Historisch Archief 1877-1940
F..
- --j-?..
i
k l
V..-..
i;
l}
t 1
BROOD en WERK
voor tweehonderdduizend menschen
Javaansche kolonisatie in de Lampongs
WIJ, Nederlanders, zijn niet gek. We zijn wat
goede kooplui en als we eens een groot werk
doen, een werk waarvoor elk buitenlander
zijn hoed afneemt, dan paren we bescheidenheid
aan doortastendheid en dan weten we heel goed
wat puike reclame vermag. Het aantal publicaties
over de drooglegging der Zuiderzee in de moderne
talen is legio, en dat is goed: we kunnen en mogen
trotsch zijn op dit enorme werk. Maar hoe komt
het, wonderlijke sinjeurs die we zijn, dat we noch
het buitenland, noch ons eigen land ook maar
probeeren te vertellen, hoe we in Indië, midden in
een tijd van depressie, er in slagen aan 200.000
menschen broed en werk en een nieuw vergezicht
op de toekomst te verschaffen? Is het onze be
roemde laksheid die maakt, dat zelfs in onze eigen
bladen hierover vrijwel niets te vinden is?
Als ge de kaart van Sumatra op wilt slaan, dan
kunt ge op de Zuidpunt van dit eiland de plaatsen
Bengkoelen, Teloekbetoeng, en Palembang wel
vinden. Wanneer ge deze drie plaatsen met een
lijn verbindt, dan hebt ge daarmee het terrein af
gebakend, dat het Indisch Gouvernement heeft
voorbestemd voor een merkwaardige en omvang
rijke transmigratie van Javanen onder leiding van
den Resident Rookmaker en Ir. Wehlburg'van den
Waterstaatsdienst. Het is een gebied van echt
Sumatraansch oerwoud, dicht beboscht, weelderig be
groeid. Het is doorsneden met rivieren en
boschstroompjes, het terrein heeft een groot verval en
het eeuwenoude woud heeft een rijke humuslaag
op den bodem gevormd. Het is op verschillende plaat*
sen een uiterst vruchtbaar terrein, waarover de
peperplanters weten mee te spreken.
Het is dit terrein dat door de
transmigratieJavanen langzaam maar zeker wordt bezet. De
Javaansche bevolking neemt ieder jaar toe met
350.000 zielen. Het is al sinds lang voor ieder een
raadsel hoe deze bevolking, in den meest letterlijken
zin elkander verdringende, zich nog voeden kan.
Als in 1935 de eerste Javanen naar de Lamp on gs
vertrekken, is de aanblik van deze kolonisten niet
bepaald verheffend; slap en traag, in lompen ge
kleed, velen met wijn-wormpjes en honger-oedeem
en in de oogen den hopeloozen blik, die den
inheemschen kolonist die eigen, heilige bcdem verlaten gaat,
karakteriseert. Zeker vormden de eerstelingen geen
leger van het klassieke kolonistentype, dat zich een
nieuwe toekomst gaat scheppen, ja, als het kan,
de grondslagen leggen zal voor een eigen, een
nieuwe cultuur. En nu, na twee jaar, is deze ver
moeide Javaan, haast zijns ondanks, een ander
mensch geworden. Nog weinig branie misschien,
vooral de vrouwen voelen dat de nieuwe toe
komst niet zonder offers wordt veroverd maar
toch: or.d.T zijn hardnekkige slagen met bijl en
patjol valt boom na boom, op de opengemaakte
plekken in het oerwoud verschijnen de kleine wo
ningen en achter deze woningen liggen de wel
gevulde rijstschuren: padi van eigen oogst, waar
naar de Javanen met blijde verwond »ring kijkt,
padi waarlijk rijker en overvloediger dan hij zich op
Java ooit heeft kunnen denken.
De belangrijkste kolonie ligt even boven Teloek
betoeng en heet Soekcd ma. Het terrein is uitge
breid: men verwacht hier op d;n duur loo.ooo
Javanen.' Nu zijn er nog maar 20.000, mannen en
vrouwen en kinderen, ieder gezin op zijn eigen erf.
In deze 20.000 kan men drie lichtingen onder
scheiden: de pioniers, een groepje van 1200 man,
dat in 1934 arriveerde, een tweede generatie, groet
9000 menschen en een derde lichting van 10.000
man. Elk jaar wordt het contingent grooter: in
1937 zullen 14.000 nieuwelingen volgen. De aan
tallen worden ieder jaar grooter, omdat de gezeten"
kolonisten steeds'meer nieuwelingen kunnen ver
werken. De nieuwelingen beginnen op het terrein
der oudgasten" mee te helpen met den oogst, pas in
het tweede jaar krijgen ze hun eigen terrein.
Soekadana wordt bevloeid van de Way-Sekampongdam
uit, waarvan het hoofdkanaal een capaciteit zal
hebben voor 10.000 bouw lands. Van hier uit zal
zich de zegen van het water langs drie nog te graven
kanalen" een weg banen over het land. Daarbij
moeten de transmigranten 600.000 M3 grond ver
zetten. Maar dan zullen ze ook leven en vruchtbaar
heid brengen: 27.000 bouw is het eerste perceel
groot, dan volgt een tweede groot 20.000 bouw, en
tenslotte kunnen dan wat erfpachtsperceelen wor
den aangesloten gezamenlijk ongeveer 15.000 bouw
groot. Voorloopig wordt alleen droge rijstbouw be
oefend, omdat de grond de eerste jaren gelegenheid
moet hebben om uit te zuren. De ruwe
grondbewerking, het hout kappen, wegen aanleggen, het rooien,
branden, spitten is voor den Javaan ongewoon werk,
maar hij d iet het volgens alle betrokkenen prachtig
en met ijver. Het oude sprookje over de onver
beterlijke indolentie is weer eens ,,er naast" geble
ken.
De behuizing die hij zich zelf heeft gemaakt is
nog zeer primitief, pas als de eerste oogsten achter
den rug zijn is het mogelijk dit onderdeel wat beter
te gaan verzorgen. In 1938 kan verwacht woiden,
dat de hoofdplaats Metro hopelijk zullen de
Javanen er nog wel in slagen hun vestiging een
waardiger naam te geven een bevolkingscentrum
met echt Javaansch karakter zal worden. Hoe
goed de toestand thans economisch is blijkt wel
uit het bericht dat in Mei '36 gedurende eenige
weken rijst kon worden uitgevoerd naar Java. De
kwaliteit was zeer goed en de ladingen werden te
Batavia omgezet tegen ? 3.30 tot ? 3.40 per picol.
Er zijn menschen die van deze transmigratie veel
verwachten. Men heeft het er zelfs al over dat de
Javanen op den duur het geheele eiland Sumatra
zullen koloniseeren. In de Lampongs hebben zij
zonder twijfel in velerlei opzicht een goede kans.
De Lampongsche bevolking bestaat uit een gezond
en goed ontwikkeld ras, dat maar klein in aantal is.
Tegenover 280.000 Lampongers staan nu nog maar
40.000 Javanen. Men heeft echter plaats voor
200.000 Javanen. Tot dusver is het Lampongsche
volk de grand seigneur", die met een zekere min
achting neerziet op de invasie van deze arme
ondervoede nieuwlichters". Wanneer echter de
Javaan welvaart zal kennen, wanneer hij zich
vertoonen kan met een mooi baadje en wat geld op
zak", dan is het nog niet zeker of hij door de Lam
pongsche meisjes niet aanvaard zal woiden als een
goede partij.
Nu kan men natuurlijk er over gaan praten of
deze kolonisatie wel zoo erg belangrijk is. Het is
d .lidslijk dat deze poging geen oplossing beteekent
voor de overbevolking op Java. Wanneer men
er, zeg over zo jaar, in geslaagd zal zijn 200.000
inheemschen op Sumatra een bestaan te geven, dan
valt dat in het niet tegenover den aanwas op Java.
Tegen 350.000 Javaantjes per jaar kan geen regee
ring het opnemen.
Maar laat men nu eens allén kijken naar wat
dan toch wel bereikt wordt: 200,000 Javanen krijgen
een beter bestaan, 200.000 menschen krijgen weer
hoop en perspectief, 200.000 menschen worden
bevrijd uit de ellende der ondervoeding van Java.
En: al moge het waar zijn dat we er geen problemen
mee oplossen, is dét resultaat niet heel erg de moeite
waard ?
E. M. VAN DlFFELEN
mimniuHnnninminiiiii
Afscheid van een strij*
schrijver
C. K. ELOÜT
DE redactie stelt mij in de gelegenheid,
iets over den collega te zeggen die dezer
dagen het hoofdredacicu'schap van Het
Volk" zal neerleggen. Misschien had ik die
vsreerende uitnoodiging niet moeten aannemen
want in de laatste jaren heb ik van Anker Smits
werk slechts sporadisch kennis genomen, maar ik
btn toch vsor de verleiding bezweken. Ten eerste
omdat hij en ik al zoo heet lang collega's zijn en
ten tweede omdat ik graag een afscheidssaluut
breng aan iemand aan wien
ik mij, schoon wij poli.iek
vrijwel tegenvoeters zijn,
journalistiek zoo verwant voel.
Wat den langen duif van
ons collegaschap belangt, daar
voor moet ik teruggaan tot
in de jaren 'oo. Ik herinmr
mij een Socialistencongres in
Leeu varden fin welk jaar
precies, weet ik niet meer)
dat hij vsr sloeg" voor Het
Volksdagblad" (als ik mij
niet vergis) en ik voor het
Handelsblad"- Hoe goed we
toen m't elkaar opschoten ais
collega's hoewel hij destijds
al fel rood" was en ik fel
liberaal, blijkt uit het volgende
dat ik mij van dat congresbe~
zoek nog heugt. Toen het Con
gres was afgeloopen, wilde ik
nog wat in het Noorden
blijven en vroeg, daar ik mijn
kruier al had weggestuurd,
of Ankersmit mijn kopy
van den laatsten dag mee naar Amsterdam wilde
nemen. Toevallig ging dat niet omdat ook hij
niet dadelijk terugging maar ons beider schrifturen
zijn toen, door zijn bemiddeling, meegenomen door
....Domela N ii u venhuis ! Zóó waren wij er
aan gewoon dat we, als collega's, geheel op elkaar
konden rekenen.
En nu die jcu'nalistieke verwantschap.
Die zie ik hierin dat wij beiden altijd den vollen
mensch hebben ingezet voor wat wij, elk op zijn
manier, de waarheid achtten. Ankersmit heeft
dat voor het Socialisme gedaan en ik voor het
liberalisme maar dat, verschil heeft natuurlijk
met mijn groote waardeer: n j van zijn figuur
J. F. Ankersmit
niets te maken. Hij heeft zich gegeven aan wat strijder voor een Ideaal.
het ideaal was waarin hij geloofde en hij heeft
heel zijn geestelijk vermogen, zoo lang als ik hem
gekend heb, in dienst gesteld van dat idsaal. Hij
heeft het gedaan met hart en ziel, met heel zijn
hardnekkige en scherpzinnige strijdbaarheid, als
hoofdredacteur van Het Volk" niet zoo bezielend
en hartstochtelijk als Troelstra en als socialistisch
journalist-in-1 (-algemeen niet zoo
fonkelend-ironisch als De Roode, maar op zijn manier,
-raakanalytisch en met een soms striemende caustiek...
Trouwens, het is een geluk
voor een Idee wanneer zij op
zoo verschillende wijzen, door
zoo verschillende figuren wordt
gedragen. En de koel den
kende fanaticus die Anker
smit vóór veertig jaren was
altijd hoffelijk-bedaard maar
onverzettelijk moet in den
dienst van de Socialistische
Idee een stalen en stalende
kracht zijn geweest.
Het is al weer eenige
jaren geleden sinds Anker
smit vele collega's (waarcnder
ook mij) van verontwaardi
ging heeft doen opspringen
door, in ' De Journalist''
een . onderscheid te maken
tusschen schrijvers" en
strijders". De laatsten wa
ren de socialistische journa
listen; die van de burger
lijke" Pers waren maar
schrijvers". Ik weet niet of
hij er nóg zoo overdenkt;
misschien is hij inmiddels tot het, inzicht ge
komen dat ook- zoo'n bourgepis-penvoerder zich
toch heusch wel strijder" kan voelen, strijder
voor zijn idealen. Maar hoe het zij, Anker
smit is zeker het eene zoowel als het andere
geweest. En een uitstekend collega tevens.
Daarom heb ik deze gelegenheid aangegrepen
om hem openlijk de hulde te wijden die ik
gaarne geef aan eiken kerel uit n stuk, aan
eiken strijder voor een Ideaal, aan eiken eerlijken
en goeden collega. En dus breng ik, bij
Ankersmits aftreden als hoofdredacteur, van ganscher
harte hem mijn saluut!
Den collega, den schrijver en, bovenal, den
Het eto/eeren wordt tot eto/o^ekunst..
..
Het decor van de Parijsche straat
DE Parijsche straat is een schouwspel en om
dit te verhoogen dient de kunst van affichiste
en etaleur. Bij de eersten behooren de erken
de kunstenaars. De tweede categorie doet nog niet
mee, al heeft Fernand Léger, de schilder, het al
lang geleden voor hen opgenomen. Geruimen tijd
poosde hij eens voor een uitstal venster, waar een
kleermakertje bezig was jassen of stoffen te rang
schikken. Léger zag daar meer in dan in een im
pressionistisch schilderij....
Zulk eerherstel streven deze bescheiden werkers
niet na. Zij stellen zich zonder pretentie in dienst
van de artikelen, die aan den man en de vrouw
moeten worden gebracht. Ze volgen de richtsnoeren
van Au Bonheur des Dames en zijn tevreden, als een
vrouw twee uur verdoet aan het koopen van garen
of band voor n frank. De nieuwigheden moeten
zoo aantrekkelijk mogelijk gelanceerd worden. Op
het lanceeren komt het niet alleen voor mode
snufjes aan, voor boeken, kaarten, tijdschriften
geldt hetzelfde....
Broze tafereelen, stillevens of schilderijen van
n dig, een week, hebben in last hoeden, kousen,
sjaals, veeren, een briquet, reukwaar in kleurige
verpakking onder de menschen te brengen. Dat is
niet verwerpelijk, want wie waarborgt, dat niet
het zien van een charpe, op bepaalde wijze om een
hals gewonden, óver uw leven beschikt héft.. .. ?
En dan smaak, vernuft, arbeid, zin voor kleur,
geur en lijn, dat alles en nog veel meer heeft in
die uitstallingen, uitbundig of van voorname in
getogenheid, vorm aangenomen. Het is een vaar
digheid in den trant der kunst van het decor,
die met voorwerpen in plaats van met verf en linnen
werkt.
De Hongaarsche schilder, die zich Vertes noemt,
beschikt over de decoratieve eigenschappen, noodig
om zulke wufte dingen als hoeden en kluwens
bonte wol in een daarbij aansluitende maquette te
presenteeren, zoodat tusschen het drie-dimensionale
voorwerp en de vlakversiering van deze achter
gronden een levende en fleurige uitwisseling intreedt,
waarin de humor van en om het geval zich huwt aan
de atmospheer van een salon, die voor ieders blik
open staat en zelfs dezen trekt, Want de kleuren zijn
fijn afgestemd en de lijnen eer aangeduid dan ge
trokken en dit evenwicht van dartele vlekken is een
bekoorlijk spel.
Ze sluiten daarmee bij de plakkaten aan. Met het
breken van de eentonigheid der netjes in gelid staan
de gevels is Chéret begonnen. Hij wilde daar het vuur
werk van zijn kleuren, de beweging van zijn genot
in het leven ontsteken. De straten worden zoo musea
in de open lucht. Een muurkunst zou eruit geboren
worden, welke den algemeenen smaak moet
zuiveren. Zoo ongeveer schreef al in 1889 Rcger
Marx. Op Chéret zijn anderen gevolgd: Cappiello,
Cassandre, Colin, Carlu, om van Lautrec maar te
zwijgen. , ,
Chéret hoorde thuis in een tijd, waarin de boule
vard nog een eigen leven leefde en plaats was voor
den boulevardier, Om en bij 1900 hield hij op voor
het groote publiek te teekenen. Wat op zijn oeuvre,
afglans van Japanners en Tiepolo, aan te merken is,
behoeft niet te worden opgehaald. Cappiello volgde
hem op. Ook de opvattingen van dezen Italiaan zijn
door de snelle ontwikkeling achterhaald. Ze passen
niet meer in een tijd, die de lieflijkheid van de wufte
bekoring voor het samengebalde dynamisme van
een schoksgewijs in het oog loopen" van schema
tische aanduidingen prijs gaf.
In deze evolutie blijven Chéret en Cappiello een
moment. De laatste legde het erop toe, de voorstel
ling onafscheidelijk te verbinden aan het aanbevolen
artikel in een verbond van begrippen of herinnerin
gen, dat de menschen ertoe moest brengen, de cho
cola van het roode paard" te laten vragen volgens
een door hem ontworpen biljet.
Cassandre gaat anders te werk. Hij herleidt wat
den voorbijganger moet worden ingestampt tot
het uiterste. Het is de kunst van het halve woord,
maar dit duidelijk, krachtig, doordringend. Een
kostelijke vondst was zijn Dubo, het oog, Dubon,
de maag, Dubonnet, de heele flesch. Liever dan voor
een bepaald artikel komt hij op voor een toestand.
Geheel geslaagd zijn de affiches, die aansporen tot
een bezoek aan Engeland en Schotland, dat voor de
groote feesten in '34, die voor het gebruik van slaap
en barwagens. Er is de bedwongen zwier van de
miseen-page, de paarden in vrijheid op een schel groen
gazon, of Schotland, verzinnebeeld in een kasteel
uit den tijd van Elisabeth. Hij transponeert de werke
lijkheid door ze te vereenvoudigen, te verstrakken,
en van deze stoffage kan niets gemist worden. Het is
een zaak van passen en meten, met vooropstelling
van n vindingrijkheid, die als een fuik voor een
pakkenden inval, ineens raak, openstaat. Cassandre
verrast, doordat hij met het verisme brak. Met hem
vergeleken, is Colin een romanticus. Deze houdt
zich dichter bij de werkelijkheid. Colin deinst er niet
voor terug het gevoel te laten spreken. Hij is minder
beheerscht, minder koel, men kan zijn ontwerpen op
de hand bekijken.
De bentgenooten hebben geprofiteerd van de
lessen van het cubisme, van wat hierin constructief
was, zonder dat ze het zelf beoefend behoeven te
hebben. De Russische balletten gaven den toon aan
en de music-halls, waarin het cubisme voortleeft,
namen dien over. Er is stijl in deze presentaties
gekomen en deze voerde eenerzijds tot ontvouwing
van pracht, aan de andere pool naar het tot zijn
recht brengen van een enkel voorwerp in een even
grillig als gespannen kader.
De kunst heeft zich daarmee een venster op de
massa geopend, de schilder-teekenaar vindt er
misschien nieuw afzetgebied. Cappiello beproefde
al hen weer aan het teekenen van uithangborden
te zetten in navolging van Greuze, Watt eau,
Chardin, Gavarni, Horace Vernet, die het deden in een
tijd, toen zulke dingen nóg in een behoefte voor
zagen. Ook die tijd is voorbij. Bij gebreke daaraan
kunnen de ijzeren luiken voor de spiegelruiten
beschilderd worden.
Tenslotte is geopperd
op voorbeeld van Am
sterdam naamborden
van naar doorluch
tige mannen genoem
de straten met diens
afbeelding, natuurlijk
gestyleerd, te tooien.
H. VAN LOON
Humorfst/s;he etalage van Vestès, een~bekoor///k spe/ van lijn er» kleur
- Affiche van Cossandre, aansporende tot een bezoek oon Enge/ond
Hotel Rest. ZILVEN
LOENEN (Veluwe)
Het geheel o jaar open
Hotel Rest. STAMEREN
M A AR N (Utrecht)
13 Maart weder open
iivc r e lucht v.ir
',»" rust. comfort en oncsp.ir
PAO. 4 DE.ÖRppNE.No..ai21.
-- :
TT"
PAC
u. 1111