De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 13 februari pagina 5

13 februari 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

V t Letterkundig leven ROMAN IN TAFREELEN H. Marsman D Antoon Coolen: Be Drie Gebroeders en T. Dl t mar, Rotterdam) ORP aan de rivier", was een wending in Coolen's ontwik keling. Hij had tevoren in tergende eentonigheid en voortdurend onbevredigender over het lot der menschen in de Peel geschreven en men had het gevoel, dat hij zich niet meer zou kunnen vernieuwen; zoo eng was zijn horizon, zoo versleten zijn reacties en stijl, zoo armzalig zijn psychologie, zoo traag en benauwend zijn verteltrant. Hij zag het leven der brabantsche boeren, ook wanneer het op moord en doodslag uitliep, met de meewarig-sentimenteele blik van een stadsmensch, die de dupe van zijn sujetten was, en, hoewel hij in Brabant geboren en getogen is, deed zelfs zijn dialect als gekunsteld aan, als gefil treerd, versneden en verzoet. Coolen's zachte, liefderijke natuur, bezweek zon der dat hij het merkte onder den last van een gegeven dat hij, ondanks zijn her haalde pogingen, nooit goed doorzien en gerealiseerd heeft, doordat hij te zachtzinnig en idyllisch is, te zoet. Vergelijkt men zijn beste brabanttche boek Kinderen van ons volk" met Het wassende water" of ,,De barre winter van negentig" van Herman de Man, dan ziet men onmiddellijk hoe zeer de Man zijn meerdere is, in na tuurlijkheid, kernachtigheid en scherp te van blik. Met Dorp aan de rivier" werd de Peel, het regionale dialect en de mee warige zoetelijkheid de rug toegekeerd, en het werd Coolen's bevrijding. Wel was hij ook van Tjerk van Taeke nog duidelijk de dupe, maar er kwam met dien edelmoedigen sadist, dien trotschen ijdeltuit, zwier en kleurigheid in zijn verhaal; en hoewel hij hem bleek te verafgoden tot in zijn antipathiekste trekken toe, hoewel zijn soms ingehouden, soms onbeheerschtopgetogen bewondering voor den zon derling een jongensachtige neiging tot heroworship bewees, het verhaal had zeer goede stukken, en dat het ten slotte niet werd wat het had kunnen worden lag eenvoudig hieraan, dat Coolen ook Tjerk van Taeke niet scherp genoeg doorzag. Met kleurige, romantische anecdoten alleen maakt men hoogstens een leesbaar boek, goed voor n winteravond, geen werk dat de moeite van het herlezen loont. En van Tjerk van Taeke was iets te maken geweest, dat, behalve uiterlijke drama tiek een duurzame innerlijke bewogen heid en rijkdom bevat. De Drie Gebroeders" bouwt voort op het Dorp", hier en daar is het zelfs een herhaling. Als men twee onbegrijpelijk-kinderachtige verhalen uitzon dert, kan men zeggen, dat Coolen opnieuw een zeer leesbaar boek heeft geschreven, gelijkmatiger en beheerschter dan het Dorp", maar in opzet vlakker. De twee anecdoten die ik be doel zijn ten eerste de historie van een schaatsenrijder die zijn schaduw ver liezen wil en daartoe als een razende over de meren rijdt (dit is overigens goed beschreven), in een wak schiet, en met zoo'n vaart met zijn nek tegen het ijs suist, dat zijn hoofd eraf gaat (het ijs is blijkbaar ineens zoo dun en zoo scherp geworden als een scheer mes) ; de kop zeilt verder boven het ijs, de romp eronder, en in een volgend wak ontmoeten zij elkaar en passen weer als een bus. Zoo iets heeft misschien iets boeiends voor kinderen van twaalf, die Farrar, Verne, Cooper en Aimard nog niet kennen, maar sinds wanneer zet men volwassenen dergelijke kletspraat voor? De tweede idiotie zit in het verhaal van Wobbe's bezoek op de bruiloft van Tjerk. De kolentremmer komt in schunnige kleeren precies op den dag van het huwelijk opduiken en brengt natuurlijk eenige opschudding, ver legenheid en leedvermaak te weeg. Friso, de vader, kan niet nalaten os tentatief te bulderen dat Wobbe van harte welkom is (kennelijk ook met het oog op zijn eenigszins ongebruike lijk costuum), maar er is geen bed voor Wobbe dien nacht. Tjerk stelt voor zijn bed met Wobbe te deelen; de heeren slapen dien nacht echter ieder op zij van het bed en tegen den morgen trekt Wobbe Tjerk's bruidegoms klee ren aan', terwijl Tjerk, die blijkbaar niets anders heeft, op Wobbe's plunje beslag legt. In eikaars kleeren brengen zij den huwelijksdag door, wat tot vele en fijngevoelde bespiegelingen leidt over de voornaamheid" der beide broeders, door of ondanks de kleeren. Ook een dergelijke zoutelooze en smakelooze historie, mitsgaders de overpeinzingen over het thema de kleeren maken den man" had men gaarne, om het zacht te zeggen, gemist. Voor de rest kan men het boek met genoegen lezen. Coolen's stijl heeft zijn traagheid verloren, alsmede zijn gewil de naïveteit; rustig en zwierig beweegt het verhaal van tafereel naar tafereel; want het gebeuren ligt voor driekwart aan déoppervlakte der levens, zonder dat die oppervlakte iets verhult; een tocht per slede door de sneeuw, een maaltijd, een feest.... het wordt alles goed en aantrekkelijk beschreven, tegelijk kleurig en muzikaal. Dieper dringt Coolen door in het lot der ver wante vrouwen Sjieuwke en Doutje, maar juist zulke momenten doen gevoelen wat er ook van deze stof was te maken geweest. De Drie Gebroeders" werd door Wiegersma goed geïllustreerd. Toch vraagt men zich af of hij zijn volle talent als illustrator reeds in deze boeken gegeven heeft. Hij is ten slotte uit een geheel ander hout gesneden dan Coolen. Zou hij er niet eens toe komen een Spaansche schelmenroman te verluchten, of een boek van Gogol? Of, om in Holland te blijven, zou het niveau, de interne dramatische span ning, de grootschheid en de schurende friesche koppigheid van een verhaal van Slauerhoff hem geen gelegenheid kunnen geven tot den vollen inzet van zijn persoonlijkheid? Er is eenige over eenkomst tusschen hen, niet alleen van karakter, maar ook van verbeelding en van intuïtieve psychologie. Fransch provincieleven Gulllowc : Htatolre* de briganda (Edltion* E. S. I., Parijs) MET een begrijpelijken schroom zullen de bewonderaars van Guilloux' Le sang noir" zijn volgend boek hebben afgewacht. Im mers, dit beteekende in zijn werk reeds zoo'n geweldige sprong, dat de vraag of Guilloux zich in de toekomst op dit peil zou kunnen handhaven, zeker als gerechtvaardigd beschouwd moest worden. Guilloux heeft de ongerusten in zoo verre een verrassing bezorgd, dat hij met een boek voor den dag gekomen is, Over den dichter Poesjkin, die honderd jaar geleden stierf, schreef Mr. Huyts in ons vorige nummer een belangwekkend artikel. Ter aanvulling daarvan reproduceeren wij hierboven nop een merkwaardige teekening, kort voor Poesjkins dood vervaardigd. Van links naar rechts de schrijvers Cneditsj, Zjoekowskij, Poesjkin en Krylow * dat bijna op geen enkele wijze een ver gelijking met Le sang noir" toelaat. Histoires de brigands" is een verza meling van korte, dikwijls zeer korte verhalen en indrukken, waarin Guil- ' loux toont ook dit genre op meesterlijke wijze te beheerschen. Het is een genre, waaraan bij ons niet bizonder veel aandacht besteed wordt en eigenlijk is van onze jongere schrijvers du Perron's ,, Blocnote, klein formaat'' het eenige boek, dat men er, althans wat den vorm betreft, mee kan vergelijken. Maar terwijl in du Perron's notities de polemische, men zou bijna zeggen de polemisch litteraire gesprektoon overheerscht en dit met een sterk persoonlijk karakter, munten Guilloux' aanteekeningen uit door hun objecti viteit, waar niét mee gezegd wil zijn, dat men Guilloux er niet in terugvindt. In zijn voorwoord tot deze Histoires" schrijft Guilloux: Ik heb ze niet ge zocht, ik heb ze gevonden. Ik zou bijna kunnen zeggen, dat zij mij hebben ge vonden,"» Het is .deze objectiviteit, die er aan herinnert, dat Guilloux evenals Eugène Dabit uit de geestesrichting van Guehenno's tijdschrift Europe" is voortgekomen. Wat Dabit voor Parijs was, chroniqueur van het leven, dat men ontmoet zonder er om te vragen, in de metro, op den boule- , vard, in de bistros, is Guilloux in deze Histoires de brigands" voor het leven in de provincie. Het is het ge zicht van Frankrijk in de kleine stad, dat men in deze bladzijden treft, onop gesmukt, alledaagsch, zij het dan. beschreven met Guilloux' bizonder talent voor het groteske. Het zijn een voudige menschen die Guilloux be luisterd heeft en hier aan het woord laat: een kapper, een vertegenwoordi ger, een stratenmaker, twee sergeants in den trein, een boekhandelaar. En niemand weet misschien beter dan Guilloux, hoe gemakkelijk gewone menschen verschrikkelijke dingen zeg gen en hoe ongewenscht hier iedere ,,opmaak" of verder commentaar zou zijn. Zoo vindt men in de kortste notities, b.v. Familieleven": Toen mijn man gestorven is, hebben wij gedurende drie dagen feest gevierd" enin,,Philosoof": ,,....Hij was getrouwd, zijn vrouw heeft twee kinderen van een ander gehad. Toen is hij philosoof geworden".... Voortreffelijk is Een engel komt voorbij", een episode die bijna aan de café-scène van Cripure in Le sang noir" herinnert. ,,....Ik heb slechts van n vrouw gehouden in mijn leven en dat was de mijne niet!" Mijn blik zooals de blikken van de anderen richtten zich naar den man, die zoo juist sprak. Hij kon ongeveer vijftig jaar zijn. Niet mooi, niet leelijk. Witte haren, een rood gezicht. Hij bette zich het voorhoofd met zijn zakdoek. Hij had geen flauw vermoeden van de blikken, die op hem gevestigd waren en hij had allerminst het belachelijke voorkomen van een man, die er be hagen in schept er naast te staan. Wanneer hij rood was, dan was dit door opwinding, door zijn woede, door zijn smart. Zijn toehoorder luisterde met een gegeneerden glimlach. Hij, hij was zich wel bewust van de stommiteit", die zijn vriend zoo juist begaan had. Lafharjtig, met dien verschrikkelijken glimlach, die verbinding zoekt met de blikken, waarvan, hij meende, dat zij spottend waren, verried hij zijn vriend. De engel had medelijden, zij ging vlug voorbij. De gesprekken leefden op. Opmerkelijk, niemand had er aan gedacht te lachen. Iedereen gevoelde zich gecompromitteerd". In het betrappen van deze oogenblikken toont- Guilloux zich op zijn best en dat lukte hem in dezen bundel meermalen. Histoires de brigands" is een merkwaardig boekje en het neemt een bizondere plaats in het werk van Guilloux in. J. GANS M*. »»?'T'. (..*'«"_ ?? AMSTEBD REMBRANDT te MOSKOU PA«. ? Dl GROENE No, 311$ HET is niet toevallig, dat het Staatsmuseum van beeldende kunsten te Moskou deze winter een Rembrandt-tentoonstelling heeft ingericht. Zij past in een doelbewuste campagne om het realisme in de Sowjetkunst tot gelding te brengen. Als men het woord realisme" een maal heeft neergeschreven, is het alsof daarmee iets gezegd is. Inderdaad is dat niet zo. Het woord is eigenlijk niet meer dan het etiket voor het totaal van de moeilijkheden, waarvoor de kunst in de Sowjetunie zich geplaatst ziet op de kentering tussen twee maat schappij-orden. Ook al rekent men het zg. Overgangs tijdperk thans tot het verleden te behoren en het tijdperk van het socialis me ingegaan, daarom kan men nog niet goed en wel spreken van een socia listische maatschappij* Het kapita lisme moge uit de oeconomie des lands verdreven zijn, met het bewustzijn van de mensen is dat nog anders gesteld. Er bestaat nog geen eenheid tussen de bestaansvoorwaarden en de voorstel lingen, welke de mens zich op grond daarvan omtrent zijn bestaan vormt of gevormd voorhanden heeft hetzij dat deze voorstellingen conformerend of kritisch geaard zijn. Zijn voorstellingen beantwoorden nog voor een telangrijk gedeelte aan de bestaansvoorwaarden onder een vorige maatschappij-orde. Met deze verouderde voorstellingen staat hij de vorming van nieuwe in de weg; onder hun invloed dreigen de nieuwe van stonde af vervormd te worden. Zij vereisen een voortdurend kritisch toezicht. Men zou verwachten, dat de grootste belemmer ing zat in aan een vorige maat schappij-orde geconformeerde voor stellingen. Niets is minder waar. Het zijn juist de voorstellingen, welke de voorafgaande maatschappij orde kri tiseren, die de weg versperren. Te goe der trouw doen zij zich voor als voor stellingen, welke aan de nieuwe maat schappij-orde beantwoorden. Maar in de meeste gevallen zijn zij juist hopeloos aan de oude orde verknocht. Als critici van de oude orde hebben hun dragers dikwijls tenzeerste meegeholpen om de bestaansvoorwaarden voor de nieuwe orde te helpen scheppen, maar Indien in hun bewustzijn de kritiek op een vorige maatschappij-orde voltooid was, dan is het wellicht juist daardoor-on geschikt om een begin te maken met de voorstellingen, die aan de nieuwe orde passen. Vóór alles geldt dit voor de bewustzijnsuitingen van processen, die zich in het onder- en onbewuste voltrekken. Het is vooral de tragedie .van afzonderlijke kunstenaars en hele stromingen in de kunst. Ontstaan onder en door de .voorwaarden van een vorige maatschappij-orde, hebben zij zich in hun kritiek daarop uitgeput. Door hun kritiek hebben zij deze vorige maatschappij-orde helpen revolutionneren. Daarom dienen zij zich bij de nieuwe maatschappij-orde als vormen van deze aan. Maar tevergeefs. Als men de modernismen in de kunst van de laatste kwarteeuw socio logisch onderzoekt, vindt men ver vreemding van, skepsis jegens, op stand tegen de maatschappij-orde, waarin zij ontstaan zijn, als de laatste grond van hun vormeigenaardigheden. Daarom kunnen de ? betrokken kun stenaars, ook indien zij door hun kunst aan de ondergang van de ne maat schappij-orde hebben meegeholpen, niet onveranderd overlopen naar de nieuwe. En de verandering van een kunstenaar is een lang en maar zelden wel slagend proces, Voorzover hij daarin niet slaagt, wordt hij formalist", de eenheid van vorm en inhoud wordt in hem verbroken. Hij past onder geheel andere voorwaarden ontstane vormen zinledig toe. Door zijn autoriteit als revolutionnair kunstenaar zal hij jonPAG.J » DE GROENE No, 3115 geren verlokken om hem daarin na te volgen. Op de verkeerde weg. Wat schoon" oftewel zinrijk is onder het kapitalisme hoeft het niet te zijn onder het socialisme; het wordt.pas schoon, als het even zin-rijk is en zodra het onder een andere maatschappij-orde zin verwerft, wordt wellicht ook de schoonheid anders. De tragiek wil, dat een nieuwe maat schappij-orde, in haar eerst beginnen, eerder verwantschap voelen zal met uitdrukkingsvormen, die niet kritisch maar juist conformerend tegenover de vorige maatschappij-orde stonden, in haar aanvangstijd, haar bloeitijden. De uitdrukkingsvormen, waarin harts tochtelijk de eenheid met de toenmaals bestaande maatschappij-orde gezocht en geopenbaard wordt. Die dan ook door en door realistisch zijn. Ook de Sowjetorde zoekt haar realisme. En misschien omdat er onder deze orde zoveel meer beredeneerd bewustzijn is van wat zij wil en waarom zij het wil, is het zo moeilijk het gewilde te ver wezenlijken op al die gebieden, welke onder de heerschappij van het onder en onbewuste vallen. Het eigen rea lisme" wil maar langzaam ontstaan. Het willen belemmert de groei. Er zal wel eerst een generatie moeten op komen, in welke de drang sterker is dan alle willen, voordat er werkelijk van Sowjetkunst sprake zal zijn, zoals er ook sprake is van burgerlijke kunst. Intussen eigent men zich de wereld kunst toe, niet in chauvinistische zin, door ze tot de zijne te verklaren, maar door de humanistische bewustzijns verruiming, waardoor zij tot het gees telijk bezit van de nieuwe maatschappij orde komt te behoren. Ook deze be wustzijnsverruiming verloopt niet ide aal", maar is aan tal van materiële, beperkende voorwaarden verbonden. Als er aangedrongen wordt op de ont ruiming van de zalen van het Tretjakow-museum te Moskou, waar de modernistische stromingen van deze eeuw vertegenwoordigd zijn, en gepleit wordt voor het eerherstel van een militair schilder als Weresjtsjagin, is daarin veel misverstand, Voorbarige oordelen gaan met slechte smaak ge paard. Goede smaak en een gezond oordeel leidden echter tot het besluit om een Rembrandt-tentoonstelling te organiseren, waarop vrijwel alles, dat in de Sowjetunie authentiek van Rembrandt aanwezig is, bijeen is ge bracht. Het realisme van Rembrandt is het overheersende moment. Van de eerste schreden van zijn kunstenaars ontwikkeling af en tot zijn laatste levensdagen is Rembrandt een princi pieel en diep consequent realist in de hoogste en zuiverste betekenis van het woord gebleven. Dat is het waardoor zijn kunst voor ons zulk een buiten gewoon belang heeft," lezen we in de catalogus van de Moskouse tentoon stelling. En dit begrip van realisme wordt nader omschreven: In zijn streven om de wereld te kennen en uit te beelden bleef hij voor geen thema's staan, hoe onbetekenend zij op het eerste gezicht ook mochten lijken. En hij wist er meteen datgene in te vinden, dat ze tot het peil van een groot verschijnsel verhief. Hij ver stond het er een bijzondere mense lijkheid in te vinden, waardoor zij een geweldige kracht van emotionele wer king verkregen." Op zulk een kunstenaar wacht de Sowjetmaatschappij. Zij wacht op hem in de schilderkunst, zij verwacht hem in de muziek, als Stalin zegt, dat het tijd wordt, dat de Sowjet maatschappij haar eigen opera-klas sieken krijgt, zij verwacht hem in de litteratuur, in de architectuur. En Rembrandt is van deze verwachting een symbool. J. VERHAERT PEREZ AMSTERDAM 'B-GRAVENILtGB Elk stuk is zichtbaar geprijsd. N.V. Cultuur Maatschappij KOERINTJI gevestigd te PADANQ. MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL, krachtens stat tenwljzlging dato 8 Januari 1937, op welke wijziging de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal van Nederlandscn-lndif Is aangevraagd: / 6.01O.OOO.?, (waarvan geplaatst en volgestort f g.iio.OOO.?). INTRODUCTIE TE AMSTERDAM van 500 gewone aandeelen aan toonder(recepissen) elk groot / 1OOO.?, deel uitmakende van voornoemd geplaatst kapitaal. Ondergeteekenden berichten, dat zij op DINSDAG 16 FEBRUARI 1937 500 aandeelen aan toonder elk groot / 1000.?, ten volle deelende in de winst over het boekjaar 1937 in bovengenoemde Maatschappij door bemiddeling van de Heeren BROM & Co. ter beurze van Amsterdam zullen introduceeren. De eerste koers van afgifte is bepaald op 112*£ pCt. en zal gelden voor aanvragen welke op genoemden datum vóór des middags 12 uur bij Ondergeteekenden schriftelijk zullen zijn ingediend. Een bericht betreffende de vennootschap en de voor waarden der introductie is te hunnen kantore verkrijgbaar, AMSTERDAM, 11 Februari 1937. PIERSON & Co. Onder verwijzing naar bovenstaande mededeelingen berichten Ondergeteekenden, dat zij van DINSDAG 16 FEBRUARI 1937 af ter beurze van Amsterdam zullen verhandelen Recepissen van Aandeelen der N.V. CULTUUR MAATSCHAPPIJ KOERINTJI. AMSTERDAM, 11 Februari 1937. BROM & Co. 'n belangrijk boek! ? ? ? INDONESI De ontwikkeling van de vroegste tijden tot het begin van de twintigste eeuw door Ir. S. J. RUTGERS en A.H U BER. Uit de inhoud: Hindoeperiode, de Islamisering, de Verenigde Oost-Indische Companie,het cultuurstelsel,de vrije" concurrentie, de imperialistische periode. 168 Pagina's 16 Kunstdrukbijlagen Twee landkaarten. INGENAAID Fl. 1.25 GEBONDEN Fl. 1.75 Te bestellen bij: UITGEVERIJ PEOASUS", Hcmonystf. 5, A'dam-Z. .?Giro 173127 LOSSE NUMMERS VAN DE GROENE: het nieuwe nummer 20 cent nummers ouder dan een .week. . . 30 cent nummers ouder dan 3 maanden . . 60 cent (verhoogd met eventueele portokosten) Wilt U bi) bestelling het verschuldigde bedrag meteen zenden? Anders kunnen w i) Uw aanvraag niet in behandeling nemen I DE ADMINISTRATIE te \ \ E" M*l 7M4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl