De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 13 maart pagina 5

13 maart 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

\ l f ' /? * Letterkundig leven IN MEMORIAM ALBERT VERWEY Dichter en profeet ANTON VAN DUINKERKEN VERWEY was een krachtige man. Hij zag er ook zoo uit, maar als hij glimlachte, kon men zien, dat hij tevens een zachtmoedige man was, niet alleen een onvermoeibaar werker, doch ook op tijd een wijs ruster. Vooral toen hij oud was, straalde die wijze rust uit heel zijn wezen. Hij was wel een der merkwaardigste mannen, die Holland ooit voortbracht. Dóór en dóór een individualist, zooals alleen Hollanders dat kunnen zijn, met een sterken eigen wil en een geweldig doorzet tingsvermogen. Zijn persoonlijkheid onthulde hij behoedzaam in zijn werk. Niet in eens gaf gij te kennen wie hij was, niet door een genialen schok openbaarde hij de volheid van zijn groote vermogens, maar hij ontwikkelde langzaam en aandachtig zijn werkelijk diepste wezen uit de som zijner levens ervaringen. Noemde hij zijn tijdschrift ,,De Be weging": een van de redenen was hiertoe ook wel het dynamisme van zijn eigen dichterlijken groui. Al zijn leeftijdgenooten schreven een reeks gedichten of een boek, waarin hun gansche zijn het zuiverst ligt uitgedrukt, hun ander werk heeft niet diezelfe waarde. Maar Verwey schreef nooit zulk een boek. Wie hem kennen wil, moet alles van hem lezert, en wel in de volgorde, of ongeveer in de volgorde, waarin het ontstond. Het boeiende is bij hem de groei, de ontwikkeling, de nauwe samenhang van leven en werk, de voortdurende wisselwerking van het persoonlijke met het algerneene. Zijn eerste verzen, en vooral Persephone" (1885), trokken aandacht als zuiver tachtigerswerk, maar de ontwikkelingskansen, die erin lagen, merkte men nauwelijks op. De jonge Verwey be hoorde tot de groep van ,,De nieuwe Gids" en werd tezamen met de groep beoordeeld. Maar wie van de tachtigers zou den kleinen cyclus Mephistopheles Epicureus" hebben geschreven, dien Verwey op droeg aan Lodewijk van Deyssel, en waarin hij reeds zocht naar de levenswijsheid achter alle schoonheid, zich niet tevreden stellende met het genot. Het eerste sonnet van dezen merkwaardigen cyclus kenmerkt reeds in den jeugdigen dichter den bezonnen wijze, die het dichterschap zal verdedigen als een hooge geestelijke functie in de maatschappij: de functie van het zich rekenschap gevende bewust zijn des levens. Hier volgt dit sonnet: Ik zie den mensch, maar ik begrijp hem niet! Hij eet van't leven al wat lekker smaakt, En proeft van al zijn passies: zijn mond raakt ledere vrucht, die iedre hand hem biedt. Hij zoekt in dronkenschap een droom, en vliedt, In 't teven, tot hij, moede en koud, ontwaakt, Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt Des leuens droesem bitter als verdriet. En dan noemt hij den wijn, die vreugde geeft Zijn passie zonde, en nuchterzijn zijn deugd t Daar hij zich dwaas dronk in een mooien droom En in het leven schijn zocht, die niet leeft, Hij vleit zich met de erinring zijner vreugd, Maar durft geen appel proeven zonder schroom. Het getuigt van een bewustheid, een bezinnend waarnemingsvermogen, dat over de grenzen van het sensitieve wil dringen. Voor Verwey wordt het gevoelsleven dan ook al spoedig de bron eener poëzie, die in wezen verstandelijk is. Toch heeft hij niets van den starren rationalist, zijn verstand is te,bewogen, dan dat het zich fixeeren zou. Het zoekt actie. Het wil doordringen, altijd dieper, naar het wezen van de gevoelens, en naar het wezen van de dingen. Uit de tachtigergroep zal Verwey zich losmaken zonder deel te nemen aan de onhebbelijke ruzies en den openbaren heibel van de bentgenooten, eenvoudig door te worden wie hij is. Dit proces was voltrokken, toen in 1896 zijn bundel Aarde" verscheen, die slecht ontvangen werd door de kritiek, maar die het begin was van een belangrijke productieperiode, waarin de dichter, bespiegelend en soms bijna doceerend, zoekt naar de vaststelling der beteekenis van het dichterschap. Men kan zeggen, dat in dezen bundel vele verzen nogal stroef klinken, dat ze niet makkelijk, noch aangenaam te lezen zijn, en dat de poëtische geest drift minimaal schijnt. Door een roes werden ze zeker niet ingegeven. Maar het groote gedicht ,,De Natuurlijke Aarde", dat aan het einde van dezen bundel staat, is een poëtische beginselverklaring, die Verwey ontwor steld heeft, met moeite en leed, aan de ervaringen van het dichterleven. Het schuimend enthousiasme van de tachtigers is verstild, de moegeworden zinnen weigeren te reageeren op het driftige levensgenot, doch de ziel van tachtig ontwaakt. In Verwey. Veel meer dan in eenig ander dichter van de Nieuwe Gids-school worden in Verwey de instinctieve beweegkrachten der eerste, vurige periode verklaard en verpuurd tot heldere begrippen. In ,,De Natuur lijke Aarde" zijn deze begrippen voor het eerst uitgedrukt: In de diepten van tijden is heilig Geboren de menschenziel. Zie vóór u dat elk haar veilig Bewaar' als zij in hem viel. Wij zijn door de donkere tijden Gezonden, een karavaan Om een groote juweel te geleiden Naar een plaats, die wij niet verstaan. Als er een van u is, die zal dulden Dat ze vuil en verloren gaat, Zullen allen die de eeuwen vulden Wéroepen over dien smaad. Als er een van u niet zal blinken Rondom het behouden kleinood, Zullen allen er rondheen zinken En wéroepen over uw dood. Als er een van u niet kan spreken, Als een ziel tot u roept waar ge zijt, Zullen allen zich buigen breken Dat een ziel, een ziel is ontwijd. Eerbied voor deze zuiverheid van de ziel dwingt den dichter tot een bijzonderen persoonlijkheids cultus, die haar waarde heeft voor de maatschappe lijke samenleving, omdat in het dichtergemoed deze samenleving zich spiegelt. De dichter ,,bezielt" de maatschappij. Hij ontleent aan haar de ervarin gen, welke hij verwerkt tot stuwkrachten: hij is een geestelijk transformator van al het geschiedende. ,,De gedachte, dat evenals vroeger de geestelijke, de staatkundige, de man van wetenschap, thans ook de dichter een gezaghebbende plaats in de samen leving zal opeischen" wórdt de grondgedachte tot Verwey's hartstochtelijke lt,verdediging van het dichterschap". Uit de bezieling door den dichter wordt een nieuwe wereld geboren, die de jonge Verwey zich voorstelt als een wereld van menschenverbroedering en gelijkheid, zónder klassenverschil. Het heiligste in deze nieuwe wereld is de ,,beleden ziel van den mensch", dus de lyrische aandrift van den dichter. In deze phase van zijn bloeiende ontwikkeling ziet Verwey het dichterschap als een maatschappelijk profetisme", waarbij men niet alleen denken moet aan de gave, die de profeet heeft tot het voorspellen van de toekomst, maar ook aan zijn functie als zuiver aar der maatschappij-beheerschende instincten. Geen Nederlandsche aestheticus drong ooit zoo diep door tot het wezen van het dichterschap als sociaal verschijnsel en had hier een zoo hoog en nobel idee van. In de ballade Wat een zanger tot een koning zei" beeldt Verwey die boven-staatkundige macht der dichterlijke bezie ling uit: Ik kom, een zoon van blonde stranden, En zoek uw volkenvolle rijk,, O Vorst, en in mijn naakte handen Draag ik noch kroon, noch kroongelijk. Maar zie, het helmblond van mijn haren Wast op een voorhoofd, dat omspant Droomen mér dan de rijken waren, Die ge ingrifte op uw marmerwand. En zie, de tempels uan mijn Bewaren monumenten-tal, Mér dan de bruggen en de bogen, Die^voeren naar uw woning-wal. En van mijn mond de roode boorden Omranden als uw park bij nacht De fakkelglanzen, die er gloorden Een weelde- en onheil-volle pracht Van bloemen soms en soms van zwanen : De wonderen van mijn zang en lied En uw prieelen en platanen Omarmen mijn gefluister niet. En rondom mij voer ik den toover Die uit de stem eens dichters bindt Uw heiren gaan de grens niet over, Zij zwerven loom, zij zwermen blind. Gesterkt door dit inzicht, wordt Verwey nu, zoo als hij zelf zich noemde, de dienaar van zijn tijd". In zijn verzamelde dichtbundels vindt men de poli tieke, sociale en intellectueele geschiedenis van het moderne Europa, na de zaak Dreyfus, weerspiegeld. De bundel Het brandende Braambosch opende met het mooie sonnet ,,Aan Zola", omdat Verwey in het optreden van Zola ten gunste der veroordeelde onschuld en tegen de instincten, die tot dit onrecht vaardige vonnis dreven (politieke en sociale behouds instincten) een verwerkelijking van zijn droom zag: de dichter als hoogste uitspreker van hetgeen in het geweten der maatschappij aanwezig isrDan volgen zijn verzen, betrekking hebbende op den Transvaalschen oorlog, de vele gedichten, die de rustige periode 1900?1914 weerspiegelen, de zwakke bun del ,,Het zwaardjaar", over den wereldoorlog. In de latere poëzieboeken rijpt de wijsgeerige levensbe spiegeling, mede onder invloed der philosophie van Spinoza, en wordt Verwey de getuige der zuivere menschelijkheid, waarover Goethe sprak in zoovele gedichten. Nationalist is Verwey altijd geweest, omdat hij een diepen zin voor de eigen vaderlandsche traditie had, doch dit nationalisme dient wel te worden onderscheiden van de huidige partijpolitische stre ving naar de dictatuur van een enkeling. Vriend des vaderlands, als Vondel, dien hij hoog vereerde, was Verwey, als Vondel, een vijand der staatszucht. Hij heeft het overduidelijk gezegd in zijn latere verzen: Dwazen, die in uw eigen land Uw eigen menschen bant en moordt, Die met den waanzin van uw woord De lijnen van uw standen spant. Dwazen, die met uw dom verstand De stemmen van de besten smoort,' En meent, dat adeldom behoort Aan 't mengras, dat gij niet verbant. Gij zijt geen volk. Ge zijt een bent, Die vólksdom noemt de stomme groep, Die 't ware vólksdom nog niet kent, , En stijf t u in uw kwaden roep. Zaagt ge ooit, hoe star ge uw blik ook richt, Twee helften tot n heel verdicht? Hij heeft deze uitspraak bezegeld in,,De Dichter en het Derde Rijk", een volstrekte afwijzing van den nationaalsocialistischen cultuur zwendel. De dichter bezielt den geest der maatschappij, dus ook den geest van de natie, waaraan zijn instrument, de taal, hem vaster dan eenig ander kunstenaar bindt. De letterkundige bewaart de zuiverheid van het bezielende dichterwoord; hij ziet toe, dat de nationale waarden niet worden misbruikt en ver minkt. Groot dichter, was Al bert Verwey de grootste ,,letterkundige" van zijn tijd; hij heeft aan het eigenaardige, half-artistieke, half-wetenschappelijke begrip letterkunde een frisschen levensinhoud ge geven. Zijn critisch proza, zijn talrijke studies over oude Nederlandsche meesters van de taal, vooral zijn uitstekende geschriften over Vondel?zijn meesterwerk in proza lijkt mij wel ,,Vondels Vers" te zijn ??geven een diep inzicht in het wezen van het Nederlandsche dichterschap en het karakter van den Nederlandschen mensch. Ze zijn een leerschool van ware vaderlandsliefde. Juist in een tijd, waarin met dit edel-menschelijke gevoel der gehechtheid aan het eigen land zoo wordt gekwanseld als vandaag, is Verwey een ,,prof eet" in den zin, waarin de groote dichter dit kan zijn. Hij stierf in de kracht van zijn leven, 71 jaar oud, maar nog werklustig als een veertigjarige. PAG. l DE GROENE Na. ai 19 v J e r r » F' w vt Of vr AI rn< da. art ent oot der iub ou l t d P l ?s I s s t ' l ;! i ^ UlT >g *e * *. , »? Xï. 13 DE Mogelijkheden voor EDUARD VERKADE WANNEER chauvinisme leidt tot een uit het oog verliezen van den internationalen stan daard, dan schuilt hierin een groot ge vaar. Bij het Nederlandsche tooneel is dit op het oogenblik het geval. Bij opvoe ringen van werken van formaat wordt er op los geëxperimenteerd zonder ge noegzame kunde en inzicht, en hoewel wij, ook nu nog, over tooneelspelers beschikken, die zich met de groctsten uit andere landen kunnen meten, blij ven de voorstellingen, op enkele na van modern repertoire, ver onder de inter nationale maat en ook de kritiek meet met meer maten dan uit ver keerd begrepen goedhartigheid het ver zinkende te steunen. Het blijkt duide lijk, hoe voor onze Nederlandsche tooneelspeelkunst de norm door de leiding verloren ging. De Nederlandsche film loopt in dit opzicht minder gevaar, deze uiting is internationaler van opzet. Tot voor kort werden vrijwel alleen, buitenlandsche producten vertoond. Wel kan men zich van vele afvragen, hoe zij over de grens komen. Hier tegenover staat, dat in de groote Hollandsche steden wekelijks n of meerdere films te ge nieten zijn, die op het hoogste inter nationale peil staan, en van het Neder landsche publiek en de filmpers moet men zeggen, dat ze deze doorgaans weten te vinden. Toen men zich nu in ons land, een twintig jaar later dan elders, op de filmindustrie ging toeleggen, hadden de eerste films, zooals van zelf spreekt, een chauvinistisch succes, maar nadat er nu ongeveer een veertigtal Hol landsche films zijn voortgebracht, is wel gebleken, dat de meeste daarvan ver beneden het internationale peil staan. Het Hollandsche publiek wendde zich dan ook terecht van het gros der Nederlandsche films af, de directies van bioscooptheaters endefinanciers schrik ten steeds meer voor het risico terug, de productie heette te kostbaar" en de twee gestichte studio's stonden vaak ongebruikt. De toestand was zelfs zoo geworden, dat na de film Merijntje Gijzen, die een succes mocht worden genoemd, van de Haagsche studio Filmstad" het personeel werd op gezegd, en dat men in Amsterdam Pygmalion" op stapel zette met de wetenschap, dat dit waarschijnlijk de laatste film zou worden, gefabriceerd in de Cinetone-Studio. Nu is Pygmalion onverwacht een exceptioneel succes geworden, en plot seling is de lucht vol plannen; er dui ken weer liefhebbers met ondernemers geest op, die zich voor de Nederland sche film willen interesseeren. En juist daardoor dreigt nu een gevaar, n.l. wanneer men zou vergeten hoe deze film is ontstaan, en wanneer men uit het oog verloor, dank zij welken fac toren alleen volgende malen opnieuw successen voor Nederlandsche films mogelijk zijn. H OE ontstond de film Pygmalion? Voor het scenario beschikte men Losse nummers van De Groene 20 et. Ouder dan 3 maanden 60 et. Toezending uitsluitend na ontvangst van het bedrag over het beste stuk van Shaw, waarvan de rechten voor Nederlandsche produc tie reeds een aantal jaren geleden wa ren verkregen. Bovendien was de lei ding der productie niet alleen aan een uitstekend vakman-regisseur opgedra gen, maar aan een uitzonderlijke per soonlijkheid, Dr. Berger, die, behalve filmregisseur van groote ervaring, een kunstenaar is, hetgeen hij ook als regisseur op het tooneel n als schrijver n musicus te over heeft bewezen. Hij maakte het draaiboek in zijn taal en bracht dit over in het Nederlandsch, bijgestaan door Johan de Meester, Wim Kan en, voor het typee rende dialect, Corry Vonk. Hij stelde zich op de hoogte van de actrices en acteurs waarover hij voor de rollen in Pygmalion zou kunnen beschikken, en deed daaruit een keuze, die niet alleen juist was individueel gesproken, maar ook juist ten opzichte van de rollen onderling. Bij het nemen van de proef opname bleek het, dat volgens hem niet de juiste cameraman beschikbaar was ge steld en na den eersten dag werd reeds contact gemaakt met Akos Fargas, die zulk uitnemend werk leverde. De geluidsopname bleef in de consci ntieuse handen van Dr. Citroen. Max Tak componeerde en dirigeerde in een minimum van tijd begeleidende mu ziek. Bijna alle medespelenden hadden nog niet voor de film gespeeld. Maar na twee, drie dagen opnamen werd ieder het vak en de eischen daarvan duidelijk, dank zij dezen regisseur, en zoo verscheen op het doek datgene waarom hij zijn keuze bij het verdeelen der rollen had gedaan. De regisseur sneed tezamen met den montagechef G. J. Teunissen de geheele film, en zoo kwam dit belangrijke deel van de regie ook geheel tot zijn recht. Immers het snijden is niet alleen afhankelijk van het juiste aaneenvoegen der beelden, maar grijpt diep in de regie in en is daarvan afhankelijk. Een bekwame regisseur moet alle beelden voorradig hebben, die bij het snijden noodig kunnen zijn voor de overgangen, die hij alleen beoordeelen kan. Voor dezen regisseur was arbeid aan de film een soort obsessie en hij vond geen rust voor zich zelf en zijn medewer kers, tot'hij benaderd had het beeld en de mogelijkheden, die hem hadden voorgezweefd bij den opzet. Door deze film is bewezen, welke mogelijkheden er schuilen in de Neder landsche filmacteurs, en het spreekt vanzelf dat er verscheidenen mér zijn dan in deze film noodig waren, en dat zij voor een ander scenario even nood zakelijk zijn, als deze uitgekozenen voor Pygmalion., De Nederlandsche film kan bestaan, maar alleen dan zal het met Pygmalion bereikte resultaat blijvend nut hebben, wanneer erkend wordt, dat wij voorloopig een kunste naar «vakman behoeven om ons Neder landers onzen achterstand in vakkennis en ervaring te helpen inhalen. Definancieele mogelijkheden en het gebied waar Nederlandsch wordt gesproken zijn te klein voor grillige experimenten. En wie weet, indien in Nederland deze reëele, vanzelf sprekende weg bewan deld wordt, of dan Nederland niet een land zal blijken vanwaar men in enkele jaren films naar het buiten land kan sturen, en of niet de 'geheele productie dan in eigen handen kan zijn. v i ^ MlMHKOOÏYl TWEEDE ETAGE Ons gerenommeerd ZATERDAG DINER a l? bestaande uit: MAYONNAISE DE HOMARD ? TORTUE CLAIR ? Keuze uit n der onderstaande schotels: Gekookte zalm, Peterseliesaus, Worteltjes, Versche aardappelen Kalfsfricandeau a la Jardinière, pommes Parisiënnes Beefsteak Américaine, Sperciebooncn, Pommes frites ? Naar keuze: Sultana pudding met Bessensaus Cocktail ijs Gebak ^ ? FRUIT Dit menu met visch- en vleeschgang per couvert 1T5 TAST TOE IN deRUenkorf ^^?^?^^ . i4tawf*r^r^ A ±A AMSTERDAM ' i; ''t \ v T.. , NAAR DE MEIFEESTEN 12 DAGEN TE MOSKOU EN LENINGRAD onder deskundige Nederlandse leiding A M E R S F O O ft T-AMERSFOORT ? vort 2t April tot 9 Mei 1937 * V«r4«r* !nlleM!ng«n «n protp. bq ALLE REISBURIAUX latvvrUt-IÉfornalhfcvriM STADHOUDERSKADE 134 TELEFOON «2124 . AMSTERDAH-Z, l _

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl