Historisch Archief 1877-1940
l'
f
vl
?T
OMWEG
TIEN uur. Over een uur moest de auto voor de
deur staan, die hem naar het gemeentehuis
zou brengen, en daar zou hij dan, als ge
trouwd man, de helft van een gelukkig echtpaar"
worden. Over een uur.
De componist zat in zijn kamer. Voor de laatste
maal. Er was eenigen tijd geleden een woning met
vier kamers gehuurd en die wachtte ergens in het
Westen op het gehuwde paar.
Het leed geen twijfel: hij bevond zich voor de
laatste maal in zijn kamer. En nu was het hem plot
seling, alsof hij voor het laatst alleen was, voor den
laatsten keer zich zelf was. Ntfg wilde hij het zich
niet bekennen, maar het liet hem niet meer los, het
werd,voortdurend grooter, voortdurend gevaarlijker.
Was het koorts ? Of was het lafheid ? Zijn handen
sidderden, alsof zij den brandstapel reeds hadden
beroerd, diehemhet volgende uur moest verbranden.
Nog 50 minuten !" zei hij en keek zijn kamer
rond. Nu zou hij hier weg moeten en nooit meer
terugkomen. Elf jaren lang was hij over dezen
bruinen drempel binnengekomen, elf jaar, had hij
hier gewoond, gewerkt; hier waren zijn vier
symphonieën ontstaan en bijna al zijn liederen. Zooals
hij daar staat is hij hier geworden. En over 50 mi
nuten zou hij moeten weggaan en nooit meer
terugkeeren? Een kamer is toch geen gat, een kamer
heeft toch een ziel en een gezicht, deze kamer had
ijn gezicht: en nu was het, alsof hij over 50 minuten
rzijn, eigen gezicht zou verlaten.
Dat was wel is waar slechts een deel van wat nu
in hem omging. Hoe vaak moest men een kamer
niet verlaten, voor altijd verlaten, ook als zij je dier
baar was geworden.
Maar nu kwam er iets volkomen vreemds op hem
af, het was niet tegen te houden en heette schoon
zuster, zwager en schoonmoeder, het had altijd een
kop koffie of een kopje thee aan te bieden, het was
fatsoenlijk en middelmatig, het ving al het onnoem
bare in woorden en sloeg het buitengewone den kop
af, om het fatsoenlijk te maken. Dat kwam nu op
hem af, met luidruchtige passen en een hartelijken
gelukwensen, alsof het ook hem den kop wilde
afslaan. Precies om 11 uur.
Was hij dan werkelijk laf geworden, laf? Mis
schien. Het was ook zoo onverwacht in hem opge
komen. Maar zóó dicht bij een zoo groote beslissing
had hij ook nog nooit gestaan. En nu kon hij niet
meer terug. Dat was het afschuwelijke. Hij kon niet
meer zeggen: geef me nog een week bedenktijd,
ik heb niet vermoed, dat het zoo moeilijk zou zijn,
ik moet nog onderzoeken of deze stap eerlijk ge
meend is. Neen, alles was al afgesproken en klaar,
de koek was al gebakken n al wat hem zou komen
gelukwenschen had zijn speech al uit het hoofd ge
leerd, hij moest er om n uur zijn, daar op het
gemeentehuis en hij moest JA" zeggen, hij moest!
En nu was het hem, alsof hij riep: bind me alsje
blieft vast, anders voel ik me zoo vrij, zoo sterk,
bind me vast, anders word ik gevaarlijk, anders
word ik misschien nog een genie. ,
, Nog 40 minuten.
Hij greep naar zijn hoofd. Wat nu ! Ben ik
werkelijk zoo tlind geweest? Is het dan geen goed
kind? Maar wellicht is ze alleen maar een goed kind!
Wil ze je dan niet gelukkig maken ? Maar misschien
maakt ze zichzelf daardoor nog veel ongelukkiger !
Die vervloekte hersens daar boven !" riep hij uit,
maar hij raakte toch niet meer zijn gedachten kwijt.
Nu zal ik nooit meer alleen door den nacht zwer
ven en mijn verlangen naar haar zal nooit meer
onvervuld blijven, nu zal ze altijd bij me zijn, dag en
nacht, altijd. En weer begonnen zijn hersens: Altijd?
Kun je dan werken, als ze altijd bij je is? Nu ja,
altijd is nog niet altijd. Maar nu zal er een vrouw
bij me zijn, zooals er vroeger een moeder bij me
was. En mijn maaltijden zullen op tijd op tafel
staan, niet meer in een restaurant, waar men met
het eten ook telkens weer de afschuwelijke kellners
moet verteren, nee, het eten zal er van nu af aan
precies zoo uitzien als ik het wensch en in mijn
sokken zal nooit meer een gat blijven zitten. Mijn...
mijn vr... mijn bruid is heel fatsoenlijk, werkelijk
waar. Ze is eerder iets téfatsoenlijk. Maar ik was
toch niet blind, toen ik beloofde met haar te zullen
trouwen.
Zoo ben je," begon de innerlijke stem weer,
goed eten wil je hebben en geen gaten meer in je
sokken en je plezier en je luie stoel, en daarvoor wil
je je vrijheid verkoopen, je onbekommerd leven,
de eenzaamheid, waaruit alleen de melodieën tot
je komen !"
Nog 35 minuten.
Hij probeerde aan iets anders te denken. Hij wilde
haar portret uit zijn foto-album halen, het portret
rnet dat glimlachje, het portret van den dag der ver
loving. Toen gleed het groote album uit zijn handen
(,,waarom ben ik toch zoo opgewonden") en sloeg
tegen den grond. De losse portretten vielen er uit.
Hij keerde een foto om (?waarom trillen mijn handen
toch zoo"). En hij keek naar het zwartgelokte hoofd
van zijn eerste vriendin. Hij keek haar langen tijd
in de oogen. Waarom scheen zij hem nu aantrekke
lijker toe dan vroeger, mooier dan ooit! Hij sloot
zijn oogen en wierp het portret in een hoek. Rechts
van zijn knieën lag een andere foto. Hij wilde er
niet naar kijken, maar zijn vingers grepen er naar.
Het was het voorwerp van zijn tweede verliefdheid.
De danseres. Zij glimlachte. Alsof ze me uitlacht."
Hij scheurde het portret doormidden en stond op.
Sinds jaren waren hem deze herinneringen niet meer
voor zijn oogen verschenen. Nu was het, alsof het
verleden nog eens in deze kamer voor hem oprees
om hem uit te lachen, omdat hij om n uur (nog 30
minuten!) voor zijn leven wilde trouwen.
Is dat het dan? Wil ik dan niet alleen haar? Ik
ben toch geen Don Juan, ben toch geen - - .. neen,
dat is het niet. Ben je er zoo zeker van, dat het dat
niet ook is? Hij zocht haar portret.
Ik wil jou alleen !" fluisterde hij. Maar hij kon
haar portret niet vinden. Dat is het niet," zei hij,
dat niet. Wat is het niet?" Hij was heelemaal in
de war.
, Plotseling ging de telefoon. Hij had gedacht, dat
zij al uitgeschakeld was, maar nu ging de bel nog.
Hij greep'naar den hoorn, greep<er naast. (?Ik ge
loof dat ik ziek word.") Nu had hij den hoorn in
zijn hand.
Was het de stem v&n zijn bruid? Hij veistond geen
woord. Ben jij het?" vroeg hij, maar het antwoord
was niet duidelijk. Ben jij het?"
Zij was het wel, maar ze scheen heelemaal niet
op zijn stem te letten, ze sprak en sprak maar. En
slechts enkele dingen werden er hem tenslotte duide
lijk van. Of hij zijn dasje goed kon krijgen, en of zijn
overhemd rietjes zat en of zijn nieuwe jasje niet
onder de armen drukte, en of zijn hoofdpijn weg
was, en of hij niet vergeten had de auto te bestellen,
en waarom hij niet antwoordde, en of hij niet toch
nog hoofdpijn had en of zijn lakschoenen wel goed
gepoetst waren.
Het was net, alsof hij verkeerd verbonden was
en alsof ook zijn ooren niet goed meer met zijn
hersens verbonden waren. Dus om il uur !" riep
ze nog, en om tien minuten voor n moet je bij me
zijn, precies om tien minuten voor n l" Hij wierp
den hoorn in een hoek.
.,Ik kan niet meer/' riep hij uit, ik kan niet
meer !" Het zweet liep hem langs zijn voorhoofd.
Het was alsof iets hem door deze kamer joeg, van
hier naar daar, steeds heen en weer: Het is onmo
gelijk, onmogelijk !"
Hij nam een glas water, het gleed uit zijn hand.
Maar hij merkte het nauwelijks. Of mijn dasje goed
zit, vraagt ze, of mijn dasje, mijn dasje.... !"
Hij keek op de klok. Ze stond op kwart voor 11 !
Toen draaide hij zich als een razende om. Nam zijn
hoed. Liep de kamer uit. De trap af. De straten door.
Liep een kind omver. Liep over de brug. Door de
tunnel. Over het plein. Holde door de gang. De trap
op. Naar een rijdenden trein. Rukte de deur open.
En wierp zich erin.
Toen greep hij naar zijn voorhoofd. Het was zoo nat
alsof hij net uit het bad kwam. Hij stond voor de
deur van den trein. Slechts langzaam werd het hem
duidelijk, wat hij gedaan had. Het dasje, wat was
er toch met het dasje. En met het overhemd? En
met de lakschoenen? Wat was dat toch?"
Hij keek naar buiten, huizen, weiden, bossthen,
alles verdween even snel als het gekomen wa?, alsof
het niet lang bij hem wou blijven. Hij merkte nu,
dat hij nog altijd voor de deur stond. Hij bewoog
zich niet. Maar ik ben toch .. .'. ik wilde toch ? ? ..
ik zou toch.. .." Plotseling hoorde hij een kreet.
Hij draaide zich om, kon echter niet ontdekken, van
waar deze kreet kwam. Scheen van een \ rouw te zijn.
Misschien uit een van de huizen, waaraan zijn trein
voorbijjoeg of.... Hij keek op zijn horloge. Precies
ii uur was het, precies u uur! Nu moest hij met
haar daar staan op het gemeentehuis en glimlachen
en ,,ja" zeggen. Maar hij stond nu hier achter de
treindeur en de aarde rolde voort onder zijn blikken
alsof zij voor hem weg vluchtte zooals hij voor haar
weggevlucht was. Hij voelde bij iederen ademtocht
2;ijn longen, het was hem alsof hij een misdaad be
gaan had.
De ruit in de treindeur weerkaatste zijn gezicht
slechts onduidelijk. Nu staat het avme meisje aan
hec raam, zij staat in haar witte zijden jurk en wacht
op je. En jij ? Jij bent een lafaard !" riep hij uit, een
lafaara !"
Als je nu maar uit kon stappen/' dacht hij,
deze gedachte maakte hem bang. Neen, er was geen
redding meer mogelijk, hij kon toch niet uit een
voortsnellenden trein springen ! Hij kon niet meer
terug, kon het arme meisje niet meer verlossen,
moest hier over de wereld voortjagen alsof hij voor
zichzejfe vluchtte.
Nog altijd dorst hij niet te gaan zitten. Het is
toch alleen angst, lafheid geweest. Kan je vrouw
je dan je werk ontnemen, als je werk sterk genoeg
is, en als zij je.... o, het goeie kind....." Plotseling
stond de trein stil.
Is het werkelijk waar ? Hij stapte uit. Zag aan den
overkant een anderen trein. En wat hij nu deed, ge
beurde zoo snel, zoo van zelf, dat hij zelf nauwelijks
gewaar werd, hoe het eigenlijk gebeurde. Hij was
in den trein gestapt, die aan den anderen kant stond.
En was terüggereden. Zooals een dief haastig het ge
stolen goed terugbrengt, zoo bracht hij zichzelf terug.
HIJ stond nu voor het huis van zijn bruid. Keek
óp de klok: het was half 12. Weer schrok hij,
het was immers al veel te laat. Hij stond nog bij de
huisdeur. Te laat, voorgoed te laat! Maar toen
dwong hij zich naar boven te gaan.
Op de trap hoorde hij van boven lawaai en ge
schreeuw komen. En toen hij de woning binnentrad,
stortten uit alle deuren menschenlichamen op hem
£.f, alsof zij hem wilden vermoorden. Hij draaide
2ich alleen maar op zij, wierp de deur achter zich
in het slot en schoof door het huis.
. In de laatste kamer vond hij eindelijk zijn bruid.
Zij zat in een hoek van het vertrek, heel stil en
alleen. Een zakdoek bedekte haar gezicht.
Zij had in dit half uur zoo veel vernederends
moeten doorstaan, dat zij nu heelemaal af gestompt
was, en als het ware toegedekt met tranen.
Het was alsof zij een half jaar lang op hem had
gewacht en nu stond hij voor haar. Zij kon het nog
niet heelemaal gelooven.
Zij keek hem in de oogen en sprak geen woord.
Door den wand heen klonk het geluid van glazen,
messen en vaatwerk. Zij stond voor hem; hij stond
voor haar.
Zij vroeg riiet naar het waarom, zij vroeg niets,
zij glimlachte. Alsof ook zij een omweg had gemaakt.
Alsof zij elkaar nu hadden bereikt.
?u if r*e urn ? «&iv%e**ui
'ff
Vreemde gasten
meteen kuch
hem te laten
ORGENblijfik
thuis," zeg ik
tegen Chef Pot,
ik heb het in
mijn keel en mijn
neus, want de griep is
weer in de stad," en
ik en hoest ik, om het
zien, want rnijn vrouw
heeft gezegd: morgen blijf je thuis,
Hendrik, zeg dat maar eens flink tegen
den Chef." En dus zei ik het flink, maar
Chef Pot zei: Doe je mond eens open
en zeg aaa" ", en ik deed het want ik
durfde het niet te laten, en ik zeg nog
al luid aaa" omdat mijn tong beslagen
is en ik roode stippen heb en dat mag
ieder ook zien, ook die slavendrijver
van een Pot, die je geen rustig dagje
gunt, en mét dat ik daar staat te
brullen komt er een gezelschap Heeren
binnen met jassen en bontkragen, en
n komt er hard naar mij toe, en begint
te schreeuwen in een vreemde taal, en
slaat met zijn wandelstok het blad met
glazen uit mijn hand, en ik kijk, en
Chef Pot kijkt, en ik wil schelden, maar
in eens zie ik, dat is die Italiaansche
Mengelberg, zal ik maar zeggen, zoo'n
driftig stuk Van Beinum, die dacht, dat
ik hem stond voor den gek te houden.
En mijn broek kletsnat van de glazen
en de heele zaak lacht, want de kunst
heeft natuurlijk gelijk en Kist is domme
August. En daarna moest ik bij het
tafeltje van dat stuk muziekmussolini
mijn excuses maken, en duwde hij mij
zoo'n armoedig stukje Italiaansch
geld in mijn handen.
Dan heb ik liever de Zwitsers, die
ook buitenlanders zijn, maar Heeren en
sporthelden die tenminste wat verteren.
Geef mij maar de sport. Die hebben zich
voor den wedstrijd vier weken van dran
ken onthouden en haalden het bij ons
eens lekkertjes in. En bij die Heeren
was Kist meteen populair, omdat ik zei,
dat ze eigenlijk hadden moeten winnen
om hun betere spelpeil weet ik veel en
er naast zat een tafeltje Hollanders,
suppoosten van ons elftal, en daar
moest ik heel anders praten, zoodat het
beroep van Ober-Kellner nog een hoop
diplomatie vraagt.
En mijn keel is zoo droog, en nu ik
niet thuis blijven kan neem ik er nog
al eens een achter de hand, zoo'n stukkie
cognac of een beetje bessen. Want met
dat weer is het schande. Wil u wel
gelooven," zeg ik tegen een geleerde,
,,dat het spreekwoord Maart heeft
nog wel eens een witte staart" een diepe
waarheid is?" Ik zeg: met de tram was
het je reinste internationale geldver
keer met deviezenmoeilijkheden. Niks
als wisselstoringen. Nu kwam je er
met de tram heelemaal niet meer,
wat toch altijd nog een verschil met
anders is". En met dat ik het zeg,
komt de Heer van Ledden Hulsebos
binnen, de jubilaris, van wie ik altijd
bang ben, en ik breng hem zijn bier
altijd met een servet om mijn hand
tegen de vingerafdrukken, want met
zoo iemand weet je nooit en je kan
niet voorzichtig genoeg zijn, al heb je
een geweten als goud als ik.
Wat de jubileums betreft staat boven
aan de Heer Jan van der Heyden, de
Gordijn van de middeleeuwen, om het
zoo maar eens uit te drukken; en we
zouden nu heel verbaasd zijn, als er bij
Arti een stadsgezicht van Gordijn
hing, of een stilleven met brandweer
helm, hakbijl en glas jenever. Of eigen
lijk zou dat bij Arti misschien weer
niet opvallen. En als je dat nagaat,
zijn de tijden wel erg verweekelijkt,
want stel je den Heer Raoul Hynckes
voor, als spuitgast, met een zware
koppelriem en helm, om van het uit
vinden van een spuit nog maar niets
te zeggen. En ik zei het hem, maar hij
trok een grimas, en weg fooi!
CHARIVARIA
Paindeluxe-brood
..Koperen luchters die van den
zolder benedenwaarts hangen." (Tel.)
,,De touwladder die fnaf de machine
omlaag hing." (X.H.C.)
,,De vraag of betaalzegelkassen wel
of niet onder de wet moeten vallen."
(Hbl.)
,,De problemen die de crisis met
zich meebracht." (Gr.)
,',Zij is een vocaliste van buitenge
woon formaat." (Hbl.)
Gaat dat zien, gaat dat zien
Men ziet het formaat van
Schuschnigg met den dag grooter worden."
Dat laschtige Hollands
,,Xij dosschen ^ich uit in vreemde
gewaden." (O. T.)
,,Zij kwamen wijfelend op hun
teenen." (Clubkr.)
,,De azalia's zijn om een verhooging
gevleid." (Hbl.)
,,Ik vlijde me met de gedachte dat
het kon meevallen." (Hbl.)
Ik ben volkomen uit vorm, zegt
Swccring." (Tel.)
Niet praten, Sweering. Biljarten
dat kan je.
..I.et wel. Hij schreef aan het
vaderland: Desespereert niet." (Tel.)
Let wel. Dit schreef hij niet
precies. Hij schreef: Dispereert
niet.
En die. moeilijke vreemde
woorden
,,De schrijver releveert zich aan
een artikel dat hij vroeger schreef."
(X.H.C.)
Hij werd geboren in het kleine
picturale stadje Varel." (Tel.)
Naasting
, ,Deze revue wil men er niet naast
missen. Daarnaast hebben wij haar
Jccreii kennen als een vlotte publiciste.
Al of niet naast predikanten zullen
vooral gewone onderwijzers worden
klaargemaakt. Naast den koning
hebben wij nog een grooter sensatie.
Hierbij zal het moreel der troepen
naast haar physiek uithoudingsver
mogen op een zware proef worden ge
steld." (Handelsblad)
Het juiste woord op de
juiste plaats
,,De Hertog van Windsor ontving
de plaat van de toespraak, die hij na
zijn afdanking tot het Engelschd volk
heeft gericht." (Tel.)
,,In het Tjikadjangsche teelt de
aardappelcultuur welig."
(Alg. I ml. Dbl.)
Op de glibberige paden
,,\V;it indruk op ons maakt is liet
vuur. dat den bevroren inktpot ont
dooit tot onsterfelijkheid." (Tel.)
,,Ja. zelfs in den boezem van de
regeering heeft men het voorhoofd
gefronst." (H. P.)
De Engelsche ^ziekte
,,Zij hebben veel smaak in 'liet
mixen van business en romantiek op
hun banknotes." (Tel.)
,,\Vij hadden geen tijd de dingen
te testen op hun waarde." (Clubkr.)
,,Men krijgt kans als men aan een
handel draait." (-//;', hul. Dbl.)
,,Mr. Blyth himsolf ijvert steeds."
(Tel.)
..Hij houdt voet bij stuk met utch
tenacity." (Clubkr.)
Ruize artisten
,,Zij ontpopte zich als een zangeres
van groot' formaat." (X.H.C.)
iiniiiHiiiiiiiminiintiiiiii
Steunpilaren der monogamie
,,Huwelijk. Ongeh. dame. 47 j. ?.. k.
met netten onjjeh. heer met behoorlijk
inkomen." (Hbl.)
,,Huwelijk. Besch. j. d. midd. 3<J.
goede reput., kn. vl. versch., soepel
kar. ge/., sport, en huiselijk /.on
gaarne in rel. tr. met zér besch. Heer =
(vrijgezel)." (Hbl.) \
iniiiiiniiiiiiiiniiiiniiiiMiiiiiiiiiiii
Onze prijsvraag
De opgave
Gevraagd werd iri 350 woorden het
sprookje van Blauwbaard weer te geven,
zooals dit in dezen tijd van weten
schappelijke en technische vindingen,
en in het licht der moderne verhou
dingen er uit zou zien.
Prijswinnaars
De eerste prijs werd toegekend aan
H. F. M.-G. te Cannes; de tweede
prijs werd verworven door D. R. Z.
in de hoofdstad.
Eerste prijs
Blauwbaard is berucht om zijn vele
vrouwen,
En het aantal malen, dat hij ging her
trouwen ;
Want als hij gehuwd was slechts luttele
dagen,
En koelbloedig, met blijden zin,
Hielp hij hen een betere wereld" in.
Zijn eerste vrouw nam hij mee op zijn,
motorfiets,
En botste haar bij ongeluk" dood,
doch .... hem gebeurde niets !
Met No. 2 ging hij in Zwitserland skieën
Duwde haar in een afgrond, ging toen
kalm teaën.
Met 3'ging hij naar de stratosfeer,
En smakte haar uit de ballon op aarde
neer.
Met 4 tufte hij in zijn Hotchkiss op
hooge klippen.
Liet haar toen van de rotsen glippen.
No. 5 doodde hij met vergift,
Dat hij smeerde op haar lippenstift.
No. 6 nam hij in zijn vliegtuig mee,
Smeet haar toen koelbloedig in zee.
No. 7 kocht hij een
haargolf-installatie",
Hielp haar het haar permanenten met
gratie;
Doch toen zij, 't hoofd vol papillotten,
zat onder de electrische kap,
Gaf hij plotseling een kwaadaardige
trap,
Maakte het stopcontact onveilig met
met eigen handen,
En liet zijn vrouw noodlottig ver
branden li
Toen hij kort daarna met 8 hertrouwde,
Was zij de eerste, die hem niet
ver, trouwde;
Het stond haar geheel niet aan,
Dat er een kamer was, waar zij niet
in mocht gaan,
Waarvan hij, het zij laat of vroeg,
Den sleutel zorgzaam bij zich droeg.
Eens, toen hij veel cocktails had ge
dronken,
En in diepe slaap was weggezonken,
Haakte zij handig, sluw als een vos,
Dien sleutel van zijn sleutelbos.
Dien ochtend ging hij schaatsenrijden,
En zij, om argwaan te vermijden,
Zei: Ik speel heden met zuster Anna
, een partijtje tyen,
En ga daarna de nieuwste Mariene
Dietrich-film zien."
.Terwijl Blauwbaard op de Ijsclub
zweefde
Maakte zijn vrouw (ofschoon zij beefde)
Vlug de bewuste kamer open,
En .... zette het gillend op een loopen,
Krampachtig snikkend: ,,Wee ! O wee !
Ik ben getrouwd met Landru II!"
In korte woorden zij vermeld:
Blauwbaard, de bloeddorstige held",
Boette zijn wandaden, onder gejoel,
In den grimmigen electrischen stoel.
Tweede prijs
,,Ik ben overtuigd, dat het Hof in
dezen clementie zal betoonen, en met
mij zal meenen, dat rnijn cliënt voor
zijn daden niet verantwoordelijk gesteld
kan worden. Stel u voor, heeren rech
ters, hoe reeds in zijn jongelingsjaren
verdachte omzijn blauwen baardgroei,
een duidelijk teeken van een zware
erfelijke belasting, fnuikende minder
waardigheidsgevoelens moest koeste
ren, hoe hij, vereenzaamd en belast,
allengs de moordzucht voelde stijgen,
hoe hij, door zijn ouders tot een huwelijk *
geprest, zijn eerste vrouw in een
paroxysme van een ui t de diepte opschietende
herinnering aan den slager om den
hoek en opborrelende moordlust, in een
roes vermoordde: en het tweede huwe
lijk, en de 7 volgende, die thans in zijn
nadeel uitgelegd worden, maar die
-veeleer spreken van een eeuwig hopen ?
op psychische gezondheid, zoo teeke
nend voor dit soort
'manisch-depressieven.
En toen, zijn laatste huwelijk, met
h'aar, die thans in zwaren rouw in
getuigenbank zetelt. Denk u het geluk
van mijn cliënt, en tegelijk ook de angst
dat deze vrouw het geheim van zijn
leven, en daarmede zijn verdrongen
moordlust zou ontblooten. Begrijpt hoe
verdachte juist door de teere liefde
dezer gade teruggedrongen moest
worden in de sadistische sfeer van zijn
infantiele lustgevoelens.
Ik moet verder opmerken, dat zeker
niet gesproken kan worden van moord,
maar dat ik hier doodslag moet aan
nemen. Weliswaar spreekt hiertegen,
dat mijn cliënt de getuige een wachttijd
gunde, waardoor dan ook de broeders
van getuige, door haar zuster gewaar
schuwd, de woning konden naderen,
maaT eer wil ik hier aannemen, dat
de betere, menschelijke gevoelens het
bij verdachte een oogenblik wonnen.
Ik moet eveneens betoogen, dat
het wettig bewijs in zoover niet gele
verd is, dat op het bewuste sleuteltje
geen vingerafdrukken van verdachte
te vinden waren, wat bij de bestendig
heid der bloedvlekken toch verwon
dering moet wekken.
Ik pleit dus een uiterste clementie,
een voorwaardelijke veroordeeling en
opneming in een inrichting van
pjychiatrie, benevens het stellen van ver
dachte onder de zorgen van een der
reclasseeringsvereenigingen."
DE NIEUWE OPGAVE
l Aprilgrap
EN lezers wordt gevraagd een
i Aprilgrap voor een geïllu
streerd blad te verzinnen.
Inzendingen uiterlijk Maandag 22
Maart. Verslag en prijstoekenning in
het nummer van Zaterdag 27 Maart.
Als eerste prijs loven wij wederom
uit een Dunhitl bureau-vulpen
houder met artistiek uitgevoérden
standaard ter waarde van ? 17.50;
als tweeden prijs een plastiek van
H,ildo Krop.
De redactie heeft het recht de
inzendingen te publiceeren. Op de
beslissing der redactie is geen beroep.
PAG. U Dl GROENE N*. 311»
PAG. 17 DE GROENE No. 3119