Historisch Archief 1877-1940
f
,1
r f
URBAIN VAN OE VOORDE
Letterkundig leven
en
HET PACT VAN FAUSTUS
Prof. Dr. F. Closset
DE Vlaming Urbain van de Voorde
geniet een zekere bekendheid.Vol
gens Dirk Coster is hij de recht
vaardige onder de rechtvaardigen en
zou hem de Belgische regeering een
baantje aan een van de Staatsuniver
siteiten moeten bezorgen. Van alle
kanten wordt Urbain van de Voorde
lof en eer toegezwaaid. Onlangs werd
hem nog de driejaarlijksche Staatsprijs
voor het Essay toegekend. Voor zijn
oeuvre over belangrijke auteurs als
Guido Gezelle, Charles de Coster, Jan
van Ruusbroec, Karel van de
Woestijne, enz. Essayistisch oeuvre dat ook
op rassistischen grondslag berust....
Maar nu Urbain van de Voorde zoo
hoog op het podium staat, doet hij een
misstap en brengt zijn kans op be
vordering aan het wankelen door zijn
onwetenschappelijkheid, zoo ook zijn
gevestigde reputatie en zijn faam door
een pact met Mephistopheles te sluiten.
Of liever hetgeen op hetzelfde neer
komt, zooals later zal blijken door
een essay: Het Pact van Faustus i) in
boekvorm te publiceerén (een essay dat
reeds is verschenen, en nog verschijnt,
in 'verschillende tijdschriften, o.a. De
Stem)....
Ziehier waar het om gaat in het
nieuwe essay van Urbain van de
Voorde: De kunst is in verval. Omdat
de schrijvers het leven hebben afge
wezen. Ze willen niet beter doen maar
anders doen dan de voorgangers en dat
tot eiken prijs. De geestelijke waarden
hebben ze zoodoende versjacherd tegen
stoffelijk aanzien. De
eeuwigheidsinhoud van de kunst tegen stoffelijk
geluk. En toch, alleen in zich zelf
kunnen de schrijvers redding en hulp
vinden. Door zich te verheffen boven
het stoffelijke. Door te luisteren naar
de stem in de middenkamer. Door te
herstellen de gemeenschap van God en
Mensch .... De stelling van Urbain van
de Voorde biedt dus op zich zelf niets
nieuws. Ze doet integendeel
ouderwetsch aan. Hoeveel auteurs hebben ze
niet verkondigd, beter gestaafd en beter
omschreven en geschreven dan Urbxin
van de Voorde, in zijn studie, welke
vaak slordig, banaal en gezwollen is,
zoowel van inhoud, als van vorm.
Zijn stijl, zeer sterk onder den invloed
van de geraadpleegde bronnen, doet
vaak meer Duitsch en Fransch dan
Vlaamsch aan. Voorts vertoont hij ook
de sporen van een rhetoriek van minder
allooi. Om maar eenige voorbeelden te
noemen: Beethoven is een
afgrondelijkdonker amethyst, Rembrandt een som
bere smaragd, Rubens een in
oceaandiepten geboren bloedkoraal,
Shakespeare een meteoor, Bach een
mysterieuse saphier, nzoovoort.
De inhoud bezit ook weinig
oorspronkelijks. Want de lezer, die na een
vluchtig doorbladeren van het boek
even over zijn lectuur nadenkt, zal
direct besluiten, dat vele (om niet te
zeggen, alle) waarheden, die Urbain
van de Voorde in zijn werk verkondigt
met het air van iemand, die ze zelf
uitgevonden en uitgedacht (maar, zeg
gen de kwade tongen, niet gedigereerd)
heeft, best terug te vinden zijn in het
werk van Otto WeJninger,, Niétzsche,
Oswald Spengler, Ortega y Gasset,
Berdiajew, Sjestow, Huizinga (om
maar enkelen te noemen) en in ency
clopedieën, tijdschriften en
krantenuitlcnipsels. Waarvan Urbain de Voorde
een dankbaar gebruik schijnt te hebben
gemaakt. Daarvan wordt de lezer dan
meer direct gewaar, als hij in zijn
exemplaar toevallig het losse
bijblaadje vindt, waarop vermeld staat,
dat hoofdstuk IV en V op enkele
punten" een navolging" zijn van
Gottfried Benn: Fazit der
Perspektivena). En als hij dan, gedreven door
zijn nieuwsgierigheid, de twee werken
vergelijkt en een passage kiest die
oorspronkelijk niet als nagevolgd werd
vermeld, dan zal hij n mooi voor
beeld hebben van de slordigheid van
Urbain van de Voorde en van de
manier waarop hij Benn is nagevolgd:
U. Van de Voorde :
bh. iso'tisi
Deze ,,nieuwe
verlichting", die nu
als definitieve en
uiteindelijke schep
ping gold, begon
daarmee, ??en de
positieve
phitosophie stak hierbij
aardig een handje
toe, den gees'.en
in te prenten dat
de laatste en
univcrseelc aera thans
met de natuurwe
tenschappen aan
gebroken was. Het
was de tijd dat de
vlakste philosophie
en die ooit een
koud redeneerend
brein uitgedacht
heeft in een ver
moeide cultuur in
gang kon vinden,
de geest vormde
geen wezenheid op
zich zelf; maar
was aan de
natuurw e t o n d e r \v o
rpen; als een vallen
de steen of als een
ijzervijlsel in een
magnetisch veld
waren z ij b
eheerscht door een
noodzakelijke en
onveranderlijke
wet (Comte): het
was een volkomen
zinlooze en
uitzichtlooze onder
neming naar de
eerste oorzaken en
laatste doeleinden
te vorschen
(Comtc);
aanbevelenswaard was echter
een leven ,,zooveel
mogelijk vrij van
leed en zoo rijk mo
gelijk aan genot
naar hoedanigheid
en hoeveelheid
tevens" (Mul). En
's menschen schep
pende begaving,
den alle geniali
teit kenmerkenden
drang naar univer
saliteit wisten la
tere fakkeldragers
i van deze rationa
listische
waricultuur niet anders te
r noemen dan een
jlogisch spel tot
be? vrediging van ar
tistieke lustjen"....
En zoo gaat het voort op de blad
zijden, die direct na dit eene voor
beeld komen. Waarom heeft Urbain
van de Voorde geen bibliografische
lijs,t aan het begin of aan het einde van
hetboekingelascht? i
Maar wat nog meer Is: in dit eene
voorbeeld, schijnt Urbain van de Voor
de niet eens begrepen te hebben waar
het om gaat in den laatsten zin van
Benn. Hij vertaalt het Duitsche
autis' tisch" door het Nederlandsche
artisG. Benn: bk. 21*22
Diese
Aufklarung, die nun als
definitive und
endliche Schöpfung
kam, die damit
begann, dem klaren
und befreiten Geist
das Mannesalter
seines Denkens
aufzureden und
durch eine Philo
sophie der
positiven Erfahrung und
mit Hilfe wieder
eines Gesetzes des
Dreistadiengesetzes, zu der Einsicht
zu bewegen, dass
das letzte endg
ltige und universale
Zeitalter nun mit
den Natunv
ssenschaften
angebrochén sei, ,,ein
notwendiges und
unveranderliches
Gesetz" (Comte) dass
"es ein völlig
sinnloses und
aussichtsloses Unternehmen
sei, nach ersten
Ursachen und
letzten Zielen zu
forschen" (Comte),
ihm dafür aber ein
Dasein pries, ,,so
weit als möglich
frei von Leid und
so reich als möglich
an Gcnüssen nach
Qualitat und
Quantitat /ugleich"
(Mi 11); und die
damit endete, dass
ihre heutigen
erlauchten
Koryphaen, Koryphaen aus
der Universitas
literarum, den doch
durch eine langere
Geschichte wie die
der Hochschulen
als elementar
dokumentierten
Drang (nach
Universalitat und To- ,
talitat ,,ein i
logisches Spiel zur
Befriedigung
autistischer Geluste"
nennen....
'- ?
S. VESTDIJK
R. BI ijst ra: Aanslag (Van Kampen,
Amsterdam)
BLIJSTRA's roman is een merk
waardig en in zekeren zin
instructief geval van verkeerd
toegepaste psychologie. Detectivever
halen, avonturenromans, romans over
terroristische complotten, zooals dit
er een is. kunnen in principe mis
schien steeds gered, d. w. z. op een
hooger" plan gebracht worden door
de psychologische behandeling; maar
de moeilijkheden daarbij stijgen recht
evenredig met het gehalte aan
drakerigheid, en voor de extreme gevallen
moet men haast over het genie van
een Dostoiewsky beschikken. Het is
Blijstra zeker niet kwalijk te nemen,
dat hij in dit opzicht te kort geschoten
is, en geen organische verbinding
heeft weten te bewerkstelligen tusschen
de onaannemelijke, maar op zichzelf,
wel spannende intrige en het al te
solide toegepaste procédévan een wat
vervlakten monologue interieur.
Het komt mij voor, dat juist de
monologue intérieur in dit verhaal
van actie fnuikend werkt. Met een
geconcentreerder, synthetischer, min
der empirisch aanteekenende psycho
logie was het waarschijnlijk beter ge
gaan; de geschiedenis had dan de
helft korter kunnen zijn, de aardige
vondsten, hier waarlijk in voldoenden
getale aanwezig, waren beter tot hun.
recht gekomen, terwijl de dramatische
opzet minder geleden had door een
overvloed van introspectieve commen
taren. De terrorist Casimir Doncel,
die een minister-president in een trein
moet ,,bewaken" tot dicht bij de
plaats waar een brug opgeblazen zal
worden, en die tenslotte, om een
vrouw te redden, uit de coupéspringt,
becommentarieert letterlijk alles, d. w.
z. hij levert commentaren zooals men
dat doet liggend op een divan of
gezeten voor zijn schrijftafel l De
kwaliteit; van zijn overpeinzingen is
veelal niet van dien aard om ons met
dit procédéte verzoenen, hoewel ook
in deze introspectief ^psychologische
reeksen nog genoeg te vinden is, dat in
een meer geserreerd verband onze aan
dacht zou verdienen. Hét ergste even
wel is, dat de concrete elementen in dit
verhaal worden ontkracht door zulk
een slechts schijnbaar spontane psy
chologische toelichting. Als voorbeeld
noem ik de alleraardigste en in het
verband der handeling ook veelzeggen
de scène met het meisje, dat in den
trein haar evenwicht verliest (pag. 45,
46). Dit kleine incident spreekt voor
zichzelf. Maar Blijstra voelt zich ge
drongen den smaak ervan te bederven
door de mededeel ing van de hoofd
persoon, dat het kind wat op zijn
dochtertje lijkt, maar dat de eerste de
tiek". Alsof hij zich niet eens bekom
merd had om de beteekenis van het
woord en alsof hij niet eens wist wat
Aatismas is- God beware Urbain van
déVoorde voor deze ziekte l
... .Deze keer heeft Urbain Van de
Voorde zelf het Pact met den Booze
gesloten. En met 's levens regels af
gebroken. Daardoor zijn ook Schoon
heid, Waarheid en in dit geval ook
Wijsheid voor hem phrasen geweest.
... .En nu de lezer gewaarschuwd is,
dat hij het boek niet hoeft te lezen,
laat ons maar denken, dat het ver
schijnen van het Pact van Faustus
slechts een nare droom was. Want het
bestaat niet.... behalve dan voor
analphabeten.
i) De Boekengilde, Die Poorte,
Oude God bij Antwerpen.
2) Deutsche\ Vertagsanstalt,
Stuttgart.
beste sentimentcele slappeling zulke
gedachten krijgt, etc. etc. Het is
duidelijk, dat op plaatsen als deze,
en het boek wemelt ervan, de
schaar wonderen had verricht. Een
schaar óók voor de lang uitgesponnen,
wat tooneelmatige gesprekken, een
schaar voor de wel zeer technische,
maar door herhaling vervelende be
schrijving van het kaartspel, en
men zou eens zien hoeveel de roman
gewonnen had!
Niettemin, ook nu reeds bezit dit
verhaal wel degelijk zijn verdiensten.
Ondanks de breedvoerigheid is het
met onloochenbare virtuositeit ge
schreven, en vischt men de goede
momenten uit de zee van banaliteiten
op, dan is er winst te boeken zoowel
aan psychologische beschouwingen,
zoo de eenigszins op D. H. Lawrence
geïnspireerde huwelijksmoraal, als
aan scherp geteekende figuren, waar
van de burgerlijke Waardenburg, die
zoo erg zijn best doet om niet burgerlijk
te schijnen, wel het meest overtuigend
lijkt. Merkwaardig, met welk een
hardnekkigheid ook Blijstra's hoofd
figuur en alter ego ernaar streeft
iederen twijfel aan zijn sceptische,
vrije, cynische levenshouding te smo
ren ! Wellicht door een behoefte
bij den auteur om het melodrama
tische element te denatureeren, maar
het moment daarvoor is slecht geko
zen in zoo'n doodentrein". ,,Onge
twijfeld was zij in zijn leven wat men
in speciale milieus een fatale vrouw
noemt." Waarom deze omhaal, deze
verontschuldiging? Men voelt zich
reeds op vertrouwder terrein, wanneer
verderop in het boek de heldin betiteld
wordt als ,, fatale vrouw" zonder
meer l Eenige concessie aan de film
is toch zeker geen schande?
NIEUW PERIODIEK
BIJ de firma F. van de Velde Jr.
te Vlissingen is verschenen een
nieuw algemeen maandblad voor
dicht- en prozakunst onder redactie
van Eekhout, Van Hattum, Nuver,
Valentijn en Ver el. Het blad, dat den
naam De Litteraire Revue" draagt,
zal blijkens een voorbericht geheel wor
den gewijd aan voortbrengselen van
creatieven aard; aan critiek en essay
zal geen plaats worden ingeruimd.
Het eerste nummer dat wij ter aan
kondiging ontvingen, onderscheidt zich
reeds om bovengenoemde reden van
alle andere hier te lande uitgegeven
periodieken. Onder redactie en mede
werkers bevinden zich dichters en
prozaschrijvers van erkende bekwaam
heden: allereerst S. Vestdijk, in dit
gezelschap',,facile princeps" met twee
opmerkelijke gedichten, die overigens
niet zoo bezwerend en subtiel van klank
en rythme zijn als zijn Sprookje" uit
Groot-Nederland" van Januari, hoe
wel het er zich gemakkelijk mee laat
vergelijken orn de, aan sommige ge
dichten van Paul Valéry herinnerende,
opvatting en bouw. Verder zijn ver
meldenswaard Vertedering" van j,
van Hattum (zonder twijfel een aan
grijpend en poëtisch verantwoord vers),
Dood door beroerte" van Gerard den (
Brabander, een gedicht met een slot,
dat de belangstelling voor zijn binnen
kort verschijnenden bundel sterk prik
kelt, en het groote in dialoog geschre
ven gedicht van Jan H. de Groot, waar
van vooral het tweede stuk in terzinen
ontroerende accenten bezit.
D. A. M. B.
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 126 ? AMSTERDAM
Doorloopend Tentoonstellingen
i:**'
Tooneel
Eduard Verkade
E
PAG. 8 DE GROENE Ne. 3117
Regie A. Defreene.
burg;, Amsterdam
1 EN opvoering van het meest
geserreerde, machtigste treur
spel van Shakespeare is een
geweldige opgave l De moed, die
noodig is daartoe te besluiten, grenst veelal
aan dien van Macbeth in de laatste
acten; den moed der wanhoop. En dit
soort moed is niet voJdoende om tot
een overwinning te geraken, die op een
gefundeerde overtuiging" gebaseerd
moet zijn. En hoewel men eerbied heb
ben moet voor den veel omvattenden
arbeid die volbracht is, hebben wij een
dergelijke overtuiging in deze geheele
voorstelling gemist.
Het treurspel is tégaaf, tégrootsch,
tébovenmenschelijk machtig om langs
een werkelijkheids-gedachte alleen te
kunnen worden benaderd. Shakespeare
schiep onsterfelijk schoone verzen, die
Jacobus van Looy beter dan iemand
anders in onze taal benaderd heeft. Hij
greep naar bovennatuurlijke machten,
naar Hecate en haar helpsters, ten
einde de handeling aan de gewone
werkelijkheidssfeer te onttrekken. Dit
bovennatuurlijke element misten wij
bij deze voorstelling geheel en al. Welk
een poovere vinding zijn de altijd aan
wezige vleermuizen in de lucht van
het decor als symbool" en de terug
komst der heksen uit den put op het
binnenplein? Wat beduidt deze
illustreerende muziek van Maurice van
Yzer, die den wervelwind en de vernie
tigende kracht van donder en bliksem
in de eerste tafreelen vertraagt tot in
het irritante? Het zijn bedenksels, geen
inspiraties, gevolg van een ongeoor
loofd tasten" van den regisseur. Ge
lijk vaak acteurs zichzelf te mooi vin
den om deemoedig op de macht van
het woord van Shakespeare te vertrou
wen, zoo bleek Defresne te
verstaddig", te ontledend scherp, om op den
dichter te vertrouwen. Hij wil het ons
waar" maken en hij leidt ons af, waar
hij door een ontledend piekeren den
gloed, de warmte, den hartslag aan het
stuk ontneemt en onze phantasie doodt»
Hij durft veel, maar aan dien
toomloozen aanleg van zijn geest, paart hij
geen wijsheid, die zijn dapperheid tot
zeker doen steeds leidt." Hij verdoezelt
de diepte van het werk, die van het
synthetisch-waarachtige gevoel, welke
do'or den meesleependen menschelijken
klank van de stem ons kan worden ge
openbaard. Wanneer men onder deze
voorstelling de oogen sluit, is vrijwel
alles onschoon, qua geluid, en wanneer
men uitsluitend kijkt, ziet men 'geen
kleurenrijkdom. Alles is vlak, vaal en
grauw.
ZOOALS van Dalsum in interviews
de rol van Macbeth omschreef,
kunnen wij deze vrijwel aanvaarden;
maar waar was de anders hem eigene
noblesse in zijn spel, zijn formaat, zijn
overtuiging? Wat beduidden die bij
geluiden van lafheid reeds in den be
ginne, dat onnoozel-af hankelijke te
genover zijn vrouw, dat laffe
hyenaachtige na den moord, altegaar uitin
gen zoo volkomen in strijd met Van
Dalsum's gemoed, zijn idealisme, zijn
eigen vaste overtuigingen? Zou er dan
in het geheel geen vreugde, geen
helsche vreugde in de eerzucht, in het
begeeren schuilen, ook al spreekt on
derwijl waarschuwend de stem van het
geweten? Had deze Macbeth dan niet
juist een waarachtige overwinning be
haald, die hem Thaan van Cawdor
maakte, Waardoor zijn kans, eenmaal
tot koning te worden gekozen, dermate
steeg, dat alleen het daarop volgende
erfelijk verklaren van het koningschap
in het geslacht van Duncan, de daad
van geweld voor hem noodzakelijk
maakt, omdat.de phantasie zich zóó
TT?i
vertrouwd reeds gevoelde met het eer
zuchtige verlangen eenmaal koning
te worden ? Wordt Macbeth niet een
moordenaar bijna uit een soort poli
tieke overweging, uit een onweerstaan
baar ingrijpen, naar de macht, waar
aan koning Duncan ten offer valt?
Door demonische krachten wordt
Macbeth gedreven, maar is er in dit
stuk dan geen sprake van een heiligen
wonderdoenden koning en van goede
engelen? Wordt er in Macbeth's ge
moed dan geen strijd gestreden; heeft
hij al verloren, eer hij begint?
Natuurlijk heeft Van Dalsum enkele
passages als een groot tooneelspeler
gespeeld, bijvoorbeeld het zien van
den geest van Banquo, maar hij was te
veel van n soort met de huurlingen,
die hij Banquo liet vermoorden; en
juist zij vormen het contrast in dit stuk
met den koninklijken misdadiger: Mac
beth. Wat interesseert ons het leed van
een mensen, wanneer wij niet aan zijn
vreugden konden gelooven?
En Charlotte Kohier speelde in een
dergelijke bloedlooze opvatting. Zij
imponeerde bijwijlen door haar
deugdelijke techniek. Zij was voor
treffelijk gekleed en had houding bij
haar eerste entree,- maar speelde de
brief-scène reeds als een hér-lezen, en
op deze wijze zon Lady Macbeth van
den beginne af alleen op kwaad,
inplaats van zich voor alles in de voor
spelling, welke haar man haar schrijft,
te verheugen. Is deze vrouw niet kin
derlijker bedoeld, genotzuchtig, maar
minder berekenend vooral, n liefde
voller jegens haar man ? Ziet zij in den
beginne niet alleen het fel begeerde";
het koningin zijn", en in de tweede
plaats pas de daad", waarvoor zij &1
het weekere, het vrouwelijk-teedere in
zich zelve moet vernietigen, nadat de
schorre dienaar haar heeft mede ge
deeld, dat de koning komt overnach
ten"? Is haar beschermen van haar
man na de daad niet roerend, evenals
haar bekentenis dat zij voor hem de
daad zou hebben verricht, indien
Duncan niet in den slaap haar vader
had geleken". Waarom ontbrak de
eerste scène met Macbeth en Lady Mac
beth als koning en koningin, de
grootsche entree, die onmiddellijk faalt bij
het zien van Banquo ?
Waarom werd er in deze opvoering
gean feest gehouden na Macbeth's
kro«ing, een feest/ dat alleen voor Mac
beth en zijn vrouw geen feest kon wor
den? Het gesprek der ontevreden ede
len staat geschreven na den maaltijd,
niet er vóór, een onbegrijpelijk onver
antwoordelijke omzetting. Aan dat
mislukte feestmaal is geen lach als die
van Charlotte Kohier mogelijk, daar
moet zij de bezorgde vereenzaamde
vrouw zijn, die haar man uit een be
narde situatie tracht te redden en niet
een monster dat enkel sluw is en bere
kenend. De slaapwandelscène was tech
nisch prachtig gespeeld en de gang door
het paleis een groote vondst. Maar ook
hier ontbrak hart", consequent gevolg
van het spel daarvoor; .én débelangrijk
ste rol voor het slagen dezer scène, die
van den dokter, was in onjuiste handen.
VAN Dijk als Malcolm liet ons tegen
het slot van den avond eindelijk
een warm mooi geluid hooren. Ook
deze scène in Engeland tusschen Mal
colm, Macduff en diens altijd hoofsche
neef", Rosse, moet aanmerkelijk ge
spannener dus, sneller gespeeld wor
den, dat spreekt van zelf, maar het
applaus na dit tafreel op de première
klonk toch anders dan na de vorige, en
wij meenen dat dit, behalve aan de
dankbare scène zelf, in hoofdzaak aan
deze ne warme gloedvolle stem te
danken was.
Groenier verraste door een waarlijk
jonge, edele plastiek als de jeugdige
Siward.
Film
Higgfns, (joh, de Meester), Elisa, (Lily Bouwmeester), Pickenng
Vefkade) in: P/gmolion", City Theater Amsterdam
Een Nederlandse filmindustrie?
Pygmalinn: een Fllmex-rin
tone-productle ; City Theater
DE vragen om het probleem der
Nederlandse film zijn op het
ogenblik zeer actueel. En door
de enquête van Het Vaderland" n
door een uitspraak in De Telegraaf",
welke na kritiekloze aanprijzing van
vele minderwaardige producten, plot
seling de Nederlandse cineasten onbe
voegd verklaarde tot het maken van
een documentaire.
Deze laatste bewering was intussen
bij voorbaat voldoende weerlegd. De
vraag omtrent de mogelijkheid van een
Nederlandse filmindustrie is nog altijd
niet beantwoord.
In de eerste plaats heeft deze vraag
twee kanten: is het mogelijk in Neder
land en dus natuurlijkerwijs met
overwegend Nederlandse krachten
een goede film te maken en zo ja, heeft
deze film dan commerciëele mogelijk
heden? Meer speciaal wordt daarbij
dan in het eerste gedeelte van de vraag
gedoeld op een normale speel- of amu
sementsfilm. Goede korte films en do
cumentaires zijn hier in elke faze van
ontwikkeling van de filmtechniek ge
maakt. De normale speelfilms daaren
tegen, welke het product vormden van
een Nederlandse filmindustrie", wa
ren in hun overgrote meerderheid van
een dusdanig inferieure kwaliteit, dat
zij tot een regelrechte debacle hebben
geleid. De enkele gunstige uitzonde
ringen, althans wat betreft uitgangs
punt, waren artistiek en technisch nog
onvoldoende om daarbij een werkelijk
tegenwicht te vormen.
Op grond van deze situatie mocht de
technische en artistieke mogelijkheid
van de Nederlandse film geacht worden
in sterke mate gebonden te zijn aan de
genoemde korte films en documentai
res, waarbij een voldoende eigen ka
rakter, tegenover het technisch vol
maakte buitenlandse product, zonder
gelijkwaardige apparatuur mogelijk is.
MIDDEN in deze vragen en over
wegingen verschijnt Filmex-Cinl»'
tone op de markt met een normale
Nederlandse speelfilm, d.w.z. een film
in Nederland vervaardigd met
overWij hebben een voorstelling bijge
woond,- waarbij de regisseur den tekst
woord voor woord had ontleed, doch
bij gebreke aan kunstenaarsvisie niet
in staat bleek het geanalyseerde weer
tot een kunstuiting te binden. Hierdoor
viel de voorstelling uiteen tot een reeks
van naturalistische, veelal vlak ge
speelde scènes,,zonder innerlijk drama
tisch verband. En wat wij hierdoor bo
venal misten was: Shakespeare's dra
matisch stuwend rhythme, de melodie
en de verklanking van het gesproken
woord en de innerlijke structuur van
hetgeen aan het gebeuren is.
wegend Nederlandse krachten.
Geconstateerd moet worden, dat deze
film het antwoord op de vraag of reeds
op dit ogenblik een Nederlandse film
industrie a'thans technisch en artis
tiek mogelijk is, in positieve zin be
nvloedt. In de eerste plaats heeft men
het aangedurfd een behoorlijk uitgangs
punt te kiezen, zonder concessies aan
een bepaalde smaak van het bioscoop
publiek: Pygmalion" van Bernard
Shaw. Wat dit betreft staat deze film
stellig op het hoogste peil, dat hier tot
nu toe bereikt is. Daarbij heeft men
in samenwerking tussen den regisseur
Dr. Berger, Corrie Vonk, Wim Kan
en Johan de Meester uit dit stuk een
goed draaiboek weten samen te stellen,
al vormt de inlas van de lezing van
Dóolittle geen compensatie voor wat
men anderzijds juist ten opzichte van
deze figuur heeft gekapt. Een stuk
typische filosofie van G. B. Sha^v is
daarmede niet tot zijn recht gekomen
en een kostelijke figuur uit het stuk
op deze film wel een te vage schim
gebleven van wat wij uit de tekst en
van het toneel kennen. Overigens is
eerbied voor de tekst niet slechts theo
retisch het uitgangspunt geweest. De
dialoog is in zijn volle beteekenis aan
vaard en de indeling in bedrijven
zij het met toevoeging van een paar
scènes is als constructief element
ook in de film, onder een uiterlijke
continuïteit door muzikale overbrug
ging, bewust aanwezig.
De inzet, waarmede het stuk meteen
positief in de Amsterdamse sfeer is ge
bracht, is vooral ook wat geluid be
treft opmerkelijk; het drietal
Higg'ns-Johan de Meester,
PickeringEduard Verkade en Elisa
DoolittleLily Bouwmeester, op. vele punten alles
zins bevredigend, al merken wij hier
toch dat de scholing van onze filmac
teurs nog niet op internationaal peil
is. De film als zodanig heeft tegen
over een gemis aan internationaal
raffinement, als onmiskenbaar goede
tegenhanger een zekere eerlijkheid en
zonder omwegen op het doel afgaan.'
Wanneer wij bij deze goede eigen
schappen nu nog eens een strengere
er i tisch e controle op alle onderdelen
zouden kunnen bereiken, dan zouden
wij op de punten die binnen onze on
middellijke mogelijkheden vallen in
de eerste plaats stijl-zuiverheid en een
eigen ,,kleur" tegenover een toene
mende eenvormige kleurloosheid"
van het internationale product
zelfs boven het gemiddelde inter
nationale product kunnen uitkomen.
Voor de rest kan tijd en ervaring goed
maken wat wij nu nog missen. D
tailcritiek is in dit verband na eenmalige
' beschouwing verder niet op zijn plaats.
Wel de eerste indruk, dat hier ernstig
werk is verricht, met een resultaat, dat
ook voor de toekomst hoopvol stemt.
D. C. .VAN DER POEL
\\
PAG. 9 DE GROENE Ne. 3117