Historisch Archief 1877-1940
\
r'
SCHILDER MET PROBLEMEN
Radio-Stethoscoop
Pyke Koch: Schoorsteenveger
Droomen tusschen brandnetels
Jan Engelman
DE Schoorsteenveger van Pyke
Koch, een klein schilderij, is in
Engeland, maar ik moet er
dikwijls aan denken, omdat het een
Herzensergiessung is van een kracht
en een innigheid die we tegenwoordig
niet veel tegenkomen.
Ineens kreeg Koch van de groote
formaten genoeg. Het schilderij,,Anna",
een vrouwefiguur in het
pierementachtig buffet van een volkskroeg, had
hem uitgeput en niet tevree gesteld.
Prachtige, rijk geschilderde details wa
ren er in, maar hij beging een fout die
men meer ziet bij de Nieuwe Realisten.
Niet bevredigd door het breede, ver
eenvoudigde, suggestieve, half-primi
tieve en coloristisch roesachtige schil
deren van hen die Cézannévolgden,
laat 'ons zeggen van de Bergenaars,
niet meer onder den invloed van de
Parijsche School, ontdekten zij op
nieuw de tastbaarheid, de hevigheid
van het dichtbij bekeken werkelijke,
de lichamelijkheid van de dingen. Zij
streefden naar een nauwgezette stofuit
drukking, en soms zóó hardnekkig, dat
de afgebeelde voorwerpen overreëel
werden, gelijk men dat zien kan in de
film. Gegalvaniseerd? Het woord houdt
geringschatting in. Men kan misschien
beter zeggen: zij werden Florentijnsch
hard, inplaats van Venetiaansch tonig.
Behalve een zaak van talent, was dat
voor hen zeker ook een aangelegenheid
van geduld, van tucht, van vakman
schap. Maar moeilijker probleem bleek
dat van het ruimtelijke. De oude
doorzichtkunde was door Impressionisme,
door Cubisme en Expressionisme, ver
laten, in discrediet gebracht. De Nieuwe
Realisten moesten opnieuw ontdekken
hoe de ruimte zich vormt (ons be
driegt? (in het gezichtsveld, hoe de
plans zich in het schilderij kunnen
ordenen tot iets dat een herkenbare
weergave van de natuur is. Zij stonden
voor hetzelfde probleem als de
zestiendeeeuwers, toen die van hun coulissen tot
een volkomener ruimte-beeld wijden
geraken. Zonderling verdwijnen soms
de verworvenheden eener cultuur!
Zonderling komen zij elders terug.
In zijn schilderij Anna" nu had
Koch met die moeilijkheid op merk
waardige wijze te worstelen. Zijn fout
wa«- l AC hij het gezichtspunt verkeerd
bepaalde. Hij plaatste zich te dicht bij
het sujet en de epiek van zijn peinture
werd niet evenredig aan de visueele
capaciteit van den toeschouwer. Deze
kan de voorstelling niet synthetisch
zien, bewondert wel detail na detail,
maar vindt geen eenheid. Het sujet
wordt beklemd door de omgeving, het
komt te dicht op u aan.
Koch probeert het opnieuw, in
kleine schilderijen eerst. Zelfpor
tretten van zeer sterke psychologie, de
bizarre voorstelling Zwaar Weer":
twee vrouwen, die in haar kleeren be
scherming zoeken tegen een storm,
terwijl een kleine kat angstig tusschen
hen op en neer springt. En dan de
Schoorsteenveger, die zeker tot het
diepzinnigste behoort dat hier na
Breitner en Verster werd geschilderd.
In den gedachtengang van hierboven
voortgaande, stuit" men direct op
het tuinhek, achter de liggende figuur.
Is ook dit een coulisse, die de opgave
technisch vergemakkelijkt? Dat kan
met het oog op het ruimtelijke wel zoo
zijn, maar ter zelf der tijd maakte dat
hek zooveel moeilijker het schilderen
van de figuur in de juiste houding van
achteloos liggen en leunen, en de-.
psychologische dichtheid wordt er als
het ware door versterkt. Ziehier dan
Koch als de moderne miniaturist,
liefderijk gebogen over den
mikrokoEmos, vriend van grassprietjes, blaadjes,
zandkorrels. Hij gaat voorbij aan alle
kwesties die de beeldende kunst eeuwen
hebben bewogen, hij is op de meest
dwarse wijze oorspronkelijk, hij wil
weer de werkelijkste werkelijkheid.
Laat anderen den muur verheven be
schilderen, pyramiden bouwen des
noods, hij vind,t zijn wereld in een guren
hoek van een vochtig stadstuintje.
MAAR het paneeltje heeft veel meer
dan de verbijstering van zijn tech
nische knapheid. Deze realisten", hoe
zijn zij romantisch l Hoe droevig ge
bogen over de raadselen van leven en
dood ! Met opzet gebruikte ik den term
Herzensergiessung". Ik voeg er de
blauwe bloem bij, want die houdt de
schoorsteenveger werkelijk in de hand.
En hij ligt er naar te kijken met een
diep-vreemde, raadselachtige gelaats
uitdrukking. Droomvol en demonisch.
Een gelaatsuitdrukking waarin de ge
heimen van bloed, liefde en dood
vermengeld zijn tot een trek dien de
Grieken, dien Walter Pater en A.
Roland Holst waar zij schreven
over Da Vinci s i r e n i s c h noem
den. Het gelaat is bezield van een geest,
die leeft in een nog niet ontdekte, of
slechts door zeer weinigen ontdekte
sfeer. Dat is een Jenseits temidden van
de werkelijkste werkelijkheid. Onkwets
baarheid, bij de fijnst bezenuwde ge
voeligheid. .
Een schoorsteenveger, in het pak
der morsigheid. De roede ligt naast
hem en het touw met den ijzeren kogel.
Hij mijmert, hij droomt te midden van
de brandnetels. En hij plukt de aloem
der hope. Maar het tuinhek bchter
hem is op slot, en nóg eens ge
sloten met een ketting. Er zijn
schaduwen achter dat hek en de be
lofte van een groen dat vermoed
wordt. De schoorsteenveger ligt er
achteloos voor, hij wacht en
verbeuzelt den middag.
Cbabot, bij Van Lier te Amsterdam
IK had bijna geschreven: Ghobot als
schilder van den polder bi] van Lier,
had ik niet zoo'n afkeer van een be
titeling, die, wordt zij aanvaard, tevens
een beperking meebrengt, en daardoor
langer blijft dan zij om haar juistheid
verdient. Chabot, de beeldhouwer eu
schilder uit Rotterdam, wordt niet ge
heel aangeduid door deze twee woor
den, tot n begrip tesaam gebonden.
Noch wordt zijn strijd om een onweer
staanbare persoonlijkheid voldoende
gewaardeerd, wanneer wij zeggen, dat
de invloed van Permeke zeer sterk op
hem is en dat er in dit laatste werk,
veel eigener reeds, de heugenis van den
Vlaamschen schilder in hem onmis
kenbaar bleef. Wanneer wij dit alles in
acht nemen, dan blijft ons oordeel
onbevangener en leniger; wij doen dan niets
te kort aan wat hij reeds bracht en
waarschijnlijker nog zal brengen. Zon
der twijfel toch is wat bij van Lier te
zien is een weergave van een polder,
van den Hollandschen polder bij Rotter
dam, waar middenin Chabot reeds een
tijd woont. Het is natuurlijk niet de eer
ste keer dat in den laatsten tijd de polder
het onderwerp van een aantal werken
is; Derkzen van Angeren, die indertijd
te Delft zijn huis aan den rand van een
polder had, vond menig onderwerp,
dat ook Chabot heeft getrokken. Dit
was op een gansch andere wijze dan
Chabot; hoe verschillend zijn beiden !
Het werk van Chabot uit een latere
pericde dan dat van Derkzen van
Angeren is zwaarder. Trof in de lijn
van den etser van Angeren het eerst een
speelsche, gevoelige natuurlijkheid, die
in het teekenen, in den teekentrant,
verwant was aan het lijnenspel van
de Haagsche School en daardoor ook
in den vorm verwant aan de zeven
tiende eeuw, wij zien bij Chabot, dat
hij een anders ingestelde periode heeft
meegemaakt (wij zien dat ook in zijn
beelden) en dat het streven naar een
onbevangen vrijheid den jongeren niet
zoo gemakkelijk blijkt, bezwaard als
zij zijn met velerlei, snel gewisseld
inzicht over de schoonheid. We zien
bij Chabot, dat hij den feilen drang van
Permeke's elementaire onstuimigheid
mist, een onstuimigheid, die aan het
diepste kan raken; wij zien, dat een
van zijn overwegingen is: de groote .
vorm te geven en psychologisch de '
ruimte te vullen met vast-gebouwde
volumina, in welker vasten vorm een
deel van die ruimte zich moedwilliger
openbaar maakt. Maar wij zullen deze
theorieën voor een anderen keer op zij ,
zetten; wat vinden wij hier? Hier vin
den wij dan toch, de polder, de
menschen in dien polder, de beesten, buiten
of in hun stallen, de boeren en wat ge
verder zoudt kunnen noemen groote
stillevens in de open lucht, het bedrijf 4
van wolken en het strak en zwaarst ge- \
noteerde spel van het licht, zonder ?
welke een Chabot het landschap niet '
ervaart noch weergeeft. Wilt ge nog .}
een detail, dat ge hier werken uit zijn
gele-en-groene periode virdt naast
andere. Natuurlijk zijn de figuren, de
boeren sterk en zwaar; getypeerd. Er
is hier niet de minste neiging ze als de
symbolen te zien van het zaaien, zooals
Millet ze zag, noch hebben ze den tred
en het gebaar van de koren in een oud
treurspel. Ze zijn niet pezien, als de
medespelers in het rhythme der vrucht
baarheid, integendeel. Was Zola min
der romantisch dan hij is, dan zoudt ge
de boeren van Chabot daar thuis kun
nen sturen met hun mond open van
traagheid, na een zwoegen en zonder
de scherpe, plotselinge heftightden, die
Zola hun gaf; de boer van Chabot is
die van de slafelijken, bruut
egoistischen arbeid. Zoo zijn de koppen.
Dit is de afzonderlijkheid van deze
schilderijen van Chabot. De landschap
pen hebben hier, doordat zij vrij zijn
van dezen nadruk, voor de meesten een
gemakkelijker bekoring; zij hebben
ook een yrijer accent tegenover de
natuur. Naast sommige der landschap
pen noem ik van dez^ tentoonstel
ling de Wieder als gesloten schilde
ring de Aardappelrooister, waar het
breugheliaansche der andere meer
opgelost is in het technisch en
aesthetisch probleem, dat te saam toch altijd
een schilderij is.
Deze tentoonstelling is ten slotte die
van een schilder, die nog meer proble
men bezit, dan de volledige oplossingen
daarvan. Het is een reden, gezien wat
hij reeds maakte, benieuwd te blijven.
Wij zijn dat.
PLASSCHAERT
W
AARIN ligt, indien zij wer
kelijk aan de cultuur
deel, . neemt i), de cultureele
beteekenis van de radio?" aldus trans
poneert dr. P- H. Rttter Jr. de vraag,
waarover het maandblad Volksont
wikkeling" der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen een enquête instelde
onder de z«s voornaamste
Nederlandsche omroepen, wien de redactie in
werkelijkheid verzocht om inlichtingen
omtrent de wijze, waarop zij ernaar
streven de volkscultuur te bevorderen,
omtrent de verschillende praktische
middelen daartoe en de eventueele re
sultaten daarvan en tenslotte omtrent
de mogelijke verbetering en intensi
veering van dit werk in de toekomst.
Een enquête, die de kern raakt van
de taak, welke den radio-omroep is toe
bedeeld, zooals de antwoorden bijna
alle de kern raken van de zwakke plek
in ons omroepwezen: zijn noodlottige
verdeeldheid. Want op een enkele uit
zondering na beroepen al deze ant
woorden zich op een naar den aanhang
der omroepen beperkte instelling der
©mroep-werkzaamheid. Eigenlijk om
vat deze enquête een soort rekening en
.verantwoording onzer
omroepbedrij' ven in cultureel opzicht en alleen daar
om reeds verdient zij een wijde interesse.
Merkwaardig is de wijze, waarop de
A.V.R.O. reageert. Als cultureel leider
beantwoordt dr. P. H. Ritter Jr. de
:,vragen, waarbij hij tot de vaststelling
komt, dat tucht bij den luisteraar de
eerste voorwaarde is om de cultureele
mogelijkheden van de radio tot cultu
reele werkelijkheden te herscheppen.
Men kan den Nederlandschen omroe
pen verwijten, dat zij te weinig de
ontwikkelings- en te veel de
ontspanningsvelden beploegen" erkent dr. Ritter
openlijk, al waarschuwt hij tegen ver
vreemding van den luisteraar door een
Apollinische verhevenheid. Als com
mercieel leider neemt de heer W. Vogt
daarentegen in een railleerend hoofd
artikeltje in de Radio-Bede" deze
\enquete eigenlijk een beetje in het
lootje en noemt haar een ballade van
den hoogen hoed". Och ja, ook andere
voubliciteitsorganen kennen een
verouding als van directie tot
hoofd;',dactie l
De concertzalen zijn dikwijls leeg,
Muziek
TOSCANINI
Willem Pijper
MUZIKAAL en kunstminnend
Nederland (dat zijn twee
publieken: n fashionabel groot
en n hypercritisch kleintje) zijn het
inzake de door Toscanini geleide con
certen van het Residentie-orkest won
derlijk eens geweest. Wanneer het onze
taak was, die concerten normaal te
critiseeren, dan zou daar weinig stof
ter overdenking gevonden kunnen
worden. Over iets, dat in zijn gemiddel
de zoo volmaakt is als menschelijk
begrip zich dat kan voorstellen, valt
niet meer te praten. Zoo is het
musiceeren van Toscanini: het is even
grandioos, en even alledaagsch, als een
zonsopgang. .
Toscanini's muzikaliteit is merk
waardig ongerept gebleven. Slechts bij
jonge kinderen en volstrekt niet muzi
kaal opgevoede" leeken vindt men
die vanzelfsprekendheid, die bij Tos
canini gedragen, opgestuwd wordt door
een magistraal ontwikkelde leiders
dispositie. Het bijzondere aan Tosca
nini's musiceeren is, dat het niets bij
zonders is. Hij dirigeert de partituren,
welke honderd keer door alle notabele
herscheppers" gespeeld zijn, en het is,
alsof men de muziek voor de eerste
maal in de realiteit van een concert
zaal zóó puur, zóó naakt, zoo waar
achtig hoorde, als anders slechts voor
ons is weggelegd, wanneer wij die
zelfde partituren in de studeerkamer
voor onszelf lazen.
De vraag die het meer crilische deel
van de bezoekers bezig hield was wel:
Hoe, langs welke wonderlijke wegen,
slaagt deze dirigent erin het musiceeren
van een orkest te sublimeeren tot een
sacrale handeling? Er zijn meer diri
genten, die het vermogen hebben hun
intenties direct, zonder verklarende
uiteenzettingen, op hun orkest, hun
publiek over te brengen. Er er moeten
toch meer musici zijn, die, als Tosca
nini, hun primaire, onbedorven, mu
ziekbegrip gehouden hebben.
Wellicht is het phenomenale bij deze
figuur voornamelijk gelegen in de com
binatie van een intact gebleven pri
maire muzikaliteit en een tot in het
gigantische ontwikkeld h
erschersvermogen. Er schuilt iets Don
Quichoteachtigs in deze bezweringen : eenzelfde
weerlooze receptiviteit, eenzelfde fer
vente, doch in wezen objectlooze, agres
siviteit. Het zou interessant zijn, deze
gedachte verder te ontwikkelen, doch
het is wellicht verstandiger, daarmede
nog een tiental jaren te wachten. Tot
namelijk, Rich. Strauss'
compromi*tante en domme interpretatie van Cet
vantes' heldenfiguur voorgoed in de ver
maar naar de radio wordt altijd geluis
terd. Dit legt zware verplichtingen op
aan de radio" aldus de heer K. van
Dijk namens de N.C.R.V. Het ideaal
is niet bereikt" constateert hij
euphemistisch.
Een oratio pro domo" bij uitstek
is wel het antwoord van den heer A.
Pleysier namens de V.A.R.A., al zijn
uiteraard alle antwoorden pleidooien
voor eigen werk. Bij de opvoeding
van haar leden bouwt de V.A.R.A.
voort op een fundament, dat reeds ge
legd was: de cultureele waarden, die
de Nederlandsche arbeidersbeweging in
een ontwikkeling van omtrent een hal
ve eeuw ten bate van het Nederlandsche
volk heeft geschapen. Deze omstandig
heid voorkomt het zich dienstbaar ma
ken van den radio-omroep aan de luis
teraars-mentaliteit, welke noch door
een beginsel is gevoed noch door opvoe
ding in gemeenschap veredeld" zegt hij
en terecht heeft de V.A.R.A. dan ook in
het cultureele werk der arbeiders
beweging een benijdenswaardigen voor
sprong op een algemeenen" omroep.
Voorts wijst de secretaris der V.A.R.A.
op den organisatievorm van zijn om
roep, die dis een steeds fijner wordende
zeef
(districtsraden-afdeelingsbesturenVereenigingsraad) werkt óp de kritiek
uit luisteraarskringen.
Duidelijk is vaak het motto: Wij
geven aan die luister aar sgroepen in ons
volk het meeste, die ons het meeste geld
sturen" stelt ds. Spelberg namens de
V.P.R.O. vast. Hij pleit voorts voor een
uitbreiding der serieuze radio-kritiek.
Het ware beter, dat bijv. de groote
bladen instede van een wat ongemoti
veerde aandacht te schenken aan lange
. reeksen muzikale prestaties, waarvoor
blijkens de publieke belangstelling vrij
wel niemand zich interesseert, alle aan
dacht eens gingen richten op hetgeen
kritiekloos via den aether in honderden
huiskamers dringt"; een opmerking,
die, ontdaan van eenige overdrijving,
zeker op haar plaats mag heeten.
Volksontwikkeling" verdient stellig
een woord van lof voor de wijze, waar
op haar Redactie den Nederlandschen
omroep den stethoscoop heeft aange
legd ! G. K. KROP
i) Cursiveering van G. K. Kr.
getelheid is geraakt. Op dit oogenblik
Don Quichote-associaties op te roepen
in verband met een muzikantenfiguur,
lijkt gevaarlijk op spelen met vuur ....
Bij nuchtere, solied-Hollandsche be
schouwing van het geval, verdwijnt wel
een tamelijk groot percentage van
' het wonder. Elk orkest ter wereld is
gefascineerd door den naam Toscanini,
m grif bereid het kwadraat van zijn
terste vermogen te geven. Dit was
».v. wel zeer merkbaar in de
verhouing van de executies voor en na de
auze. Dit laatste (Mendelssohn en
Vagner) was niet, meer een wonder,
plïjk voor dépauze Schubert en
Deissy, maar een magnifieke
toppraestie van een goed en geïnspireerd
enemble. Men zou vrijwel analoge repro
ducties pok onder een ander uitstekend
dirigent hebben kunnen verwachten.
Op het stuk van orkestspel, van accu
ratesse, van muzikantesk vermogen
ooden de uitvoeringen van Mendels
sohn en Wagner dus niets geheimzin
nigs. Het kwartier muziek, ingenomen
door Debussy's La Mer, zal echter
voor degenen die het gehoord hebben
onvergetelijk blijven. Technisch
gerede.icerd was daar ook niet anders dan
ien bijna volstrekte exactheid, en een
ioseering van temp i en, dynamiek
waarover verder geen discussie
mogeijk was. Maar bovendien was daar het
vonder, dat de muziek tot de gaya
»nza maakt, het wonder waarover
'abels gaan van Halewijn en
Ha. rattenvanger, het wonder van
Orpheus' macht en Apollo's goddelijk
heid. Eerwaardige, in het vak" ver
grijsde toonkunstenaren wisten eens
klaps weer, waarom zij in hun jeugd
muzikant hadden willen worden; en
wijzelf, onophoudelijk op zoek naar het
verband der artistieke hiërarchieën,
voelden het gezag van deze, in Debussy
en Toscanini vleeschgeworden dynastie
met een bevrijdende, rustgevende ze
kerheid bevestigd.
TOT zoover, wat de muzikale ap
preciatie van dit optreden betreft.
Wij noorden het concert in Rotterdam,
waar de acoustiek van de Doelenzaal
niet bepaald op een copie van de acous
tiek in Bayreuth lijkt, met het gevolg
dat speciaal het fragment uit
Tannhauser moorddadig luid uitviel. Maar
deze en soortgelijke opmerkingen ~
er zouden er zonder moeite meer te
maken zijn ? raken de gebeurtenissen'
van dezen avond slechts op onbelang
rijke punten. Over het
society-evenement, dat deze concerten waren,
heeft men zich in de dagbladen, naar
ik durf aannemen, in bevredigende
mate georiënteerd. Het ware te
wenschen, dat het eerste optreden van Tos
canini in ons land spoedig door een
tweede, een derde gevolgd werd. Ont
wikkeling van onze muzikale recep
tiviteit immers is in de eerste plaats
afhankelijk van de mogelijkheid tot
vergelijking. Hét niveau-Toscanini
levert wel de Europeesche maatstaf van
het oogenblik, voor zoover ik zien kan.
507
O BESPARING op Uw autokosten door een
F l AT 500
Benzine-verbruik l :20 ? Prijs F.
995.Phenomenale rijkwaliteiten, twee ruime zitplaat
sen, flinke bagageruimte. Snelheid 85 K.M. p. uur
Nadere inlichtingen bij den Imp. J. LEONARD LANG
Stadhouderskade 114, Amsterdam of een zijner agenten
Prettig
PaaschSeest!
En het zal prettig worden . . .
D roste's Tractatiemannetje
voorspelt het U. Er is weer
gezorgd voor een overvloed
van verrukkelijke Droste
Paascheitjes: tal van nieuwe
smaken . . . ongekende
tfactaties! Vraag er eens naar.
DROSTE
ALTIJD WELKOM!
Spaart plaatjes voor onze albums.
MULTATULI 1877-1937
HERDENKINGSUITGAVE
Bloemlezing samengesteld door S. VAN PRAAG
Voorrede van ANNA VAN GOGH-KAULBACH
Illustraties van J. J. VOSKUIL
232 pagina's talrijke illustraties gebonden Fl. 1.50
Te bestellen bij?
PEQASUS", Hetnonystraat 5, Amsterdam-Z. Tel. 93761. Giro 173127
U GAAT II TÓCH ABONNEEREN1
t ' ? . ,
Doe het nu
(het Is voordeellger)
:\
ADMINISTRATIE DE GROENE"
KEIZERSGRACHT 355 - AMSTERDAM
Pomlro 72880 . G«m«enu Giro G 1000 - T«Moor» 37M4
Mijne Heeren,
Wilt U mij als abcnnéop De Groene Inschrijven?
Ik zend U f 7.50 voor het abonnement van l April
af en verzoek U mij het blad in Maart gratis te zenden.
Naam: ................... ... .......... . ...................................................................... .
Straat: ........... .... .......................... ....... .............................. ............................ Nr.
Woonplaats: ............... . ............... , ......................................... .
13.3.37 Handteekenlng: ............................... . .................... .
PAG. l Dt GROENE
N. *I3 DE
no