De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 27 februari pagina 5

27 februari 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

f ,1 r f URBAIN VAN OE VOORDE Letterkundig leven en HET PACT VAN FAUSTUS Prof. Dr. F. Closset DE Vlaming Urbain van de Voorde geniet een zekere bekendheid.Vol gens Dirk Coster is hij de recht vaardige onder de rechtvaardigen en zou hem de Belgische regeering een baantje aan een van de Staatsuniver siteiten moeten bezorgen. Van alle kanten wordt Urbain van de Voorde lof en eer toegezwaaid. Onlangs werd hem nog de driejaarlijksche Staatsprijs voor het Essay toegekend. Voor zijn oeuvre over belangrijke auteurs als Guido Gezelle, Charles de Coster, Jan van Ruusbroec, Karel van de Woestijne, enz. Essayistisch oeuvre dat ook op rassistischen grondslag berust.... Maar nu Urbain van de Voorde zoo hoog op het podium staat, doet hij een misstap en brengt zijn kans op be vordering aan het wankelen door zijn onwetenschappelijkheid, zoo ook zijn gevestigde reputatie en zijn faam door een pact met Mephistopheles te sluiten. Of liever hetgeen op hetzelfde neer komt, zooals later zal blijken door een essay: Het Pact van Faustus i) in boekvorm te publiceerén (een essay dat reeds is verschenen, en nog verschijnt, in 'verschillende tijdschriften, o.a. De Stem).... Ziehier waar het om gaat in het nieuwe essay van Urbain van de Voorde: De kunst is in verval. Omdat de schrijvers het leven hebben afge wezen. Ze willen niet beter doen maar anders doen dan de voorgangers en dat tot eiken prijs. De geestelijke waarden hebben ze zoodoende versjacherd tegen stoffelijk aanzien. De eeuwigheidsinhoud van de kunst tegen stoffelijk geluk. En toch, alleen in zich zelf kunnen de schrijvers redding en hulp vinden. Door zich te verheffen boven het stoffelijke. Door te luisteren naar de stem in de middenkamer. Door te herstellen de gemeenschap van God en Mensch .... De stelling van Urbain van de Voorde biedt dus op zich zelf niets nieuws. Ze doet integendeel ouderwetsch aan. Hoeveel auteurs hebben ze niet verkondigd, beter gestaafd en beter omschreven en geschreven dan Urbxin van de Voorde, in zijn studie, welke vaak slordig, banaal en gezwollen is, zoowel van inhoud, als van vorm. Zijn stijl, zeer sterk onder den invloed van de geraadpleegde bronnen, doet vaak meer Duitsch en Fransch dan Vlaamsch aan. Voorts vertoont hij ook de sporen van een rhetoriek van minder allooi. Om maar eenige voorbeelden te noemen: Beethoven is een afgrondelijkdonker amethyst, Rembrandt een som bere smaragd, Rubens een in oceaandiepten geboren bloedkoraal, Shakespeare een meteoor, Bach een mysterieuse saphier, nzoovoort. De inhoud bezit ook weinig oorspronkelijks. Want de lezer, die na een vluchtig doorbladeren van het boek even over zijn lectuur nadenkt, zal direct besluiten, dat vele (om niet te zeggen, alle) waarheden, die Urbain van de Voorde in zijn werk verkondigt met het air van iemand, die ze zelf uitgevonden en uitgedacht (maar, zeg gen de kwade tongen, niet gedigereerd) heeft, best terug te vinden zijn in het werk van Otto WeJninger,, Niétzsche, Oswald Spengler, Ortega y Gasset, Berdiajew, Sjestow, Huizinga (om maar enkelen te noemen) en in ency clopedieën, tijdschriften en krantenuitlcnipsels. Waarvan Urbain de Voorde een dankbaar gebruik schijnt te hebben gemaakt. Daarvan wordt de lezer dan meer direct gewaar, als hij in zijn exemplaar toevallig het losse bijblaadje vindt, waarop vermeld staat, dat hoofdstuk IV en V op enkele punten" een navolging" zijn van Gottfried Benn: Fazit der Perspektivena). En als hij dan, gedreven door zijn nieuwsgierigheid, de twee werken vergelijkt en een passage kiest die oorspronkelijk niet als nagevolgd werd vermeld, dan zal hij n mooi voor beeld hebben van de slordigheid van Urbain van de Voorde en van de manier waarop hij Benn is nagevolgd: U. Van de Voorde : bh. iso'tisi Deze ,,nieuwe verlichting", die nu als definitieve en uiteindelijke schep ping gold, begon daarmee, ??en de positieve phitosophie stak hierbij aardig een handje toe, den gees'.en in te prenten dat de laatste en univcrseelc aera thans met de natuurwe tenschappen aan gebroken was. Het was de tijd dat de vlakste philosophie en die ooit een koud redeneerend brein uitgedacht heeft in een ver moeide cultuur in gang kon vinden, de geest vormde geen wezenheid op zich zelf; maar was aan de natuurw e t o n d e r \v o rpen; als een vallen de steen of als een ijzervijlsel in een magnetisch veld waren z ij b eheerscht door een noodzakelijke en onveranderlijke wet (Comte): het was een volkomen zinlooze en uitzichtlooze onder neming naar de eerste oorzaken en laatste doeleinden te vorschen (Comtc); aanbevelenswaard was echter een leven ,,zooveel mogelijk vrij van leed en zoo rijk mo gelijk aan genot naar hoedanigheid en hoeveelheid tevens" (Mul). En 's menschen schep pende begaving, den alle geniali teit kenmerkenden drang naar univer saliteit wisten la tere fakkeldragers i van deze rationa listische waricultuur niet anders te r noemen dan een jlogisch spel tot be? vrediging van ar tistieke lustjen".... En zoo gaat het voort op de blad zijden, die direct na dit eene voor beeld komen. Waarom heeft Urbain van de Voorde geen bibliografische lijs,t aan het begin of aan het einde van hetboekingelascht? i Maar wat nog meer Is: in dit eene voorbeeld, schijnt Urbain van de Voor de niet eens begrepen te hebben waar het om gaat in den laatsten zin van Benn. Hij vertaalt het Duitsche autis' tisch" door het Nederlandsche artisG. Benn: bk. 21*22 Diese Aufklarung, die nun als definitive und endliche Schöpfung kam, die damit begann, dem klaren und befreiten Geist das Mannesalter seines Denkens aufzureden und durch eine Philo sophie der positiven Erfahrung und mit Hilfe wieder eines Gesetzes des Dreistadiengesetzes, zu der Einsicht zu bewegen, dass das letzte endg ltige und universale Zeitalter nun mit den Natunv ssenschaften angebrochén sei, ,,ein notwendiges und unveranderliches Gesetz" (Comte) dass "es ein völlig sinnloses und aussichtsloses Unternehmen sei, nach ersten Ursachen und letzten Zielen zu forschen" (Comte), ihm dafür aber ein Dasein pries, ,,so weit als möglich frei von Leid und so reich als möglich an Gcnüssen nach Qualitat und Quantitat /ugleich" (Mi 11); und die damit endete, dass ihre heutigen erlauchten Koryphaen, Koryphaen aus der Universitas literarum, den doch durch eine langere Geschichte wie die der Hochschulen als elementar dokumentierten Drang (nach Universalitat und To- , talitat ,,ein i logisches Spiel zur Befriedigung autistischer Geluste" nennen.... '- ? S. VESTDIJK R. BI ijst ra: Aanslag (Van Kampen, Amsterdam) BLIJSTRA's roman is een merk waardig en in zekeren zin instructief geval van verkeerd toegepaste psychologie. Detectivever halen, avonturenromans, romans over terroristische complotten, zooals dit er een is. kunnen in principe mis schien steeds gered, d. w. z. op een hooger" plan gebracht worden door de psychologische behandeling; maar de moeilijkheden daarbij stijgen recht evenredig met het gehalte aan drakerigheid, en voor de extreme gevallen moet men haast over het genie van een Dostoiewsky beschikken. Het is Blijstra zeker niet kwalijk te nemen, dat hij in dit opzicht te kort geschoten is, en geen organische verbinding heeft weten te bewerkstelligen tusschen de onaannemelijke, maar op zichzelf, wel spannende intrige en het al te solide toegepaste procédévan een wat vervlakten monologue interieur. Het komt mij voor, dat juist de monologue intérieur in dit verhaal van actie fnuikend werkt. Met een geconcentreerder, synthetischer, min der empirisch aanteekenende psycho logie was het waarschijnlijk beter ge gaan; de geschiedenis had dan de helft korter kunnen zijn, de aardige vondsten, hier waarlijk in voldoenden getale aanwezig, waren beter tot hun. recht gekomen, terwijl de dramatische opzet minder geleden had door een overvloed van introspectieve commen taren. De terrorist Casimir Doncel, die een minister-president in een trein moet ,,bewaken" tot dicht bij de plaats waar een brug opgeblazen zal worden, en die tenslotte, om een vrouw te redden, uit de coupéspringt, becommentarieert letterlijk alles, d. w. z. hij levert commentaren zooals men dat doet liggend op een divan of gezeten voor zijn schrijftafel l De kwaliteit; van zijn overpeinzingen is veelal niet van dien aard om ons met dit procédéte verzoenen, hoewel ook in deze introspectief ^psychologische reeksen nog genoeg te vinden is, dat in een meer geserreerd verband onze aan dacht zou verdienen. Hét ergste even wel is, dat de concrete elementen in dit verhaal worden ontkracht door zulk een slechts schijnbaar spontane psy chologische toelichting. Als voorbeeld noem ik de alleraardigste en in het verband der handeling ook veelzeggen de scène met het meisje, dat in den trein haar evenwicht verliest (pag. 45, 46). Dit kleine incident spreekt voor zichzelf. Maar Blijstra voelt zich ge drongen den smaak ervan te bederven door de mededeel ing van de hoofd persoon, dat het kind wat op zijn dochtertje lijkt, maar dat de eerste de tiek". Alsof hij zich niet eens bekom merd had om de beteekenis van het woord en alsof hij niet eens wist wat Aatismas is- God beware Urbain van déVoorde voor deze ziekte l ... .Deze keer heeft Urbain Van de Voorde zelf het Pact met den Booze gesloten. En met 's levens regels af gebroken. Daardoor zijn ook Schoon heid, Waarheid en in dit geval ook Wijsheid voor hem phrasen geweest. ... .En nu de lezer gewaarschuwd is, dat hij het boek niet hoeft te lezen, laat ons maar denken, dat het ver schijnen van het Pact van Faustus slechts een nare droom was. Want het bestaat niet.... behalve dan voor analphabeten. i) De Boekengilde, Die Poorte, Oude God bij Antwerpen. 2) Deutsche\ Vertagsanstalt, Stuttgart. beste sentimentcele slappeling zulke gedachten krijgt, etc. etc. Het is duidelijk, dat op plaatsen als deze, en het boek wemelt ervan, de schaar wonderen had verricht. Een schaar óók voor de lang uitgesponnen, wat tooneelmatige gesprekken, een schaar voor de wel zeer technische, maar door herhaling vervelende be schrijving van het kaartspel, en men zou eens zien hoeveel de roman gewonnen had! Niettemin, ook nu reeds bezit dit verhaal wel degelijk zijn verdiensten. Ondanks de breedvoerigheid is het met onloochenbare virtuositeit ge schreven, en vischt men de goede momenten uit de zee van banaliteiten op, dan is er winst te boeken zoowel aan psychologische beschouwingen, zoo de eenigszins op D. H. Lawrence geïnspireerde huwelijksmoraal, als aan scherp geteekende figuren, waar van de burgerlijke Waardenburg, die zoo erg zijn best doet om niet burgerlijk te schijnen, wel het meest overtuigend lijkt. Merkwaardig, met welk een hardnekkigheid ook Blijstra's hoofd figuur en alter ego ernaar streeft iederen twijfel aan zijn sceptische, vrije, cynische levenshouding te smo ren ! Wellicht door een behoefte bij den auteur om het melodrama tische element te denatureeren, maar het moment daarvoor is slecht geko zen in zoo'n doodentrein". ,,Onge twijfeld was zij in zijn leven wat men in speciale milieus een fatale vrouw noemt." Waarom deze omhaal, deze verontschuldiging? Men voelt zich reeds op vertrouwder terrein, wanneer verderop in het boek de heldin betiteld wordt als ,, fatale vrouw" zonder meer l Eenige concessie aan de film is toch zeker geen schande? NIEUW PERIODIEK BIJ de firma F. van de Velde Jr. te Vlissingen is verschenen een nieuw algemeen maandblad voor dicht- en prozakunst onder redactie van Eekhout, Van Hattum, Nuver, Valentijn en Ver el. Het blad, dat den naam De Litteraire Revue" draagt, zal blijkens een voorbericht geheel wor den gewijd aan voortbrengselen van creatieven aard; aan critiek en essay zal geen plaats worden ingeruimd. Het eerste nummer dat wij ter aan kondiging ontvingen, onderscheidt zich reeds om bovengenoemde reden van alle andere hier te lande uitgegeven periodieken. Onder redactie en mede werkers bevinden zich dichters en prozaschrijvers van erkende bekwaam heden: allereerst S. Vestdijk, in dit gezelschap',,facile princeps" met twee opmerkelijke gedichten, die overigens niet zoo bezwerend en subtiel van klank en rythme zijn als zijn Sprookje" uit Groot-Nederland" van Januari, hoe wel het er zich gemakkelijk mee laat vergelijken orn de, aan sommige ge dichten van Paul Valéry herinnerende, opvatting en bouw. Verder zijn ver meldenswaard Vertedering" van j, van Hattum (zonder twijfel een aan grijpend en poëtisch verantwoord vers), Dood door beroerte" van Gerard den ( Brabander, een gedicht met een slot, dat de belangstelling voor zijn binnen kort verschijnenden bundel sterk prik kelt, en het groote in dialoog geschre ven gedicht van Jan H. de Groot, waar van vooral het tweede stuk in terzinen ontroerende accenten bezit. D. A. M. B. KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 ? AMSTERDAM Doorloopend Tentoonstellingen i:**' Tooneel Eduard Verkade E PAG. 8 DE GROENE Ne. 3117 Regie A. Defreene. burg;, Amsterdam 1 EN opvoering van het meest geserreerde, machtigste treur spel van Shakespeare is een geweldige opgave l De moed, die noodig is daartoe te besluiten, grenst veelal aan dien van Macbeth in de laatste acten; den moed der wanhoop. En dit soort moed is niet voJdoende om tot een overwinning te geraken, die op een gefundeerde overtuiging" gebaseerd moet zijn. En hoewel men eerbied heb ben moet voor den veel omvattenden arbeid die volbracht is, hebben wij een dergelijke overtuiging in deze geheele voorstelling gemist. Het treurspel is tégaaf, tégrootsch, tébovenmenschelijk machtig om langs een werkelijkheids-gedachte alleen te kunnen worden benaderd. Shakespeare schiep onsterfelijk schoone verzen, die Jacobus van Looy beter dan iemand anders in onze taal benaderd heeft. Hij greep naar bovennatuurlijke machten, naar Hecate en haar helpsters, ten einde de handeling aan de gewone werkelijkheidssfeer te onttrekken. Dit bovennatuurlijke element misten wij bij deze voorstelling geheel en al. Welk een poovere vinding zijn de altijd aan wezige vleermuizen in de lucht van het decor als symbool" en de terug komst der heksen uit den put op het binnenplein? Wat beduidt deze illustreerende muziek van Maurice van Yzer, die den wervelwind en de vernie tigende kracht van donder en bliksem in de eerste tafreelen vertraagt tot in het irritante? Het zijn bedenksels, geen inspiraties, gevolg van een ongeoor loofd tasten" van den regisseur. Ge lijk vaak acteurs zichzelf te mooi vin den om deemoedig op de macht van het woord van Shakespeare te vertrou wen, zoo bleek Defresne te verstaddig", te ontledend scherp, om op den dichter te vertrouwen. Hij wil het ons waar" maken en hij leidt ons af, waar hij door een ontledend piekeren den gloed, de warmte, den hartslag aan het stuk ontneemt en onze phantasie doodt» Hij durft veel, maar aan dien toomloozen aanleg van zijn geest, paart hij geen wijsheid, die zijn dapperheid tot zeker doen steeds leidt." Hij verdoezelt de diepte van het werk, die van het synthetisch-waarachtige gevoel, welke do'or den meesleependen menschelijken klank van de stem ons kan worden ge openbaard. Wanneer men onder deze voorstelling de oogen sluit, is vrijwel alles onschoon, qua geluid, en wanneer men uitsluitend kijkt, ziet men 'geen kleurenrijkdom. Alles is vlak, vaal en grauw. ZOOALS van Dalsum in interviews de rol van Macbeth omschreef, kunnen wij deze vrijwel aanvaarden; maar waar was de anders hem eigene noblesse in zijn spel, zijn formaat, zijn overtuiging? Wat beduidden die bij geluiden van lafheid reeds in den be ginne, dat onnoozel-af hankelijke te genover zijn vrouw, dat laffe hyenaachtige na den moord, altegaar uitin gen zoo volkomen in strijd met Van Dalsum's gemoed, zijn idealisme, zijn eigen vaste overtuigingen? Zou er dan in het geheel geen vreugde, geen helsche vreugde in de eerzucht, in het begeeren schuilen, ook al spreekt on derwijl waarschuwend de stem van het geweten? Had deze Macbeth dan niet juist een waarachtige overwinning be haald, die hem Thaan van Cawdor maakte, Waardoor zijn kans, eenmaal tot koning te worden gekozen, dermate steeg, dat alleen het daarop volgende erfelijk verklaren van het koningschap in het geslacht van Duncan, de daad van geweld voor hem noodzakelijk maakt, omdat.de phantasie zich zóó TT?i vertrouwd reeds gevoelde met het eer zuchtige verlangen eenmaal koning te worden ? Wordt Macbeth niet een moordenaar bijna uit een soort poli tieke overweging, uit een onweerstaan baar ingrijpen, naar de macht, waar aan koning Duncan ten offer valt? Door demonische krachten wordt Macbeth gedreven, maar is er in dit stuk dan geen sprake van een heiligen wonderdoenden koning en van goede engelen? Wordt er in Macbeth's ge moed dan geen strijd gestreden; heeft hij al verloren, eer hij begint? Natuurlijk heeft Van Dalsum enkele passages als een groot tooneelspeler gespeeld, bijvoorbeeld het zien van den geest van Banquo, maar hij was te veel van n soort met de huurlingen, die hij Banquo liet vermoorden; en juist zij vormen het contrast in dit stuk met den koninklijken misdadiger: Mac beth. Wat interesseert ons het leed van een mensen, wanneer wij niet aan zijn vreugden konden gelooven? En Charlotte Kohier speelde in een dergelijke bloedlooze opvatting. Zij imponeerde bijwijlen door haar deugdelijke techniek. Zij was voor treffelijk gekleed en had houding bij haar eerste entree,- maar speelde de brief-scène reeds als een hér-lezen, en op deze wijze zon Lady Macbeth van den beginne af alleen op kwaad, inplaats van zich voor alles in de voor spelling, welke haar man haar schrijft, te verheugen. Is deze vrouw niet kin derlijker bedoeld, genotzuchtig, maar minder berekenend vooral, n liefde voller jegens haar man ? Ziet zij in den beginne niet alleen het fel begeerde"; het koningin zijn", en in de tweede plaats pas de daad", waarvoor zij &1 het weekere, het vrouwelijk-teedere in zich zelve moet vernietigen, nadat de schorre dienaar haar heeft mede ge deeld, dat de koning komt overnach ten"? Is haar beschermen van haar man na de daad niet roerend, evenals haar bekentenis dat zij voor hem de daad zou hebben verricht, indien Duncan niet in den slaap haar vader had geleken". Waarom ontbrak de eerste scène met Macbeth en Lady Mac beth als koning en koningin, de grootsche entree, die onmiddellijk faalt bij het zien van Banquo ? Waarom werd er in deze opvoering gean feest gehouden na Macbeth's kro«ing, een feest/ dat alleen voor Mac beth en zijn vrouw geen feest kon wor den? Het gesprek der ontevreden ede len staat geschreven na den maaltijd, niet er vóór, een onbegrijpelijk onver antwoordelijke omzetting. Aan dat mislukte feestmaal is geen lach als die van Charlotte Kohier mogelijk, daar moet zij de bezorgde vereenzaamde vrouw zijn, die haar man uit een be narde situatie tracht te redden en niet een monster dat enkel sluw is en bere kenend. De slaapwandelscène was tech nisch prachtig gespeeld en de gang door het paleis een groote vondst. Maar ook hier ontbrak hart", consequent gevolg van het spel daarvoor; .én débelangrijk ste rol voor het slagen dezer scène, die van den dokter, was in onjuiste handen. VAN Dijk als Malcolm liet ons tegen het slot van den avond eindelijk een warm mooi geluid hooren. Ook deze scène in Engeland tusschen Mal colm, Macduff en diens altijd hoofsche neef", Rosse, moet aanmerkelijk ge spannener dus, sneller gespeeld wor den, dat spreekt van zelf, maar het applaus na dit tafreel op de première klonk toch anders dan na de vorige, en wij meenen dat dit, behalve aan de dankbare scène zelf, in hoofdzaak aan deze ne warme gloedvolle stem te danken was. Groenier verraste door een waarlijk jonge, edele plastiek als de jeugdige Siward. Film Higgfns, (joh, de Meester), Elisa, (Lily Bouwmeester), Pickenng Vefkade) in: P/gmolion", City Theater Amsterdam Een Nederlandse filmindustrie? Pygmalinn: een Fllmex-rin tone-productle ; City Theater DE vragen om het probleem der Nederlandse film zijn op het ogenblik zeer actueel. En door de enquête van Het Vaderland" n door een uitspraak in De Telegraaf", welke na kritiekloze aanprijzing van vele minderwaardige producten, plot seling de Nederlandse cineasten onbe voegd verklaarde tot het maken van een documentaire. Deze laatste bewering was intussen bij voorbaat voldoende weerlegd. De vraag omtrent de mogelijkheid van een Nederlandse filmindustrie is nog altijd niet beantwoord. In de eerste plaats heeft deze vraag twee kanten: is het mogelijk in Neder land en dus natuurlijkerwijs met overwegend Nederlandse krachten een goede film te maken en zo ja, heeft deze film dan commerciëele mogelijk heden? Meer speciaal wordt daarbij dan in het eerste gedeelte van de vraag gedoeld op een normale speel- of amu sementsfilm. Goede korte films en do cumentaires zijn hier in elke faze van ontwikkeling van de filmtechniek ge maakt. De normale speelfilms daaren tegen, welke het product vormden van een Nederlandse filmindustrie", wa ren in hun overgrote meerderheid van een dusdanig inferieure kwaliteit, dat zij tot een regelrechte debacle hebben geleid. De enkele gunstige uitzonde ringen, althans wat betreft uitgangs punt, waren artistiek en technisch nog onvoldoende om daarbij een werkelijk tegenwicht te vormen. Op grond van deze situatie mocht de technische en artistieke mogelijkheid van de Nederlandse film geacht worden in sterke mate gebonden te zijn aan de genoemde korte films en documentai res, waarbij een voldoende eigen ka rakter, tegenover het technisch vol maakte buitenlandse product, zonder gelijkwaardige apparatuur mogelijk is. MIDDEN in deze vragen en over wegingen verschijnt Filmex-Cinl»' tone op de markt met een normale Nederlandse speelfilm, d.w.z. een film in Nederland vervaardigd met overWij hebben een voorstelling bijge woond,- waarbij de regisseur den tekst woord voor woord had ontleed, doch bij gebreke aan kunstenaarsvisie niet in staat bleek het geanalyseerde weer tot een kunstuiting te binden. Hierdoor viel de voorstelling uiteen tot een reeks van naturalistische, veelal vlak ge speelde scènes,,zonder innerlijk drama tisch verband. En wat wij hierdoor bo venal misten was: Shakespeare's dra matisch stuwend rhythme, de melodie en de verklanking van het gesproken woord en de innerlijke structuur van hetgeen aan het gebeuren is. wegend Nederlandse krachten. Geconstateerd moet worden, dat deze film het antwoord op de vraag of reeds op dit ogenblik een Nederlandse film industrie a'thans technisch en artis tiek mogelijk is, in positieve zin be nvloedt. In de eerste plaats heeft men het aangedurfd een behoorlijk uitgangs punt te kiezen, zonder concessies aan een bepaalde smaak van het bioscoop publiek: Pygmalion" van Bernard Shaw. Wat dit betreft staat deze film stellig op het hoogste peil, dat hier tot nu toe bereikt is. Daarbij heeft men in samenwerking tussen den regisseur Dr. Berger, Corrie Vonk, Wim Kan en Johan de Meester uit dit stuk een goed draaiboek weten samen te stellen, al vormt de inlas van de lezing van Dóolittle geen compensatie voor wat men anderzijds juist ten opzichte van deze figuur heeft gekapt. Een stuk typische filosofie van G. B. Sha^v is daarmede niet tot zijn recht gekomen en een kostelijke figuur uit het stuk op deze film wel een te vage schim gebleven van wat wij uit de tekst en van het toneel kennen. Overigens is eerbied voor de tekst niet slechts theo retisch het uitgangspunt geweest. De dialoog is in zijn volle beteekenis aan vaard en de indeling in bedrijven zij het met toevoeging van een paar scènes is als constructief element ook in de film, onder een uiterlijke continuïteit door muzikale overbrug ging, bewust aanwezig. De inzet, waarmede het stuk meteen positief in de Amsterdamse sfeer is ge bracht, is vooral ook wat geluid be treft opmerkelijk; het drietal Higg'ns-Johan de Meester, PickeringEduard Verkade en Elisa DoolittleLily Bouwmeester, op. vele punten alles zins bevredigend, al merken wij hier toch dat de scholing van onze filmac teurs nog niet op internationaal peil is. De film als zodanig heeft tegen over een gemis aan internationaal raffinement, als onmiskenbaar goede tegenhanger een zekere eerlijkheid en zonder omwegen op het doel afgaan.' Wanneer wij bij deze goede eigen schappen nu nog eens een strengere er i tisch e controle op alle onderdelen zouden kunnen bereiken, dan zouden wij op de punten die binnen onze on middellijke mogelijkheden vallen in de eerste plaats stijl-zuiverheid en een eigen ,,kleur" tegenover een toene mende eenvormige kleurloosheid" van het internationale product zelfs boven het gemiddelde inter nationale product kunnen uitkomen. Voor de rest kan tijd en ervaring goed maken wat wij nu nog missen. D tailcritiek is in dit verband na eenmalige ' beschouwing verder niet op zijn plaats. Wel de eerste indruk, dat hier ernstig werk is verricht, met een resultaat, dat ook voor de toekomst hoopvol stemt. D. C. .VAN DER POEL \\ PAG. 9 DE GROENE Ne. 3117

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl