De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 13 maart pagina 9

13 maart 1937 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

l' f vl ?T OMWEG TIEN uur. Over een uur moest de auto voor de deur staan, die hem naar het gemeentehuis zou brengen, en daar zou hij dan, als ge trouwd man, de helft van een gelukkig echtpaar" worden. Over een uur. De componist zat in zijn kamer. Voor de laatste maal. Er was eenigen tijd geleden een woning met vier kamers gehuurd en die wachtte ergens in het Westen op het gehuwde paar. Het leed geen twijfel: hij bevond zich voor de laatste maal in zijn kamer. En nu was het hem plot seling, alsof hij voor het laatst alleen was, voor den laatsten keer zich zelf was. Ntfg wilde hij het zich niet bekennen, maar het liet hem niet meer los, het werd,voortdurend grooter, voortdurend gevaarlijker. Was het koorts ? Of was het lafheid ? Zijn handen sidderden, alsof zij den brandstapel reeds hadden beroerd, diehemhet volgende uur moest verbranden. Nog 50 minuten !" zei hij en keek zijn kamer rond. Nu zou hij hier weg moeten en nooit meer terugkomen. Elf jaren lang was hij over dezen bruinen drempel binnengekomen, elf jaar, had hij hier gewoond, gewerkt; hier waren zijn vier symphonieën ontstaan en bijna al zijn liederen. Zooals hij daar staat is hij hier geworden. En over 50 mi nuten zou hij moeten weggaan en nooit meer terugkeeren? Een kamer is toch geen gat, een kamer heeft toch een ziel en een gezicht, deze kamer had ijn gezicht: en nu was het, alsof hij over 50 minuten rzijn, eigen gezicht zou verlaten. Dat was wel is waar slechts een deel van wat nu in hem omging. Hoe vaak moest men een kamer niet verlaten, voor altijd verlaten, ook als zij je dier baar was geworden. Maar nu kwam er iets volkomen vreemds op hem af, het was niet tegen te houden en heette schoon zuster, zwager en schoonmoeder, het had altijd een kop koffie of een kopje thee aan te bieden, het was fatsoenlijk en middelmatig, het ving al het onnoem bare in woorden en sloeg het buitengewone den kop af, om het fatsoenlijk te maken. Dat kwam nu op hem af, met luidruchtige passen en een hartelijken gelukwensen, alsof het ook hem den kop wilde afslaan. Precies om 11 uur. Was hij dan werkelijk laf geworden, laf? Mis schien. Het was ook zoo onverwacht in hem opge komen. Maar zóó dicht bij een zoo groote beslissing had hij ook nog nooit gestaan. En nu kon hij niet meer terug. Dat was het afschuwelijke. Hij kon niet meer zeggen: geef me nog een week bedenktijd, ik heb niet vermoed, dat het zoo moeilijk zou zijn, ik moet nog onderzoeken of deze stap eerlijk ge meend is. Neen, alles was al afgesproken en klaar, de koek was al gebakken n al wat hem zou komen gelukwenschen had zijn speech al uit het hoofd ge leerd, hij moest er om n uur zijn, daar op het gemeentehuis en hij moest JA" zeggen, hij moest! En nu was het hem, alsof hij riep: bind me alsje blieft vast, anders voel ik me zoo vrij, zoo sterk, bind me vast, anders word ik gevaarlijk, anders word ik misschien nog een genie. , , Nog 40 minuten. Hij greep naar zijn hoofd. Wat nu ! Ben ik werkelijk zoo tlind geweest? Is het dan geen goed kind? Maar wellicht is ze alleen maar een goed kind! Wil ze je dan niet gelukkig maken ? Maar misschien maakt ze zichzelf daardoor nog veel ongelukkiger ! Die vervloekte hersens daar boven !" riep hij uit, maar hij raakte toch niet meer zijn gedachten kwijt. Nu zal ik nooit meer alleen door den nacht zwer ven en mijn verlangen naar haar zal nooit meer onvervuld blijven, nu zal ze altijd bij me zijn, dag en nacht, altijd. En weer begonnen zijn hersens: Altijd? Kun je dan werken, als ze altijd bij je is? Nu ja, altijd is nog niet altijd. Maar nu zal er een vrouw bij me zijn, zooals er vroeger een moeder bij me was. En mijn maaltijden zullen op tijd op tafel staan, niet meer in een restaurant, waar men met het eten ook telkens weer de afschuwelijke kellners moet verteren, nee, het eten zal er van nu af aan precies zoo uitzien als ik het wensch en in mijn sokken zal nooit meer een gat blijven zitten. Mijn... mijn vr... mijn bruid is heel fatsoenlijk, werkelijk waar. Ze is eerder iets téfatsoenlijk. Maar ik was toch niet blind, toen ik beloofde met haar te zullen trouwen. Zoo ben je," begon de innerlijke stem weer, goed eten wil je hebben en geen gaten meer in je sokken en je plezier en je luie stoel, en daarvoor wil je je vrijheid verkoopen, je onbekommerd leven, de eenzaamheid, waaruit alleen de melodieën tot je komen !" Nog 35 minuten. Hij probeerde aan iets anders te denken. Hij wilde haar portret uit zijn foto-album halen, het portret rnet dat glimlachje, het portret van den dag der ver loving. Toen gleed het groote album uit zijn handen (,,waarom ben ik toch zoo opgewonden") en sloeg tegen den grond. De losse portretten vielen er uit. Hij keerde een foto om (?waarom trillen mijn handen toch zoo"). En hij keek naar het zwartgelokte hoofd van zijn eerste vriendin. Hij keek haar langen tijd in de oogen. Waarom scheen zij hem nu aantrekke lijker toe dan vroeger, mooier dan ooit! Hij sloot zijn oogen en wierp het portret in een hoek. Rechts van zijn knieën lag een andere foto. Hij wilde er niet naar kijken, maar zijn vingers grepen er naar. Het was het voorwerp van zijn tweede verliefdheid. De danseres. Zij glimlachte. Alsof ze me uitlacht." Hij scheurde het portret doormidden en stond op. Sinds jaren waren hem deze herinneringen niet meer voor zijn oogen verschenen. Nu was het, alsof het verleden nog eens in deze kamer voor hem oprees om hem uit te lachen, omdat hij om n uur (nog 30 minuten!) voor zijn leven wilde trouwen. Is dat het dan? Wil ik dan niet alleen haar? Ik ben toch geen Don Juan, ben toch geen - - .. neen, dat is het niet. Ben je er zoo zeker van, dat het dat niet ook is? Hij zocht haar portret. Ik wil jou alleen !" fluisterde hij. Maar hij kon haar portret niet vinden. Dat is het niet," zei hij, dat niet. Wat is het niet?" Hij was heelemaal in de war. , Plotseling ging de telefoon. Hij had gedacht, dat zij al uitgeschakeld was, maar nu ging de bel nog. Hij greep'naar den hoorn, greep<er naast. (?Ik ge loof dat ik ziek word.") Nu had hij den hoorn in zijn hand. Was het de stem v&n zijn bruid? Hij veistond geen woord. Ben jij het?" vroeg hij, maar het antwoord was niet duidelijk. Ben jij het?" Zij was het wel, maar ze scheen heelemaal niet op zijn stem te letten, ze sprak en sprak maar. En slechts enkele dingen werden er hem tenslotte duide lijk van. Of hij zijn dasje goed kon krijgen, en of zijn overhemd rietjes zat en of zijn nieuwe jasje niet onder de armen drukte, en of zijn hoofdpijn weg was, en of hij niet vergeten had de auto te bestellen, en waarom hij niet antwoordde, en of hij niet toch nog hoofdpijn had en of zijn lakschoenen wel goed gepoetst waren. Het was net, alsof hij verkeerd verbonden was en alsof ook zijn ooren niet goed meer met zijn hersens verbonden waren. Dus om il uur !" riep ze nog, en om tien minuten voor n moet je bij me zijn, precies om tien minuten voor n l" Hij wierp den hoorn in een hoek. .,Ik kan niet meer/' riep hij uit, ik kan niet meer !" Het zweet liep hem langs zijn voorhoofd. Het was alsof iets hem door deze kamer joeg, van hier naar daar, steeds heen en weer: Het is onmo gelijk, onmogelijk !" Hij nam een glas water, het gleed uit zijn hand. Maar hij merkte het nauwelijks. Of mijn dasje goed zit, vraagt ze, of mijn dasje, mijn dasje.... !" Hij keek op de klok. Ze stond op kwart voor 11 ! Toen draaide hij zich als een razende om. Nam zijn hoed. Liep de kamer uit. De trap af. De straten door. Liep een kind omver. Liep over de brug. Door de tunnel. Over het plein. Holde door de gang. De trap op. Naar een rijdenden trein. Rukte de deur open. En wierp zich erin. Toen greep hij naar zijn voorhoofd. Het was zoo nat alsof hij net uit het bad kwam. Hij stond voor de deur van den trein. Slechts langzaam werd het hem duidelijk, wat hij gedaan had. Het dasje, wat was er toch met het dasje. En met het overhemd? En met de lakschoenen? Wat was dat toch?" Hij keek naar buiten, huizen, weiden, bossthen, alles verdween even snel als het gekomen wa?, alsof het niet lang bij hem wou blijven. Hij merkte nu, dat hij nog altijd voor de deur stond. Hij bewoog zich niet. Maar ik ben toch .. .'. ik wilde toch ? ? .. ik zou toch.. .." Plotseling hoorde hij een kreet. Hij draaide zich om, kon echter niet ontdekken, van waar deze kreet kwam. Scheen van een \ rouw te zijn. Misschien uit een van de huizen, waaraan zijn trein voorbijjoeg of.... Hij keek op zijn horloge. Precies ii uur was het, precies u uur! Nu moest hij met haar daar staan op het gemeentehuis en glimlachen en ,,ja" zeggen. Maar hij stond nu hier achter de treindeur en de aarde rolde voort onder zijn blikken alsof zij voor hem weg vluchtte zooals hij voor haar weggevlucht was. Hij voelde bij iederen ademtocht 2;ijn longen, het was hem alsof hij een misdaad be gaan had. De ruit in de treindeur weerkaatste zijn gezicht slechts onduidelijk. Nu staat het avme meisje aan hec raam, zij staat in haar witte zijden jurk en wacht op je. En jij ? Jij bent een lafaard !" riep hij uit, een lafaara !" Als je nu maar uit kon stappen/' dacht hij, deze gedachte maakte hem bang. Neen, er was geen redding meer mogelijk, hij kon toch niet uit een voortsnellenden trein springen ! Hij kon niet meer terug, kon het arme meisje niet meer verlossen, moest hier over de wereld voortjagen alsof hij voor zichzejfe vluchtte. Nog altijd dorst hij niet te gaan zitten. Het is toch alleen angst, lafheid geweest. Kan je vrouw je dan je werk ontnemen, als je werk sterk genoeg is, en als zij je.... o, het goeie kind....." Plotseling stond de trein stil. Is het werkelijk waar ? Hij stapte uit. Zag aan den overkant een anderen trein. En wat hij nu deed, ge beurde zoo snel, zoo van zelf, dat hij zelf nauwelijks gewaar werd, hoe het eigenlijk gebeurde. Hij was in den trein gestapt, die aan den anderen kant stond. En was terüggereden. Zooals een dief haastig het ge stolen goed terugbrengt, zoo bracht hij zichzelf terug. HIJ stond nu voor het huis van zijn bruid. Keek óp de klok: het was half 12. Weer schrok hij, het was immers al veel te laat. Hij stond nog bij de huisdeur. Te laat, voorgoed te laat! Maar toen dwong hij zich naar boven te gaan. Op de trap hoorde hij van boven lawaai en ge schreeuw komen. En toen hij de woning binnentrad, stortten uit alle deuren menschenlichamen op hem £.f, alsof zij hem wilden vermoorden. Hij draaide 2ich alleen maar op zij, wierp de deur achter zich in het slot en schoof door het huis. . In de laatste kamer vond hij eindelijk zijn bruid. Zij zat in een hoek van het vertrek, heel stil en alleen. Een zakdoek bedekte haar gezicht. Zij had in dit half uur zoo veel vernederends moeten doorstaan, dat zij nu heelemaal af gestompt was, en als het ware toegedekt met tranen. Het was alsof zij een half jaar lang op hem had gewacht en nu stond hij voor haar. Zij kon het nog niet heelemaal gelooven. Zij keek hem in de oogen en sprak geen woord. Door den wand heen klonk het geluid van glazen, messen en vaatwerk. Zij stond voor hem; hij stond voor haar. Zij vroeg riiet naar het waarom, zij vroeg niets, zij glimlachte. Alsof ook zij een omweg had gemaakt. Alsof zij elkaar nu hadden bereikt. ?u if r*e urn ? «&iv%e**ui 'ff Vreemde gasten meteen kuch hem te laten ORGENblijfik thuis," zeg ik tegen Chef Pot, ik heb het in mijn keel en mijn neus, want de griep is weer in de stad," en ik en hoest ik, om het zien, want rnijn vrouw heeft gezegd: morgen blijf je thuis, Hendrik, zeg dat maar eens flink tegen den Chef." En dus zei ik het flink, maar Chef Pot zei: Doe je mond eens open en zeg aaa" ", en ik deed het want ik durfde het niet te laten, en ik zeg nog al luid aaa" omdat mijn tong beslagen is en ik roode stippen heb en dat mag ieder ook zien, ook die slavendrijver van een Pot, die je geen rustig dagje gunt, en mét dat ik daar staat te brullen komt er een gezelschap Heeren binnen met jassen en bontkragen, en n komt er hard naar mij toe, en begint te schreeuwen in een vreemde taal, en slaat met zijn wandelstok het blad met glazen uit mijn hand, en ik kijk, en Chef Pot kijkt, en ik wil schelden, maar in eens zie ik, dat is die Italiaansche Mengelberg, zal ik maar zeggen, zoo'n driftig stuk Van Beinum, die dacht, dat ik hem stond voor den gek te houden. En mijn broek kletsnat van de glazen en de heele zaak lacht, want de kunst heeft natuurlijk gelijk en Kist is domme August. En daarna moest ik bij het tafeltje van dat stuk muziekmussolini mijn excuses maken, en duwde hij mij zoo'n armoedig stukje Italiaansch geld in mijn handen. Dan heb ik liever de Zwitsers, die ook buitenlanders zijn, maar Heeren en sporthelden die tenminste wat verteren. Geef mij maar de sport. Die hebben zich voor den wedstrijd vier weken van dran ken onthouden en haalden het bij ons eens lekkertjes in. En bij die Heeren was Kist meteen populair, omdat ik zei, dat ze eigenlijk hadden moeten winnen om hun betere spelpeil weet ik veel en er naast zat een tafeltje Hollanders, suppoosten van ons elftal, en daar moest ik heel anders praten, zoodat het beroep van Ober-Kellner nog een hoop diplomatie vraagt. En mijn keel is zoo droog, en nu ik niet thuis blijven kan neem ik er nog al eens een achter de hand, zoo'n stukkie cognac of een beetje bessen. Want met dat weer is het schande. Wil u wel gelooven," zeg ik tegen een geleerde, ,,dat het spreekwoord Maart heeft nog wel eens een witte staart" een diepe waarheid is?" Ik zeg: met de tram was het je reinste internationale geldver keer met deviezenmoeilijkheden. Niks als wisselstoringen. Nu kwam je er met de tram heelemaal niet meer, wat toch altijd nog een verschil met anders is". En met dat ik het zeg, komt de Heer van Ledden Hulsebos binnen, de jubilaris, van wie ik altijd bang ben, en ik breng hem zijn bier altijd met een servet om mijn hand tegen de vingerafdrukken, want met zoo iemand weet je nooit en je kan niet voorzichtig genoeg zijn, al heb je een geweten als goud als ik. Wat de jubileums betreft staat boven aan de Heer Jan van der Heyden, de Gordijn van de middeleeuwen, om het zoo maar eens uit te drukken; en we zouden nu heel verbaasd zijn, als er bij Arti een stadsgezicht van Gordijn hing, of een stilleven met brandweer helm, hakbijl en glas jenever. Of eigen lijk zou dat bij Arti misschien weer niet opvallen. En als je dat nagaat, zijn de tijden wel erg verweekelijkt, want stel je den Heer Raoul Hynckes voor, als spuitgast, met een zware koppelriem en helm, om van het uit vinden van een spuit nog maar niets te zeggen. En ik zei het hem, maar hij trok een grimas, en weg fooi! CHARIVARIA Paindeluxe-brood ..Koperen luchters die van den zolder benedenwaarts hangen." (Tel.) ,,De touwladder die fnaf de machine omlaag hing." (X.H.C.) ,,De vraag of betaalzegelkassen wel of niet onder de wet moeten vallen." (Hbl.) ,,De problemen die de crisis met zich meebracht." (Gr.) ,',Zij is een vocaliste van buitenge woon formaat." (Hbl.) Gaat dat zien, gaat dat zien Men ziet het formaat van Schuschnigg met den dag grooter worden." Dat laschtige Hollands ,,Xij dosschen ^ich uit in vreemde gewaden." (O. T.) ,,Zij kwamen wijfelend op hun teenen." (Clubkr.) ,,De azalia's zijn om een verhooging gevleid." (Hbl.) ,,Ik vlijde me met de gedachte dat het kon meevallen." (Hbl.) Ik ben volkomen uit vorm, zegt Swccring." (Tel.) Niet praten, Sweering. Biljarten dat kan je. ..I.et wel. Hij schreef aan het vaderland: Desespereert niet." (Tel.) Let wel. Dit schreef hij niet precies. Hij schreef: Dispereert niet. En die. moeilijke vreemde woorden ,,De schrijver releveert zich aan een artikel dat hij vroeger schreef." (X.H.C.) Hij werd geboren in het kleine picturale stadje Varel." (Tel.) Naasting , ,Deze revue wil men er niet naast missen. Daarnaast hebben wij haar Jccreii kennen als een vlotte publiciste. Al of niet naast predikanten zullen vooral gewone onderwijzers worden klaargemaakt. Naast den koning hebben wij nog een grooter sensatie. Hierbij zal het moreel der troepen naast haar physiek uithoudingsver mogen op een zware proef worden ge steld." (Handelsblad) Het juiste woord op de juiste plaats ,,De Hertog van Windsor ontving de plaat van de toespraak, die hij na zijn afdanking tot het Engelschd volk heeft gericht." (Tel.) ,,In het Tjikadjangsche teelt de aardappelcultuur welig." (Alg. I ml. Dbl.) Op de glibberige paden ,,\V;it indruk op ons maakt is liet vuur. dat den bevroren inktpot ont dooit tot onsterfelijkheid." (Tel.) ,,Ja. zelfs in den boezem van de regeering heeft men het voorhoofd gefronst." (H. P.) De Engelsche ^ziekte ,,Zij hebben veel smaak in 'liet mixen van business en romantiek op hun banknotes." (Tel.) ,,\Vij hadden geen tijd de dingen te testen op hun waarde." (Clubkr.) ,,Men krijgt kans als men aan een handel draait." (-//;', hul. Dbl.) ,,Mr. Blyth himsolf ijvert steeds." (Tel.) ..Hij houdt voet bij stuk met utch tenacity." (Clubkr.) Ruize artisten ,,Zij ontpopte zich als een zangeres van groot' formaat." (X.H.C.) iiniiiHiiiiiiiminiintiiiiii Steunpilaren der monogamie ,,Huwelijk. Ongeh. dame. 47 j. ?.. k. met netten onjjeh. heer met behoorlijk inkomen." (Hbl.) ,,Huwelijk. Besch. j. d. midd. 3<J. goede reput., kn. vl. versch., soepel kar. ge/., sport, en huiselijk /.on gaarne in rel. tr. met zér besch. Heer = (vrijgezel)." (Hbl.) \ iniiiiiniiiiiiiiniiiiniiiiMiiiiiiiiiiii Onze prijsvraag De opgave Gevraagd werd iri 350 woorden het sprookje van Blauwbaard weer te geven, zooals dit in dezen tijd van weten schappelijke en technische vindingen, en in het licht der moderne verhou dingen er uit zou zien. Prijswinnaars De eerste prijs werd toegekend aan H. F. M.-G. te Cannes; de tweede prijs werd verworven door D. R. Z. in de hoofdstad. Eerste prijs Blauwbaard is berucht om zijn vele vrouwen, En het aantal malen, dat hij ging her trouwen ; Want als hij gehuwd was slechts luttele dagen, En koelbloedig, met blijden zin, Hielp hij hen een betere wereld" in. Zijn eerste vrouw nam hij mee op zijn, motorfiets, En botste haar bij ongeluk" dood, doch .... hem gebeurde niets ! Met No. 2 ging hij in Zwitserland skieën Duwde haar in een afgrond, ging toen kalm teaën. Met 3'ging hij naar de stratosfeer, En smakte haar uit de ballon op aarde neer. Met 4 tufte hij in zijn Hotchkiss op hooge klippen. Liet haar toen van de rotsen glippen. No. 5 doodde hij met vergift, Dat hij smeerde op haar lippenstift. No. 6 nam hij in zijn vliegtuig mee, Smeet haar toen koelbloedig in zee. No. 7 kocht hij een haargolf-installatie", Hielp haar het haar permanenten met gratie; Doch toen zij, 't hoofd vol papillotten, zat onder de electrische kap, Gaf hij plotseling een kwaadaardige trap, Maakte het stopcontact onveilig met met eigen handen, En liet zijn vrouw noodlottig ver branden li Toen hij kort daarna met 8 hertrouwde, Was zij de eerste, die hem niet ver, trouwde; Het stond haar geheel niet aan, Dat er een kamer was, waar zij niet in mocht gaan, Waarvan hij, het zij laat of vroeg, Den sleutel zorgzaam bij zich droeg. Eens, toen hij veel cocktails had ge dronken, En in diepe slaap was weggezonken, Haakte zij handig, sluw als een vos, Dien sleutel van zijn sleutelbos. Dien ochtend ging hij schaatsenrijden, En zij, om argwaan te vermijden, Zei: Ik speel heden met zuster Anna , een partijtje tyen, En ga daarna de nieuwste Mariene Dietrich-film zien." .Terwijl Blauwbaard op de Ijsclub zweefde Maakte zijn vrouw (ofschoon zij beefde) Vlug de bewuste kamer open, En .... zette het gillend op een loopen, Krampachtig snikkend: ,,Wee ! O wee ! Ik ben getrouwd met Landru II!" In korte woorden zij vermeld: Blauwbaard, de bloeddorstige held", Boette zijn wandaden, onder gejoel, In den grimmigen electrischen stoel. Tweede prijs ,,Ik ben overtuigd, dat het Hof in dezen clementie zal betoonen, en met mij zal meenen, dat rnijn cliënt voor zijn daden niet verantwoordelijk gesteld kan worden. Stel u voor, heeren rech ters, hoe reeds in zijn jongelingsjaren verdachte omzijn blauwen baardgroei, een duidelijk teeken van een zware erfelijke belasting, fnuikende minder waardigheidsgevoelens moest koeste ren, hoe hij, vereenzaamd en belast, allengs de moordzucht voelde stijgen, hoe hij, door zijn ouders tot een huwelijk * geprest, zijn eerste vrouw in een paroxysme van een ui t de diepte opschietende herinnering aan den slager om den hoek en opborrelende moordlust, in een roes vermoordde: en het tweede huwe lijk, en de 7 volgende, die thans in zijn nadeel uitgelegd worden, maar die -veeleer spreken van een eeuwig hopen ? op psychische gezondheid, zoo teeke nend voor dit soort 'manisch-depressieven. En toen, zijn laatste huwelijk, met h'aar, die thans in zwaren rouw in getuigenbank zetelt. Denk u het geluk van mijn cliënt, en tegelijk ook de angst dat deze vrouw het geheim van zijn leven, en daarmede zijn verdrongen moordlust zou ontblooten. Begrijpt hoe verdachte juist door de teere liefde dezer gade teruggedrongen moest worden in de sadistische sfeer van zijn infantiele lustgevoelens. Ik moet verder opmerken, dat zeker niet gesproken kan worden van moord, maar dat ik hier doodslag moet aan nemen. Weliswaar spreekt hiertegen, dat mijn cliënt de getuige een wachttijd gunde, waardoor dan ook de broeders van getuige, door haar zuster gewaar schuwd, de woning konden naderen, maaT eer wil ik hier aannemen, dat de betere, menschelijke gevoelens het bij verdachte een oogenblik wonnen. Ik moet eveneens betoogen, dat het wettig bewijs in zoover niet gele verd is, dat op het bewuste sleuteltje geen vingerafdrukken van verdachte te vinden waren, wat bij de bestendig heid der bloedvlekken toch verwon dering moet wekken. Ik pleit dus een uiterste clementie, een voorwaardelijke veroordeeling en opneming in een inrichting van pjychiatrie, benevens het stellen van ver dachte onder de zorgen van een der reclasseeringsvereenigingen." DE NIEUWE OPGAVE l Aprilgrap EN lezers wordt gevraagd een i Aprilgrap voor een geïllu streerd blad te verzinnen. Inzendingen uiterlijk Maandag 22 Maart. Verslag en prijstoekenning in het nummer van Zaterdag 27 Maart. Als eerste prijs loven wij wederom uit een Dunhitl bureau-vulpen houder met artistiek uitgevoérden standaard ter waarde van ? 17.50; als tweeden prijs een plastiek van H,ildo Krop. De redactie heeft het recht de inzendingen te publiceeren. Op de beslissing der redactie is geen beroep. PAG. U Dl GROENE N*. 311» PAG. 17 DE GROENE No. 3119

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl