Historisch Archief 1877-1940
JVs
/? *
Een verhaal van De Groene
mes
Leo van Breen
TÓEN zij wakker werd, regende het.
Het was een loodzware herfstregen, na
weken van verstikkende droogte, die het
stof wegsloeg van(de wegen, planten en huizen, van
de geheele aarde.
Hij tikte zwaar en beklemmend op het zinken
plat van de keuken, ruischte murmelend in de
vangbakken onder de kroonlijst en gutste klagend langs
de dakpannen.
In dit aanzwellend en afstervend koor gingen de
solostemmen bijna verloren. Toch waren zij er, in
het nijdig petsen van zware druppels op de ver
zengde bladeren van den beuk, in het vragend
kloppen van snelle reeksen tegen de ruiten, die, in
een haastig wegvloeien, guirlandes van beekjes
vormden onder de kozijnen, waaronder het felwitte
trasraam reeds grauwe vlekken vertoonde.
Ze wist, dat nu ook deze zomer voorbij was,
dat hij haar niets had gebracht en dat de eerste
herfstvlagen, waaraan deze stille, beklemmende
regen voorafging, haar niets zouden weten te
brengen dan een grauwe leegte.
Zij voelde zich doodelijk vermoeid, hijgende onder
een last, die zij niet kende, maar die elke spier en
elke vezel tot de uiterste grenzen gespannen hield.
De doordrenkte straat lag roerloos onder den
grijzen hemel.
Ze leunde even tegen de vensterbank, en bedacht,
dat de wisseling der seizoenen aan het leven van
den mensch niets veranderde.
De slager s jonge n schudde de regendruppels van
de klep van zijn pet, vóór hij haar groette, de
houthandelaar schoof den blinkenden cirkel van zijn
parapluie naar haar toe, om n plas te ontwijken.
Maar de verandering der kleine uiterlijkheden
vermocht haar niet te boeien.
Voor het eerst liet zij bewust de groote vraag tot
zich komen, waarom zij hier leefde in een kleine,
uitzichtlooze provinciestad, naast een man, voor
wien zij niet meer gevoelde dan een warme toegene
genheid, ondermijnd en verscheurd door een dage
lijks toenemende ergernis, dat hij zijn leven kon
nemen met een opgewektheid, die haar oorsprong
vond in het eiken dag opnieuw terugkeeren der
zelfde kleine genoegens, die haar van dag tot dag
een grooter obsessie werden.
En zij had vreemde dingen in zichzelf ontdekt.
Zoo had zij eenige dagen geleden zonder eenige
aanleiding alle knoppen uit een met veel zorg tot
bloei gebrachte cactus geknipt, schijnbaar onbe
wust, maar niet zonder een heimelijk genoegen,
dat haar nadien onverklaarbaar was voorgekomen.
Men was tenslotte geen plant, die roerloos vege
teerde en naar herkomst noch doel van de aardsche
aanwezigheid vroeg, bloeide, als het zomer werd,
en afstierf bij de eerste vlagen van den winter.
Planten en dingen mochten slechts n enkele
verschijningsvorm en levensmogelijkheid bezitten,
den mensch was het geoorloofd, opgelegd zelfs
misschien, zichzelf in tallooze vormen te
verwerklijken, in plaats van te verstarren in een vorm, die
niet vrijwillig gekozen was, maar door uiterlijke om
standigheden tot de nig-mogelijke was geworden.
Maar dan was het ook zoo, dat....
HAASTIG maakte zij zich los van het raam,
waarvoor de geheele wereld met al haar moge
lijkheden zich plotseling scheen te willen verdrin
gen, en sneed haar gedachtengang den
verderfelijken loop af.
In de keuken, waar zij in een nerveuze bezigheid
verviel, wist zij haar gedachten in normaler banen
te leiden.
Gezellig ruischte het koffiewater. Door het tuimel
raam blonk een streep blauw, de regen scheen op
te houden en alle dingen blonken en schitterden in
het gezuiverd licht.
Ze bedacht, dat, nu het droog werd, zij een wande
ling zou kunnen maken, waartoe de zengende hitte
haar de laatste dagen den lust benomen had. Zij
zou ook een extra-bezoek brengen aan de oude
tante, die zij den laatsten tijd had verwaarloosd.
Bij de gedachte daaraan doorstroomde haar een
warm gevoel, dat zij sinds lang had ontbeerd en dat
haar de voorbode van een verzoening met het leven
toescheen.
Ze goot het kokende water in den filter, en
neuriede.
Toen zag zij het broodmès liggen, en brak alles af.
De droom van dezen nacht, die nog niet tot haar
bewustzijn was door gedrongen, doorbrak plotseling
zijn grenzen en besprong haar als een afzichtelijk
visioen.
Ze zat met haar man in de huiskamer; het was
avond en zij schemerden. Geen van beiden spraken
zij; zij voelden zich machteloos in de gapende
duisternis, die hand over hand dikker werd.
Zij keek naar hem, en zag, hoe hij, van haar ge
wend, stil en vredig glimlachte, alsof dit moment
hem een werkelijkheid realiseerde, waarvan hij
zijn geheele leven had gedroomd.
Ze wilde de kamer uitsluipen; haar driftige be
wegingen schenen hem niet te beroeren, en, op den
drempel omkijkende, zag zij in een schrille beklem
ming, hoe zijn gezicht tot een grauw masker was
verstard, waarover nochtans het glimlachen spook
achtig heerschte.
Hij is dood, drong het tot haar door, en met wilde
bewegingen stortte zij zich naar de keuken, greep
het broodmès, en snelde daarmee naar de kamer terug.
Voor het overige herinnerde zij zich niets meer.
Zwaar ademend hing zij over het aanrecht, de
koffiefilter was omgevallen, en een truine, dikke
massa glibberde straalsgewijze naar den vloer. ,
Plotseling kwam er een ander beeld.
Ze herinnerde zich, hoe ze als kind met een mes
de buik van een pop had opengesneden, om te zien
wat erin was.
Had zich deze drang in den droom herhaald?
Het moest wel zoo zijn. Men mocht zich niet over
geven aan de vernietigende gedachten, die als baar
lijke duivels in den mensch schenen te kunnen
heerschen.
Maar het mes, het mes. Als gehypnotiseerd
staarde zij naar het blauwachtig lemmet, dat» koud
en onbewogen, rustte in den sierlijk besneden greep.
Ze voelde, hoe haar tegenstand dreigde te breken.
Met een klauwachtige beweging wierp zij zich op
het mes, smeet het op den grond, en trachtte, zwaar
den voet neerzettend, het te breken.
PAG. U Dl GROENE N», SI20
Het lukte niet. In een roes greep zij de bijl, die
boven den gootsteen hing, en, op de kniee'n hur
kende, begon zij op het mes in te slaan, dat telkens
aan haar mokerslagen hoonend ontglipte.
Zij hakte door het vloerkleed heen in den houten
vloer, waarin de bijl telkens steken bleef, zij ver
brijzelde een steenen kan, die naast haar stond, en
tenslotte slaagde zij er in, den houten greep van het
mes te verbrijzelen.
Nog lag daar, onaangedaan, het mes.
In een grenzelooze woede, sloeg zij met den achter
kant van de bijl op het lemmet. Vruchteloos.
Plotseling kwam zij tot bezinning. Moeizaam
kwam zij overeind. Haar handen beefden, het zweet
stroomde haar van het voorhoofd.
Ze keek naar haar handen, die er vreemd ver
wrongen uitzagen, en begon geluidloos te schreien.
Buiten scheen stralend de zon, als vernieuwd lag
' de aarde onder een felblauwen hemel.
Ze bukte zich om de houtsplinters op te rapen,
waaraan zij haar huid verwondde en wierp ze in de
kachel.
Daarna, zonder zich eenige rekenschap te geven,
gooide ze ook daarin het lemmet.
Vergeefs zocht ze naar brandstof, daarna naar
oude kranten. Er was niets.
Driftig doorliep ze alle kamers, zij vond niets.
Ten einde raad opende zij een lade van haar
bureautje en droeg armen vol papieren naar de
kachel.
IN den winkel zei de man achter de toonbank:
Een broodmès als dit heeft mevrouw nog nooit
gehad.
Hij boog het lemmet tusschen zijn vingers, liet
den scherpen kant spelen over den nagel van zijn
duim, en zei schertsend:
Je kunt er iemand met n zwaai het hoofd mee
afslaan!
Ja, antwoordde zij nadenkend, dat zou kunnen.
En lachte.
Ze zag er zoo vroolijk uit, ze is compleet een ander
mensch geworden, zei de winkelier tegen zijn vrouw.
Vroolijk sneed ze het knisperende brood, de droge
kruimels sprongen naar alle kanten.
Toen haar man thuis kwam, snelde ze haar
kamer in, om de wanordelijke bureaulade te sluiten.
Ze stond stil voor het leege vak; en het was of
ze nu eerst tot bezinning kwam. Ze had al haar
brieven verbrand. Alle brieven van den vriend,
die in haar leven had willen ingrijpen, brieven, die
het oproer in haar hart hadden aangewakkerd,
brieven die spraken van een andere wereld, waar
voor de hare vernietigd diende te worden.
Met een ruk schoof zij de lade dicht.
Zij sneed brood als voor een feest.
Aan tafel speelde zij met het mes, liet haar handen
behoedzaam gaan over het scherpe lemmet.
Het lijkt wel, of je het liefkoost,glimlachte haar man.
Men moet het meeste houden van datgene wat
pijn kan doen, antwoordde zij. En glimlachte.
Fijn, dat we weer de gezellige winteravonden
krijgen, zei haar man, die langs haar, naar den
kalender keek.
ge
gaste
jnr
Dan schenkt ge graag
het beste. De naam
Ferwerda Tieman
geeft U volledige ga
rantie voor de beste
kwaliteit en Uw
keuze is er haast
onbeperkt:
Roode Bordeaux. oatwu Sigognac Midx '34 p. fl UO
Ghtt*wMaTtinen4.CanUnae'33 » » 1-50
Witte Bordtauxt wwa Blanc. dimi itc . 120
? Graves Suptrttut. dtwi ttc 150
Zeer Oude Jenever Prima ... ". ? - . P- L. 325
Sherry Fino, werkelijk droog ... p. /L 175
Paloma. Spaansdie. Wijn 105
Advocaat, Wautu en bruin etih. resp. p. /L 1.75 ? 1-50
Vraagt volledige prijtcotiram r. Wtfnen en GedbtUleerd.
e r we r d a
&Tieman
AMSTERDAM: Roelot Hwtstr.tO. Telefoon 26537:
WUleauparkweg Wï, Telefoon 30230;
Utrecbuchestraat 46\T>leL 36296; UaaceuMtr. 33, Telet StTU:
de dercqMraat 17. TeleL 83810; Ie Helmerwtraat 63.
Telefoon 83O91; Sijngej IS& TeMoon 4II7&
Hooldd«RAii
UTRECHT.
WIJ ZIJN AL KLAAR C>
VOOR DE PASCHEN!
Vader en de jongens zijn bij P&C geweest. Het
duurde niet lang of de keuze was bepaald. Prijzen
vielen erg mee! Cijk ze stappen, vlot gekleed, correct,
alles tot in de puntjes afgewerkt! Leuke,
voorjaarsstoffen; en voor de jongelui is gezorgd .. .'t goed is
ijzersterk! Ze kochten het bij P & C^en deden er ver
standig aan! P&Ckleeding is . . . Uw
kleeding!
PEEK & CLOPPENBURG
OP DEN DAM - AMSTERDAM
Tot 's-ovonds 8 uur geopend. - Zaterdags tot 10 uur.
EEN NIEUWE LENTE komt elk jaar weer.
EEN NIEUWE GROENE komt eiken Zaterdag,
en is, óók altijd frisch en groen!