Historisch Archief 1877-1940
V
t
Letterkundig leven
ROMAN IN TAFREELEN
H. Marsman
D
Antoon Coolen: Be Drie Gebroeders
en T. Dl t mar, Rotterdam)
ORP aan de rivier", was een
wending in Coolen's ontwik
keling. Hij had tevoren in
tergende eentonigheid en voortdurend
onbevredigender over het lot der
menschen in de Peel geschreven en
men had het gevoel, dat hij zich niet
meer zou kunnen vernieuwen; zoo eng
was zijn horizon, zoo versleten zijn
reacties en stijl, zoo armzalig zijn
psychologie, zoo traag en benauwend
zijn verteltrant. Hij zag het leven der
brabantsche boeren, ook wanneer het
op moord en doodslag uitliep, met de
meewarig-sentimenteele blik van een
stadsmensch, die de dupe van zijn
sujetten was, en, hoewel hij in Brabant
geboren en getogen is, deed zelfs zijn
dialect als gekunsteld aan, als gefil
treerd, versneden en verzoet. Coolen's
zachte, liefderijke natuur, bezweek zon
der dat hij het merkte onder den last van
een gegeven dat hij, ondanks zijn her
haalde pogingen, nooit goed doorzien en
gerealiseerd heeft, doordat hij te
zachtzinnig en idyllisch is, te zoet.
Vergelijkt men zijn beste brabanttche
boek Kinderen van ons volk" met
Het wassende water" of ,,De barre
winter van negentig" van Herman de
Man, dan ziet men onmiddellijk hoe
zeer de Man zijn meerdere is, in na
tuurlijkheid, kernachtigheid en scherp
te van blik.
Met Dorp aan de rivier" werd de
Peel, het regionale dialect en de mee
warige zoetelijkheid de rug toegekeerd,
en het werd Coolen's bevrijding. Wel
was hij ook van Tjerk van Taeke nog
duidelijk de dupe, maar er kwam met
dien edelmoedigen sadist, dien
trotschen ijdeltuit, zwier en kleurigheid
in zijn verhaal; en hoewel hij hem
bleek te verafgoden tot in zijn
antipathiekste trekken toe, hoewel zijn
soms ingehouden, soms
onbeheerschtopgetogen bewondering voor den zon
derling een jongensachtige neiging tot
heroworship bewees, het verhaal had
zeer goede stukken, en dat het ten
slotte niet werd wat het had kunnen
worden lag eenvoudig hieraan, dat
Coolen ook Tjerk van Taeke niet
scherp genoeg doorzag. Met kleurige,
romantische anecdoten alleen maakt
men hoogstens een leesbaar boek, goed
voor n winteravond, geen werk dat
de moeite van het herlezen loont. En
van Tjerk van Taeke was iets te maken
geweest, dat, behalve uiterlijke drama
tiek een duurzame innerlijke bewogen
heid en rijkdom bevat.
De Drie Gebroeders" bouwt voort
op het Dorp", hier en daar is het zelfs
een herhaling. Als men twee
onbegrijpelijk-kinderachtige verhalen uitzon
dert, kan men zeggen, dat Coolen
opnieuw een zeer leesbaar boek heeft
geschreven, gelijkmatiger en
beheerschter dan het Dorp", maar in opzet
vlakker. De twee anecdoten die ik be
doel zijn ten eerste de historie van een
schaatsenrijder die zijn schaduw ver
liezen wil en daartoe als een razende
over de meren rijdt (dit is overigens
goed beschreven), in een wak schiet, en
met zoo'n vaart met zijn nek tegen het
ijs suist, dat zijn hoofd eraf gaat
(het ijs is blijkbaar ineens zoo dun en
zoo scherp geworden als een scheer
mes) ; de kop zeilt verder boven het ijs,
de romp eronder, en in een volgend wak
ontmoeten zij elkaar en passen weer
als een bus. Zoo iets heeft misschien
iets boeiends voor kinderen van twaalf,
die Farrar, Verne, Cooper en Aimard
nog niet kennen, maar sinds wanneer
zet men volwassenen dergelijke
kletspraat voor?
De tweede idiotie zit in het verhaal
van Wobbe's bezoek op de bruiloft van
Tjerk. De kolentremmer komt in
schunnige kleeren precies op den dag
van het huwelijk opduiken en brengt
natuurlijk eenige opschudding, ver
legenheid en leedvermaak te weeg.
Friso, de vader, kan niet nalaten
os tentatief te bulderen dat Wobbe van
harte welkom is (kennelijk ook met
het oog op zijn eenigszins ongebruike
lijk costuum), maar er is geen bed voor
Wobbe dien nacht. Tjerk stelt voor
zijn bed met Wobbe te deelen; de
heeren slapen dien nacht echter ieder op
zij van het bed en tegen den morgen
trekt Wobbe Tjerk's bruidegoms klee
ren aan', terwijl Tjerk, die blijkbaar
niets anders heeft, op Wobbe's plunje
beslag legt. In eikaars kleeren brengen
zij den huwelijksdag door, wat tot vele
en fijngevoelde bespiegelingen leidt over
de voornaamheid" der beide broeders,
door of ondanks de kleeren. Ook een
dergelijke zoutelooze en smakelooze
historie, mitsgaders de overpeinzingen
over het thema de kleeren maken den
man" had men gaarne, om het zacht
te zeggen, gemist.
Voor de rest kan men het boek met
genoegen lezen. Coolen's stijl heeft zijn
traagheid verloren, alsmede zijn gewil
de naïveteit; rustig en zwierig beweegt
het verhaal van tafereel naar tafereel;
want het gebeuren ligt voor driekwart
aan déoppervlakte der levens, zonder
dat die oppervlakte iets verhult; een
tocht per slede door de sneeuw, een
maaltijd, een feest.... het wordt alles
goed en aantrekkelijk beschreven,
tegelijk kleurig en muzikaal. Dieper
dringt Coolen door in het lot der ver
wante vrouwen Sjieuwke en Doutje,
maar juist zulke momenten doen
gevoelen wat er ook van deze stof was
te maken geweest.
De Drie Gebroeders" werd door
Wiegersma goed geïllustreerd. Toch
vraagt men zich af of hij zijn volle
talent als illustrator reeds in deze
boeken gegeven heeft. Hij is ten slotte
uit een geheel ander hout gesneden
dan Coolen. Zou hij er niet eens toe
komen een Spaansche schelmenroman
te verluchten, of een boek van Gogol?
Of, om in Holland te blijven, zou het
niveau, de interne dramatische span
ning, de grootschheid en de schurende
friesche koppigheid van een verhaal
van Slauerhoff hem geen gelegenheid
kunnen geven tot den vollen inzet van
zijn persoonlijkheid? Er is eenige over
eenkomst tusschen hen, niet alleen van
karakter, maar ook van verbeelding
en van intuïtieve psychologie.
Fransch provincieleven
Gulllowc : Htatolre* de
briganda (Edltion* E. S. I., Parijs)
MET een begrijpelijken schroom
zullen de bewonderaars van
Guilloux' Le sang noir" zijn
volgend boek hebben afgewacht. Im
mers, dit beteekende in zijn werk reeds
zoo'n geweldige sprong, dat de vraag
of Guilloux zich in de toekomst op
dit peil zou kunnen handhaven, zeker
als gerechtvaardigd beschouwd moest
worden.
Guilloux heeft de ongerusten in zoo
verre een verrassing bezorgd, dat hij
met een boek voor den dag gekomen is,
Over den dichter Poesjkin, die honderd jaar geleden stierf, schreef Mr. Huyts in ons
vorige nummer een belangwekkend artikel. Ter aanvulling daarvan reproduceeren wij
hierboven nop een merkwaardige teekening, kort voor Poesjkins dood vervaardigd. Van
links naar rechts de schrijvers Cneditsj, Zjoekowskij, Poesjkin en Krylow *
dat bijna op geen enkele wijze een ver
gelijking met Le sang noir" toelaat.
Histoires de brigands" is een verza
meling van korte, dikwijls zeer korte
verhalen en indrukken, waarin Guil- '
loux toont ook dit genre op meesterlijke
wijze te beheerschen. Het is een genre,
waaraan bij ons niet bizonder veel
aandacht besteed wordt en eigenlijk
is van onze jongere schrijvers du
Perron's ,, Blocnote, klein formaat'' het
eenige boek, dat men er, althans wat
den vorm betreft, mee kan vergelijken.
Maar terwijl in du Perron's notities
de polemische, men zou bijna zeggen
de polemisch litteraire gesprektoon
overheerscht en dit met een sterk
persoonlijk karakter, munten Guilloux'
aanteekeningen uit door hun objecti
viteit, waar niét mee gezegd wil zijn,
dat men Guilloux er niet in terugvindt.
In zijn voorwoord tot deze Histoires"
schrijft Guilloux: Ik heb ze niet ge
zocht, ik heb ze gevonden. Ik zou bijna
kunnen zeggen, dat zij mij hebben ge
vonden,"» Het is .deze objectiviteit, die
er aan herinnert, dat Guilloux evenals
Eugène Dabit uit de geestesrichting
van Guehenno's tijdschrift Europe"
is voortgekomen. Wat Dabit voor
Parijs was, chroniqueur van het
leven, dat men ontmoet zonder er om
te vragen, in de metro, op den boule- ,
vard, in de bistros, is Guilloux in
deze Histoires de brigands" voor het
leven in de provincie. Het is het ge
zicht van Frankrijk in de kleine stad,
dat men in deze bladzijden treft, onop
gesmukt, alledaagsch, zij het dan.
beschreven met Guilloux' bizonder
talent voor het groteske. Het zijn een
voudige menschen die Guilloux be
luisterd heeft en hier aan het woord
laat: een kapper, een vertegenwoordi
ger, een stratenmaker, twee sergeants
in den trein, een boekhandelaar. En
niemand weet misschien beter dan
Guilloux, hoe gemakkelijk gewone
menschen verschrikkelijke dingen zeg
gen en hoe ongewenscht hier iedere
,,opmaak" of verder commentaar zou
zijn. Zoo vindt men in de kortste
notities, b.v. Familieleven": Toen mijn
man gestorven is, hebben wij gedurende
drie dagen feest gevierd"
enin,,Philosoof": ,,....Hij was getrouwd, zijn
vrouw heeft twee kinderen van een
ander gehad. Toen is hij philosoof
geworden".... Voortreffelijk is Een
engel komt voorbij", een episode die
bijna aan de café-scène van Cripure
in Le sang noir" herinnert.
,,....Ik heb slechts van n vrouw
gehouden in mijn leven en dat was de
mijne niet!"
Mijn blik zooals de blikken van de
anderen richtten zich naar den man,
die zoo juist sprak. Hij kon ongeveer
vijftig jaar zijn. Niet mooi, niet leelijk.
Witte haren, een rood gezicht. Hij bette
zich het voorhoofd met zijn zakdoek.
Hij had geen flauw vermoeden van de
blikken, die op hem gevestigd waren
en hij had allerminst het belachelijke
voorkomen van een man, die er be
hagen in schept er naast te staan.
Wanneer hij rood was, dan was dit
door opwinding, door zijn woede, door
zijn smart.
Zijn toehoorder luisterde met een
gegeneerden glimlach. Hij, hij was
zich wel bewust van de stommiteit",
die zijn vriend zoo juist begaan had.
Lafharjtig, met dien verschrikkelijken
glimlach, die verbinding zoekt met de
blikken, waarvan, hij meende, dat zij
spottend waren, verried hij zijn vriend.
De engel had medelijden, zij ging
vlug voorbij. De gesprekken leefden
op. Opmerkelijk, niemand had er aan
gedacht te lachen. Iedereen gevoelde
zich gecompromitteerd".
In het betrappen van deze
oogenblikken toont- Guilloux zich op zijn
best en dat lukte hem in dezen bundel
meermalen. Histoires de brigands"
is een merkwaardig boekje en het
neemt een bizondere plaats in het
werk van Guilloux in.
J. GANS
M*.
»»?'T'. (..*'«"_ ??
AMSTEBD
REMBRANDT te MOSKOU
PA«. ? Dl GROENE No, 311$
HET is niet toevallig, dat het
Staatsmuseum van beeldende
kunsten te Moskou deze winter
een Rembrandt-tentoonstelling heeft
ingericht. Zij past in een doelbewuste
campagne om het realisme in de
Sowjetkunst tot gelding te brengen.
Als men het woord realisme" een
maal heeft neergeschreven, is het
alsof daarmee iets gezegd is. Inderdaad
is dat niet zo. Het woord is eigenlijk
niet meer dan het etiket voor het totaal
van de moeilijkheden, waarvoor de
kunst in de Sowjetunie zich geplaatst
ziet op de kentering tussen twee maat
schappij-orden.
Ook al rekent men het zg. Overgangs
tijdperk thans tot het verleden te
behoren en het tijdperk van het socialis
me ingegaan, daarom kan men nog
niet goed en wel spreken van een socia
listische maatschappij* Het kapita
lisme moge uit de oeconomie des lands
verdreven zijn, met het bewustzijn van
de mensen is dat nog anders gesteld.
Er bestaat nog geen eenheid tussen de
bestaansvoorwaarden en de voorstel
lingen, welke de mens zich op grond
daarvan omtrent zijn bestaan vormt of
gevormd voorhanden heeft hetzij dat
deze voorstellingen conformerend of
kritisch geaard zijn. Zijn voorstellingen
beantwoorden nog voor een telangrijk
gedeelte aan de bestaansvoorwaarden
onder een vorige maatschappij-orde.
Met deze verouderde voorstellingen
staat hij de vorming van nieuwe in de
weg; onder hun invloed dreigen de
nieuwe van stonde af vervormd te
worden. Zij vereisen een voortdurend
kritisch toezicht.
Men zou verwachten, dat de grootste
belemmer ing zat in aan een vorige maat
schappij-orde geconformeerde voor
stellingen. Niets is minder waar.
Het zijn juist de voorstellingen, welke
de voorafgaande maatschappij orde kri
tiseren, die de weg versperren. Te goe
der trouw doen zij zich voor als voor
stellingen, welke aan de nieuwe maat
schappij-orde beantwoorden. Maar in de
meeste gevallen zijn zij juist hopeloos
aan de oude orde verknocht. Als critici
van de oude orde hebben hun dragers
dikwijls tenzeerste meegeholpen om de
bestaansvoorwaarden voor de nieuwe
orde te helpen scheppen, maar Indien
in hun bewustzijn de kritiek op een
vorige maatschappij-orde voltooid was,
dan is het wellicht juist daardoor-on
geschikt om een begin te maken met
de voorstellingen, die aan de nieuwe
orde passen. Vóór alles geldt dit voor
de bewustzijnsuitingen van processen,
die zich in het onder- en onbewuste
voltrekken. Het is vooral de tragedie
.van afzonderlijke kunstenaars en hele
stromingen in de kunst. Ontstaan
onder en door de .voorwaarden van een
vorige maatschappij-orde, hebben zij
zich in hun kritiek daarop uitgeput.
Door hun kritiek hebben zij deze vorige
maatschappij-orde helpen
revolutionneren. Daarom dienen zij zich bij de
nieuwe maatschappij-orde als vormen
van deze aan. Maar tevergeefs.
Als men de modernismen in de
kunst van de laatste kwarteeuw socio
logisch onderzoekt, vindt men ver
vreemding van, skepsis jegens, op
stand tegen de maatschappij-orde,
waarin zij ontstaan zijn, als de laatste
grond van hun vormeigenaardigheden.
Daarom kunnen de ? betrokken kun
stenaars, ook indien zij door hun kunst
aan de ondergang van de ne maat
schappij-orde hebben meegeholpen,
niet onveranderd overlopen naar de
nieuwe. En de verandering van een
kunstenaar is een lang en maar zelden
wel slagend proces, Voorzover hij daarin
niet slaagt, wordt hij formalist", de
eenheid van vorm en inhoud wordt in
hem verbroken. Hij past onder geheel
andere voorwaarden ontstane vormen
zinledig toe. Door zijn autoriteit als
revolutionnair kunstenaar zal hij
jonPAG.J » DE GROENE No, 3115
geren verlokken om hem daarin na te
volgen. Op de verkeerde weg. Wat
schoon" oftewel zinrijk is onder het
kapitalisme hoeft het niet te zijn onder
het socialisme; het wordt.pas schoon,
als het even zin-rijk is en zodra het
onder een andere maatschappij-orde
zin verwerft, wordt wellicht ook de
schoonheid anders.
De tragiek wil, dat een nieuwe maat
schappij-orde, in haar eerst beginnen,
eerder verwantschap voelen zal met
uitdrukkingsvormen, die niet kritisch
maar juist conformerend tegenover de
vorige maatschappij-orde stonden, in
haar aanvangstijd, haar bloeitijden.
De uitdrukkingsvormen, waarin harts
tochtelijk de eenheid met de toenmaals
bestaande maatschappij-orde gezocht
en geopenbaard wordt. Die dan ook
door en door realistisch zijn. Ook de
Sowjetorde zoekt haar realisme. En
misschien omdat er onder deze orde
zoveel meer beredeneerd bewustzijn is
van wat zij wil en waarom zij het wil,
is het zo moeilijk het gewilde te ver
wezenlijken op al die gebieden, welke
onder de heerschappij van het onder
en onbewuste vallen. Het eigen rea
lisme" wil maar langzaam ontstaan.
Het willen belemmert de groei. Er zal
wel eerst een generatie moeten op
komen, in welke de drang sterker is
dan alle willen, voordat er werkelijk
van Sowjetkunst sprake zal zijn,
zoals er ook sprake is van burgerlijke
kunst.
Intussen eigent men zich de wereld
kunst toe, niet in chauvinistische zin,
door ze tot de zijne te verklaren, maar
door de humanistische bewustzijns
verruiming, waardoor zij tot het gees
telijk bezit van de nieuwe maatschappij
orde komt te behoren. Ook deze be
wustzijnsverruiming verloopt niet ide
aal", maar is aan tal van materiële,
beperkende voorwaarden verbonden.
Als er aangedrongen wordt op de ont
ruiming van de zalen van het
Tretjakow-museum te Moskou, waar de
modernistische stromingen van deze
eeuw vertegenwoordigd zijn, en gepleit
wordt voor het eerherstel van een
militair schilder als Weresjtsjagin, is
daarin veel misverstand, Voorbarige
oordelen gaan met slechte smaak ge
paard. Goede smaak en een gezond
oordeel leidden echter tot het besluit
om een Rembrandt-tentoonstelling te
organiseren, waarop vrijwel alles, dat
in de Sowjetunie authentiek van
Rembrandt aanwezig is, bijeen is ge
bracht.
Het realisme van Rembrandt is
het overheersende moment. Van de
eerste schreden van zijn kunstenaars
ontwikkeling af en tot zijn laatste
levensdagen is Rembrandt een princi
pieel en diep consequent realist in de
hoogste en zuiverste betekenis van het
woord gebleven. Dat is het waardoor
zijn kunst voor ons zulk een buiten
gewoon belang heeft," lezen we in de
catalogus van de Moskouse tentoon
stelling. En dit begrip van realisme
wordt nader omschreven: In zijn
streven om de wereld te kennen en uit
te beelden bleef hij voor geen thema's
staan, hoe onbetekenend zij op het
eerste gezicht ook mochten lijken.
En hij wist er meteen datgene in te
vinden, dat ze tot het peil van een
groot verschijnsel verhief. Hij ver
stond het er een bijzondere mense
lijkheid in te vinden, waardoor zij een
geweldige kracht van emotionele wer
king verkregen."
Op zulk een kunstenaar wacht de
Sowjetmaatschappij. Zij wacht op
hem in de schilderkunst, zij verwacht
hem in de muziek, als Stalin zegt,
dat het tijd wordt, dat de Sowjet
maatschappij haar eigen opera-klas
sieken krijgt, zij verwacht hem in de
litteratuur, in de architectuur. En
Rembrandt is van deze verwachting
een symbool. J. VERHAERT
PEREZ
AMSTERDAM
'B-GRAVENILtGB
Elk stuk is zichtbaar geprijsd.
N.V. Cultuur Maatschappij KOERINTJI
gevestigd te PADANQ.
MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL,
krachtens stat tenwljzlging dato 8 Januari 1937, op welke wijziging de goedkeuring
van den Gouverneur-Generaal van Nederlandscn-lndif Is aangevraagd:
/ 6.01O.OOO.?,
(waarvan geplaatst en volgestort f g.iio.OOO.?).
INTRODUCTIE TE AMSTERDAM
van
500 gewone aandeelen aan toonder(recepissen)
elk groot / 1OOO.?,
deel uitmakende van voornoemd geplaatst kapitaal.
Ondergeteekenden berichten, dat zij op
DINSDAG 16 FEBRUARI 1937
500 aandeelen aan toonder elk groot / 1000.?, ten
volle deelende in de winst over het boekjaar 1937 in
bovengenoemde Maatschappij door bemiddeling van de
Heeren BROM & Co. ter beurze van Amsterdam zullen
introduceeren.
De eerste koers van afgifte is bepaald op 112*£ pCt.
en zal gelden voor aanvragen welke op genoemden datum
vóór des middags 12 uur bij Ondergeteekenden schriftelijk
zullen zijn ingediend.
Een bericht betreffende de vennootschap en de voor
waarden der introductie is te hunnen kantore verkrijgbaar,
AMSTERDAM, 11 Februari 1937. PIERSON & Co.
Onder verwijzing naar bovenstaande mededeelingen
berichten Ondergeteekenden, dat zij van DINSDAG
16 FEBRUARI 1937 af ter beurze van Amsterdam
zullen verhandelen
Recepissen van Aandeelen der
N.V. CULTUUR MAATSCHAPPIJ KOERINTJI.
AMSTERDAM, 11 Februari 1937. BROM & Co.
'n belangrijk boek! ? ? ?
INDONESI
De ontwikkeling van de vroegste tijden tot het begin van
de twintigste eeuw door Ir. S. J. RUTGERS en A.H U BER.
Uit de inhoud: Hindoeperiode, de Islamisering, de Verenigde Oost-Indische
Companie,het cultuurstelsel,de vrije" concurrentie, de imperialistische periode.
168 Pagina's 16 Kunstdrukbijlagen Twee landkaarten.
INGENAAID Fl. 1.25 GEBONDEN Fl. 1.75
Te bestellen bij:
UITGEVERIJ PEOASUS", Hcmonystf. 5, A'dam-Z. .?Giro 173127
LOSSE NUMMERS VAN DE GROENE:
het nieuwe nummer 20 cent
nummers ouder dan een .week. . . 30 cent
nummers ouder dan 3 maanden . . 60 cent
(verhoogd met eventueele portokosten)
Wilt U bi) bestelling het verschuldigde bedrag meteen zenden?
Anders kunnen w i) Uw aanvraag niet in behandeling nemen I
DE ADMINISTRATIE
te
\
\
E"
M*l
7M4