Historisch Archief 1877-1940
«^^^^iMiÉn»^^ 'W*
t:*
i
HOE BESTEEDT DE ARBEIDER ZIJN VRIJEN TIJD?
EEN argument, dat in de loop
van de geschiedenis steeds weer
tegen iedere werktijdverkorting
en met name tegen de Achturen-Dag v
is ingebracht, luidt: De arbeiders
zullen er niet beter of gelukkiger door
worden; wanneer men hen gedurende
achttien uur per etmaal aan de greep
van het bedrijfsleven onttrekt, zullen
hiervan slechts ontworteling en
leegloperij, vermeerderde dronkenschap,
huiselijke- en burenruzie het gevolg
zijn." Ook thans, nu de 40 uren-week
(echter om meer economische redenen)
aanhangig is gemaakt, kan men van
zulke redeneringen nog een nagalm
vernemen.
Het spreekt vanzelf, dat de socialis
tische beweging zich hier tegenover
niet onbetuigd gelaten heeft. Doch
evenzeer is het duidelijk, dat zij niet
veel anders kon doen, dan naast de
op losse gronden berustende, pessimis
tische verwachtingen, een ander, even
weinig bewijsbaar, optimistisch geluid
te doen horen. In dezen kon alleen de
practijk het beslissende woord spreken.
En de practijk heeft reeds voor een
belangrijk deel beslist. Dat het alcoho
lisme in de laatste vijftien a twintig
jaar is af- in stede van toegenomen,
kunnen wij allen constateren door de
dagelijkse waarneming, en dit wijst
reeds in een hoopvolle richting. Doch
voor verdere conclusies ontbraken tot
nog toe voldoende feitelijke gegevens.
Wij willen niet beweren, dat deze
gegevens thans voor ons liggen. Maar
wel is e: een begin gemaakt met de
verzameling van materiaal. Enige
jaren geleden is door het Instituut voor
Arbeidersontwikkeling een enquête op
gezet naar de besteding van de vrije tijd
door werkende, mannelijke arbeiders,
en in het .voorjaar van 1934 is dit
onderzoek overgenomen en gecomple
teerd door de Maatschappij tot Nut
van het Algemeen. Uitvoerige (téuit
voerige) vragenlijsten zijn uitgezet,
en 621 statistisch bruikbare werden
ingevuld teruggezonden, terwijl daar
naast 226 schema's van vrije tijds
besteding over veertien dagen (?bud
getlijsten") konden worden verwerkt.
Bovendien kwam de enquête-com
missie in het bezit van een aantal
plaatselijke sociogrammen" omtrent
de verhoudingen in de gemeenten
Krommenie, Sint Jacobi-Parochie,
Wier, Stadskanaal, Lopik-Jaarsveld,
en over een woningblok in de Amster
damse Indische buurt. Het spreekt
vanzelf, dat tenslotte ook boeken als
de voortreffelijke dissertatie van Dr.
Heertje, De Diamantbewerkers van
Amsterdam" (1936) en Blonk's oudere
sociografie over Enschedé, Fabrieken
en Mensen" ter dege werden gebruikt.
De statistische verwerking van het
materiaal geschiedde door E. H. Hof
stee, terwijl Dr. A. Blonk en Dr. J. P.
Kruyt de sociologische verhandeling
over een en ander schreven. Hun werk
verscheen als No. 16 in de
Nutsboekerij.
IN hoeverre is het hier verzamelde
materiaal representatief voor de
Nederlandse arbeidersklasse?
Slechts zeer ten dele, en dat is be
grijpelijk genoeg wanneer men bedenkt',
dat dit onderzoek is uitgegaan van een
Instituut, dat zich voornamelijk be
weegt onder de modern georganiseerde
en sociaaldemocratisch-gezinde arbei
ders. Niet minder dan 280 personen
of 45 % was lid van de S.D.A.P.,
terwijl zelfs 421 of 68 % behoorde tot
een vakvereniging, aangesloten bij
het N.V.V. De confessionele arbeiders
behoorden daarentegen tot de
zeldzaamheden.
Voorts zijn deze gegevens voor een
belangrijk deel voortgekomen uit een
zeer geselecteerde kring. Zeker zijn
enkele deelnemers bij het invullen van
hun formulieren door anderen gehol
pen, maar de meesten vonden tijd en
gelegenheid, om dit zelf te doen. Wie
het ontwikkelingspeil van de Neder
landse arbeiders kent, weet, dat zulke
zelfstandige invullers tot de uitzonde
ringen behoren, althans een heel
stuk uitsteken boven de middelmaat.
Bovendien is uit de katholieke provin
cies nagenoeg niets binnengekomen.
Zo zijn dus de cijfers, waartoe het
onderzoek komt, in hoge mate een
zijdig, en naar de culturele" kant
geflatteerd. Toch kunnen ze ons twee
dingen leren. Enerzijds, hoe bedroevend
het er zelfs in deze proletarische elite
Herstellende zieke"
y f ET Nedertandsche openbare en
r?j bedrijfsleven gedraagt zich als
?*? ?*? een herstellende zieke, die zijn
krachten voelt terugkeeren en in een
Pallieter stemming geraakt van op
gewektheid en ondernemingslust* Van
alle kanten komen de plannen op voor
nieuwe ondernemingen, uitbreidingen,
tunnelplannen, boschplannen, bouw
plannen : de rente is nog laag, de loonen
zijn nog aangepast", iedere onderne
ming, iedere openbare instantie wil de
kans waarnemen voor het te laat ts* Bij
een zieke zou men deze verschijnselen
als een teeken van herstel met vreugde
moeten begroeten en den patiënt alteen
wat moeten remmen bij de overmatige
hoeveelheden hooi, die hij voor zijn vork
bestemd heeft.
Maar bij onze maatschappij ligt het
een beetje anders; zij is geen echte zieke;
zij kan over alle grondstoffen naar
hartelust beschikken, zij beschikt ook
over voldoende technische middelen om
alle noodzakelijke tevensbehoeften te
bevredigen. Zij heeft alteen een paar jaar
lang haar levensmogelijkheden niet
willen gebruiken. Zij is op haar bed
gaan liggen en heeft gezegd: Nu ben ik
ziek en kan een deel van mijn lichaam
niet gebruiken." Intusschen heeft zij de
rest van haar lichaam overmatig in
gespannen en afgebeuld. En nu is de
melancholieke bui over en wit zij alle
lichaamsdeelen weer aan het werk
zetten, ook al zijn zij een beetje stijf en
stram geworden. Maar nu komt het
verschil met het menschelijke lichaam. ? ?
juist de hernieuwde ondernemingslust
en winstkansen brengen onvermijdelijk
de rente- en de loonsverhooging mee, die
men nog hoopt voor te zijn. En zoo zal
juist de uitvoering van de meeste plan
nen vallen in een tijd dat alles weer duur
is. En dan komen de nieuwe stroppen
en, wie weet, nieuw pessimisme en een
nieuwe crisis.
Wat zou er een massa leed en zorg
aan ons volk bespaard zijn gebleven en
wat zou onze crisisval veel minder diep
en pijnlijk zijn geweest als de plannen,
die nu klaar worden gemaakt, vier, vijf
jaar geleden gereed hadden gelegen en als
wij toen den moed hadden gehad het
kapitaal te wagen, dat wij thans rustig
wagen, maar dat zoo lang verzekerd,
herverzekerd en ongebruikt moest blijven.
Maar wij hebben alten, mét de geheele
wereld, aan deze ziekte mee.... gedaan.
Ja, gedaan, want het was geen echte
ziekte, maar een ingebeelde.
Ingebeelde zieken moet men niet in
alles toegeven, dan worden zij tot
tyrannen. Als wij dat nu eens tot d
volgende crisis kontten onthouden en onze
eigen levenshouding eens zoo konden
saneeren dat wij tegen deze psychosen
wat meer immuun werden.. ? W. V.
nog steeds uitziet, en hoe weinig
reden er nog is, het arbeidersvraagstuk
als min of meer opgelost" te beschou
wen. En anderzijds zijn er binnen deze
kring enkele verschillen op te merken
tussen bepaalde onder-groeperingen on
derling, zooals b.v. tussen de modern ge
organiseerde partijleden en partijlozen.
Deze eersten, de zgn. dubbel geor
ganiseerden", staan ongetwijfeld cul
tureel hoger dan de alleen in vak
bonden ingeschrevenen, terwijl dezen
op hun beurt staan boven de wilden".
Men merkt dit aan allerlei: aan caf
tegenover schouwburg- of concert
bezoek; aan het zinloze drentelen"
tegenover de, uitstapjes met gezin of
familie; aan het helpen van moeder
de vrouw in de huishouding (hier
tegen blijken de leden der S.D.A.P.
aanmerkelijk minder
mannen-ponteneur te hebben dan de anderen 1);
aan de voor studie uitgetrokken tijd;
aan de uren, die men aan de kinderen
besteedt; aan het luisteren naar klas
sieke radio-muziek; aan de wensen
voor eventuele meerdere vrije tijd; en
tenslotte ook aan het lezen van boeken.
Doch hoe slecht is het met dit
laatste nog gesteld l Niet minder dan
36% van het materiaal gaf op, nimmer
een boek te lezen, ja, zelfs nog 27%
van de dubbel georganiseerden, terwijl
het aantal deelnemers dat nooit naar
de radio luisterde daartegenover n» et
boven de 25% uitkwam! Wij willen
hieruit niet concluderen, dat de radio
het boek verdringt (integendeel: zeer
velen wórden door radio-lezingen tot
de litteratuur gebracht, vooral onder
de arbeiders), maar . wel, dat geen
tak van cultureele beïnvloeding een
zo breed veld bestrijkt als juist de
allermodernste van de aether. Men
stelle hier b.v. tegenover, dat slechts
206 personen of 33 % van het totaal
wel eens een bioscoop bezoekt. Waarbij
dan nog niet vergeten mag worden,
dat een gedeelte van deze gegevens
verzameld werd in een periode, dat de
crisis nog niet zo diep had
doorgevreten als nu.
Zo staat er in dit geschrift zeer
veel, waarmee de sociaal-paedagoog
zijn voordeel kon doen, ook al
zijn de meeste gegevens nog slechts
aanwijzingen. Maar sommige van deze
aanwijzingen bevestigen opmerkelijk
onze eigen ervaringen. Zo blijkt het
intellectuele en culturele
belangstellingspeil (te constateren uit b.v.
studie en luisteren naar klassieke
muziek door de radio) te stijgen met
de grootte van de gemeente totdat
er bij de allergrootste steden weer een
terugval komt. Zelfs het percentage,
dat tot schouwburgbezoek komt, ver
heft zich in gemeenten met meer dan
100.000 inwoners niet boven de 30 %,
terwijl het in plaatsen van 50.000 tot
loo.ooo inwoners tot 33% opliep.
Inderdaad constateren lichamen als
het Instituut voor Arbeidersontwikke
ling, dat het interne leven van de
middelgrote afdelingen dat van de
grootste meestal overtreft. Een derge
lijke overeenstemming van statistiek
en ervaring geeft ons ook meer ver
trouwen in de andere cijfers.
WIJ hebben dit boek met enige
beklemming gelezen. In welk
een cultuur-woestenij leven wij nog,
wanneer wij hier dan de uitkomsten
voor ons hebben van een zeer geselec
teerd arbeiderspubliek I Doch er is
n ding, dat ons telkens weer het ver
trouwen hergeeft, en dat zijn de verge
lijkingen met vroeger tijden.
Uitdrukkelijk constateert de
sociograaf C. van Eden, dat in Krommenie
(overigens een moeilijke, weinig tot
positief werk geneigde gemeente 1) het
gezinsleven thans zeker meer tot zijn
recht komt, dan in de 90-er jaren, toen
JUBILEUMFONDS
Dezer dagen werden wij verrast
mee een zeer verheugend naspel van
ons zestigjarig Jubileum. Ons werd
n.l. namens een groot aantal lezers
van ons blad een jubileumfonds over
handigd, als blijk van waardeering voor
wat De Groene" in de afgeloopen
zestig jaar heeft gedaan en als blijk
van sympathie met zijn huidig streven.
Wij zijn oprecht getroffen over het
aantal der goede gaven uit ruime en
smalle beurs.
. Deze gaven vervullen ons met moed
en dankbaarheid. Moed om te zijner
tijd nog weer eens een dergelijke
onderneming op touw te zetten als
ons jubileum-referendum, want het
fonds is in staat geweest een niet
onaanzienlijk gedeelte van de onkosten
daarvan te dekken, moed ook om op
de gewone wijze voort te gaan en te
streven naar steeds beter wekelijksche
nummers zoowel wat inhoud als
uiterlijk betreft. Dankbaarheid vervult
ons voor zooveel sympathie en
medeleven uit onzen lezerskring.
D/rect/e en Redactie van
De Groene Amsterdammer
daarvan haast geen sprake wa.s" (blz.
34). Schier overal blijkt het caf
bezoek te zijn teruggelopen (met name
Stadskanaal laat zich hieromtrent zeer
positief uit). Terecht kunnen de heren
Blonk en Kruyt dan ook zeggen, dat
de verkorting van de arbeidstijd, alles
samen genomen, een grote zegen is
geweest. De balans", schrijven zij op
blz. 73, blijkt dan door te slaan naar
de kant van de voordelen: meer be
moeiingen van den vader met het kind,
een versterking van de gezinsband,
verminderd alcoholisme, een sterke
uitbreiding van de ontwikkelings
arbeid onder volwassenen, het tot in
de diepste lagen doordringen van de
dagbladpers, de uittocht te voet of per
fiets in de natuur, de sterke uitbreiding
van vele takken van sport, de enorme
uitbreiding van het verenigingsleven".
Dat is het algemene beeld.
Toch zijn er uitzonderingen. Het
komt ons voor, dat er in sommige
arbeiders-milieus een zekere teruggang
te bespeuren is, en wel in die streken
en bedrijven, waar de socialistische
beweging het oudst is, en waar zij dus
cultureel min of meer blijkt te hebben
uitgewerkt". Aanwijzingen in die
richting krijgen wij uit Sint
JacobiParochi in het oude rode Friesland
(blz. 47; uit de kring der diamant
bewerkers (blz. 48/49), en wat betreft
het arbeiderstoneel in Krommenie
(blz. 71): ook deze industriestreek is
immers een oud anarchistisch gebied).
Dit klopt trouwens precies met de
ervaringen van het Instituut, dat noch
aan de Zaan, noch onder de mannen
van Polak, noch in Troelstra's geboor
testreek behoorlijk vaste voet wist te
krijgen. De oude instanties blijven
cultureel werkzaam, maar in een
nieuwe opzet zijn zij moeilijk mee te
krijgen. Men krijgt een indruk van
teren op oude roem".
Correlaties dus genoeg, en pro
blemen te over. Wij staan hier zeker
nog aan het begin van een ontginning;
die belooft de moeite waard te zijn.
Immers, 'hoe weinig weten de meeste
landgenoten nog af van de leefwijze,
de behoeften en het ideaal van hun
eigen volk! Boeken als het hier
besprokene vullen de leemte stellig
niet aan, maar zij doen beseffen, dat
er een leemte is, en reeds dat schijnt
ons belangrijk.
Laat ons eindigen met het uit
spreken van de verwachting, dat men
weldra (ook als een vorm van werk
verschaffing aan jonge intellectuelen)
dit studiewerk zal voortzetten. De
jonge wetenschap der sociale
volkskunde" heeft nieuw materiaal zo
bitter nbdig! Dr. H, BRUGMANS
Lu tour de f o r c e
PRESIDENT Roosevelt is zijn nieuwe bewinds
periode aangevangen met een aantal maat
regelen welker samenhang en consequentie
aantoont, dat hij zijn taak van reorganisator van
het politieke en sociale leven in de Vereenigde
Staten nog niet als geëindigd beschouwt, al. heeft
een nieuwe periode van voorspoed reeds vele
sporen uitgewischt van de economische crisis die
haar dieptepunt had bereikt bij Roosevelts ambts
aanvaarding, juist vier jaar geleden. In dien tijd
heeft de instemming, die zijn bewind vond, ups en
downs gekend.
Hoe de Geschiedenis over hem zal oordeelen
kunnen wij hoogstens gissen misschien zal
hij als een van Amerika's grootste presidenten
worden beschouwd. Zijn tweede ambtstermijn is
hij in ieder geval ingegaan met een o verweid igenden
verkiezingstriomf. Dat ligt nu eenige maanden
achter ons en op dit oogenblik is er weer heel wat
opschudding in de publieke opinie en wordt hij.
de Democraat, weer uitgekreten voor Dictator,
Want wat is het geval? De New-Deal-actie is
indertijd ernstig tegengewerkt door het Hoogge
rechtshof, dat een groot deel van de crisismaat
regelen onwettig verklaarde. Op deze wijze waren
uniforme en effectieve crisismaatregelen echter
niet meer uit te voeren. In Amerika ma g de rech
ter de wet aan de grondwet toetsen. Dat wil
zeggen: wie zich aan een bepaalde rijkswet niet
wil houden, kan probeeren bij den rechter in verzet
te komen en te zeggen dat de verplichtingen, die
de aangevochten wet hem oplegt, in strijd zijn
mee de Grondwet precies zoo als men bij ons
een enghartige of misplaatste
gemeenteraads-verordening kan aanvechten met een beroep op strijd
met de wet.
Om een heel eenvoudig voorbeeld te noemen:
landbouwsteun door middel van beperking van
de verbouwde oppervlakte en schadeloosstelling aan
de producenten uit een fonds dat door accijnzen
(processing-taxes) op de beschermde produc
ten gespijsd werd een eenvoudige methode die
wij ook kennen in den vorm van tarwesteün,
zuivelsteun, enz. ??deze aanvankelijk met veel
succes gebruikte vorm van steun werd door het
Hooggerechtshof onmogelijk gemaakt omdat z.i.
het recht dergelijke maatregelen uit te vaardigen
slechts aan de afzonderlijke Staten behoorde en
de Unie zich slechts had te bemoeien met de.
rijksbelangen, die haar ter regeling waren opgedragen,
zooals defensie, financiën, enz.
Er zou dus op zijn hor gst een geheel versplinterde
crisiswetgeving hebben kunnen bestaan. Maar ook
die zou in de praktijk niet mogelijk zijn geweest
omdat de eene staat belang gehad zou hebben bij
steun aan den maisbouw, de andere bij tarwe
steün, nog een andere bij beperking van de katoen
productie. Tusschen-staatsche invoerbelemmeringen
zouden hiervan het gevolg zijn geweest en er zou
moeilijk iets te vinden zijn dat zoozeer tegen letter
en geest van de Amerikaansche instellingen en be
grippen indruischt als juist dit l Neen, het was
duidelijk dat de tegenstand van het Hooggerechts
hof niet was een hoeden van de grondwet, maar een
zuiver reactionaire tegenwerking, gericht tegen den
New Deal. Een tegenkanting, die zich niet alleen
richtte tegen Roosevelts economische politiek, maar
zich nu bok begon aan te kondigen tegen zijn
sociale politiek.
In de praktijk is die tegenwerking aanvankelijk
niet zoo erg geweest, omdat rechtspraak gelukkig
langzaam werkt, Roosevelts economische maat
regelen, nooit anders dan als tijdelijk bedoeld,
hun effect al hadden gehad en de depressie al
een flink stuk overwonnen was, toen het Hoog
gerechtshof en masse wetten nietig begon te ver
klaren. Dit wekte echter in zeer breede kringen
verzet en het werkte, voor de verkiezingen, propa
gandistisch vóór Roosevelt.
Dat de President in zijn tweede ambtsperiode,
waarin hij het programma wil verwezenlijken dat
hij zich gesteld heeft om den achterstand in te
halen die in de V.S. heerscht op het gebied der
sociale wetgeving, zou trachten de bevoegdheid
van dit lichaam om wetten aan de Grondwet te
toetsen een bevoegdheid, die vrijwel uitsluitend
in Amerika bestaat eenigszins te beknotten,
lag dan ook wel voor de hand.
ROOSEVELT begon echter met iets anders;
met de afschaffing van het spoits-system, met
de afschaffing van het ingewortelde Amerikaansche
gebruik van de baantjes voor de vriendjes".
Wanneer een partij een verkiezingsoverwinning
behaalt, worden eenvoudig alle ambtenaren, die tot
de overwonnen partij behooren, voor zoover zij
tenminste op eenigszins belangrijke plaatsen zitten,
naar huis gestuurd om voor de supporters van den
overwinnaar plaats te maken. Vandaar dat men
bij een présidentswisseling ook vaak nieuwe be
noemingen ziet op de Amerikaansche
gezantschapsposten in den vreemde.
Reeds in 1933 bij zijn ambtsaanvaarding be
trachtte Roosevelt groote gematigdheid in deze
bui t verdeel ing. Misschien omdat er in de debacle
die op het Hoover-bewind gevolgd was zooveel be
langrijker dingen te doen waren; maar hoe het
ook zij hij liet velen op hun plaats. Nu heeft
Roosevelt aangekondigd, dat het met het
spoilssystem voor goed gedaan is. (Het blijft natuurlijk
de vraag of dat ook het geval zal zijn wanneer zijn
administratie misschien eens door een
Republikeinsch bewind opgevolgd zal worden.) Deze ver
klaring is intusschen met groote voldoening opge
nomen. Maar toen kwamen en dat wekte heel
wat minder enthousiasme de mededeelingen dat
er wetsvoorstellen zouden worden ingediend nopens
de wijze van benoeming van het Hooggerechtshof.
Had men aanvankelijk zijn weerzin te kennen
gegeven ten aanzien van de reactionaire tegen
werking van dit hooge lichaam, nu bekroop een
breede massa van politiek niet geheel en al onge
schoolde lieden toch een gevoel van angst en wan
trouwen, dat op deze wijze praktisch een ingrij
pende wijziging der constitutie op handen was, die
er in den vorm van een amendement op de Grond
wet niet zoo gemakkelijk en zeker niet zoo gauw
door zou komen. Daarom heeft Roosevelt de zaak,
onhandig genoeg eenerzijds en anderzijds misschien
wel slim, zóó aangepakt: hij stelt een ingrijpende
wijziging voor van de wet op de rechterlijke orga
nisatie, die hierop neerkomt de organisatie der
lagere rechtbanken buiten beschouwing gelaten
dat er, in plaats van een Supreme Court van negen
leden, een Hooggerechtshof komt van ten hoogste
vijftien leden, waarbij aan ieder lid dat ouder is
dan zeventig jaar een plaatsvervangend lid moet
worden toegevoegd.
Dat klinkt hatelijk. Zooiets als een curator voor
den kindschen maar hooggeleerden rechter. Hierop
zijn dan ook reeds de noodige amendementen in
gediend. O.a. n om royaalweg de Raadsheeren
op hun vijfenzeventigste jaar op hun volle jaar
wedde te pensionneeren.
DE federale hoven, en uitteraard het Supreme
Court, zijn zelden of nooit de objecten geweest
van het spoils-system. Van het Hooggerechtshof was
de onafzetbaarheid der voor het leven benoemde
raadsleden daartoe reeds een waarborg. Af en toe
moest er eens in een vacature voorzien worden;
hoogstens waren er soms twee vacatures kort na
elkaar. Maar dat was nooit genoeg om, met een
staatkundig oogmerk, deze Hooge Raad politiek
,,om" te krijgen. Trouwens, met politiek in den
zin van partij-politiek hield dit lichaam zich niet
bezig. Toch heeft Roosevelt er tegenstand genoeg
van ondervonden. Men dient hierbij in het oog te
houden, dat deze tegenstand een sociaal antago
nisme was, en niet een politieke vooringenomen
heid. Daar kwam nog bij de hooge leeftijd van de
heeren, die het hun wel uitermate moeilijk maakte
in te zien, hoezeer deze crisis bewees dat het eens
en voor altijd gedaan was met het Amerikaansche
ieder-voor-zich-en-God-voor-ons-allen. Een nieuwe
tijd was aangebroken. Die der sociale voorzorgen.
En dat begrepen de oude heeren niet. Nadat zij
de crisis-steunmaatregelen hadden afgewezen, ver
klaarden zij ook de sociale wetten ongeldig.
Roosevelt zou zich over de gederailleerde crisis
wetgeving hebben kunnen heenzetten. Deze maat
regelen hadden hun effect gehad en zij waren
slechts voor een korte periode van reconstructie ge
concipieerd. Maar in zijn programma van sociale
wetgeving kon hij tenslotte geen belemmering
dulden. Toch is het wapen dat hij gesmeed heeft
de aanvulling van het Supreme Court een ge
vaarlijk wapen. Een wapen dat zich tegen hemzelf
kan keeren. Opvolgers van Roosevelt zullen zich
op het precedent beroepen dat hij dit lichaam niet
als onaantastbaar heeft gerespecteerd. Misschien
zal een opvolger bij de wet een lage of zelfs
geheel willekeurige leeftijdsgrens laten vaststellen
een nóg latere opvolger een beperkt aantal
zittingsjaren; met geen ander oogmerk dan om
er eigen partijgenooten in te kunnen brengen.
Het zij nog eens gezegd: Roosevelt is het niet
om partijgenooten te doen. Zijn verwerping van
het spoils-system staat er borg voor dat hij even veel
Republikeinen als Democraten zal benoemen. Maar
hij wil er en dat is mogelijk uit beide kampen,
of uit de partijlooze rechtsgeleerden, jongeren in
hebben, menschen «net sociaal bewustzijn. Niette
min zal het den President moeilijk vallen zich
tegenover een sceptisch nageslacht vrij te pleiten
van partijdigheid, wanneer hij op deze wijze het
Supreme Court om krijgt, al beroept hij zich er
nbg zoo nadrukkelijk op dat hij het juist was, die
het sp'oils-system afschafte. De bewering zoueven
hypocriet klinken als komiek.
Het is jammer dat Roosevelt het niet wil wagen
den koninklijken weg te betreden, die van
herziening der Constitutie. MR. M. KANN
TT &
r1'
\
^
"
'??t
Roberts
ButlT
Brandeis
Van Devanter
Hughes
PAG. 4 DE GROENE Ne. 31 IS
McReynolds
(afwezig)
Een zitting van het Hooggerechtshof der VereenJgde Staten
Sutherland Stone
Cardozo