijdestelling van zijn intellect, een gedicht de gonzende sono riteit verleenen van een predicatie of een gelegenheidstoespraak. Bijna steeds overtuigend door den oprechten toon van het woord, ontbeert zijn vers de stijgkracht en de innerlijke poëtische bezieldheid, die een sterker rhythmisch vermogen, ten koste van een geringer metrische kundigheid, het zouden kun nen schenken. Virtuose bewerking der gekozen motieven, breedte van behan deling, een hartelijke naïveteit in de uitbeelding der stof en een fabelachtig onuitputtelijk improvisatorisch talent kenmerken deze poëzie, die door al deze eigenschappen vaker aan XlXdeeeuwsche rederijkende vaardigheid her innert dan aan de accenten der moderne levenstragiek. Tusschen de teedere en zangerige warmte van den katholiseerenden toon en het, in theologische be grippen en leerstellingen geformuleerd, geloof staat bij Anton van Duinkerken de taal, de verleidelijke macht van het gesproken woord, dat hij met zoo veel gemak hanteert, maar dat de door braak van de ziel naar de zang, van het zinnebeeld naar de poëzie veelal belem mert. De intieme vroomheid, die bij Jan Engelman de sfeer van den levens lust doordringt, neemt hier, bij Van Duinkerken, soms de allure aan van een kerkelijk en rhetorisch ceremo nieel, waaraan een galmende, nadruk kelijke toon niet geheel, vreemd blijft. Alleen in de laatste afdeeling van dezen bundel: Tien kleine liederen tot slot", versterven de opgewekte vroolijkheid en de loslippige, in verscheidene gedichten verrukkelijke, nooit doodelijke maar voldoende verachtende hekeltoon, verstilt de breede vertellende stem, die de gemoedelijke en trouwhartige warmte van het Brabantsen gemoed vertolkt, tot een minder persoonlijk lijkende poëzie, die mij nu juist toe schijnt de diepste persoonlijkheid van Anton van Duinkerken-den-dichter recht te laten wedervaren. In dit tiental liederen, gedichten van edel gehalte en rijke ontroeringskracht, vangt de dich ter den mensen op en adelt zich zijn kin derlijke gevoeligheid tot de eigenmach tige intensiteit der poëzie. Wat in andere af deelingen van dijt boek kan hinderen door een te gemakkelijke emotionali teit en de te conventioneele vorm geving daarvan, verkrijgt in deze ge dichten het treffend accent der dichter lijke persoonlijkheid. Deze bundel verzen getuigt in zijn gevarieerd karakter van een aantrekke lijke, menschelijke gezindheid, een nooit wrange hekelvaardigheid, ten slotte van een poëtisch vermogen van zoo groote beteekenis, dat het onver geeflijk zou zijn, indien de dichter dit zou laten overwoekeren door zijn talenten op ander gebied. D. A. M. BINNENDXJK Cursus Moderne Ned» Letterkunde ONZE medewerker H. Marsman zal voor de Volksuniversiteit Amsterdam een cursus van 6 lessen geven, aanvangende Woensdag 10 Fe bruari en verder op achtereenvolgende Woensdagavonden, over de Moderne Nederlandsche letterkunde. Behandeld zal worden: Algemeen overzicht der moderne Nederlandsche literatuur. Ver schil met het romantische en realis tische proza der oudere generatie. Buitenlandsche invloeden. Sociaalgericht internationalisme; nieuwe za kelijkheid. Streven naar Europeesch peil en regionalisme. De schrijvers: i. Maurits Dekker, Alb. Heiman, Jef Last, den Doolaard en Theun de Vries. 2. J. Slauerhoff, E. du Perron, S. Vest dijk, Jeanne van Schaik, Gerard Walschap, A. H. Nijhoff, Eva Raedt-de Canter. 3. Vormen van moderne critiek. Dirk Coster, Anthonie Donker, P. N. van Eyck, V. E. van Vriesland, Menno ter Braak, Anton van Duinkerken. 4. De, moderne poëzie in Holland en Vlaanderen: Paul van Ostayen, Wies Moens, Marnix Gijsen, Jan Engelman en de Jonge Katholieken; Slauerhoff, Herman van den Bergh, M. Nijhoff, Hendrik de Vries. Socialistische dich ters. De herleving der protestantsche poëzie. Samenvatting en perspectief. Kaarten zijn te verkrijgen ? 2.30 voor den geheelen cursus op het secre tariaat der Volksuniversiteit, Keizers gracht 708 (ro?s uur, Zat. i2V2 uur). De cursus wordt gehouden in de Gem. Universiteit (Oude Manhuispoort) en vangt aan om 8V4 uur. KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 .AMSTERDAM Doorloopend Tentoonstellingen «UL MR. JOH. HUIJTS PORSTKÏN en zijn blijvende betekenis DE plaats, welke Poesjkin in de Russische literatuur inneemt, zijn plaats van verwekker van de moderne Russische litteratuur, wordt niet alleen door zijn genie bepaald. Ook het tijdstip, waarop hij leefde, ook de rol, welke hij in de alge meene cultuurgeschiedenis van zijn land gespeeld heeft, werkten daartoe mee. De stroom van vitali teit, welke door zijn werk de Russische litteratuur en cultuur is ingedrongen, is zo krachtig geweest, dat hij ook thans nog niet is verstild. Poesjkin is voor het heden een welhaast even levende figuur als hij voor eigen tijd geweest is. Reeds dat geeft blijk van een universaliteit, welke het begrijpelijk maakt, dat men hem in n adem noemt met Dante, Shakespeare en Goethe, ook al heeft hij niet, als dezen, de wasdom kunnen bereiken, waarop zij zich ook volledig uiten kon. In twee opzichten heeft hij voor de litteratuur in engere zin moeilijk te overschatten beteekenis gehad: wat de taal betreft en ten aanzien van de dichterlijke vorm. Hij overwon de archaïsche taal en de hoogdravende stijl van de poëzie van de acht tiende eeuw en schiep een nieuwe litteraire taal, waarvoor hij in niet geringe mate; bij de volkstaal ter leen ging. Gelijk hij zich in zijn kindsheid sprook jes had laten vertellen en liedjes voorzingen door zijn oudste opvoedster, Arina Rodionowna, zo bleef hij ook later naar het volk luisteren, verzamelde spreekwoorden en volksliederen. Met hem begon de democratisering van de Russische litteratuur, zoals men het thans in de Sowjetunie formuleert, waar men zo even met veel toewijding zijn jonge sterven heeft herdacht, een eeuw geleden. Daarnaast was hij het, die eens en voorgoed het vreemde voorbeeld voor de Russische poëzie ver loochende en een volkseigen vorm zocht, die even eens zijn stempel drukte op de ontwikkeling van velen na hem. Hier bleef hij, nadat hij zijn Byroniaanse periode eenmaal te boven was, de gelukkige invloed vertonen van de romantiek, die hem geholpen had om de canons van het in deze tijd over heersende classicisme te verbreken en hem de vrij heid geleerd had om de vormen vrij te hanteren, zoals het dichterlijk gevoel het wilde. En indien Gogol en Saltykow-Sjtsjedrin als proza schrijvers groter naam verworven hebben dan hij, dan heeft hij met het weinige, dat hij in proza geschreven^heeft, eveneens een initiatief genomen, dat op deze twee schrijvers en menige andere be vruchtend gewerkt heeft. Er is dan ook alle reden me j. Aleida G. Schot erkentelijk te zijn voor haar voortreffelijke vertaling van een deel van dit proza Schoppenvrouw en De verhalen van Iwan Petrowitsj Bjelkin?, dat door de goede zorgen van de firma Boucher te 's Gravenhage ook een ware iubileumuitgave gekregen heeft, l) DE invloed van Poesjkin op de verdere ontwikke ling van de Russische litteratuur bleef echter niet beperkt tot de verrijkte woordenschat, de bevrijde vorm. Zijn haast alomtegenwoordig mee leven met zijn tijd, met een mensheid, die tegen de stilstand van de tijd inging, heeft gemaakt, dat er in de verdere Russische litteratuur van de negen tiende eeuw nauwelijks enig probleem van bete kenis te vinden is. dat Poesjkin niet reeds ontdekt en aangewezen heeft, dat er nauwelijks een motief te vinden is, dat Poesjkin niet reeds heeft aange heven. Bij dit alles beschikte hij over een eenvoud en klaarheid van stijl, welke die van Goethe misschien nog overtreft. Hij was een genie, diéde mantel der natuurlijkheid droeg, de mantel van een alle daags gezond mens," zo klinkt zijn lof. Een gezonde geest, gezond verstand zelfs kenmerkt zijn werk. Hij was een oprecht, sterk voelend mens, dacht snel en zakelijk, met een ongewoon groot gevoel voor de werkelijkheid en in zijn werk werd dat alles beheerscht door een fijne zin voor verhouding, welke hem behoedde voor valse overdrijving of sentimen taliteit. Hij was wars van alle excentriciteit en ikzucht, hoe hartstochtelijk ea trots zijn vers ook klinken mocht, als hij, slechts kort voor zijn dood nog, dichtte: ''..'*. Maar niemand dan zichzelf slechts rekenschap te geven; Zijn eigen dienaar zijn; te buigen hoofd noch hart. Noch inzicht, noch verstand voor grootheid of voor pracht; Te zwerven waar men zich zijn eigen pad kan kiezen; Op fO Februari zal het honderd jaar geleden zijn dat <fe Russische dich ter Alexander Scrgewitsj Poesjkin over/eed. In Rusland geldt hij als de Russische Shakespeare". Te zijner ere worden thans de Poesjkin-dagen als een groot kultureel volksfeest gevierd. In nevcnstaand arti kel wordt Poesjkins be tekenis geschetst. Zijn hierbij afgebeelde por tret door W. Serow is een der belanrijkste stuk ken op de Poesjkintentoonstclling in net Tretjakow-museum te Moskou. Zich in^de schoonheid van de wondere natuur verliezen; Een schepping van de kunst, geboren uit vervoering, Te ondergaan vol vreugd, verrukking en ontroering, Dat is geluk dat, dat is recht.... 2) Dit neigen naar eenzelvigheid,fdat misschien verODrzaakt was door de ontgoocheling van jaren, waai in zijn persoonlijke leven hem oneindig ver bitterd werd en zijn werk niet meer de belangstelling vond, waarmee het aanvankelijk was ontvangen, was toch eigenlijk in strijd met de algemeenmenselijke toon, waarop hi; zich uitsprak, de een voud, waarmee hij zich kennen liet als mens onder mensen. Het was misschien ook de uitdrukking van de gespletenheid van ziel v&n een dichter, die, kind ? van een tijd, die tot zijn vaderland geen toegang had, de hoop verloren had, dat de ideeën daarvan ooit zouden zegevieren. Van kindsbeen af had hij onder invloed gestaan van de vooruitstrevende burgerlijke denkbeelden van de achttiende eeuw, die in de autocratischfeodale maatschappij, waarin hij geboren en ge togen was, nog alle bekoring van het nieuwe hadden. De invloed van de Verlichting bracht het individu tot' ontwaken, het ging zijn contrast met de wereld eromheen beseffen. In Rusland was dat het contrast met een wereld, waarin juist de onderwerping van het individu, de ondergang van het individu geëist werd in een totaliteit, welke door autocratie en kerk angstvallig tegen elke opstand van de persoonlijkheid werd behoed. . Poesjkin was zulk een opstandeling en al had hij zich nimmer tot de politiek in engere zin aange trokken gevoeld, kwam hij daardoor toch zozeer in politiek vaarwater, dat naar zijn eigen woorden de Dekrabristenopstand hem zou hebben meege sleurd, indien de voorzienigheid van de tsaar hem niet reeds jarenlang in ballingschap gehouden had. Indien ook dit geen revolutionnair in politieke zin van hem maakte, dan heeft de wrede tegenstelling, waarin zijn jonge, juichend ontbotte ik zich tot de drukkende werkelijkheid, de onderdrukking van alle spontane menselijke aandrift, bevond, op zijn individualisme een stempel van ernst gedrukt, dat hem de licht ontbrandbare Byron, die een ogenblik zijn voorbeeld was, spoedig heeft laten verloochenen voor de vuriger Shakespeare. Wat karaktertrek van Poesjkin was, werd ook zijn overtuiging: hij was zich de alzijdse onvrijheid zo wel bewust, dat zijn individualisme zich niet ongebonden over de ganse wereld kon uitstorten om in haar nog slechts de spiegel van eigen gemoeds- en denkleven te zoeken. Ieder bemint, haat, lijdt, geniet, maar ieder doet het op zijn eigen manier", schreef hij in een van zijn brieven. Ongemeen ontwikkeld als zijn persoonlijkheid was, wist zij de wereld niet te vullen, maar er slechts een'plaats in in te nemen. Zoals een essayist het uitdrukt: Als hij lijdt, geeft hij zich niet over aan de gedachte, dat de hele wereld ten gronde gaat. Zijn leed is alleen zijn leed en niets meer. Het laat plaats in hem voor welgezindheid voor de vreugden van anderen." Juist omdat Poesjkin als een schakel in de eindeloze keten van de werke lijkheid beschouwde", aldus dezelfde essayist, was hij in staat om zulk een niet te verzadigen nieuws gierigheid te ontplooien in alles, dat is, was en wezen zal en in staat was om een meelevende, diepe en objectieve belangstelling in alles te tonen, terwijl het subjectivisme, idealisme en romanticisme, die de karakteristieke trekken zijn van het (Russische) individualisme van later, evenals van het individua lisme, dat in Poesjkin's tijden in Europa heerste, de rijkdom van de persoonlijkheid verengen en hem beperken tot een armelijke droom, zonder contact met de wereld en door de wereld niet gedeeld." DE grote, diepe menselijkheid nu, welke Poesj kin's werk doordringt, het lucide werkelijkheids besef , dat hem in staat gesteld heeft zijn persoonlijke beleving voor alle tijden weer te geven, deze mense lijkheid, welke sedert een eeuw steeds weer weer klank gevonden heeft bij elke groep, welke in de vrijheidsstrijd van het Russische volk vooraan is komen te lopen, heeft de dichter gemaakt tot die profeet, die hij in een vat} schoonste gedichten, wel zijn testament genoemd, bezongen heeft: Door dorst des geestes afgemat, Sleept' ik mij voort door dorre heide, Toen op mijn weg plots aan mijn zijde Een seraph met zes vleug'len trad. Met vingers lichter dan een droom, Beroerde hij mijn ogenzoom: En ziet, mijn' blik werd scherp en warend, Als van een opgeschrikte arend. Mijn oren raakte hij toen aan En ik kon elk geluid verstaan: Ik hoorde 't sidderen der sferen, De hoge vlucht van 't englental, Het botten van wat groeit in 't dal, Der vissen trek in zee en meren. Toen boog hij over naar mijn mond En trok de tong, die hij bevond Vol laster, leeg gepraat en zonde, Mij uit; zijn hand, bebloed door 't wonden, Stak toen de tong der wijze slang Er in, langs mijn verstijfde wang. Toen voeld' ik, hoe zijn zwaard mij sneed Diep in mijn borst: het hart, dat beefde, Ontnam hij mij en in de spleet Schoof hij een kool van vuur, dat leefde. Gelijk een dode lag ik daar,, Toen mij God's roepstem werd gewaar: Sta op, profeet, zie rond en luister, Wees van mijn wil vervuld, trek voort Door landen, zeeën, licht en duister, Brand in der mensen hart je woord." r i) Alexander Poesjkin : Schoppenvrouw. De Verhalen van Iwan Petrowitsj Bjelkin, Vertaald door Aleida G. Schot (Fotemprise. L. J. C. Boucher, 's Gravenhage, 1936). 2) Evenals het volgende citaat, naar de vertaling van me j. Aleida G. Schot, ons welwillend ter beschik" king gesteld. f AC. ? DE GROENE N* 31M PAG. 9 OEGROENE Ne. 3114

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl