De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 13 maart pagina 6

13 maart 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

\ r' SCHILDER MET PROBLEMEN Radio-Stethoscoop Pyke Koch: Schoorsteenveger Droomen tusschen brandnetels Jan Engelman DE Schoorsteenveger van Pyke Koch, een klein schilderij, is in Engeland, maar ik moet er dikwijls aan denken, omdat het een Herzensergiessung is van een kracht en een innigheid die we tegenwoordig niet veel tegenkomen. Ineens kreeg Koch van de groote formaten genoeg. Het schilderij,,Anna", een vrouwefiguur in het pierementachtig buffet van een volkskroeg, had hem uitgeput en niet tevree gesteld. Prachtige, rijk geschilderde details wa ren er in, maar hij beging een fout die men meer ziet bij de Nieuwe Realisten. Niet bevredigd door het breede, ver eenvoudigde, suggestieve, half-primi tieve en coloristisch roesachtige schil deren van hen die Cézannévolgden, laat 'ons zeggen van de Bergenaars, niet meer onder den invloed van de Parijsche School, ontdekten zij op nieuw de tastbaarheid, de hevigheid van het dichtbij bekeken werkelijke, de lichamelijkheid van de dingen. Zij streefden naar een nauwgezette stofuit drukking, en soms zóó hardnekkig, dat de afgebeelde voorwerpen overreëel werden, gelijk men dat zien kan in de film. Gegalvaniseerd? Het woord houdt geringschatting in. Men kan misschien beter zeggen: zij werden Florentijnsch hard, inplaats van Venetiaansch tonig. Behalve een zaak van talent, was dat voor hen zeker ook een aangelegenheid van geduld, van tucht, van vakman schap. Maar moeilijker probleem bleek dat van het ruimtelijke. De oude doorzichtkunde was door Impressionisme, door Cubisme en Expressionisme, ver laten, in discrediet gebracht. De Nieuwe Realisten moesten opnieuw ontdekken hoe de ruimte zich vormt (ons be driegt? (in het gezichtsveld, hoe de plans zich in het schilderij kunnen ordenen tot iets dat een herkenbare weergave van de natuur is. Zij stonden voor hetzelfde probleem als de zestiendeeeuwers, toen die van hun coulissen tot een volkomener ruimte-beeld wijden geraken. Zonderling verdwijnen soms de verworvenheden eener cultuur! Zonderling komen zij elders terug. In zijn schilderij Anna" nu had Koch met die moeilijkheid op merk waardige wijze te worstelen. Zijn fout wa«- l AC hij het gezichtspunt verkeerd bepaalde. Hij plaatste zich te dicht bij het sujet en de epiek van zijn peinture werd niet evenredig aan de visueele capaciteit van den toeschouwer. Deze kan de voorstelling niet synthetisch zien, bewondert wel detail na detail, maar vindt geen eenheid. Het sujet wordt beklemd door de omgeving, het komt te dicht op u aan. Koch probeert het opnieuw, in kleine schilderijen eerst. Zelfpor tretten van zeer sterke psychologie, de bizarre voorstelling Zwaar Weer": twee vrouwen, die in haar kleeren be scherming zoeken tegen een storm, terwijl een kleine kat angstig tusschen hen op en neer springt. En dan de Schoorsteenveger, die zeker tot het diepzinnigste behoort dat hier na Breitner en Verster werd geschilderd. In den gedachtengang van hierboven voortgaande, stuit" men direct op het tuinhek, achter de liggende figuur. Is ook dit een coulisse, die de opgave technisch vergemakkelijkt? Dat kan met het oog op het ruimtelijke wel zoo zijn, maar ter zelf der tijd maakte dat hek zooveel moeilijker het schilderen van de figuur in de juiste houding van achteloos liggen en leunen, en de-. psychologische dichtheid wordt er als het ware door versterkt. Ziehier dan Koch als de moderne miniaturist, liefderijk gebogen over den mikrokoEmos, vriend van grassprietjes, blaadjes, zandkorrels. Hij gaat voorbij aan alle kwesties die de beeldende kunst eeuwen hebben bewogen, hij is op de meest dwarse wijze oorspronkelijk, hij wil weer de werkelijkste werkelijkheid. Laat anderen den muur verheven be schilderen, pyramiden bouwen des noods, hij vind,t zijn wereld in een guren hoek van een vochtig stadstuintje. MAAR het paneeltje heeft veel meer dan de verbijstering van zijn tech nische knapheid. Deze realisten", hoe zijn zij romantisch l Hoe droevig ge bogen over de raadselen van leven en dood ! Met opzet gebruikte ik den term Herzensergiessung". Ik voeg er de blauwe bloem bij, want die houdt de schoorsteenveger werkelijk in de hand. En hij ligt er naar te kijken met een diep-vreemde, raadselachtige gelaats uitdrukking. Droomvol en demonisch. Een gelaatsuitdrukking waarin de ge heimen van bloed, liefde en dood vermengeld zijn tot een trek dien de Grieken, dien Walter Pater en A. Roland Holst waar zij schreven over Da Vinci s i r e n i s c h noem den. Het gelaat is bezield van een geest, die leeft in een nog niet ontdekte, of slechts door zeer weinigen ontdekte sfeer. Dat is een Jenseits temidden van de werkelijkste werkelijkheid. Onkwets baarheid, bij de fijnst bezenuwde ge voeligheid. . Een schoorsteenveger, in het pak der morsigheid. De roede ligt naast hem en het touw met den ijzeren kogel. Hij mijmert, hij droomt te midden van de brandnetels. En hij plukt de aloem der hope. Maar het tuinhek bchter hem is op slot, en nóg eens ge sloten met een ketting. Er zijn schaduwen achter dat hek en de be lofte van een groen dat vermoed wordt. De schoorsteenveger ligt er achteloos voor, hij wacht en verbeuzelt den middag. Cbabot, bij Van Lier te Amsterdam IK had bijna geschreven: Ghobot als schilder van den polder bi] van Lier, had ik niet zoo'n afkeer van een be titeling, die, wordt zij aanvaard, tevens een beperking meebrengt, en daardoor langer blijft dan zij om haar juistheid verdient. Chabot, de beeldhouwer eu schilder uit Rotterdam, wordt niet ge heel aangeduid door deze twee woor den, tot n begrip tesaam gebonden. Noch wordt zijn strijd om een onweer staanbare persoonlijkheid voldoende gewaardeerd, wanneer wij zeggen, dat de invloed van Permeke zeer sterk op hem is en dat er in dit laatste werk, veel eigener reeds, de heugenis van den Vlaamschen schilder in hem onmis kenbaar bleef. Wanneer wij dit alles in acht nemen, dan blijft ons oordeel onbevangener en leniger; wij doen dan niets te kort aan wat hij reeds bracht en waarschijnlijker nog zal brengen. Zon der twijfel toch is wat bij van Lier te zien is een weergave van een polder, van den Hollandschen polder bij Rotter dam, waar middenin Chabot reeds een tijd woont. Het is natuurlijk niet de eer ste keer dat in den laatsten tijd de polder het onderwerp van een aantal werken is; Derkzen van Angeren, die indertijd te Delft zijn huis aan den rand van een polder had, vond menig onderwerp, dat ook Chabot heeft getrokken. Dit was op een gansch andere wijze dan Chabot; hoe verschillend zijn beiden ! Het werk van Chabot uit een latere pericde dan dat van Derkzen van Angeren is zwaarder. Trof in de lijn van den etser van Angeren het eerst een speelsche, gevoelige natuurlijkheid, die in het teekenen, in den teekentrant, verwant was aan het lijnenspel van de Haagsche School en daardoor ook in den vorm verwant aan de zeven tiende eeuw, wij zien bij Chabot, dat hij een anders ingestelde periode heeft meegemaakt (wij zien dat ook in zijn beelden) en dat het streven naar een onbevangen vrijheid den jongeren niet zoo gemakkelijk blijkt, bezwaard als zij zijn met velerlei, snel gewisseld inzicht over de schoonheid. We zien bij Chabot, dat hij den feilen drang van Permeke's elementaire onstuimigheid mist, een onstuimigheid, die aan het diepste kan raken; wij zien, dat een van zijn overwegingen is: de groote . vorm te geven en psychologisch de ' ruimte te vullen met vast-gebouwde volumina, in welker vasten vorm een deel van die ruimte zich moedwilliger openbaar maakt. Maar wij zullen deze theorieën voor een anderen keer op zij , zetten; wat vinden wij hier? Hier vin den wij dan toch, de polder, de menschen in dien polder, de beesten, buiten of in hun stallen, de boeren en wat ge verder zoudt kunnen noemen groote stillevens in de open lucht, het bedrijf 4 van wolken en het strak en zwaarst ge- \ noteerde spel van het licht, zonder ? welke een Chabot het landschap niet ' ervaart noch weergeeft. Wilt ge nog .} een detail, dat ge hier werken uit zijn gele-en-groene periode virdt naast andere. Natuurlijk zijn de figuren, de boeren sterk en zwaar; getypeerd. Er is hier niet de minste neiging ze als de symbolen te zien van het zaaien, zooals Millet ze zag, noch hebben ze den tred en het gebaar van de koren in een oud treurspel. Ze zijn niet pezien, als de medespelers in het rhythme der vrucht baarheid, integendeel. Was Zola min der romantisch dan hij is, dan zoudt ge de boeren van Chabot daar thuis kun nen sturen met hun mond open van traagheid, na een zwoegen en zonder de scherpe, plotselinge heftightden, die Zola hun gaf; de boer van Chabot is die van de slafelijken, bruut egoistischen arbeid. Zoo zijn de koppen. Dit is de afzonderlijkheid van deze schilderijen van Chabot. De landschap pen hebben hier, doordat zij vrij zijn van dezen nadruk, voor de meesten een gemakkelijker bekoring; zij hebben ook een yrijer accent tegenover de natuur. Naast sommige der landschap pen noem ik van dez^ tentoonstel ling de Wieder als gesloten schilde ring de Aardappelrooister, waar het breugheliaansche der andere meer opgelost is in het technisch en aesthetisch probleem, dat te saam toch altijd een schilderij is. Deze tentoonstelling is ten slotte die van een schilder, die nog meer proble men bezit, dan de volledige oplossingen daarvan. Het is een reden, gezien wat hij reeds maakte, benieuwd te blijven. Wij zijn dat. PLASSCHAERT W AARIN ligt, indien zij wer kelijk aan de cultuur deel, . neemt i), de cultureele beteekenis van de radio?" aldus trans poneert dr. P- H. Rttter Jr. de vraag, waarover het maandblad Volksont wikkeling" der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een enquête instelde onder de z«s voornaamste Nederlandsche omroepen, wien de redactie in werkelijkheid verzocht om inlichtingen omtrent de wijze, waarop zij ernaar streven de volkscultuur te bevorderen, omtrent de verschillende praktische middelen daartoe en de eventueele re sultaten daarvan en tenslotte omtrent de mogelijke verbetering en intensi veering van dit werk in de toekomst. Een enquête, die de kern raakt van de taak, welke den radio-omroep is toe bedeeld, zooals de antwoorden bijna alle de kern raken van de zwakke plek in ons omroepwezen: zijn noodlottige verdeeldheid. Want op een enkele uit zondering na beroepen al deze ant woorden zich op een naar den aanhang der omroepen beperkte instelling der ©mroep-werkzaamheid. Eigenlijk om vat deze enquête een soort rekening en .verantwoording onzer omroepbedrij' ven in cultureel opzicht en alleen daar om reeds verdient zij een wijde interesse. Merkwaardig is de wijze, waarop de A.V.R.O. reageert. Als cultureel leider beantwoordt dr. P. H. Ritter Jr. de :,vragen, waarbij hij tot de vaststelling komt, dat tucht bij den luisteraar de eerste voorwaarde is om de cultureele mogelijkheden van de radio tot cultu reele werkelijkheden te herscheppen. Men kan den Nederlandschen omroe pen verwijten, dat zij te weinig de ontwikkelings- en te veel de ontspanningsvelden beploegen" erkent dr. Ritter openlijk, al waarschuwt hij tegen ver vreemding van den luisteraar door een Apollinische verhevenheid. Als com mercieel leider neemt de heer W. Vogt daarentegen in een railleerend hoofd artikeltje in de Radio-Bede" deze \enquete eigenlijk een beetje in het lootje en noemt haar een ballade van den hoogen hoed". Och ja, ook andere voubliciteitsorganen kennen een verouding als van directie tot hoofd;',dactie l De concertzalen zijn dikwijls leeg, Muziek TOSCANINI Willem Pijper MUZIKAAL en kunstminnend Nederland (dat zijn twee publieken: n fashionabel groot en n hypercritisch kleintje) zijn het inzake de door Toscanini geleide con certen van het Residentie-orkest won derlijk eens geweest. Wanneer het onze taak was, die concerten normaal te critiseeren, dan zou daar weinig stof ter overdenking gevonden kunnen worden. Over iets, dat in zijn gemiddel de zoo volmaakt is als menschelijk begrip zich dat kan voorstellen, valt niet meer te praten. Zoo is het musiceeren van Toscanini: het is even grandioos, en even alledaagsch, als een zonsopgang. . Toscanini's muzikaliteit is merk waardig ongerept gebleven. Slechts bij jonge kinderen en volstrekt niet muzi kaal opgevoede" leeken vindt men die vanzelfsprekendheid, die bij Tos canini gedragen, opgestuwd wordt door een magistraal ontwikkelde leiders dispositie. Het bijzondere aan Tosca nini's musiceeren is, dat het niets bij zonders is. Hij dirigeert de partituren, welke honderd keer door alle notabele herscheppers" gespeeld zijn, en het is, alsof men de muziek voor de eerste maal in de realiteit van een concert zaal zóó puur, zóó naakt, zoo waar achtig hoorde, als anders slechts voor ons is weggelegd, wanneer wij die zelfde partituren in de studeerkamer voor onszelf lazen. De vraag die het meer crilische deel van de bezoekers bezig hield was wel: Hoe, langs welke wonderlijke wegen, slaagt deze dirigent erin het musiceeren van een orkest te sublimeeren tot een sacrale handeling? Er zijn meer diri genten, die het vermogen hebben hun intenties direct, zonder verklarende uiteenzettingen, op hun orkest, hun publiek over te brengen. Er er moeten toch meer musici zijn, die, als Tosca nini, hun primaire, onbedorven, mu ziekbegrip gehouden hebben. Wellicht is het phenomenale bij deze figuur voornamelijk gelegen in de com binatie van een intact gebleven pri maire muzikaliteit en een tot in het gigantische ontwikkeld h erschersvermogen. Er schuilt iets Don Quichoteachtigs in deze bezweringen : eenzelfde weerlooze receptiviteit, eenzelfde fer vente, doch in wezen objectlooze, agres siviteit. Het zou interessant zijn, deze gedachte verder te ontwikkelen, doch het is wellicht verstandiger, daarmede nog een tiental jaren te wachten. Tot namelijk, Rich. Strauss' compromi*tante en domme interpretatie van Cet vantes' heldenfiguur voorgoed in de ver maar naar de radio wordt altijd geluis terd. Dit legt zware verplichtingen op aan de radio" aldus de heer K. van Dijk namens de N.C.R.V. Het ideaal is niet bereikt" constateert hij euphemistisch. Een oratio pro domo" bij uitstek is wel het antwoord van den heer A. Pleysier namens de V.A.R.A., al zijn uiteraard alle antwoorden pleidooien voor eigen werk. Bij de opvoeding van haar leden bouwt de V.A.R.A. voort op een fundament, dat reeds ge legd was: de cultureele waarden, die de Nederlandsche arbeidersbeweging in een ontwikkeling van omtrent een hal ve eeuw ten bate van het Nederlandsche volk heeft geschapen. Deze omstandig heid voorkomt het zich dienstbaar ma ken van den radio-omroep aan de luis teraars-mentaliteit, welke noch door een beginsel is gevoed noch door opvoe ding in gemeenschap veredeld" zegt hij en terecht heeft de V.A.R.A. dan ook in het cultureele werk der arbeiders beweging een benijdenswaardigen voor sprong op een algemeenen" omroep. Voorts wijst de secretaris der V.A.R.A. op den organisatievorm van zijn om roep, die dis een steeds fijner wordende zeef (districtsraden-afdeelingsbesturenVereenigingsraad) werkt óp de kritiek uit luisteraarskringen. Duidelijk is vaak het motto: Wij geven aan die luister aar sgroepen in ons volk het meeste, die ons het meeste geld sturen" stelt ds. Spelberg namens de V.P.R.O. vast. Hij pleit voorts voor een uitbreiding der serieuze radio-kritiek. Het ware beter, dat bijv. de groote bladen instede van een wat ongemoti veerde aandacht te schenken aan lange . reeksen muzikale prestaties, waarvoor blijkens de publieke belangstelling vrij wel niemand zich interesseert, alle aan dacht eens gingen richten op hetgeen kritiekloos via den aether in honderden huiskamers dringt"; een opmerking, die, ontdaan van eenige overdrijving, zeker op haar plaats mag heeten. Volksontwikkeling" verdient stellig een woord van lof voor de wijze, waar op haar Redactie den Nederlandschen omroep den stethoscoop heeft aange legd ! G. K. KROP i) Cursiveering van G. K. Kr. getelheid is geraakt. Op dit oogenblik Don Quichote-associaties op te roepen in verband met een muzikantenfiguur, lijkt gevaarlijk op spelen met vuur .... Bij nuchtere, solied-Hollandsche be schouwing van het geval, verdwijnt wel een tamelijk groot percentage van ' het wonder. Elk orkest ter wereld is gefascineerd door den naam Toscanini, m grif bereid het kwadraat van zijn terste vermogen te geven. Dit was ».v. wel zeer merkbaar in de verhouing van de executies voor en na de auze. Dit laatste (Mendelssohn en Vagner) was niet, meer een wonder, plïjk voor dépauze Schubert en Deissy, maar een magnifieke toppraestie van een goed en geïnspireerd enemble. Men zou vrijwel analoge repro ducties pok onder een ander uitstekend dirigent hebben kunnen verwachten. Op het stuk van orkestspel, van accu ratesse, van muzikantesk vermogen ooden de uitvoeringen van Mendels sohn en Wagner dus niets geheimzin nigs. Het kwartier muziek, ingenomen door Debussy's La Mer, zal echter voor degenen die het gehoord hebben onvergetelijk blijven. Technisch gerede.icerd was daar ook niet anders dan ien bijna volstrekte exactheid, en een ioseering van temp i en, dynamiek waarover verder geen discussie mogeijk was. Maar bovendien was daar het vonder, dat de muziek tot de gaya »nza maakt, het wonder waarover 'abels gaan van Halewijn en Ha. rattenvanger, het wonder van Orpheus' macht en Apollo's goddelijk heid. Eerwaardige, in het vak" ver grijsde toonkunstenaren wisten eens klaps weer, waarom zij in hun jeugd muzikant hadden willen worden; en wijzelf, onophoudelijk op zoek naar het verband der artistieke hiërarchieën, voelden het gezag van deze, in Debussy en Toscanini vleeschgeworden dynastie met een bevrijdende, rustgevende ze kerheid bevestigd. TOT zoover, wat de muzikale ap preciatie van dit optreden betreft. Wij noorden het concert in Rotterdam, waar de acoustiek van de Doelenzaal niet bepaald op een copie van de acous tiek in Bayreuth lijkt, met het gevolg dat speciaal het fragment uit Tannhauser moorddadig luid uitviel. Maar deze en soortgelijke opmerkingen ~ er zouden er zonder moeite meer te maken zijn ? raken de gebeurtenissen' van dezen avond slechts op onbelang rijke punten. Over het society-evenement, dat deze concerten waren, heeft men zich in de dagbladen, naar ik durf aannemen, in bevredigende mate georiënteerd. Het ware te wenschen, dat het eerste optreden van Tos canini in ons land spoedig door een tweede, een derde gevolgd werd. Ont wikkeling van onze muzikale recep tiviteit immers is in de eerste plaats afhankelijk van de mogelijkheid tot vergelijking. Hét niveau-Toscanini levert wel de Europeesche maatstaf van het oogenblik, voor zoover ik zien kan. 507 O BESPARING op Uw autokosten door een F l AT 500 Benzine-verbruik l :20 ? Prijs F. 995.Phenomenale rijkwaliteiten, twee ruime zitplaat sen, flinke bagageruimte. Snelheid 85 K.M. p. uur Nadere inlichtingen bij den Imp. J. LEONARD LANG Stadhouderskade 114, Amsterdam of een zijner agenten Prettig PaaschSeest! En het zal prettig worden . . . D roste's Tractatiemannetje voorspelt het U. Er is weer gezorgd voor een overvloed van verrukkelijke Droste Paascheitjes: tal van nieuwe smaken . . . ongekende tfactaties! Vraag er eens naar. DROSTE ALTIJD WELKOM! Spaart plaatjes voor onze albums. MULTATULI 1877-1937 HERDENKINGSUITGAVE Bloemlezing samengesteld door S. VAN PRAAG Voorrede van ANNA VAN GOGH-KAULBACH Illustraties van J. J. VOSKUIL 232 pagina's talrijke illustraties gebonden Fl. 1.50 Te bestellen bij? PEQASUS", Hetnonystraat 5, Amsterdam-Z. Tel. 93761. Giro 173127 U GAAT II TÓCH ABONNEEREN1 t ' ? . , Doe het nu (het Is voordeellger) :\ ADMINISTRATIE DE GROENE" KEIZERSGRACHT 355 - AMSTERDAM Pomlro 72880 . G«m«enu Giro G 1000 - T«Moor» 37M4 Mijne Heeren, Wilt U mij als abcnnéop De Groene Inschrijven? Ik zend U f 7.50 voor het abonnement van l April af en verzoek U mij het blad in Maart gratis te zenden. Naam: ................... ... .......... . ...................................................................... . Straat: ........... .... .......................... ....... .............................. ............................ Nr. Woonplaats: ............... . ............... , ......................................... . 13.3.37 Handteekenlng: ............................... . .................... . PAG. l Dt GROENE N. *I3 DE no

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl