De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 20 maart pagina 9

20 maart 1937 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

JVs /? * Een verhaal van De Groene mes Leo van Breen TÓEN zij wakker werd, regende het. Het was een loodzware herfstregen, na weken van verstikkende droogte, die het stof wegsloeg van(de wegen, planten en huizen, van de geheele aarde. Hij tikte zwaar en beklemmend op het zinken plat van de keuken, ruischte murmelend in de vangbakken onder de kroonlijst en gutste klagend langs de dakpannen. In dit aanzwellend en afstervend koor gingen de solostemmen bijna verloren. Toch waren zij er, in het nijdig petsen van zware druppels op de ver zengde bladeren van den beuk, in het vragend kloppen van snelle reeksen tegen de ruiten, die, in een haastig wegvloeien, guirlandes van beekjes vormden onder de kozijnen, waaronder het felwitte trasraam reeds grauwe vlekken vertoonde. Ze wist, dat nu ook deze zomer voorbij was, dat hij haar niets had gebracht en dat de eerste herfstvlagen, waaraan deze stille, beklemmende regen voorafging, haar niets zouden weten te brengen dan een grauwe leegte. Zij voelde zich doodelijk vermoeid, hijgende onder een last, die zij niet kende, maar die elke spier en elke vezel tot de uiterste grenzen gespannen hield. De doordrenkte straat lag roerloos onder den grijzen hemel. Ze leunde even tegen de vensterbank, en bedacht, dat de wisseling der seizoenen aan het leven van den mensch niets veranderde. De slager s jonge n schudde de regendruppels van de klep van zijn pet, vóór hij haar groette, de houthandelaar schoof den blinkenden cirkel van zijn parapluie naar haar toe, om n plas te ontwijken. Maar de verandering der kleine uiterlijkheden vermocht haar niet te boeien. Voor het eerst liet zij bewust de groote vraag tot zich komen, waarom zij hier leefde in een kleine, uitzichtlooze provinciestad, naast een man, voor wien zij niet meer gevoelde dan een warme toegene genheid, ondermijnd en verscheurd door een dage lijks toenemende ergernis, dat hij zijn leven kon nemen met een opgewektheid, die haar oorsprong vond in het eiken dag opnieuw terugkeeren der zelfde kleine genoegens, die haar van dag tot dag een grooter obsessie werden. En zij had vreemde dingen in zichzelf ontdekt. Zoo had zij eenige dagen geleden zonder eenige aanleiding alle knoppen uit een met veel zorg tot bloei gebrachte cactus geknipt, schijnbaar onbe wust, maar niet zonder een heimelijk genoegen, dat haar nadien onverklaarbaar was voorgekomen. Men was tenslotte geen plant, die roerloos vege teerde en naar herkomst noch doel van de aardsche aanwezigheid vroeg, bloeide, als het zomer werd, en afstierf bij de eerste vlagen van den winter. Planten en dingen mochten slechts n enkele verschijningsvorm en levensmogelijkheid bezitten, den mensch was het geoorloofd, opgelegd zelfs misschien, zichzelf in tallooze vormen te verwerklijken, in plaats van te verstarren in een vorm, die niet vrijwillig gekozen was, maar door uiterlijke om standigheden tot de nig-mogelijke was geworden. Maar dan was het ook zoo, dat.... HAASTIG maakte zij zich los van het raam, waarvoor de geheele wereld met al haar moge lijkheden zich plotseling scheen te willen verdrin gen, en sneed haar gedachtengang den verderfelijken loop af. In de keuken, waar zij in een nerveuze bezigheid verviel, wist zij haar gedachten in normaler banen te leiden. Gezellig ruischte het koffiewater. Door het tuimel raam blonk een streep blauw, de regen scheen op te houden en alle dingen blonken en schitterden in het gezuiverd licht. Ze bedacht, dat, nu het droog werd, zij een wande ling zou kunnen maken, waartoe de zengende hitte haar de laatste dagen den lust benomen had. Zij zou ook een extra-bezoek brengen aan de oude tante, die zij den laatsten tijd had verwaarloosd. Bij de gedachte daaraan doorstroomde haar een warm gevoel, dat zij sinds lang had ontbeerd en dat haar de voorbode van een verzoening met het leven toescheen. Ze goot het kokende water in den filter, en neuriede. Toen zag zij het broodmès liggen, en brak alles af. De droom van dezen nacht, die nog niet tot haar bewustzijn was door gedrongen, doorbrak plotseling zijn grenzen en besprong haar als een afzichtelijk visioen. Ze zat met haar man in de huiskamer; het was avond en zij schemerden. Geen van beiden spraken zij; zij voelden zich machteloos in de gapende duisternis, die hand over hand dikker werd. Zij keek naar hem, en zag, hoe hij, van haar ge wend, stil en vredig glimlachte, alsof dit moment hem een werkelijkheid realiseerde, waarvan hij zijn geheele leven had gedroomd. Ze wilde de kamer uitsluipen; haar driftige be wegingen schenen hem niet te beroeren, en, op den drempel omkijkende, zag zij in een schrille beklem ming, hoe zijn gezicht tot een grauw masker was verstard, waarover nochtans het glimlachen spook achtig heerschte. Hij is dood, drong het tot haar door, en met wilde bewegingen stortte zij zich naar de keuken, greep het broodmès, en snelde daarmee naar de kamer terug. Voor het overige herinnerde zij zich niets meer. Zwaar ademend hing zij over het aanrecht, de koffiefilter was omgevallen, en een truine, dikke massa glibberde straalsgewijze naar den vloer. , Plotseling kwam er een ander beeld. Ze herinnerde zich, hoe ze als kind met een mes de buik van een pop had opengesneden, om te zien wat erin was. Had zich deze drang in den droom herhaald? Het moest wel zoo zijn. Men mocht zich niet over geven aan de vernietigende gedachten, die als baar lijke duivels in den mensch schenen te kunnen heerschen. Maar het mes, het mes. Als gehypnotiseerd staarde zij naar het blauwachtig lemmet, dat» koud en onbewogen, rustte in den sierlijk besneden greep. Ze voelde, hoe haar tegenstand dreigde te breken. Met een klauwachtige beweging wierp zij zich op het mes, smeet het op den grond, en trachtte, zwaar den voet neerzettend, het te breken. PAG. U Dl GROENE N», SI20 Het lukte niet. In een roes greep zij de bijl, die boven den gootsteen hing, en, op de kniee'n hur kende, begon zij op het mes in te slaan, dat telkens aan haar mokerslagen hoonend ontglipte. Zij hakte door het vloerkleed heen in den houten vloer, waarin de bijl telkens steken bleef, zij ver brijzelde een steenen kan, die naast haar stond, en tenslotte slaagde zij er in, den houten greep van het mes te verbrijzelen. Nog lag daar, onaangedaan, het mes. In een grenzelooze woede, sloeg zij met den achter kant van de bijl op het lemmet. Vruchteloos. Plotseling kwam zij tot bezinning. Moeizaam kwam zij overeind. Haar handen beefden, het zweet stroomde haar van het voorhoofd. Ze keek naar haar handen, die er vreemd ver wrongen uitzagen, en begon geluidloos te schreien. Buiten scheen stralend de zon, als vernieuwd lag ' de aarde onder een felblauwen hemel. Ze bukte zich om de houtsplinters op te rapen, waaraan zij haar huid verwondde en wierp ze in de kachel. Daarna, zonder zich eenige rekenschap te geven, gooide ze ook daarin het lemmet. Vergeefs zocht ze naar brandstof, daarna naar oude kranten. Er was niets. Driftig doorliep ze alle kamers, zij vond niets. Ten einde raad opende zij een lade van haar bureautje en droeg armen vol papieren naar de kachel. IN den winkel zei de man achter de toonbank: Een broodmès als dit heeft mevrouw nog nooit gehad. Hij boog het lemmet tusschen zijn vingers, liet den scherpen kant spelen over den nagel van zijn duim, en zei schertsend: Je kunt er iemand met n zwaai het hoofd mee afslaan! Ja, antwoordde zij nadenkend, dat zou kunnen. En lachte. Ze zag er zoo vroolijk uit, ze is compleet een ander mensch geworden, zei de winkelier tegen zijn vrouw. Vroolijk sneed ze het knisperende brood, de droge kruimels sprongen naar alle kanten. Toen haar man thuis kwam, snelde ze haar kamer in, om de wanordelijke bureaulade te sluiten. Ze stond stil voor het leege vak; en het was of ze nu eerst tot bezinning kwam. Ze had al haar brieven verbrand. Alle brieven van den vriend, die in haar leven had willen ingrijpen, brieven, die het oproer in haar hart hadden aangewakkerd, brieven die spraken van een andere wereld, waar voor de hare vernietigd diende te worden. Met een ruk schoof zij de lade dicht. Zij sneed brood als voor een feest. Aan tafel speelde zij met het mes, liet haar handen behoedzaam gaan over het scherpe lemmet. Het lijkt wel, of je het liefkoost,glimlachte haar man. Men moet het meeste houden van datgene wat pijn kan doen, antwoordde zij. En glimlachte. Fijn, dat we weer de gezellige winteravonden krijgen, zei haar man, die langs haar, naar den kalender keek. ge gaste jnr Dan schenkt ge graag het beste. De naam Ferwerda Tieman geeft U volledige ga rantie voor de beste kwaliteit en Uw keuze is er haast onbeperkt: Roode Bordeaux. oatwu Sigognac Midx '34 p. fl UO Ghtt*wMaTtinen4.CanUnae'33 » » 1-50 Witte Bordtauxt wwa Blanc. dimi itc . 120 ? Graves Suptrttut. dtwi ttc 150 Zeer Oude Jenever Prima ... ". ? - . P- L. 325 Sherry Fino, werkelijk droog ... p. /L 175 Paloma. Spaansdie. Wijn 105 Advocaat, Wautu en bruin etih. resp. p. /L 1.75 ? 1-50 Vraagt volledige prijtcotiram r. Wtfnen en GedbtUleerd. e r we r d a &Tieman AMSTERDAM: Roelot Hwtstr.tO. Telefoon 26537: WUleauparkweg Wï, Telefoon 30230; Utrecbuchestraat 46\T>leL 36296; UaaceuMtr. 33, Telet StTU: de dercqMraat 17. TeleL 83810; Ie Helmerwtraat 63. Telefoon 83O91; Sijngej IS& TeMoon 4II7& Hooldd«RAii UTRECHT. WIJ ZIJN AL KLAAR C> VOOR DE PASCHEN! Vader en de jongens zijn bij P&C geweest. Het duurde niet lang of de keuze was bepaald. Prijzen vielen erg mee! Cijk ze stappen, vlot gekleed, correct, alles tot in de puntjes afgewerkt! Leuke, voorjaarsstoffen; en voor de jongelui is gezorgd .. .'t goed is ijzersterk! Ze kochten het bij P & C^en deden er ver standig aan! P&Ckleeding is . . . Uw kleeding! PEEK & CLOPPENBURG OP DEN DAM - AMSTERDAM Tot 's-ovonds 8 uur geopend. - Zaterdags tot 10 uur. EEN NIEUWE LENTE komt elk jaar weer. EEN NIEUWE GROENE komt eiken Zaterdag, en is, óók altijd frisch en groen!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl