Historisch Archief 1877-1940
TEI
l":
? i»t
t ?'-'?J\
DE GROENE AMSTERDAMMER
in 1877 ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR NEDERLANDQ 6ie laargang NoTïTs
Redactie: Mr. M. K A N N, TH. M O U S S A U LT,
Dr. P. H. RITTER Jr.. Mr. N. J. C. M. KAPPEYNE
VAN DE COPPELLO en Mr. R. H. DIJKSTRA
Red. en admlnistr.: Keizersgracht 355. A?terd^
Telefoon 37964 - Postglro 72880 - Gem. giro G 000
De Abonnementsprijs bedraagt f 10.- P«r jaar.
VAN DE COPPELLO en nr. i\. n. ~v ... ,
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang worden opgezegd.
HET SPROOKJE VAN OSLO
Dr. M. van Blankenstein
ER is een aardsch Oslo, hoofdstad van Noor
wegen; en er is een ideëel Oslo, geboorte.
plaats van den politieken term Oslo-staten.
Zooals er een aardsch en een ideëel Genève is, en
een aardsch en een ideëel den Haag. De gelijkenis
gaat echter niet heelemaal op. Het ideëele Genève
heeft nog trekken van realiteit. Die realiteit kan
men bijv. op het oogenblik aflezen van den koers
van de Italiaansche Ure. Die was zonder Genève
misschien aanzienlijk hooger geweest. Het zelfde
kan men van het ideëele Den Haag zeggen. Dat
zullen alle staten beamen, die wel eens voor het
Internationale Hof een proces gewonnen of verloren
hebben. Maar in Oslo is nog nooit realiteit geweest.
De constructie zelf, ijl als zij was, heeft nog nimmer
iets opgebracht. Als men te Genève van een bijeen
komst der Oslostaten spreekt, dan doet men dat
gemakshalve. Want die bijeenkomst is dan volstrekt
niet het gevolg van het feit, dat die staten eens te
Oslo een protocol hebben geteekend. Zij hebben
integendeel, dit laatste gedaan om dezelfde reden,
waarom zij te Genève menigmaal besprekingen
houden: Zij hooren tot een zelfde kategorie, zij zijn
van dezelfde onafhankelijkheid tegenover de groote
mogendheden en groepformaties in Europa. In
ieder geval hebben zij sen gelijk verlangen naar die
onafhankelijkheid. Zij kunnen van nature goed met
elkaar opschieten, hebben van nature over een
groot aantal politieke gebeurtenissen overeenkom
stige opvattingen, en ten opzichte van die gebeur
tenissen, vrijwel gelijke of niet te ongelijke belangen.
Van hetgeen zij inderdaad te Oslo besproken en
geteekend hebben, hebben zij toen nog wel
practische verwachtingen gehad. Daar is niets van terecht
gekomen. De tijden maakten alles onmogelijk. Maar
een naam is gebleven, omdat hij zoo gemakkelijk
tot uitdrukking bracht wat anders moeizaam moest
omschreven worden. Die naam voldeed. Hij was
als een algebraïsche formule. Zij heeft voor groote
dingen nog geen toepassing gevonden. Maar zij
krijgt nog haar beurt. Wij hebben onze hoop op
het ideëele Oslo nog niet verloren.
Dit optimisme is niet ons geestelijk eigendom.
Dr. H. Colijn, onze premier, is in deze dagen de
eerste verkondiger ervan geweest. En wat hij zegt
heeft groote kracht. Zelfs als het nog geen inhoud
heeft; tenminste geen voor ons zichtbaren inhoud.
Hij heeft de naam Oslo-staten onlangs uitgesproken
als een woord van groote, oeconomische belofte, als
een soort oeconomische heilboodschap, die de harten
reeds verhief, op haar verkondiging alleen al. Men
zag nog niets van materialisatie van het woord/
maar had vertrouwen in den spreker. Naar het
weldra bleek, niet zonder reden. Want het geluk
droeg het woord door de wereld; en naast het geluk
deed dit het aanzien van den man, die het had
uitgesproken.
Allerlei verschijnselen vertoonden zich daarna
in de wereld, die uit dit woord geboren leken. Zij
waren het in werkelijkheid niet, maar zij kregen
door het woord verhoogde glans. Eerst was er de
reis van de beide Nederlandsche ministers door de
landen der noordelijke Osloïeten. Die. reis kreeg
groote beteekenis, doordat zij in de. wereld met het
woord van Colijn in verband werd gebracht. Dat
verband was slechts toevallig. De reis was reeds
bepaald, voor het woord zich nog gevormd had
achter de omheining der tanden van onzen minister
president. Niet vaak volgen de oogen der wereld
met zooveel verwachting de reis van twee Neder
landsche ministers, als in dit geval. De glorie van
het woord verlichtte hun pad; deze glorie meer dan
hoop en verwachting dat deden l
De verwachtingen konden slechts zeer beschei
den zijn. Men oordeele: In 1936 hadden wij uit alle
vier deze lauden bij elkaar 3.52 pet. van onzen
heelen invoer betrokken, nog geen derde van het
geen Belgiëalleen ons geleverd had. In 1935 hadden
wij naar die vier landen 5.82 pCt. uitgevoerd van
onzen heelen export, slechts de helft van hetgeen
Belgiëallén in ons land had gekocht. De vooruit
zichten waren niet bijster gunstig. Wat kan op zoo
smallen grondslag, en bij de handelspolitiek van
Noorwegen en Zweden, die deze landen uit agrari
sche overwegingen niet licht zullen loslaten, en
verder bij de .monetaire moeilijkheden van Dene
marken, worden opgebouwd? Men zou zeggen,
dat deze ministerieele visschers naar afzet hun
netten in meerbelovend vischwater hadden kunnen
uitwerpen. De glorieus bemande expeditie, die uiter
lijke eer rijkelijk te beurt viel, had dan ook een
weinig omvangrijk zakelijk succes. Terwijl de
ministers in de noordelijke hoofdsteden nieuwe
flonkerende draden voegden bij reeds hechte
banden van vriendschap, bestudeerden de hen ver
gezellende deskundigen met ijver, te samen met
de inheemsche deskundigen, de mogelijkheden die
het stelsel van contingenten en andere invoer
beperkingen nog bood. Men blaakte van
wederzijdsche welwillendheid, maar ieder weet wat het
zeggen wil, dons in te zamelen op een kikker. De
oogst was zeer mager, juist groot genoeg om het
troostwoord te. rechtvaardigen, dat men ook het
kleine niet versmaden mag. Maar, zooals gezegd, de
glorie van het woord van Oslo maakte goed, wat in
het materiëele mocht hebben teleurgesteld. Het
publiek in de wereld vereenigde woord en reis, die
zonder elkaar misschien schriel geleken zouden
hebben. ?
DE NIEUWE BROCHES
~"-,f. . ...-? ?? 3O
HET woord hechtte zich aan e?n tweede reis,
veel glorieuser nog ??wij moeten dat, ondanks
allen nationalen trots, erkennen dan die onzer
ministers. Koning Gustaaf van Zweden ging te
Brussel op bezoek. Bezoek, gedrenkt in menschelijke
genegenheid en menschelijken weemoed. Het was
lang te voren vastgesteld natuurlijk. Sandler, de
Zweedsche minister van Buitenlandsche Zaken,
vergezelde zijn koning. Ook weer volgens een oude
afspraak met Mr. van Zeeland. Een uitnoodiging
had hij ook, nu hij toch in de buurt zou komen,
van Jhr. de Graeff. Die was uit dezelfde dagen als
de afspraak met den Belgischen premier. Weer zag
de wereld een reis in het licht van het woord van
Dr. Colijn. Dit woord droeg de reis, de reis droeg
het woord. Deze reis scheen de substantie nog meer
te verdichten, die gevormd was uit het woord, en
uit den tocht onzer ministers. De koning en zijn
minister waren zich bewust in welk licht zij zich be
wogen. Men hoorde het uit de toespraken, welke
koning Gustaaf en koning Leopold wisselden. Men
begreep het uit de gesprekken van Sandler te Brussel
en in den Haag, die onmiskenbaar ten deele tot
oeconomische besprekingen waren geworden, ge
voerd in den geest van Oslo". De, heeren hebben
zeker met hun eigen scepticisme te worstelen gehad»
maar zij hebben niet kunnen afzien van een poging,
om den geest van Oslo te materialiseeren. Onze
regeering noodigde, onmiddellijk na het vertrek van
Sandler, en blijkbaar na zijn instemming daarvoor
verkregen te hebben, uit tot de bijeenkomst in
Den Haag van deskundigen der Oslostaaten, om de
mogelijkheid van een bijeenroepen van een oecono
mische conferentie der Osloieten te onderzoeken.
Men was heel voorzichtig, men moest het -wel zijn.
De mislukte oeconomische conferentie van Londen
in 1933 heeft Onnoemelijk veel schade aangericht.
Een falen van 4e conferentie der Osloieten zou een
vergif van ontmoediging over heel Europa uitblazen.
Eerst dus probeeren. Men moest wat doen en koos
het voorzichtigste. Het was waarschijnlijk meer
dan de ervaringen van de ministerieele expeditie
PAG. 2 DE GROENE NO. )H5
De waarheid achterhaald
INDERTIJD hebben wij een persbericht en
l een artikel van prof. Adolf Keiler geplaatst
over de vervolging der Protestanten in Spanje
door de aanhangers van generaal Franco, waarbij
kerken verwoest en predikanten en onderwijzers
gedood zijn. Volk en Vaderland van 8 Januari
meldt onder het opschrift De waarheid achter
haald" dat prof. Keiler op nadere informatie
bekend had moeten maken, dat nagenoeg alle
gedooden" gezond en in goeden welstand"
waren.
Bij informatie bij prof. Keiler blijkt, dat n,
zegge n van de 13 met name genoemde een als
dood vermelde predikanten, Patricio Gomez, zich
weer bij het Zwitsersche consulaat in Sevilla
heeft aangemeld. De door VoVa genoemde om
politieke redenen gefusilleerde predikant is in
prof. Keller's bericht nooit genoemd.
Wij zijn verheugd onzen lezers het behoud
van dezen man mede te kunnen deelen.
Maar nu moet men toch constateeren, dat
de genoemde waarheid in het artikeltje van
VoVa eer achterwege" is gebleven dan wel
achterhaald"
naaf het Noorden rechtvaardigden. Maar de kracht
van het woord van Oslo, dat zich aan alles scheen
te hechten, en uit alles nieuwe krachten scheen te
putten, was een nieuw element. En men mocht ook
weer op den tijd hopen, die met iedere maand
wellicht de mogelijkheden zou verbeteren.
Het was eigenlijk als een wonderboon, die men
zag ontkiemen en stengel schieten, recht de lucht
in, zonder steun voor zijn klimmen. Maar het geluk,
dat zooveel bemoedigend samentreffen tot stand had
gebracht, dat het woord de versterking van reizen
en redevoeringen, en de reizen de versterking van
het woord en van de daardoor geïnspireerde rede
voeringen had geschonken, zou wellicht ook in den
steun nog voorzien.
DIT alles, uit ijle stoffen en begrippen tot iets
zichtbaars voor de wereld samengevoegd, trok,
gedragen door het woord van Oslo en de goede gunst
van het geluk, nieuwe ontastbaarheden aan.
De gezaghebbendste Engelsche bladen werden i
door het opwekkende verschijnsel van de Osloïtis, '
dat als een tot werkelijkheid verdichtende illusie
door de wereld zweefde, aangetrokken. De Times,
de Manchester Guardian, schreven waardeerende en
aanmoedigende artikelen. Zij zagen alles, wat er
gesproken en gebeurd was. Zij zagen het geheel
niet als iets substantieels, maar meer als een formule
voor iets substantieels, dat van buiten af inhoud
moest krijgen. Maar zij vonden dan ook, dat het
plicht der hunnen was daarin te helpen voorzien.
Engeland en Amerika moesten deelnemen. Zonder
Engeland en Amerika," zoo getuigden zij zeker
. terecht, zagen ook de Osloïeten geen werkelijk <
heil in hun ondernemen." Maar zij waren begonnen
in de heimelijke hoop, dat zij Engeland en Amerika,
en daarmede andere landen zouden kunnen aan
trekken. 'Meer heil van publiciteit kon alles, wat
in naam van het geestelijke Oslo thans met
materiëele bedoelingen geschiedde, ternauwernood
verwachten. Times en Manchester Guardian droegen
het streven der Osloïeten op den sterken adem van
hun hoofdartikel uit over de Angelsaksische wereld.
Is niet dit alles een prachtig samengroeien van
dingen, die nog niet anders dan ijl kunnen zijn,
maar die door een ideëele Fortuna een Fortuna
Coelestis gedragen schijnen te worden naar een
gebied, waar een materiëele Fortuna een Fortuna
terrestris zou kunnen zetelen. Zou kunnen
zetelen....
Wat waren echter al deze gebeurtenissen voor
ons geweest, als het op een gelukkig oogenblik uit
gesproken woord over Oslo van onzen premier ze
niet aaneengeregen en met zijn licht overstraald
had?
TEGEN het einde van deze maand zouden de
deskundigen van de Oslostaaten in den Haag
bijeenkomen. Het heet nu even later te worden.
Wij zullen ons ongeduld moeten onderdrukken.
Deze zelfoverwinning kan beloond worden. Wel
zijn wij nog niet geloovig genoeg om daarom niet
Wat is militaristisch?
MET hoon overlaadt de redactie van de
Trom" de jong-liberalen, die op een artikel
in de N.R.C., dat het Nationaal Jongeren Verbond
als echt liberaal in de lucht had gestoken, rea
geerden met de bewering dat dit N.J.V. alleen
maar een militairistische organisatie was.
Toevallig komt in ditzelfde Februari nummer
een redactioneele repliek voor onder een inge
zonden stuk, dat argumenteert waarom Een
heid door Democratie" de defensie als practisch
politiek vraagstuk naar de politieke partijen
moet verwijzen; in die repliek wordt de stelling
verdedigd, dat de defensie iets moet zijn dat bo
ven alle partijpolitiek verheven is, in tegenstel
ling tot het onderwijs of de droogmaking der
Zuiderzee. Nu spreekt uit deze uitverkiezing
van de defensie boven andere vraagstukken, die
toch waarlijk ook wel de waarde van ons bestaan
als volk raken, de mentaliteit van den
eenzijdigbelangstellende of van den deskundige die zijn
eigen vak als het overheerschend belangrijke
beschouwt. En is deze eenzijdige nadruk op het
militaire niet juist wat het woord militair-i's* i'sch
wil zeggen?
itmmiiiiiiuiuiMuinnii
te haasten; maar wie op den tijd als bondgenoot
hoopt, zal ook tegen overijling gewapend zijn. Wij
kunnen ons die beraadslagingen van deskundigen
levendig voorstellen, in de onwezenlijke sfeer,
waarin tot nogtoe alles zich voltrokken heeft wat
wij hierboven hebben beschreven. De deskundigen
zijn vergaderd in de groote zaal van het sprookjes
kasteel, met hun statistieken, verzamelingen van
verordeningen en bundels gelegenheidswetten voor
zich. Hun somber starend geestesoog ziet voort
durend de bezorgdheid van hun ministerieele chefs,
thuis in de departementen, als maar de gedachte
aan hun agrarisch en industrieel kiezersvolk hun
door het hoofd gaat. De deskundigen weten, dat wat
van hen verlangd wordt is, als water persen uit den
steen. Zij zijn zonder geestdrift.
Maar z.' weten Ook, en dat vervult hen nog met
hoop: Op den torentrans van het kasteel staat hun
zuster Anna, die zij daar gezet hebben om uit te
kijken naar de komst van het wonder, dat toch niet
eeuwig kan uitblijven, en dat misschien door hun
bijeenkomst wordt aangelokt. Wellicht is er ook
een radio in de zaal. Maar hoe het zij, hun hoop,
en een klein beetje toch ook hun verwachting, zijn
op dat wonder gevestigd. Vanwaar zal het komen ?
Zal de tijd, die zoo langzaam, maar soms ook zoo
snel kan werken, het voor hen hebben gewrocht?
Komt het misschien, als n Angelsaksische
St. Ni colaas, van over de zee, gelijk de Times en de
Manchester Guardian het ons zoo menschlievend
helpen wenschèn ?
Als het uitblijft kan het ongezellig worden in die
zaal. Maar waarom onmiddellijk het ergste p^loofd ?
Komt het wonder, dan komt de conferentie,
misschien een veel grootere conferentie dan die der
Osloïeten. Maar het woord van Oslo zal die hebben
opgeroepen, zijn komst hebben vervroegd.
DE redactie van De Groene Amsterdammer had
mij gevraagd te schrijven over hetgeen zich in
de atmosfeer onder den naam van Oslo beweegt.
Tendeele leek het een taak als matten vlechten uit
zonnestralen: een hartverheffende, maar weinig
tastbaar product opleverende bezigheid. Maar waar
zijn de grenzen van het stoffelijke en het onstoffelijke ?
Wij weten dat er geen wonderen meer bestaan;
niet in de oude, rationalistische beteekenis van het
woord; maar in dezen zin, dat wij niet meer het
recht hebben ons nog over iets werkelijk te verbazen.
Het geluk, dat op het oogenbik zoo ijverig aan den
slag schijnt, is bovendien een smid, die nooit moeite
heeft met zijn grondstoffen, ook waar die geheel
schenen te ontbreken.
Maar met dat al zal de lezer mij toegeven, dat ik,
bij alle bewondering en vreugde over hetgeen ik in
deze dagen zie probeeren en gebeuren, mij toch
ervan heb onthouden illusies te wekken. Daarvoor
is het nog te vroeg. Zuster Anna is nog niet de
torentrappen afgestormd. Maar een voorjaarswind
is onder het woord van Dr. Colijn geslagen, en draagt
het speelsch omhoog, waar het ver zichtbaar is, tot
opbeuring voor allen, die dreigen te versagen.
IN ENGELAND VRAAGT MEN ZICH AF OF RIBBENTROP,
die zich nu heeft opgemaakt om bij het Foreign
Office Duitschland's koloniale eischen aan
hangig te maken, zich er eigenlijk wol van bewust is,
dat zijn missie al zeer weinig opportuun is. Minister
Eden is met vacantie gegaan. Lor'! H al i fax staat
nu Ribbentrop te woord. Zonder twi'fel is het voor
den secretaris gemakkelijker dan voor den chef,
om te zeggen dat hij van het medegedeelde goede
nota zal nemen maar intusschen zoo vrij is om op
te merken, dat het op dit oogenblik weinig zin heef t
een aangelegenheid als de onderhavige te behan
delen. Het is een oude Engelsche politieke traditie
om nooit rauwelijks van eenig voorstel te zeggen,
dat het niet voor consideratie in aanmerking komt.
Dat is ook zoo in de parlementaire politiek. In het
parlement wordt een wetsvoorstel, waar de meerder
heid niet aan wil, nooit afgestemd maar opgeborgen
en tot later aangehouden"..Het gaat >_r dus maar om
de politieke taal te verstaan. En dat kan slechts hij
die weet hoe het Britsche volk leeft en denkt. Is
Joachim Ribbentrop daarvan op de hoogte? Het
is uitgelekt dat deze Duitsche gezant aan het Hof
van Sint James te voren kennis had genomen van
de rede die Hitler op 31 Januari gehouden heeft
althans van den oorspronkelijken tekst waarvan
Hitler allicht in het vuur van zijn woorden hier en
daar iets is afgeweken. Deze tekst zou door Ribben
trop uitdrukkelijk zijn goedgekeurJ En toch zal
ieder insider terstond toegeven dat, ware deze rede
opgesteld met het doel de Britsche publieke opinie
tegen Duitschland's verlangens in te nemen, dit
moeilijk nog effectiever in de hand gewerkt had
kunnen worden. Men begreep na d^e rede immers
te Londen dat geen Europeesche overeenstemming,
in deze constellatie, mogelijk was.
Hoe had Ribbentrop zich zoo kunnen vergissen?
Maar het was niet zijn eenige vergissing, zelfs niet
zijn eerste. (Dat was immers dat hij, Duitsch am
bassadeur te Londen, het was d<> het
DuitschJapansche verdrag tegen Rusland teekende ! Om
nog te zwijgen over de schoolmeesterachtige op
merkingen die hij zich veroorloofd had ten aanzien
van de bezetting van de Britsche ambassade te
Berlijn.) Zijn laatste vergissing was een fout
? tegen etiquette en decorum, toen hij officieel aan
George VI werd voorgesteld en den koning den
Hitlergroet bracht. Daarmee heeft "<ibbentrop zich
te Londen min of meer belachelijk gemaakt. Van
politiek belang is deze faux pas natuurlijk niet.
Het is slechts een symptoom.
Een gevolg van de Duitsche koloniale propaganda
is intusschen dat de uiterst-rechlsche componente
in het complex der Engelsche publieke opinie, die
stemmen die tot uiting komen in de bladen van
Rothermere en Beaverbrook, in Daily Mail en
Even ing Standard, zich nu scharen achter het
regeeringskamp. Deze tories waren vroeger wel
toegankelijk voor Duitsche sympathieën. Maar van
hen te verwachten, dat zij zullen pleiten
voorvrijwilligen afstand van Britsen grondgebied is een
dwaasheid. Wij zien daaj dan ook het felste verzet.
NA DEN VAL VAN MALAGA ZIET HET ER
PLOTSEling voor de Spaansche re^eering heel wat
minder rooskleurig uit. Ook Madrid heeft het weer
hard te verantwoorden. Deze plotselinge verbete
ring in de posities van de opstandelingen schijnt,
behalve aan betere weers-omsfandigheden die
uitteraard steeds voor de aanvallende partij een
voordeel vormen, aan twee omstandigheden toege
schreven te moeten worden. En wel primo aan nieu
we oneenigheden in het legerbevel «n in de politieke
leiding aan de zijde van het regeer mgskamp en
secundo aan een laatste flinke Italiaansche hulp in
manschappen, geleverd aan generaal Queipo de
Llano. Men vraagt zich af: waarom? Juist nu
schijnt de Londensche non-interventie commissie
tot tastbare resultaten te zullen komen. Men zou
het eens zijn geworden over maatregelen die een
werkelijk afdoende controle tegen het zenden van
vrijwilligers" zouden kunnen waarborgen. Maar
men moet ook bedenken dat Mussolini zelfs nu
hij door Engeland's vermaningen heeft moeten
voelen dat er voor hem geen winst of belooning op
het Iberische schiereiland of in .deszelfs naaste
omgeving te behalen viel eigenlijk niet goed
terug kan. Hij zal Franco, wiens regeering hij erkend
heeft, nu gratis" moeten helpen. Tenminste,
zoolang Franco nog kans van slagen heeft. In
Italië, dat is duidelijk, is Muss; ani's prestige er
bij in 't spel. En dat is wel een offer waard.
l De Spaansche burgeroorlog heeft indirect aan
leiding gegeven tot tumulten in de Belgische Kamer.
PAG. 3 DE GROENE No. 3115
Juist in den tijd dat er door de vermoording van De
Borchgrave wrijving was gerezen tusschen het
Belgische departement van buitenlandsche zaken
en de Spaansche regeering, maakte Kamiel
Huysmans een korte reis naar Spanje. Hij heeft zijn
sympathie voor het Regeeringskamp niet onder
stoelen of banken gestoken. Of dit van den Belgi
schen Kamerpresident op dit oogenblik wel van
diplomatiek inzicht getuigde, is de vraag. Maar
hieraan een rechtvaardiging te ontleenen voor de
herrie die Rexisten en Vlaamsch-nationalen meen
den te mogen maken dat gaat toch al te ver !
ORDENING IS IN THEORIE EN PRACTIJK NOG
steeds een allesbehalve gemakkelijk vraag
stuk. Hoezeer men ook blijkens de stemming in
de Kamer over dit onderwerp in de Grondwet
beseft, slechts op de liberalen en Kersten's volge
lingen na, dat de staat op dit punt bevoegdheden
moet hebben om al te groote maatschappelijke
calamiteiten ten gevolge van ongebreidelde con
currentie te voorkomen, mr. Goseling toonde zich
nog niet bepaald een Thorbecke (die met enkele
duidelijke formuleeringen de grenzen en begin
selen eener wetgeving afbakende) toen hij de ook
reeds weinig fraaie ontwerpen van de staats
commissie trachtte uit te breiden en te
vennlmaken. Vele wijzigingen, en wijzigingen van wijzi
gingen heeft hij in zijn voorstellen aangebracht,
en toch was het resultaat zoo weinig duidelijk, dat
de meeste met de ordeningsgedachte
sympathiseerenden het toch maar veiliger vonden tegen te
stemmen en minister de Wilde's tekst bleven ver
kiezen, die wel minder hoog greep, maar in de
practijk evenveel bevoegdheden zal geven als de
voorstellen van mr. Goseling. Nog moeilijker dan
ordening als theorie blijkt echter soms de ordening
als practijk. Bij de steenbakkerijen verzet zich een .
zeer groote minderheid tegen de ordening, door
een zeer kleine meerderheid onder leiding van oud
minister Steenberghe voorgesteld en minister
Gelissen weigert de overeenkomst der meerderheid ver
bindend te verklaren, indien zij niet gepaard gaat
met een grondige saneering van dezen bedrijfstak, die
op een veel te groote productie is ingesteld en waar
tal van ondernemingen' met verouderde en on
economische methoden werken. De ondernemers
overeenkomsten der bakkers in Rotterdam en
Amsterdam weigert dezelfde minister verbindend
te verklaren, omdat hij van een minimumprijs
regeling geen heil verwacht; veel gemakkelijker
acht hij het doel, het geheele bedrijf niet meer met
verlies te doen werken, te bereiken zijn met behulp
der vestigingswet, die binnenkort wel door de Eerste
Kamer moet worden aangenomen. In afwachting
daarvan heeft deze bewindsman zich op ietwat
wonderlijke wijze tijdelijk beholpen met bepalingen
uit de landbouwcrisiswet.
HET LAATSTE ONTWERP DER GRONDWET VORMT
een merkwaardig mengelmoesje van belang
rijke en onbelangrijke bepalingen: de beperking der
parlementaire onschendbaarheid, de uitsluiting ook ?
van politieke misdadigers van de verkiesbaarheid,
het instituut van staatssecretarissen, waarvoor'
een amendement-Goseling terecht een weg ge
baand heeft, de mobilisatiebepalingen en de
naamsverandering van Curacao enz. enz. Wanneer
al deze onderwerpen gezamenlijk in stemming
worden gebracht, zooals minister de Wilde meende
te moeten blijven volhouden, dan is er natuurlijk
kans dat een aantal tegenstanders van d i twee eerst
genoemde onderwerpen hun verzet opgeven om de
overige onderwerpen niet in gevaar te brengen.
Doch het is ook mogelijk dat hun afkeer van die
bepalingen zwaarder weegt dan de winst der andere
ontwerpen. De methode die de minister hiertoepast
heeft men een hazardspel genoemd, iets wat een
antirevolutionair bijzonder pijnlijk moet treffen;
beter is misschien nog de vergelijking met een twee
dehands koopman, die alleen van enkele gewenschte
artikelen afstand wil doen, als men er eenige
monstruositeiten bij op den koop toe neemt. Maar hoe dit
zij, hij heeft den aandrang van de geheele linkerzijde
in dezen weerstaan met weinig grondige argumen
ten. Dat betrekkelijk kleine redactioneele wijzi
gingen vier"weken in beslag zoudenjnoeten nemen
is nauwelijks aanvaardbaar. : 4
chompaqnc kruq
(TT\ m ~3 '* C~ ' ' ?*
\rLMncsen ZLooa-l_}rorunqcrL
*7E"
KM
\1