De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 20 februari pagina 3

20 februari 1937 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

- v. ;* -|J T Dr. B. D. E. KRAFT sedert AAN scherpe binnenlandsche tegenstellingen en bloedige burgeroorlogen heeft het Spanje na den strijd tegen de Fransche overheersching zeker niet ontbroken. Wanneer de macht der Bourbons in 1814 met Ferdinand VII hersteld is, wordt 's Konings eerste regeeringsdaad de intrekking van de in 1812 ingevoerde grondwet. De groote massa behoorde tot de z.g.n. ,,serviles" d.w.z. tot hen die de absolutistische en conservatieve regeeringspolitiek steunden of althans lijdelijk ondergingen. Verzet tegen het bewind met zijn herstel der inquisitie, koninklijke biechtvaders-camarilla en strenge cen suur kwam echter van de zijde der liberale officieren. Ook het verzet der koloniën, destijds in naam der vrijheid tegen den Franschen usurpator in opstand gekomen, hield stand toen bleek dat Ferdinand de oude uitbuitingspolitiek zijner voorvaderen weer opvatte. Toen de Koning troepen in Cadix scheep wilde doen gaan om de Midden- en Zuid^Amerikaansche opstandelingen op eigen terrein tot de orde te roepen, brak, onder aanvoering van de officieren Riego en Quiroga de gewelddadige oppositie tegen de regeeringspolitiek zich baan. Ferdinand gaf, noodgedwongen, toe, benoemde een liberaal ministerie, hief de inquisitie benevens tallooze kloosters op en confiskeerde 2/3 der kerke lijke goederen. Helaas deden zich weldra groote meeningsverschillen onder de overwinnaars voor, en ging het zoo juist behaald succes weer te loor. Toen in 1822 de verkiezingen voor de Cortez de vooruitstrevende elementen, exaltados" geheeten, op het kussen brachten, kwamen de conser vatieven in daadwerkelijk verzet. De geestelijkheid nam de leiding in de Baskische provincies, die toen de zijde der rechtschen kozen, en vormde het z.g.n. Apostolische leger. Daar beide partijen echter tegen elkaar opwogen, zocht Ferdinand steun in het buitenland. Het congres der groote mogendheden te Veronabesloot tot interventie, waartoe aan Frankrijk opdracht werd gegeven. De hertog van Angoulème marcheerde op Madrid aan, dat door de regeering verlaten werd, met medeneming van den Koning. Cadix, waar het landsbestuur zich in veiligheid had pogen te brengen, moest zich na een beleg van drie maanden overgeven en Ferdinand werd als absoluut heerscher hersteld. SLECHTS tien jaren duurde de rust. In 1833 overleed Ferdinand VII en liet zijn driejarig dochtertje Isa bella II onder régentschap van zijn gemalin Maria Christina als opvolgster na. Heftig verzet van 's Ko nings broeder, Don Carlos, hoofd der absolutistischclericaal gezinde partij, volgde. Gezien de positie van Don Carlos moest Maria Christina haar steun wel bij de liberalen zoeken, die zij, door het verleenen eener gematigde grondwet, voor zich wist te winnen. In 1837 zwichtte de Koningin-regentes na een opstand van de progressisten" voor den drang der radicalere elementen en herstelde de constitutie van 1812. Opnieuw bemoeiden de groote mogendheden zich met de Spaansche kwestie: de Quadruple Alliantie tusschen Engeland, Frankrijk, Maria Christina en Maria da Gloria van Portugal, waar zich een ongeveer gelijke troonstrijd afspeelde, kwam tot stand. Toch werd de strijd hierdoor niet tot een spoedig einde gebracht. De Carlisten, zooals de clericalen, absolutisten, Baskische en Navareesche nationalisten zich noemde, gaven de regeeringstroepen aan dezen guerillaoorlog handen vol werk. In 1837 naderden zij Madrid, doch het gelukte aan Christina's veldheer Espartero hen terug te drijven. Alle Europeesche legitimisten en absolutisten hielpen Don Carlos met graagte aan geld, wapenen en vrijwilligers, doch bij de tegen partij opereerde een Fransch en een Britsch legioen. Eerst na zes jaar begint er kentering te komen. Don Carlos wijkt naar Frankrijk uit, de Basken leg gen het eerst de wapens neer; het volgend jaar de Catalonen. Van rust is .thans echter nog geen sprake. In het zelfde jaar dwingt de tot de progres sisten behoorende Espartero de Koningin-regentes tot abdicatie en benoemt zichzelf in 1841 tot regent. Slechts twee jaar duurde evenwel zijn bewind, daar in '43 de moderados" onder aanvoering van Narvaez den generaals ten val brachten. Hoewel nog slechts dertien jaar oud, werd Isabella thans meer derjarig verklaard, doch de invloed van haar biecht vaders en van haar moeder keerde weer zoodra zij den lang omstreden troon besteeg. Tijdens het bewind van Isabella, die in den beginne op de liberalen had gesteund, steeg de macht en de invloed der reactionnaire clericalen meer en meer. De R. K. godsdienst werd de eenige die in Spanje beleden mocht worden, het onderwijs kwam als van ouds weer geheel in handen der geestelijkheid en haar landbezit nam weer zeer toe: Verzet van liberalen en republikeinen bleef niet uit. In 1854 brak voor de zooveelste maa l een opstand uit onder Espartero en O'Donnel. Een nieuwe liberale con stitutie werd door de Cortez aangenomen en O'Donnel werd premier. Allen verwachtingen sloeg hij echter den bodem in door steeds meer de zijde der clericalen te kiezen. De camarilla-regeering bereikte echter haar hoogtepunt onder zijn opvolger Narvaez, wat in 1868 tot het afzetten van Isabella leidde. Een voorloopige regeering onder Prim wist de Cortez tot herstel der monarchie te doen besluiten, gebaseerd op een zeer liberale grondwet. Na o.a. eerst Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen over een candidatuur gepolst te hebben (hetgeen leidde tot den Fransch-Duitschen oorlog) werd dékroon aan Prins Amadeus, zoon van Victor Emanuel I van Italië, aangeboden. De Carlisten hadden intusschen ook hun aanspraken doen gelden, zoodat Amadeus steun bij de radicalen moest zoeken. Hij ondervond echter niet alleen den felsten tegenstand van de Carlisten, maar ook van de republikeinen \ \ en van de Alfonsisten, die den zoon van Isabella op den troon wenschten. Hij abdiceerde reeds in 1873, waarna de radicale Cortex de Republiek uitriepen; deze werd evenwel lang niet overal erkend, mede tengevolge van een verdeeling in federalisten en unitaristen onder de republikeinen. In 1874 joeg de gouverneur van Madrid, Pavia, de Cortez uiteen en vestigde de militaire dictatuur. Tegelijkertijd wisten de Carlisten hun oude steun punten: de Baskische provincies, Navarre en Cataloniëin opstand te brengen. De clerus, gegriefd door anti-clericale maatregelen, vuurde de boeren aan en de guerilla was weer in vollen gang. De Paus erkende den Carlistischen troonpretendent, doch de meeste Spanjaarden waren van hem afkeerig. Na een pronunciamiento van December 1874 ten gunste van Alfonso, besteeg deze in 1875 den troon, doch pas in het volgend jaar was de Carlistische opstand onderdrukt. Al werd thans door een constitutioneelen monarch geregeerd, toch werden aan de Kerk weer de noodige concessies gedaan om van den Paus erkenning van den nieuwen vorst te verkrijgen. Zoo werd het burgerlijk huwelijk weer afgeschaft, de R. K. godsdienst tot staatsgodsdienst verklaard. Eindelijk was voor Spanje een rustiger tijd aan gebroken. Conservatieve en liberale ministeries volgden elkander regelmatig op. Ook na Alfonso's dood, wanneer de Koningin-douairière MariaChristina, aartshettogin van Oostenrijk, het regent schap voor Alfonso XIII waarneemt, doen zich geen binnenlandsche troebelen voor. In het laatste de cennium der vorige eeuw wordt het algemeen kies recht ingevoerd, doch gezien het feit, dat er nog plm. 60 pCt. der bevolking analphabeet was, komt dit vooral den clericalen ten goede. Alleen in Catalonië, waar handel en industrie was, beteekendc het nieuwe kiesrecht een voordeel voor de repu blikeinen en socialisten. Zijn laatste belangrijke koloniën raakte Spanje in z8o8/'99 kwijt, deels door opstand, deels door den oorlog met de Ver. Staten, deels door verkoop aan Duitschland. Desondanks bleef het in Spanje zelf rustig, zoodat Alfonso XIII in 1902 met een veilig gevoel de staatszaken kon overnemen. Toch was de afkeer van de heerschende Kerk steeds grooter geworden, en waren de binnenlandsche tegenstel lingen verscherpt. De eerste ernstige onlusten van anarchistische zijde van de Carlisten was na 1876 nauwelijks sprake meer , als gevolg van een dure en vrijwel mislukte expeditie in Marokko, deden zich in 1909 in Barcelona voor, waarvan kloosters en kerken het slachtoffer werden. Na demping van dezen opstand werd het bewind iets liberaler. Zooals bekend, bleef Spanje tijdens den wereld oorlog onzijdig: dit was een der redenen van ont stemming onder de rechtschen, die gaarne de Duitsche zijde hadden gekozen, bovendien mislukte, de zeker niet doelbewust gevoerde economische politiek volkomen. In officierskringen werd het ver langen naar den sterken man" met den dag grooter. Wanneer dan bovendien de door Abd el Krim in Marokko ontketende opstand tot een zware nederlaag voor de Spaansche troepen leidt, is het met het geduld van het leger gedaan. Met medeweten van den Koning deed op 23 Sep tember 1923 generaal Primo de Rivera een staats greep en vestigt een militaire dictatuur. De politieke partijen werden lam gelegd, de vakvereenigingen opgeheven. Met behulp van Frankrijk werd de Marokkaansche opstand ten slotte in 1926 gedempt. In dezen tijd begint de dictator de regeering op een eenigszins andere leest te schoeien. Al gelukte het hem den anarchistische stroomingen paal en perk te stellen, op een algeheele sympathie van het Spaansche volk kon hij toch niet bogen. Het meeste verzet werd onder de niet-militaire intellectueelen en industrie-arbeiders aangetroffen. De laatsten kwamen in steeds radicaler vaarwater en in Cataloniëkwam dit, gepaard met een uitgesproken neiging naar zelfstandigheid, het meest tot uiting. De Koning, bevreesd dat de oppositie op kracht dadige wijze haar meening over het gevoerde bewind kenbaar zou maken, onthief in Januari 1930 Primo de Rivera van zijn functie en benoemde generaal Berenguer, die een soort overgangsregeering moest vormen, om weer tot constitutioneele toestanden te geraken. Het optreden der geradicaliseerde vrij zinnigen dwong echter ook Berenguer tot het nemen van dictatoriale maatregelen; dit bevorderde echter de aaneensluiting van alle oppositiepartijen die een wijziging der, sociale structuur nastreefden. Voordat de in uitzicht gestelde vrije en algemeene verkiezingen voor de Cortez werden gehouden, hadden de gemeenteraadsverkiezingen reeds een zoo overweldigende meerderheid voor republikeinen, soci alisten en provinciale autonomisten gebracht, dat Alfonso den I4den April 1931 zijn kroon neerlegde. Daarop werd de Republiek uitgeroepen en begon het nieuwe Spaansche drama waaraan dit nummer is gewijd. PAG. 4 DE GROENE N0.3II6 SPAHJES SOCIAAL-ECONOMISCHE STRUCTUUR Dr. J. J. Fahren/ort LECTOR AAN DE UNIVERSITEIT AMSTERDAM IN dit artikel wordt een poging gedaan om van de Spaanse maatschappij enkele trekken te schetsen, al kan in dit bestek niet veel meer bereikt worden dan een prikkeling van de lust bij den lezer, om zijn historische en sociaalgeografische kennis zoveel mogelijk uit te breiden. Het Spaanse volk is uit velerlei ethnische elemen ten samengesteld, die het schiereiland binnendron gen: Kelto-Iberiërs, Carthagers en Romeinen in de Oudheid; verschillende Germaanse volken, Arabie ren en gearabiseerde Berbers (Moren) in de Middel eeuwen. Zulk een instroming van vreemde elemen ten kan een prikkel tot vooruitgang geven, mits er geen gedurige strijd en overheersing mee gepaard gaan. Tot werkelijke nationale eenheid is het in Spanje nooit gekomen. Eerst bij het begin van de Nieuwe Geschiedenis werden de staten met elkaar verenigd, en nog thans beschouwen Castiljanen, Catalanen, Andaloesiërs en Basken elkaar met wantrouwen, waarbij de Castiljanen een geërfd recht op een dominerende positie menen te hebben. De anderen bestrijden dit en wensen alleen als auto nome volken binnen het Spaanse staatsverband te blijven. Het verschil in taal is niet gering; het Baskisch vertoont zelfs niet de minste verwantschap met het Spaans (Castiljaans). Van grote betekenis in hun gevolgen zijn de zeven eeuwen van romantische strijd geweest tegen de Moren, een strijd, waarin de Spaanse hidalgo een zeer bizondere positie innam. Hij voerde de oorlog om de oorlog; van een werker had hij bizonder weinig. Een hoge klasse met veel invloed was zo aan de economische werkzaamheid onttrokken. Dit laatste was ook het geval met het onnoemelijk aantal kloosterlingen. Wanneer mannen en vrouwen met een werkelijke behoefte tot overwegend religieus leven zich in kloosters terugtrekken, betekent dit de vorming van kleine maatschappijen van geselec teerde mensen, waarvan een zeer gunstige invloed kan uitgaan. Bij een uiterst sterke stroming naar de kloosters moeten er echter noodzakelijk elementen meekomen, die niet op zulk een hoog peil staan en dan kan de goede invloed in zijn tegendeel verkeren. In Spanje is de grens zonder twijfel overschreden en dit heeft ook een schadelijke invloed gehad op de productie. Wanneer men dan nog bedenkt, dat onder Philips II de nijvere Joden, die wel op een millioen geschat worden, verdreven werden en de eveneens econo misch sterke afstammelingen van de Moren, de Morisco's, verstrooid werden en uitweken^ dan kan het geen wonder heten, dat het Spaanse rijk reeds tijdens Philips aan betekenis sterk inboette. Daarbij kwam nog de emigratie van energieke elementen naar de pas veroverde koloniën. Een een ramp voor het volk was, dat het geen nationaal koningschap bezat. De Habsburgers koes terden zich in een middeleeuws getint imperialisme, dat niet uitging van het volk, zoals later het Engelse. Het volk was slechts middel in deze Habsburgse poli tiek en Werd er door uitgeput. Een Benedictijner monnik noemt in het begin van de 170 eeuw de Spaanse boerenstand de armste, ellendigste en diepst gezonkene. Het woord ,,boer" is identiek met schurk, vuilpoets of nog erger. Men bedenke daarbij, dat Spanje een agrarisch land was, en de boer dus de ruggegraat van de maatschappij behoorde te zijn. De korenbouw ging achteruit. Een zegswijze luidde, dat een leeuwerik, die over de hoogvlakte (het cen trum van het land) wilde vliegen, zijn voedsel moest meenemen, anders zou hij onderweg verhongeren. Niet werken was een teken van voornaamheid. En zomin de Spaanse aristocraat zich schaamt voor het werkeloze leven, zomin doen dit de onderste lagen in de maatschappij. Bedelaars zijn er nog in de 2oe eeuw bij duizenden en zij hebben hun rechten. Niemand bejegene hen met minachting. Geen wonder, dat reeds in de i?e en i8e eeuw energieke vreemdelingen zich in Spanje vestigden om er de voordelen weg te halen. En zo is het ge bleven in de 196 en 2oe eeuw. Zij importeren kapi taal en technici. Dit geeft Spanje in economisch opzicht een koloniaal karakter. Twee derden Van het kapitaal in de mijnen is buitenlands. Tekenend voor vermogende Spanjaar den is, dat ze wel concessies aanvragen voor mijn exploitaties, maar bijna uitsluitend om ze aan bui tenlanders met winst te verkoopen. Vandaar, dat er van de duizenden concessies slechts honderden ge bruikt worden: men wacht op gegadigden. Wel heeft de regering een termijn gesteld, waarbinnen de exploitatie moet zijn begonnen, maar men moet het PAG. 5 DE GROENE No. 3116 stelsel van vriendendiensten, dat in Spaanse rege ringskringen sedert eeuwen gewoon is, kennen om te begrijpen, dat de bezitters zich hierover niet on gerust behoeven te maken. Dat het meeste ijzer-, koper- en looderts geëx porteerd wordt, zodat de Spanjaarden er slechts weinig profijt van trekken, ligt voor de hand, en natuurlijk vloeit ook de winst naar het buitenland. In 1872 gingen de Rio Tihto-mijnen in Engelse handen over. Binnen 10 jaar was de ertsproductie vertwaalfvoudigd. Maar niet alleen mijnen worden door vreemde lingen beheerd. Dit is ook het geval met verscheidene openbare bedrijven en met fabrieken, terwijl de exporthandel veelal in vreemde handen is. De door Spanjaarden beheerde fabrieken zijn slecht inge richt ; de verlichting is schaars, de ventilatie is slecht en de veiligheidsmaatregelen zijn onvoldoende. Zoals de Duitse hofsteden in Zuid-Rusland reeds door hun uiterlijk te onderscheiden zijn van de Rus sische, zo défabrieken van buitenlanders in Spanje van de Spaanse. Dit is niet overal in even sterke mate het geval. Vanouds onderscheiden de Catalanen zich in economisch opzicht gunstig van de Castil janen en Barcelona is dan ook de belangrijkste industriestad van Spanje. Dat er zoveel buitenlandse technici in Spanje werken, ligt grotendeels aan het gebrekkige onder wijs. Lager, middelbaar en hoger onderwijs staan gelijkelijk bij dat van West-Europa achter. Bij de laatste telling van 1920 bedroeg het aantal analphabeten 45" 0> Misschien is het gebrek aan hogere kennis nog schadelijker en kan men instemmen met de uitspraak: ,,Het is voor Spanje nog groter onge luk, dat de ontwikkelden zo weinig, dan dat de lagere klassen niets weten." In kort bestek is het onmogelijk om de differen tiatie, die er ook in Spanje is, genoegzaam recht te doen wedervaren. Het land is overwegend agraristh, maar de toestand onder de landbevolking verschilt zeer. In hoofdzaak kan men drie gebieden onderscheiden: ie. De hoogvlakte en Andaloesiëmet overwegend grootgrondbezit. Absenteïsme is normaal; de grond bezitters wonen in Madrid of Sevilla en laten de njarige (!) pacht door rentmeesters innen, of ze verhuren hun grond in zijn geheel aan tussen personen, die tegen hogere prijzen de percelen aan de boeren uitgeven. De grondbezitters zijn dus geen ondernemers, maar renteniers. Ze kunnen boven dien veel grondbelasting ontduiken, doordat de pro vincies of geen, of een heel slecht kadaster hebben. Willen ze er helemaal aan ontkomen, dan gebruiken ze de bodem voor schapenteelt, de minst intensieve bodemexploitatie. Voor bevloeiing hebben ze nau welijks geld over. De boerenbevolking is solide arm. 2e. Galicië, de N.W. provincie. In dit dichtbevolk te gebied is het grondbezit zeer versnipperd, zodat een keuterboertje met i H.A. land, dat dan nog in 10 of 20 stukken verspreid ligt, tot de welvarenden gerekend kan worden. De hevige armoede heeft geleid tot een sterke emigratie. 3e. In de randgebieden aan of bij de Middellandse zee, met hun subtropisch klimaat, bijv. de vlakten van Murcia en Valencia en de omgeving van Granacia, is de toestand door de bevloeiing verreweg het best. Bevloeid land brengt wel 20 x zoveel op als ónbevloeid. Dit zijn de productie-gebieden van de zuidvruchten, die met de ertsen de voornaamste uitvoerartikelen vormen. ^SNGETWIJFELD zijn de natuurlijke omstandig\J heden in de randvlakten gunstiger dan in het centrale deel met zijn nog drogere zomers. Maar als men vraagt: wat hebben de Spanjaarden van hun land gemaakt, dan kan het antwoord voor de Castil janen niet anders dan zeer ongunstig luiden. Dat het beter kan, blijkt uit de afneming van woeste grond door ontginning in de laatste jaren. Een agrarische hervorming blijft dringend nodig. De meest conservatieve Nederlander zal dit beamen, als hij er zich rekenschap van geeft, dat Spaanse boeren, de directe producenten van het broodkoren, herhaaldelijk honger lijden in de letterlijke betekenis van het woord. Bij hen vergeleken zijn onze keuter boeren welgestelde lieden. , Misschien is het niet overbodig er aan te herinne ren, dat belangrijke hervormingen in de grondeigen dom ten bate van de boeren elders zonder enig extremisme zijn tot stand gekomen: in 1903 reeds in Ierland en na de Wereldoorlog o.a. in Roemenië, de Baltische staten en Tsjecho-Slowakije. De Span jaarden hebben deze mogelijkheid niet aangegrepen, zij zijn de prooi van het extremisme, dat overal ver derf brengt, waar het de geesten bevangt. Het Spaanse volk is uit ve/er/ei ethnische elementen samengesteld" (Dr. Fahrenfort) Linksch extremisme Karakter en stroomingen r Het volgende overzicht is op ons ver zoek geschreven door een landgenoot die vele jaren in Spanje heeft gewoond en land en volk door en door kent, doch om zijn relaties met personen uit beide kampen zijn inzichten niet onder zijn naam kan publiceeren. AAN een overzicht van het linksche extremisme, zooals het nu is en vooral zooals het zich na de verkiezingen van 16 Februari 1936 sneller begon te ontplooien, dient een korte beschrijving van hoe het vroeger was vooraf te gaan. In het begin dezer eeuw begon de ontwikkeling en het krachtige optreden der beide partijen, die ook nu nog de grootste zijn, de aandacht te trekken: de anarchisten, de F AI (federacion anarquista iberica) en de socialisten. De anarchisten waren het die in Kataloniëhun vaste uitbouwden, na eerst in Bar celona bewijzen van hun kracht en getalsterkte te hebben gegeven. Tegen hen was in die jaren Lerroux met zijn republikeinsche jovenes barbaros" opge treden, maar naarmate allengs Lerroux, destijds de ongekroonde koning van het Paralelo (de arbeiders wijk) in en door de politiek machtig en welvarend werd en zijn jongeren dit voorbeeld volgden, wies weer de F AI in macht. Tot het oogenblik dat de republiek in 1931 ont stond liet zij den socialisten geen gelegenheid in Kataloniëvasten voet te krijgen. De in Kataloniëbe staaide fractie der socialistische partij noemde zich, teneinde rekening te kunnen houden met ze kere separatistische neigingen, de socialistische Unie van Kataloniëen erkende de autoriteit van het hoofdbestuur te Madrid in vele kwesties niet. De klei ne groep die dit wel deed was hoogst onbelangrijk. Daarentegen was het socialisme sterk in het Baskenland en in Madrid ook voor het jaar 1931. Men zou kunnen zeggen, dat het anarchisme en de daar uit voortgesproten syndicaten een Katalaansch, de socia'isten een Kastiljaansch product in Spanje zijn. Van deze gewesten uit zijn hun organisaties door gedrongen naar andere provincies, elk op haar eigen manier. Gelijk in Kataloniësteeds onrust heeft geheerscht en Barcelona een toevlucht is geweest voor internationale politieke vluchtelingen uit het anar chistische kamp, die dikwijls tengevolge van geweld dadige acties hun land moesten verlaten, zoo is ook voorna-rtelijk het systeem der anarchisten dat van het geweld gebleven, de terreur om wankel moedigen tot hun rijen te doen toetreden. Dit zeer in tegenstel Jl 'i wé* van '??i^Hnimn* n* ooicrnnr vaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl