De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 13 februari pagina 2

13 februari 1937 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

TEI l": ? i»t t ?'-'?J\ DE GROENE AMSTERDAMMER in 1877 ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR NEDERLANDQ 6ie laargang NoTïTs Redactie: Mr. M. K A N N, TH. M O U S S A U LT, Dr. P. H. RITTER Jr.. Mr. N. J. C. M. KAPPEYNE VAN DE COPPELLO en Mr. R. H. DIJKSTRA Red. en admlnistr.: Keizersgracht 355. A?terd^ Telefoon 37964 - Postglro 72880 - Gem. giro G 000 De Abonnementsprijs bedraagt f 10.- P«r jaar. VAN DE COPPELLO en nr. i\. n. ~v ... , Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang worden opgezegd. HET SPROOKJE VAN OSLO Dr. M. van Blankenstein ER is een aardsch Oslo, hoofdstad van Noor wegen; en er is een ideëel Oslo, geboorte. plaats van den politieken term Oslo-staten. Zooals er een aardsch en een ideëel Genève is, en een aardsch en een ideëel den Haag. De gelijkenis gaat echter niet heelemaal op. Het ideëele Genève heeft nog trekken van realiteit. Die realiteit kan men bijv. op het oogenblik aflezen van den koers van de Italiaansche Ure. Die was zonder Genève misschien aanzienlijk hooger geweest. Het zelfde kan men van het ideëele Den Haag zeggen. Dat zullen alle staten beamen, die wel eens voor het Internationale Hof een proces gewonnen of verloren hebben. Maar in Oslo is nog nooit realiteit geweest. De constructie zelf, ijl als zij was, heeft nog nimmer iets opgebracht. Als men te Genève van een bijeen komst der Oslostaten spreekt, dan doet men dat gemakshalve. Want die bijeenkomst is dan volstrekt niet het gevolg van het feit, dat die staten eens te Oslo een protocol hebben geteekend. Zij hebben integendeel, dit laatste gedaan om dezelfde reden, waarom zij te Genève menigmaal besprekingen houden: Zij hooren tot een zelfde kategorie, zij zijn van dezelfde onafhankelijkheid tegenover de groote mogendheden en groepformaties in Europa. In ieder geval hebben zij sen gelijk verlangen naar die onafhankelijkheid. Zij kunnen van nature goed met elkaar opschieten, hebben van nature over een groot aantal politieke gebeurtenissen overeenkom stige opvattingen, en ten opzichte van die gebeur tenissen, vrijwel gelijke of niet te ongelijke belangen. Van hetgeen zij inderdaad te Oslo besproken en geteekend hebben, hebben zij toen nog wel practische verwachtingen gehad. Daar is niets van terecht gekomen. De tijden maakten alles onmogelijk. Maar een naam is gebleven, omdat hij zoo gemakkelijk tot uitdrukking bracht wat anders moeizaam moest omschreven worden. Die naam voldeed. Hij was als een algebraïsche formule. Zij heeft voor groote dingen nog geen toepassing gevonden. Maar zij krijgt nog haar beurt. Wij hebben onze hoop op het ideëele Oslo nog niet verloren. Dit optimisme is niet ons geestelijk eigendom. Dr. H. Colijn, onze premier, is in deze dagen de eerste verkondiger ervan geweest. En wat hij zegt heeft groote kracht. Zelfs als het nog geen inhoud heeft; tenminste geen voor ons zichtbaren inhoud. Hij heeft de naam Oslo-staten onlangs uitgesproken als een woord van groote, oeconomische belofte, als een soort oeconomische heilboodschap, die de harten reeds verhief, op haar verkondiging alleen al. Men zag nog niets van materialisatie van het woord/ maar had vertrouwen in den spreker. Naar het weldra bleek, niet zonder reden. Want het geluk droeg het woord door de wereld; en naast het geluk deed dit het aanzien van den man, die het had uitgesproken. Allerlei verschijnselen vertoonden zich daarna in de wereld, die uit dit woord geboren leken. Zij waren het in werkelijkheid niet, maar zij kregen door het woord verhoogde glans. Eerst was er de reis van de beide Nederlandsche ministers door de landen der noordelijke Osloïeten. Die. reis kreeg groote beteekenis, doordat zij in de. wereld met het woord van Colijn in verband werd gebracht. Dat verband was slechts toevallig. De reis was reeds bepaald, voor het woord zich nog gevormd had achter de omheining der tanden van onzen minister president. Niet vaak volgen de oogen der wereld met zooveel verwachting de reis van twee Neder landsche ministers, als in dit geval. De glorie van het woord verlichtte hun pad; deze glorie meer dan hoop en verwachting dat deden l De verwachtingen konden slechts zeer beschei den zijn. Men oordeele: In 1936 hadden wij uit alle vier deze lauden bij elkaar 3.52 pet. van onzen heelen invoer betrokken, nog geen derde van het geen Belgiëalleen ons geleverd had. In 1935 hadden wij naar die vier landen 5.82 pCt. uitgevoerd van onzen heelen export, slechts de helft van hetgeen Belgiëallén in ons land had gekocht. De vooruit zichten waren niet bijster gunstig. Wat kan op zoo smallen grondslag, en bij de handelspolitiek van Noorwegen en Zweden, die deze landen uit agrari sche overwegingen niet licht zullen loslaten, en verder bij de .monetaire moeilijkheden van Dene marken, worden opgebouwd? Men zou zeggen, dat deze ministerieele visschers naar afzet hun netten in meerbelovend vischwater hadden kunnen uitwerpen. De glorieus bemande expeditie, die uiter lijke eer rijkelijk te beurt viel, had dan ook een weinig omvangrijk zakelijk succes. Terwijl de ministers in de noordelijke hoofdsteden nieuwe flonkerende draden voegden bij reeds hechte banden van vriendschap, bestudeerden de hen ver gezellende deskundigen met ijver, te samen met de inheemsche deskundigen, de mogelijkheden die het stelsel van contingenten en andere invoer beperkingen nog bood. Men blaakte van wederzijdsche welwillendheid, maar ieder weet wat het zeggen wil, dons in te zamelen op een kikker. De oogst was zeer mager, juist groot genoeg om het troostwoord te. rechtvaardigen, dat men ook het kleine niet versmaden mag. Maar, zooals gezegd, de glorie van het woord van Oslo maakte goed, wat in het materiëele mocht hebben teleurgesteld. Het publiek in de wereld vereenigde woord en reis, die zonder elkaar misschien schriel geleken zouden hebben. ? DE NIEUWE BROCHES ~"-,f. . ...-? ?? 3O HET woord hechtte zich aan e?n tweede reis, veel glorieuser nog ??wij moeten dat, ondanks allen nationalen trots, erkennen dan die onzer ministers. Koning Gustaaf van Zweden ging te Brussel op bezoek. Bezoek, gedrenkt in menschelijke genegenheid en menschelijken weemoed. Het was lang te voren vastgesteld natuurlijk. Sandler, de Zweedsche minister van Buitenlandsche Zaken, vergezelde zijn koning. Ook weer volgens een oude afspraak met Mr. van Zeeland. Een uitnoodiging had hij ook, nu hij toch in de buurt zou komen, van Jhr. de Graeff. Die was uit dezelfde dagen als de afspraak met den Belgischen premier. Weer zag de wereld een reis in het licht van het woord van Dr. Colijn. Dit woord droeg de reis, de reis droeg het woord. Deze reis scheen de substantie nog meer te verdichten, die gevormd was uit het woord, en uit den tocht onzer ministers. De koning en zijn minister waren zich bewust in welk licht zij zich be wogen. Men hoorde het uit de toespraken, welke koning Gustaaf en koning Leopold wisselden. Men begreep het uit de gesprekken van Sandler te Brussel en in den Haag, die onmiskenbaar ten deele tot oeconomische besprekingen waren geworden, ge voerd in den geest van Oslo". De, heeren hebben zeker met hun eigen scepticisme te worstelen gehad» maar zij hebben niet kunnen afzien van een poging, om den geest van Oslo te materialiseeren. Onze regeering noodigde, onmiddellijk na het vertrek van Sandler, en blijkbaar na zijn instemming daarvoor verkregen te hebben, uit tot de bijeenkomst in Den Haag van deskundigen der Oslostaaten, om de mogelijkheid van een bijeenroepen van een oecono mische conferentie der Osloieten te onderzoeken. Men was heel voorzichtig, men moest het -wel zijn. De mislukte oeconomische conferentie van Londen in 1933 heeft Onnoemelijk veel schade aangericht. Een falen van 4e conferentie der Osloieten zou een vergif van ontmoediging over heel Europa uitblazen. Eerst dus probeeren. Men moest wat doen en koos het voorzichtigste. Het was waarschijnlijk meer dan de ervaringen van de ministerieele expeditie PAG. 2 DE GROENE NO. )H5 De waarheid achterhaald INDERTIJD hebben wij een persbericht en l een artikel van prof. Adolf Keiler geplaatst over de vervolging der Protestanten in Spanje door de aanhangers van generaal Franco, waarbij kerken verwoest en predikanten en onderwijzers gedood zijn. Volk en Vaderland van 8 Januari meldt onder het opschrift De waarheid achter haald" dat prof. Keiler op nadere informatie bekend had moeten maken, dat nagenoeg alle gedooden" gezond en in goeden welstand" waren. Bij informatie bij prof. Keiler blijkt, dat n, zegge n van de 13 met name genoemde een als dood vermelde predikanten, Patricio Gomez, zich weer bij het Zwitsersche consulaat in Sevilla heeft aangemeld. De door VoVa genoemde om politieke redenen gefusilleerde predikant is in prof. Keller's bericht nooit genoemd. Wij zijn verheugd onzen lezers het behoud van dezen man mede te kunnen deelen. Maar nu moet men toch constateeren, dat de genoemde waarheid in het artikeltje van VoVa eer achterwege" is gebleven dan wel achterhaald" naaf het Noorden rechtvaardigden. Maar de kracht van het woord van Oslo, dat zich aan alles scheen te hechten, en uit alles nieuwe krachten scheen te putten, was een nieuw element. En men mocht ook weer op den tijd hopen, die met iedere maand wellicht de mogelijkheden zou verbeteren. Het was eigenlijk als een wonderboon, die men zag ontkiemen en stengel schieten, recht de lucht in, zonder steun voor zijn klimmen. Maar het geluk, dat zooveel bemoedigend samentreffen tot stand had gebracht, dat het woord de versterking van reizen en redevoeringen, en de reizen de versterking van het woord en van de daardoor geïnspireerde rede voeringen had geschonken, zou wellicht ook in den steun nog voorzien. DIT alles, uit ijle stoffen en begrippen tot iets zichtbaars voor de wereld samengevoegd, trok, gedragen door het woord van Oslo en de goede gunst van het geluk, nieuwe ontastbaarheden aan. De gezaghebbendste Engelsche bladen werden i door het opwekkende verschijnsel van de Osloïtis, ' dat als een tot werkelijkheid verdichtende illusie door de wereld zweefde, aangetrokken. De Times, de Manchester Guardian, schreven waardeerende en aanmoedigende artikelen. Zij zagen alles, wat er gesproken en gebeurd was. Zij zagen het geheel niet als iets substantieels, maar meer als een formule voor iets substantieels, dat van buiten af inhoud moest krijgen. Maar zij vonden dan ook, dat het plicht der hunnen was daarin te helpen voorzien. Engeland en Amerika moesten deelnemen. Zonder Engeland en Amerika," zoo getuigden zij zeker . terecht, zagen ook de Osloïeten geen werkelijk < heil in hun ondernemen." Maar zij waren begonnen in de heimelijke hoop, dat zij Engeland en Amerika, en daarmede andere landen zouden kunnen aan trekken. 'Meer heil van publiciteit kon alles, wat in naam van het geestelijke Oslo thans met materiëele bedoelingen geschiedde, ternauwernood verwachten. Times en Manchester Guardian droegen het streven der Osloïeten op den sterken adem van hun hoofdartikel uit over de Angelsaksische wereld. Is niet dit alles een prachtig samengroeien van dingen, die nog niet anders dan ijl kunnen zijn, maar die door een ideëele Fortuna een Fortuna Coelestis gedragen schijnen te worden naar een gebied, waar een materiëele Fortuna een Fortuna terrestris zou kunnen zetelen. Zou kunnen zetelen.... Wat waren echter al deze gebeurtenissen voor ons geweest, als het op een gelukkig oogenblik uit gesproken woord over Oslo van onzen premier ze niet aaneengeregen en met zijn licht overstraald had? TEGEN het einde van deze maand zouden de deskundigen van de Oslostaaten in den Haag bijeenkomen. Het heet nu even later te worden. Wij zullen ons ongeduld moeten onderdrukken. Deze zelfoverwinning kan beloond worden. Wel zijn wij nog niet geloovig genoeg om daarom niet Wat is militaristisch? MET hoon overlaadt de redactie van de Trom" de jong-liberalen, die op een artikel in de N.R.C., dat het Nationaal Jongeren Verbond als echt liberaal in de lucht had gestoken, rea geerden met de bewering dat dit N.J.V. alleen maar een militairistische organisatie was. Toevallig komt in ditzelfde Februari nummer een redactioneele repliek voor onder een inge zonden stuk, dat argumenteert waarom Een heid door Democratie" de defensie als practisch politiek vraagstuk naar de politieke partijen moet verwijzen; in die repliek wordt de stelling verdedigd, dat de defensie iets moet zijn dat bo ven alle partijpolitiek verheven is, in tegenstel ling tot het onderwijs of de droogmaking der Zuiderzee. Nu spreekt uit deze uitverkiezing van de defensie boven andere vraagstukken, die toch waarlijk ook wel de waarde van ons bestaan als volk raken, de mentaliteit van den eenzijdigbelangstellende of van den deskundige die zijn eigen vak als het overheerschend belangrijke beschouwt. En is deze eenzijdige nadruk op het militaire niet juist wat het woord militair-i's* i'sch wil zeggen? itmmiiiiiiuiuiMuinnii te haasten; maar wie op den tijd als bondgenoot hoopt, zal ook tegen overijling gewapend zijn. Wij kunnen ons die beraadslagingen van deskundigen levendig voorstellen, in de onwezenlijke sfeer, waarin tot nogtoe alles zich voltrokken heeft wat wij hierboven hebben beschreven. De deskundigen zijn vergaderd in de groote zaal van het sprookjes kasteel, met hun statistieken, verzamelingen van verordeningen en bundels gelegenheidswetten voor zich. Hun somber starend geestesoog ziet voort durend de bezorgdheid van hun ministerieele chefs, thuis in de departementen, als maar de gedachte aan hun agrarisch en industrieel kiezersvolk hun door het hoofd gaat. De deskundigen weten, dat wat van hen verlangd wordt is, als water persen uit den steen. Zij zijn zonder geestdrift. Maar z.' weten Ook, en dat vervult hen nog met hoop: Op den torentrans van het kasteel staat hun zuster Anna, die zij daar gezet hebben om uit te kijken naar de komst van het wonder, dat toch niet eeuwig kan uitblijven, en dat misschien door hun bijeenkomst wordt aangelokt. Wellicht is er ook een radio in de zaal. Maar hoe het zij, hun hoop, en een klein beetje toch ook hun verwachting, zijn op dat wonder gevestigd. Vanwaar zal het komen ? Zal de tijd, die zoo langzaam, maar soms ook zoo snel kan werken, het voor hen hebben gewrocht? Komt het misschien, als n Angelsaksische St. Ni colaas, van over de zee, gelijk de Times en de Manchester Guardian het ons zoo menschlievend helpen wenschèn ? Als het uitblijft kan het ongezellig worden in die zaal. Maar waarom onmiddellijk het ergste p^loofd ? Komt het wonder, dan komt de conferentie, misschien een veel grootere conferentie dan die der Osloïeten. Maar het woord van Oslo zal die hebben opgeroepen, zijn komst hebben vervroegd. DE redactie van De Groene Amsterdammer had mij gevraagd te schrijven over hetgeen zich in de atmosfeer onder den naam van Oslo beweegt. Tendeele leek het een taak als matten vlechten uit zonnestralen: een hartverheffende, maar weinig tastbaar product opleverende bezigheid. Maar waar zijn de grenzen van het stoffelijke en het onstoffelijke ? Wij weten dat er geen wonderen meer bestaan; niet in de oude, rationalistische beteekenis van het woord; maar in dezen zin, dat wij niet meer het recht hebben ons nog over iets werkelijk te verbazen. Het geluk, dat op het oogenbik zoo ijverig aan den slag schijnt, is bovendien een smid, die nooit moeite heeft met zijn grondstoffen, ook waar die geheel schenen te ontbreken. Maar met dat al zal de lezer mij toegeven, dat ik, bij alle bewondering en vreugde over hetgeen ik in deze dagen zie probeeren en gebeuren, mij toch ervan heb onthouden illusies te wekken. Daarvoor is het nog te vroeg. Zuster Anna is nog niet de torentrappen afgestormd. Maar een voorjaarswind is onder het woord van Dr. Colijn geslagen, en draagt het speelsch omhoog, waar het ver zichtbaar is, tot opbeuring voor allen, die dreigen te versagen. IN ENGELAND VRAAGT MEN ZICH AF OF RIBBENTROP, die zich nu heeft opgemaakt om bij het Foreign Office Duitschland's koloniale eischen aan hangig te maken, zich er eigenlijk wol van bewust is, dat zijn missie al zeer weinig opportuun is. Minister Eden is met vacantie gegaan. Lor'! H al i fax staat nu Ribbentrop te woord. Zonder twi'fel is het voor den secretaris gemakkelijker dan voor den chef, om te zeggen dat hij van het medegedeelde goede nota zal nemen maar intusschen zoo vrij is om op te merken, dat het op dit oogenblik weinig zin heef t een aangelegenheid als de onderhavige te behan delen. Het is een oude Engelsche politieke traditie om nooit rauwelijks van eenig voorstel te zeggen, dat het niet voor consideratie in aanmerking komt. Dat is ook zoo in de parlementaire politiek. In het parlement wordt een wetsvoorstel, waar de meerder heid niet aan wil, nooit afgestemd maar opgeborgen en tot later aangehouden"..Het gaat >_r dus maar om de politieke taal te verstaan. En dat kan slechts hij die weet hoe het Britsche volk leeft en denkt. Is Joachim Ribbentrop daarvan op de hoogte? Het is uitgelekt dat deze Duitsche gezant aan het Hof van Sint James te voren kennis had genomen van de rede die Hitler op 31 Januari gehouden heeft althans van den oorspronkelijken tekst waarvan Hitler allicht in het vuur van zijn woorden hier en daar iets is afgeweken. Deze tekst zou door Ribben trop uitdrukkelijk zijn goedgekeurJ En toch zal ieder insider terstond toegeven dat, ware deze rede opgesteld met het doel de Britsche publieke opinie tegen Duitschland's verlangens in te nemen, dit moeilijk nog effectiever in de hand gewerkt had kunnen worden. Men begreep na d^e rede immers te Londen dat geen Europeesche overeenstemming, in deze constellatie, mogelijk was. Hoe had Ribbentrop zich zoo kunnen vergissen? Maar het was niet zijn eenige vergissing, zelfs niet zijn eerste. (Dat was immers dat hij, Duitsch am bassadeur te Londen, het was d<> het DuitschJapansche verdrag tegen Rusland teekende ! Om nog te zwijgen over de schoolmeesterachtige op merkingen die hij zich veroorloofd had ten aanzien van de bezetting van de Britsche ambassade te Berlijn.) Zijn laatste vergissing was een fout ? tegen etiquette en decorum, toen hij officieel aan George VI werd voorgesteld en den koning den Hitlergroet bracht. Daarmee heeft "<ibbentrop zich te Londen min of meer belachelijk gemaakt. Van politiek belang is deze faux pas natuurlijk niet. Het is slechts een symptoom. Een gevolg van de Duitsche koloniale propaganda is intusschen dat de uiterst-rechlsche componente in het complex der Engelsche publieke opinie, die stemmen die tot uiting komen in de bladen van Rothermere en Beaverbrook, in Daily Mail en Even ing Standard, zich nu scharen achter het regeeringskamp. Deze tories waren vroeger wel toegankelijk voor Duitsche sympathieën. Maar van hen te verwachten, dat zij zullen pleiten voorvrijwilligen afstand van Britsen grondgebied is een dwaasheid. Wij zien daaj dan ook het felste verzet. NA DEN VAL VAN MALAGA ZIET HET ER PLOTSEling voor de Spaansche re^eering heel wat minder rooskleurig uit. Ook Madrid heeft het weer hard te verantwoorden. Deze plotselinge verbete ring in de posities van de opstandelingen schijnt, behalve aan betere weers-omsfandigheden die uitteraard steeds voor de aanvallende partij een voordeel vormen, aan twee omstandigheden toege schreven te moeten worden. En wel primo aan nieu we oneenigheden in het legerbevel «n in de politieke leiding aan de zijde van het regeer mgskamp en secundo aan een laatste flinke Italiaansche hulp in manschappen, geleverd aan generaal Queipo de Llano. Men vraagt zich af: waarom? Juist nu schijnt de Londensche non-interventie commissie tot tastbare resultaten te zullen komen. Men zou het eens zijn geworden over maatregelen die een werkelijk afdoende controle tegen het zenden van vrijwilligers" zouden kunnen waarborgen. Maar men moet ook bedenken dat Mussolini zelfs nu hij door Engeland's vermaningen heeft moeten voelen dat er voor hem geen winst of belooning op het Iberische schiereiland of in .deszelfs naaste omgeving te behalen viel eigenlijk niet goed terug kan. Hij zal Franco, wiens regeering hij erkend heeft, nu gratis" moeten helpen. Tenminste, zoolang Franco nog kans van slagen heeft. In Italië, dat is duidelijk, is Muss; ani's prestige er bij in 't spel. En dat is wel een offer waard. l De Spaansche burgeroorlog heeft indirect aan leiding gegeven tot tumulten in de Belgische Kamer. PAG. 3 DE GROENE No. 3115 Juist in den tijd dat er door de vermoording van De Borchgrave wrijving was gerezen tusschen het Belgische departement van buitenlandsche zaken en de Spaansche regeering, maakte Kamiel Huysmans een korte reis naar Spanje. Hij heeft zijn sympathie voor het Regeeringskamp niet onder stoelen of banken gestoken. Of dit van den Belgi schen Kamerpresident op dit oogenblik wel van diplomatiek inzicht getuigde, is de vraag. Maar hieraan een rechtvaardiging te ontleenen voor de herrie die Rexisten en Vlaamsch-nationalen meen den te mogen maken dat gaat toch al te ver ! ORDENING IS IN THEORIE EN PRACTIJK NOG steeds een allesbehalve gemakkelijk vraag stuk. Hoezeer men ook blijkens de stemming in de Kamer over dit onderwerp in de Grondwet beseft, slechts op de liberalen en Kersten's volge lingen na, dat de staat op dit punt bevoegdheden moet hebben om al te groote maatschappelijke calamiteiten ten gevolge van ongebreidelde con currentie te voorkomen, mr. Goseling toonde zich nog niet bepaald een Thorbecke (die met enkele duidelijke formuleeringen de grenzen en begin selen eener wetgeving afbakende) toen hij de ook reeds weinig fraaie ontwerpen van de staats commissie trachtte uit te breiden en te vennlmaken. Vele wijzigingen, en wijzigingen van wijzi gingen heeft hij in zijn voorstellen aangebracht, en toch was het resultaat zoo weinig duidelijk, dat de meeste met de ordeningsgedachte sympathiseerenden het toch maar veiliger vonden tegen te stemmen en minister de Wilde's tekst bleven ver kiezen, die wel minder hoog greep, maar in de practijk evenveel bevoegdheden zal geven als de voorstellen van mr. Goseling. Nog moeilijker dan ordening als theorie blijkt echter soms de ordening als practijk. Bij de steenbakkerijen verzet zich een . zeer groote minderheid tegen de ordening, door een zeer kleine meerderheid onder leiding van oud minister Steenberghe voorgesteld en minister Gelissen weigert de overeenkomst der meerderheid ver bindend te verklaren, indien zij niet gepaard gaat met een grondige saneering van dezen bedrijfstak, die op een veel te groote productie is ingesteld en waar tal van ondernemingen' met verouderde en on economische methoden werken. De ondernemers overeenkomsten der bakkers in Rotterdam en Amsterdam weigert dezelfde minister verbindend te verklaren, omdat hij van een minimumprijs regeling geen heil verwacht; veel gemakkelijker acht hij het doel, het geheele bedrijf niet meer met verlies te doen werken, te bereiken zijn met behulp der vestigingswet, die binnenkort wel door de Eerste Kamer moet worden aangenomen. In afwachting daarvan heeft deze bewindsman zich op ietwat wonderlijke wijze tijdelijk beholpen met bepalingen uit de landbouwcrisiswet. HET LAATSTE ONTWERP DER GRONDWET VORMT een merkwaardig mengelmoesje van belang rijke en onbelangrijke bepalingen: de beperking der parlementaire onschendbaarheid, de uitsluiting ook ? van politieke misdadigers van de verkiesbaarheid, het instituut van staatssecretarissen, waarvoor' een amendement-Goseling terecht een weg ge baand heeft, de mobilisatiebepalingen en de naamsverandering van Curacao enz. enz. Wanneer al deze onderwerpen gezamenlijk in stemming worden gebracht, zooals minister de Wilde meende te moeten blijven volhouden, dan is er natuurlijk kans dat een aantal tegenstanders van d i twee eerst genoemde onderwerpen hun verzet opgeven om de overige onderwerpen niet in gevaar te brengen. Doch het is ook mogelijk dat hun afkeer van die bepalingen zwaarder weegt dan de winst der andere ontwerpen. De methode die de minister hiertoepast heeft men een hazardspel genoemd, iets wat een antirevolutionair bijzonder pijnlijk moet treffen; beter is misschien nog de vergelijking met een twee dehands koopman, die alleen van enkele gewenschte artikelen afstand wil doen, als men er eenige monstruositeiten bij op den koop toe neemt. Maar hoe dit zij, hij heeft den aandrang van de geheele linkerzijde in dezen weerstaan met weinig grondige argumen ten. Dat betrekkelijk kleine redactioneele wijzi gingen vier"weken in beslag zoudenjnoeten nemen is nauwelijks aanvaardbaar. : 4 chompaqnc kruq (TT\ m ~3 '* C~ ' ' ?* \rLMncsen ZLooa-l_}rorunqcrL *7E" KM \1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl