Historisch Archief 1877-1940
n
'f
i
Muziek
YIOOLCftNCEKT
WILLEN
P IJ P E R
van Sem Dresden
SOLIST: HENDRIK RIJNBERGEN
DE ontwikkelingsgang van dezen
componist is een voorbeeld van
rust en beheerschte kracht. De
componist Dresden groeit als een cactus
of een aloë; niet als de bijbelsche
wonderboom, niet als het gras, dat weel
derig opschiet in enkele zoele (Jagen.
Componisten, scheppende kunste
naars, doen mij dikwijls denken aan
planten. De functie van het creëeren
is even natuurlijk, even wetmatig als
het groeien van een gewas. En dikwijls
zijn de betooverendste, zorgvuldig ge
kweekte bloemen onvruchtbaar, en de
onaanzienlijkste kruiden rijk aan zaad.
Zooals het in de wereld der scheppende
geesten niet anders is. Er zijn
compoSEM DRESDEN
Naar een schilderij van S. Bobeldijk
nisten, waarvan de praestaties ons
verbijsteren, evenals de groote
orchi. deeënbloemen in tegenspraak schij
nen met de onooglijke kleine plant die
ze voortbracht: Schubert. Er zijn plan
ten die den heelen langen zomer
doorbloeien, en er is de stugge agave, die
na tientallen jaren van
nauw-merkbaren groei nmaal bloesem draagt
en sterft.
De plant Sem Dresden heeft wel
zeer veel van de cactus: hij is geen
weelderige bloeier, het beeld van zijn
gestadigen groei op zichzelf is reeds
iets zeer aparts. Maar bloeit hij, dan is
het wonder van kleur en geur grooter
dan alle weelden van rosaria en
chrysanthenkassen .. ..
Hét concert voor viool, met bege
leiding van blaas- en slaginstrumenten
en contrabassen, staat in den geest
dicht bij de vier vocalises met kamer
orkest. De kleur van het geluid wijkt
echter vrij sterk af van het in de voca
lises gebruikte timbre. De lineaire
schrijfwijze van deze partituur is
namelijk zóó ,,enkelvoudig", dat het
eenige verbindingsmateriaal in dezen
orkestklank in de.... solopartij te
vinden is. Men versta dit wel: nergens
heeft de componist de vioollijnen naar
het tweede plan gedrongen. Integen
deel, er staat geen maat in het con
cert, waar het solo-instrument niet
zou kunnen doorkomen. Maar de ont
wikkeling, de muzikale voortgang is
vaker in de blazerslijnen te vinden,
dan in de, door Rijnbergen weergaloos
gespeelde, solo. Met name in het eerste
en dei de deel.
Het schrijven van een concert voor
een solo-instrument met orkest levert
inderdaad de boeiendste en belang
wekkendste problemen op, welke men
zich kan voorstellen. Dresden heeft het
probleem, van het door hem gekozen
punt van uitgang gezien, op magi
strale wijze opgelost. Wij zouden dit
misschien de
kamermuziek-concerrtechniek kunnen noemen. Welbewust
immers is hier afstand gedaan van de
maar al te dikwijls goedkoope effecten
welke b.v. in de combinatie
solovioolstrijkorkest te vinden zijn. De tech
niek, die een Stravinsky in zijn
Histoire du soldat en pianoconcert
slechts gedeeltelijk beheerschte, werd
hier door Dresden tot een werkelijke
stijl-mogelijkhe'd ontwikkeld.
HET essay over de composities en
de werkwijzen van Sem Dresden,
dat binnenkort geschreven zal moeten
worden, zal veel licht kunnen werpen
op vrijwel onbekende hoeken van het
Nederlandsche muziekbesef. (Merk op,
dat muziekgevoelige leeken in ver
band met Dresden's werk bij her
haling aan Oostersche, speciaal aan
Indische, muziekgemiddelden moeten
denken). Naar onze overtuiging is
Dresden's muzikaliteit een typisch
Nederlandsch muziekbewustzijn.
Wenschen wij alleen, dat deze Echinocactus
speciosus in de eerstvolgende jaren wat
vaker gaat bloeien dan tot dusverre
het is zooveel gemakkelijker
determineeren....
Bevroren opera
Webers Kuryanthe In concert vorm
EEN opera in concertvorm, met
weglating dus van het decor,
de plastiek en de duizend-en-een
onbenoembaarheden welke een gang
naar het theater rechtvaardigen, is in
wezen niet ongelijk aan het bezoeken
van een schilderijententoonstelling,
voorzien van een bril met n rood en
n groen glas. Of wel aan het lezen
van alleen de linker- (c.q. rechter-) pa
gina's van een boek. Men heeft na
afloop wel een soort indruk, genoeg om
een waardeerend of een afkeurend oor
deel in schijn te fundeer en. Maar eigen
lijk is die fragmentarische kennis, dat
verminkte begrip funester dan de abso
lute onnoozelheid. Halve waarheden
zijn gevaarlijker dan heele leugens.
Euryanthe is een opera, zal men
tegenwerpen, die als
stuk-om-te-vertoonen door alle bevoegde instanties
voor mislukt gehouden wordt. Inder
daad is het werk buitensporig vervelend
(Weber zelf schijnt na de eerste opvoe
ring op 25 October 1825 gezegd te
hebben dat het stuk eigenlijk
Ennuyanthe moest heeten waarop
Berlioz, die van Weber's muziek niets
kwaads kon hooren, zelfs niet van den
auteur, opgemerkt heeft dat dit een
taalfout was, en dat een saaie opera
hoogstens l'Ennuyeuse zou kunnen
heeten). Maar een vervelende opera
wint er niets bij, wanneer men de van
huis uit reeds geringe mogelijkheden
tot afleiding, tot spel dus, wegneemt.
Integendeel. <
Wij zouden moeten vaststellen, dat
' een bevroren Euryanthe, in
concertvorm verstard, nog onamusanter is
dan in het theater. Het libretto is der
mate dwaas, dat de gevoelens welke
in de figuren geprojecteerd worden
geen moment geloofwaardig zijn. Bij
andere gelegenheden zou het wellicht
de moeite loonen, na te speuren welke
redenen Weber en zijn librettiste Chezy
gehad kunnen hebben de oude
Fransche fabel van Eüryanthe's
kuischheid met zooveel hypocriete
heldhaftigheden te verknoeien. Men zou dan
tevens kunnen opmerken, dat in de
Fransche versie door Durdilly van dit
Teekem'ng van Charles Eyck
JAN ENGELMAN
Tentoonstelling Ter. tot Bev.
der Grafische Kunst (Stede
lijk Museum, Amsterdam)
HOE moet men teekenen?
Er zijn natuurlijk
duizend-eneen manieren, het hoe" staat
bij het teekenen in geen ander verband
tot het wat" dan bij welke andere
kunst ook en er zijn lieden die, over
een gaven teekenstijl beschikkend,
doodelijk vermoeiend blijven voor den
toeschouwer, omdat zij geen gedachten
of verbeeldingen van beteekenis hebben
of de natuur niet interessant zien. Maar
toch is er ietwat meer regel voor het
teekenen op te geven dan bijvoorbeeld
voor het schilderen, waarin men het
angelieke en paradijselijke niet zelden
uit de befaamde sublieme modder"
ziet ontstaan. Het echte, het natuur
lijke teekenen, of het nu geschiedt met
grafiet (dat inkervingen in het papier
maakt), danwei met inkt (dat een
laagje over het papier legt), is een ander
schrijven. De goede teekenaar teekent
zooals hij ook een brief pleegt te schrij
ven, met behagen aan de arabesken en
met de behoefte om zijn blad mcoi
vol te maken. Zoo mooi, zoo l
osregelmatig, als de natuur de nerven van
planten of de aders in gesteente aan»
brengt. Het echte teekenen is, vooral,
het trekken, het uitwuiven van con
touren ; een vast bepalen van de gren
zen der dingen tegen achtergrond en
ruimte. Er zijn natuurlijk (al weer kom
ik tegemoet aan alle mogelijke Res
trictie) prachtige teekeningen gemaakt,
die uit arceering en schaduw als het
ware zijn opgebouwd. Maar dit doet
niets af aan die opvatting, dat het
eigenlijke, het beginsel-gelijke tee
kenen, van den tijd der
bison-beelte
libretto, ofschoon het geheel daardoor
,niet gered kon worden, de nonsens van
zuster's Ernma's vergiftigden ring,
weer door het oorspronkelijke motief
van de viooltjesvormige moedervlek
(óók een nonsens, maar minder
antitheatraal) vervangen is. Op deze ma
nier een infantiele manier, toe
gegeven staan de diverse edelaardige
en heroïeke affecten ten minste op een
recht rijtje.
Maar wij zullen het libretto thans
niet verder beschouwen. Wij zullen
zelfs de muziek, die tendeele tot het
beste, voor een ander, aanzienlijk deel,
tot het meest alledaagsche behoort dat
Weber geschreven heeft, niet bespre
ken. De critiek van den ouden
Grillparzer: Diese Oper kann nur Narren
gefallen oder Blödsinnigen oder
Gelehrten oder Strassenraubern und
Meuchelmördern" houdt ons daarvan terug.
Het zou namelijk kunnen schijnen of
wïj ons, met de bewondering die Wij
voor sommige voortreffelijke details
koesteren (het duet uit II, enkele koor
fragmenten, de muzikale typeering
van Eglantine) onder Grillparzers ge
leerden zouden willen scharen. Wat
men anno 1937 nauwelijks van ons zou
mogen eisenen.... WILLEM PIJPER
nissen in de Spaansche grotten af tol:
aan Picasso toe, een trekken van con
touren is met een zoo los mogelijke,
een zoo nerveus mogelijk den geesi
gehoorzamende hand.
TOPPUNTEN van teekenen? De
glasschilders der middeleeuwen
zeer. zeker. Kon men hun vensters ont
doen van de kleur, van de bekoorlijk-^
heden van het glas, men hield een zeer
sterke, vaste' teekening over, sober,
maar groot. Dit is een les voor
hedendaagsche glazeniers: de teekening moet
diep en schoon zijn, ook als men den
zinnelijken gloed van het flatteuze
materiaal weg denkt. Dan bijna alle
meesters van de Italiaansche Renais
sance, fabelachtig expressieve en zwie
rige teekenaars, soms van een woede
voor de macht van het ideale lichaam
die verbijstert, altijd helder en strak,
zonder ontsporingen van de stift.
Holbein daarnaast, in de Engelsche
portretten het schoonst, Dürer als een
meer zilverige, Rembrandt als de
dramatische uitzondering die den Tegel
bevestigt. Correggio en Tiepolo.
Uit later tijd is Ingres het voorbeeld
van een prachtig teekenaar, misschien
het meest in de kleine portretten die hij
te Rome teekende, om den broode.
Bresdin is zeer fraai -*- maar men ziet
bij zijn werk wel dat de Italianen
grooter waren. Picasso en Foujita
deden dingen met de enkele lijn, die bij
ons, altijd zoo overtuigd van eigen
voortreffelijkheid, zwaar onderschat
werden (de Bremmerieten teekenen
zoo niet). Wij hadden Rochussen^
Derkinderen, Thorn Prikker, Toorop,.
Karel de Nerée. De impressionisten'
waren weinig geneigd tot het echte'j1
teekenen.
HET voornaamste gebrek van de
hedendaagsche beeldende kunst
is, dat er te weinig geteekend wordt.
Men grijpt maar naar tubes en kwas
ten, zonder dat men zich helder in het
hoofd heeft gezet wat men maken wil i
De conceptie ontbreekt, de inval en de
genade van het oogenblik heersenen,
vandaar de vele vluchtigheden en
voorloopighedeh. Laag over laag l
en wees maar blij als de eene de andere
niet doet barsten, want de wetenschap
van de verf, zeer verwaarloosd sinds
het Impressionisme zich baan brak,
moet geheel opnieuw worden aange
leerd. Een ernstig beeldend kunstenaar
dient eindeloos veel te teekenen en ti!
schetsen want aan de borsten van
Moeder Natuur vindt hij zijn heil.,
Dat hij zuige l En dat zijn atelier vol
zij van teekeningen, teekeningen, tee
keningen. Rodin liep er over. Men
lijsteniet ieder krabbeltje in, dat is te
Veel eer. Men moet twintig teekeningen
maken om n goede over te houden",
die waard is te blijven, of te dienen als
basis voor het schilderij.
EEN hedendaagsch kunstenaar die
zeer veel teekent is Charles Eyck,
die op de tentoonstelling der Vereenij
ging tot Bevordering der Grafische
Kunst tot de gasten behoort. Hij tee
kent snel en hij teekent dikwijls goed.
Hij is er altijd mee bezig, hij schrijft
zich-zelf en anderen brieven in tee
keningen. Waarom hij er zoo druk
mee is ? Misschien wel omdat hij
stokdoof is. Het teekenen is zijn vorm van
discours. Het is echter jammer, dat
hij op de tentoonstelling slecht verte
genwoordigd is, hij kan heel wat beters
laten zien.
Jan Sluyters' drie teekeningen
behooren tot het beste van de tentoon
stelling. De welbekende Zoogende
Moeder lijkt de incarnatie van het
zoogen, dierlijk en geheiligd. Moeder
en kind" (No. 22) heeft het echte
teedere gebaar, de vormen zijn los,
misleidend slordig bijna, maar bij goed
toezien blijken zij toch vast en wel
bewust.
Leo Gestel, hoe anders" dan, is
eveneens een bekwaam teekenaar. Be
haagziek is hij bijna nooit, er is bij
hem een spel met stoerheden, maar het
spel is echt, de teekening is immer
frank gebouwd, en slaat hij er naast
dan slaat hij er frank naast.
Joep Nicolas kan het zich te makke
lijk maken, zooals de Elegie der Zee"
wel aantoont, er is niet lang genoeg
op gewerkt, maar men zal nimmer
voorbijzien dat hij levend, bewogen en
geschakeerd is, wat van zoovelen
onder hen die hij werkend en schrij
vend aanviel, en die hem zijn portie
rijkelijk terug gaven, niet gezegd kan
worden. Wanneer hij wat meer ge
duld heeft, zooals in het Portret van
zijn vrouw in sanguine, blijkt zijn
talent wel duidelijk.
G. V. A. Röling, zeer habiel, gaarne
uit een hoog gezichtspunt gansche
provinciën beschouwend, heeft zich te
hoeden voor de academische anaemie.
Een kunstwerk dient, in geestelijken
zin, altijd te wijzen naar het kunstwerk
dat volgen zal. Bij Röling krijgt de
knappe harmonie makkelijk iets
steriels.
Tot zoover de gasten. Van de anderen
noem ik Willem van den Berg, om de
teekeningen uit Briancon tenminste,
bladen die mooi zijn volgemaakt"
met menschen en dieren, en om het
fijne portretje van een heer in profiel
(litho). Mej. Bieruma Oosting om de
kleine houtsneden, de Zeepaardjes en
de Kikkers, want de naakten zijn zoo
vast niet. De in hout gesneden
bóekillustraties van Nic. J. B. Bulder zijn
altijd technisch knap, maar van inhoud
wel wat te braaf. Eekman blijft een
boeiende figuur, soms wat dor en theo
retisch, zooals in Moeder en Kind"
en Een Vrouw", maar waar hij de
matrozen, de maaiers of een kermis
maakt, waar hij de groote opgave van
een langen Doodendans aandurft, een
teekenaar voor wiens expressie en
compositie men respect dient te hebben.
Men zal weer blijven stilstaan voor de
prenten van Jessurun de Mesquita.
Hoewel zijn spot soms wat nadrukke
lijk is, schuilt er toch zooveel geest en
fantasie in, dat wezenlijke regionen
van den humor bereikt worden. Van
S. Moulijn is er een heel fijne litho
(?Zomer"), van J. M. Prange werk
dat zeer, misschien te zeer, onder den
invloed van Odilon Redon staat, maar
toch de aandacht gespannen houdt.
Prof. Roland Holst zond een
werkteekening voor een fragment van zijn
Utrechtsche Domraam, in het Noor
dertransept, en men ziet hoe zorg
vuldig alles werd overwogen. Lode
Sengers tracht in Die op den troon
zat" te beelden wat niet te beelden i's.
Men kan desnoods de drie personen
van de Heilige Drievuldigheid
menschelijk voorstellen, maar deze Godsfiguur
is te bleek en ijl. Eveneens te ijl blijft
het werk van H. v. d. Stok: het is
knap en serieus, maar de styleering
loopt niet vol gevoel.
Er blijken weer jonge, talentvolle
graveurs te zijn: Kuno Brinks,
Debora G. Duyvis, Hubert Levigne.
Tooneel
ELSE MAUHS
gelooft in de tooneelspeelkunst
EDUARD VERKADE
TOEN ik Else Mauhs vroeg of zij
niet iets wilde zeggen over het
tooneel van heden, over zich
zelf, of over de tooneelspeelkunst,
had zij hier blijkbaar bezwaar tegen.
Het eenige wat ik uit haar vermocht
te krijgen, was: Ik geloof nog altijd
in de tooneelspeelkunst." En zij voegde
daaraan toe: ,,misschien is het wel
dwaas van mij."
Dit was alles. En schrijver dezes is
dan ook verantwoordelijk voor al
datgene wat in dit artikel aan die
woorden wordt toegevoegd. Volgens
hem heeft Else Mauhs daarmede ge
zegd, dat zij zich bewust is een kunste
nares te zijn, en dat zij zich eenzaam
gevoelt in deze overtuiging, ofschoon
een tooneelspeelster een kunstenares
behoort te zijn. Else Mauhs gelooft in
haar roeping, en zij weet, dat een der
gelijke roeping behalve de aangeboren
gave een rusteloos arbeiden aan zich
zelf vereischt en aan iedere rol opnieuw,
die men te vervullen heeft in het te beel
den spel. Zij is overtuigd, dat zij haar
vak verstaat, maar bovendien dat het
vak slechts het middel tot, en niet het
doel van de tooneelspeelkunst inhoudt.
Zij kent den eindeloozen strijd tusschen
den eigenlijken innerlijken mensch en
het steeds weer ,,zich opvreten op de
planken", gelijk Macbeth na den dood
van zijn Lady ,,van den pooveren
speler" en het leven getuigt (sde be
drijf, sde tafreel).
Wanneer men deze kleine tengere
vrouw beschouwt, dan gevoelt men de
tragedie, dat een zóó hartstochtelijk
begeeren zich zelf in een rol geheel uit
te leven, een zóó groote wils- en werk
kracht, zooveel energie en moed gepaard
moeten gaan met een zoo frêle physiek.
Maar is het niet dit contrast voor
een heel groot deel, dat haar tot zulk
een kunstenares stempelde?
IK herinner mij het kleine ietwat
dikke jonge meisje van heel vroeger,
toen zij haar carrière begon en
vroolijke helderlachende ingénues speelde,
die overal de zalen vulde, hetzelfde
meisje, dat 's nachts haar eigen
costuumpjes moest maken, omdat zij nog
zoo weinig, als ,,beginnelinge", ver
diende.
Dan is een volgende indruk de eerste
lijk een passend tehuis, een juiste om
geving zou dat zijn voor een groot
talent als het hare.
En haar oogen lichten begrijpend,
als haar verteld wordt dat bij het fil
men de geluid-opvanger vlak boven
den speler hangt en de camera iedere
expressie verraadt.
Daarna spraken wij over het reizen
in autobussen en de
export-mogelijkrol, die zij onder andere regie en di- heden van de tooneelspeeluiting, het
rectie speelde in ,,De roepstem van
het leven" van Arthur Schnitzler; een
stervende vlinder, nadat aan die roep
stem was gehoor gegeven, in de ver
warring ontstaan door het uitbreken
van een oorlog. Vervolgens Prulletje
van Abeleven, het kind-vrouwtje,
nergens uiterlijk" gespeeld, maar
door een jonge vrouw volkomen uit
gebeeld" doorleefd uit de phantasie.
Dan Nju" van Dunow, met Van
Dalsum en De Meester, met alle nuancen
van vreugde en wanhoop der liefde;
een jonge vrouw, verpletterd tusschen
twee mannen, aan wie zij zich gebon
den had. Vervolgens:
Nora" met haar onbegrepen pro
blemen ;
Tyl-Tyl in De Blauwe Vogel" van
Maeterlinck, het kleine knaapje op
zoek naar Geluk, als alle kinderen in
den droom;
Macropolis van Capek, de drie
honderdjarige, die niet stervan kan,
de vrouw met het jonge lichaam en het
stokoude gemoed, zoo onvereenigbaar,
dat het als de last weegt van een mis
dadig geheimenis:
Ophelia in Hamlet" in een on
vergetelijke waanzin-scène;
Het Adelaarsjong, met de roman
tische illusie, op zijn vader, Napoleon,
te kunnen gelijken, terwijl hij in het
Habsburgsche milieu verstikt en sterft.
Al deze rollen heb ik opnieuw voorbij
zien gaan gedurende een interview,
dat er geen kon worden, voor een ven
ster, uitziende op het Leidscheboschje,
stedelijk abonnement, de subsidies, en
het publiek van vroeger, dat heden zoo
vol begrip veelal den schouwburg
mijdt, behalve bij uitzonderlijke ge
beurtenissen als Mauhs haar
wederoptreden, na een jaar gedwongen onder
breking.
Boeken over kunst
IN de duistere en chaotisch verwaar
de wereld van deze dagen, nu voor
zoovelen de verhouding en de
beteekenis der levenswaarden onduide
lijk werd, is het weldadig zich te ver
liezen in schilderingen welke ont
stonden in een sfeer, zóó zuiver en
hoog als die waaruit de scheppingen
der Soengmeesters voortkwamen, de
volledige overgave aan een taak te
bewonderen welke Japansche kunste
naars het aesthetisch en technisch
volmaakte deden verwezenlijken, of
wel, met een kom van aardewerk in de
handen, te voelen hoe de kunstenaar
stof tot leven wist te bezielen, en hoe
in het eenvoudigste en geringste de
hoogste en eeuwige waarden zich
weerspiegelen."
Aldus besluit Ir. G. Knuttel Jr. zijn
boekje Over Chineesche en Japansche
Kunst" (Paris, Amsterdam), dat een
zeer mooie inleiding is voor ieder die
in deze dingen eenig belang stelt. De
schrijver heeft gelukkig niet gepoogd
veel namen, jaartallen en voorbeelden
te geven, maar (wat moeilijker is) iets
duidelijk te maken van het wezen en
., , .. . .. . . t den geestelijken achtergrond der
Chiwaarachter een ledig hoèkhuis staat. 4 nees*ne fin Jj he £unst en hij if
Uitstekend gelegen voor een kleine., hierin gesla^.
intieme zaal, zooals het theater Gooi-^ Meer kun^historisch inzicht en be
land,' meende Else Mauhs. Ja, waar-niangstelling is noodig om Carel van
Manders Schilderboek te waardeeren,
zelfs nu ,het door A. F. Mirande en
Prof. Dr. G» S. Overdiep in modern
Nederlandsch is overgebracht (Wereld
bibliotheek, Amsterdam). Dat een
dergelijke uitgave een boek van
tegen de 600 bladzijden met 220 repro
ducties mogelijk was pleit zoowel
voor de kunsthistorische belangstelling
in ons land als voor den ondernemings
zin der uitgeefster. Een monument
niet alleen der oude Nederlandsche
kunstbeschrijvihg maar ook van Onze
letterkunde is hierdoor eindelijk weer
toegankelijk geworden voor belang
stellende niet-vaklieden.
Bij Nieuwenhuizen Segaar te Den
Haag verscheen een korte beschouwing
over het werk van Jan Sluijters van
de hand van Dr. G. Knuttel Wzn.,
tezamen met 24 reproducties in licht
druk naar een keuze uit zijn laatste
werken. Hoezeer men een uitgave als
deze moge waardeeren zij geeft
inderdaad alles Waartoe deze repro
ductietechniek in staat is het ont
breken van de kleur is hier toch wel
een pijnlijk gemis. Dit neemt niet weg
dat een bundel als deze een dankbaar
bezit is voor wie het werk van den
schilder kent en met de reproductie
voor oogen zich het origineel voor den
geest vermag te halen. H. R.
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 120 ? AMSTERDAM
Doorloopend Tentoonstellingen
Eist Mauht in Nju" van Dunow
.- -
r