De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 3 april pagina 5

3 april 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

\ . ^ /. Letterkundig leven Si.V-r>5£-ytT , .- *<S"^Wff^g.'^ VAN CHRISTELIJKEN HUIZE Cola Debrot Jan H. Eekhout: Werk, het boek der jODg-Protestantsche letterkunde (Daamen, *? Gravenhage) BIJ de indivivualistische auteurs vinden wij een natuurlijke wis selwerking tusschen de nieuwe ethische normen en de nieuwe aesthetische vormen. Geheel anders is dit bij de auteurs, die tevens lidmaten zijn der bestaande Kerken. Terwijl zij hun leven inrichten volgens een ethiek, overgeleverd door vorige generaties, laten zij niet na, gebruik te maken van hun aesthetische voelhorens, die de verrassende nieuwe vormen aftasten. Dit kan leiden tot een eigenaardige splitsing van de persoon. Iets .wat wij reeds bij de Katholieken, die in het aesthetisch modernisme de Protestanten voor wa ren, konden opmerken. Als typisch voorbeeld geldt m. i. Albert Kuyle. Eenerzijds een dorre ketter jager, die zijn ketters nu eens in het nationalis tisch, dan weer in het communistisch kamp en tenslotte, voor het gemak, ook onder eigen vrienden situeert, is hij anderzijds een auteur, beschikkende over een stijl, zoo plastisch", zoo sensueel, dat men hem met het oog op het voormalige schilderkunstig impressionisme een verfkladder zou mogen noemen. Een verfkladder op jacht naar ketters is eigenlijk een vreemde verfkladder, uiterst geschikt voor een vermakelijke teekenfilm. Alb. Kuyle heeft echter in het katho lieke kamp een tegenhanger, die ons betoog dadelijk al compliceert. Ik .doel hier op Jan Engelman, het tegen deel van wat men een gespleten natuur zou kunnen noemen. Wanneer wij zijn verzen bewonderen, is het juist om de natuurlijke wijze, waarop de aardsche eros zich vereenigt met de hemelsche. Zoodat hij degenen, die hem vanwege Eros lastig vallen, maar heeft te wijzen op het Canticüm Canticorum. Wij moeten dus iets toevoegen aan ons betoog. Eenerzijds kan de geloovige auteur schade ondervinden van een dogmatiek, waarin hij in wezen niet geheel meer past, anderzijds echter heeft hij het voordeel van een eeuwen oude wijsheid, waarop hij, in tegen stelling tot den modernistischen mensch, mag teruggrijpen. Onnoodig te verheimelijken bovendien, dat de overmoed van alle nieuwigheid niet zelden een zekere grofheid met zich meebrengt, het allereerste dat de eerbied voor oude vormen uit onze gedachten bant. WANNEER wij op het positieve willen wijzen, dat de Protestantsche Jongeren ons kunnen brengen, moeten wij eraan herinneren, dat het niet in de laatste plaats de protestantsche toon is die een schrijver als AndréGide zoo aantrekkelijk maakt. Bovendien herinnert zijn voortdurende herziening van de houding van het ,,ik" ' tot het geheel" aan den Protestant, die zich met het vrije gewetensonderzoek voor, zijn God stelt. Examen de conscience" is ook een gideaansche term. Evenzeer van het protestan tisme afkomstig is de wejhaast vrome eerbied, waarmee hij alle levensver schijnselen benadert. Dat ook in kerkelijke kringen de protestantsche toon niet geheel ontbreekt, bewijzen o.m. enkele bijdragen uit deze bloem lezing van prozaïsten, dichters eri essayisten. Tweeërlei konden wij verwachten. Ten eerste dat wij zouden worden getroffen door dezen protestantschen toon". Dit geschiedt dan ook. De proza-stukken van D. de Vries en Sjoerd Leiker zijn vervuld van een grooten ernst. Het is, evenmin als bij Gide, toeval dat in deze schetsen het sociale verantwoordelijkheidsbesef een belangrijke plaats inneemt. M. i. komen van de dichters geen specifiek-protestantsche bijdragen voor. Wel dienen wij al dadelijk aandacht te vragen voor Hessels, een dichter met geheel eigen stem en van wiens hand de prachtigste regels uit dezen bundel zijn. Bizondere vermelding verdient eveneens het strakke, korzelige ge dicht Hulshorst" van Achterberg. Met de verdienstelijke verskunst van Kamphuis naderen wij echter reeds de volgende karakteristieke geestesge steldheid van dezen bundel. Ook ons tweede vermoeden vindt immers bevestiging. Wij zien hier de meest uiteenloopende stijlen, afkom stig van de heidenen, de revue pas seeren. Het realisme is in trek bij de proza-schrijvers. Op de poëten druktende mannen van De Vrije Bladen" hun stempel. Rie van Rossum leverde een bijdrage, die haar inspiratie vond in de gekleurde teekenfilms van Walter Disney. Er komen helaas ook van die dingen voor, die het peil van de bloem lezing soms enkele meters naar omlaag halen. Hiertoe behooren de navol gingen of, beter, karikaturen van Buning's Balladen: De drie Kooien" en DéBallade der Vierduizend Frie zen". Buning's balladen zijn opzichzelf al zwakkere momenten, die men in een oeuvre, waar zich eveneens hoogtepunten laten aanwijzen, mag beschouwen als tijdelijke inzinkingen of desnoods ook als voorstudies. Bij de navolgers vervalt iedere weifeling. Jan H. de Groot, de dichter van een dezer voortbrengselen, volgt intusschen Buning ook in zijn betere neigingen en levert met andere bijdragen het bewijs, dat hij ook tot verdienstelijker dingen in staat is. Wanneer wij deze balladen, en nog enkele niet nader te noemen wissewasjes, uitzonderen, behouden wij de herinnering aan een appreciabele bloemlezing, waarin zelfs enkele prachtige regels voorkomen. DOCUMENT van dezen tijd Chorle* PlUnler: Marlage» (Corréa, Parij.) TOT dusver kende men van den Belgischen schrijver Charles Plisnier gedichten, novellen en essays. De lijvige roman Mariages", waarmee Plisnier onlangs voor den dag is gekomen, overtreft iedere verwach ting, die men gewoonlijk aan een debu tant in dit genre stelt. In een interview verklaarde Plisnier, dat hij min of meer van h«t succes van Mariages" geschrokken was en dat hij dit succes niet zonder een zeker wantrouwen had waargenomen. Dit is begrijpelijk bij een schrijver, wiens gedichten, Histoire Sainte" (1931), Déluge" (1933) en Périple" (1936) slechts de belang stelling van een beperkten kring, dien de avant-garde literatuur in ieder land meestal om zich heeft, wisten op te wekken, doch die daarbuiten weinig weerklank vonden. Nu Plisnier met zijn roman ,,Mariages" de grenzen van deze belangstelling overschreed, terwijl zijn boek onder de aandacht van het groote publiek kwam en beoordeeld werd door critici, die vroe ger nooit van hem gewag gemaakt hadden, kan men zich voorstellen, dat een gevoel van verdwaald zijn zich van den schrijver aanvankelijk meestermaakte. Men zou ,,Mariages" de kroniek van de familie Chardin-Bernière kunnen noemen. Het boek speelt zich af in het industriëele Noorden van Frankrijk, waar de geographische grens met Belgi slechts gedeeltelijk als een econo mische en cultureele grens beschouwd mag worden. Met de uitbeelding van het lot der familie Chardin-Bernière, nauw verweven met dat der gelijknamige schoenenfabriek, heeft Plisnier ons een document van onzen tijd gegeven, dat wellicht weinig hoopvol voor de appreciatie van dezen tijd zal stemmen, doch waarvan men de waarheidsdrang, die Plisnier tot schrijven noopte, niet mag ontkennen. Hoe de menschelijke psychologie er uitziet in de liefde, in het huwelijk, in het familieverband, waarvan de moraalcodex nog altijd de maatschappelijke constellatie van dit industriëele tijdperk kenmerkt, Commentaar bij een Bijbelvertaling Martin Bnber nnd Franz Rosenztvelg: Die Schrift und Ihre Terdeutschnng (Schocken-Verlag, Ber lijn) DE laatste jaren van Franz Rosenzweig's leven waren vrij wel geheel aan de vertaling van het O.T. gewijd, die hij samen met Buber ondernam. Het resultaat is een eminent en grandioos stuk werk ge worden, dat alleen zoo volkomen kon slagen, omdat Buber en Rosenzweig, duitsche joden, zoowel het duitsch als het hebreeuwsch volkomen beheerschen. Luther's voor zijn tijd onvolprezen vertaling, die tegelijk een beslissend en scheppend moment voor het duitsch als taal is geweest, steunde toch nog te veel op de Vulgaat, en in kennis van het hebreeuwsch was hij de mindere van Buber en Rosenzweig. Het is een eenigzins tragische ironie van het lot, en een nieuw bewijs voor de hachelijke positie van het Jodendorri in de wereld, dat twee Joden in dezen tijd met hun vertaling een duitsch hebben ge schreven, en ten deele geschapen, zóoals het nog slechts door enkelen doorvoeld en begrepen kan worden, laat staan geschreven. Die Schrift und ihre Verdeutschung" bevat een aantal beschouwingen (stuk ken van lezingen, artikelen en pole mieken) waarin Buber en Rosenzweig rekenschap afleggen van de opvattingen die hen bij de vertaling hebben geleid. Deze getuigen van een inzicht in het wezen der taal, van een scheppende kracht en ontvankelijkheid en van een zoo sterke verantwoordelijkheid, dat iedereen, die zich voor het phenomeen taal interesseert, ze moet lezen. En wie werkelijk leeft, heeft die interesse. Wat is het leven zonder be wustheid, wat is een bewustzijn zonder woord ? Stom, doof en blind. Dit geeft ook aan de literatuur haar hooge en uitzonderlijke waarde, dat zij niet alleen beelden en klanken en rythmen gebruikt, maar dat zij, essentieel en universeel tegelijk, de dubbele functie van het leven bevat, om niet te zeggen voortbrengt. Zij is, scheppend en ge schapen, in haar geestelijke" en zinnelijke" werkelijkheid de eenige ruimte, het eenige universum waarin wij kunnen bestaan. Zelden hebben menschen van de realiteit van het woord, van het dialoog karakter der taal, van haar vluchtige en eeuwige" elementen een zoo levend begrip gehad als Buber en Rosenzweig. H. MARSMAN Plisnier verhaalt ons dit met een wer kelijkheidszin, die weinig plaats open laat aan de romantiek. Plisnier voert ons mede tot in de pijnlijkste diepten van de menschelijke comedie en hij verstaat bij uitstek de kunst, de af spraken te ontcijferen en het wezen der dingen bloot te leggen. Hij iaat zich hierbij niet leiden door het, op den duur vrij goedkoope, faecaal-cynisme van een Céline, doch zonder dat hij er den nadruk op legt of het zelfs zegt, komt in zijn boek voortdurend de ver klaring terug: De familie eischt.. .., de fabriek dicteert...." Zelfs wanneer Fabienne, de hoofd persoon uit dit boek en een zelfbewuste Chardin voor 100%, haar man Marcel Salembeau vergiftigt op de meest abominabele manier, die uit te denken is, kan men dit toch nog begrijpen, om dat zij voor een niet onbelangrijk gedeelte gedreven werd door het be wustzijn, de fabriek en de eer van de familie te moeten redden tegenover den man, die op dit allerheiligste een aanslag beraamd had. Wanneer Fa bienne revolteert, is dit in de laatste plaats omdat zij met Salembeau een verhouding heeft, die «en wreede caricatuur van de liefde is, doch veel eerder, omdat het leven, dat zij geheel mentaal voor zich opgebouwd had, bedreigd werd. Er is in het arrange ment van de drie huwelijken door Plisnier een bepaalde volgorde te bespeuren. Fabienne, die den liefdeloozen band met Salembeau accepteert ; Marcelle, een van de vele vrouwen die zich van den bedroevenden staat van de mariage de raison bewust is, doch die de kracht mist, den strijd tegen de familie te voeren; en ten slotte Christa, de derde nicht der Chardins, die als studente reeds aan de greep der familie ontsnapte, met een arm ingenieur trouwde, en daarom uit de gedachten en het register der Chardins verbannen werd. Het verschijnen van deze Christa komt in dit boek als de verlossende boodschap, dat de macht der omstan digheden doorbroken kan worden door hen, die bijtijds de kracht bezitten, hun natuur te volgen tegen het bederf van de omgeving in. Plisnier beweegt zich in dit boek met een zekerheid en met een preciesheid, die nergens een kans laat aan goed koope effecten en aan een gedwongen particularisme. De spiegel, dien Plis nier de familie Chardin-Bernière voor houdt deze familie is niet beter of slechter dan vele andere families geeft een voortreffelijk beeld van onze burgerlijke maatschappij en wijst aan, waar deze in de 2oste eeuw terecht gekomen is. Er wordt veel over Balzac gesproken tegenwoordig. Men heeft Aragon, die naast een vrij geborneerd pamflet over Le réalisme socialiste" ook een ro mancyclus Le monde réel" geschre ven heeft (tot dusver verschenen hierin Les cloches de Bale" en Les beaux quartiers") de ietwat voor barige eer van een vergelijking met den klassieken concurrent van den Burgerlijken Stand" aangedaan. Naast déwerkelijke menschen, die Plisnier ons in Mariages" teekent, lijkt mij de creatie van Aragon slechts bleeke romantiek en wanneer men dan toch vergelijken wil met Balzac, komt dit mij ten aanzien van het boek van Plis nier heel wat gerechtvaardigder voor. ? J. GANS Bekijkt het wereldgebeuren door een bril van Schmidt Rokin 72 AMSTERDAM CHAPLIN Een kenschets Klaus Mctnn HET verschijnsel van den wereld roem heeft iets wonderbaarlijks, zelfs als men er niet aan denkt, het als een wonder te beschou wen, maar er een rationeele, sociologi sche verklaring voor vindt. Gaan we voorbij aan de reusachtige nimbus van hen, die in alle landen beroemd zijn, omdat zij een land absoluut beheerschen, met andere woorden aan de even geweldige als twijfelachtige [populari teit der dictatoren. Dadelijk na hen, hebben zonder twijfel de grootste be roemdheid eenige acteurs en actrices, of, om het juister te zeggen, eenige filmsterren. Hun gezicht, hun1 geba ren en hun stem zijn overal bekend, zoolang tenminste hun conjunctuur duurt: in Australiëen in Groenland; in Weenen en in Buenos Aires. Deze enorme, door de quantiteit fantastische beroemdheid die in dezen vorm en in deze afmeting geen tijdperk voor het onze gekend heeft kan iets afschrikwekkends, vreesaan j agends zijn. Fransche schrijvers spreken gaarne van de gloire monstrueuse" van de film sterren der eerste groote. Jean Cocteau noemt in zijn Portraits Souvenir", Mariene Dietrich en Greta Garbo des monstres sacrées".... Nu weten wij wel, hoe zij tot stand komt, die gloire monstrueuse" : niet van zelf en toevallig, maar door een uitzonderlijk kostbaar en uitzonder lijk geroutineerd bediend reclame-ap paraat, waarachter groepen geïnteres seerden staan van den meest indrukwekkenden rijkdom en met de grootste con necties. En deze zijn het, die de groote roem bereiden en ar rangeer en. Zij investeeren in de legende hun kapitaal, wat, als de speculatie lukt, heusch geen slechte belegging is. Maar het feit, dat zij volstrekt niet in alle gevallen lukt, met andere woorden, dat kapitaal en reclame niet in alle gevallen voldoende zijn, voert ons reeds tot het punt, dat ons het gewichtigste en belangwek kendste schijnt. De macht van het con cern, de sluwe routine van den grooten producer of manager zijn niet voldoen de garantie voor -de legende. Want daarachter, achter de legende, die na tuurlijk om te kunnen ontstaan is aan gewezen op de macht van den financier en op de activiteit van het propagandaapparaat, moet toch ook nog iets an ders te vinden zijn, iets geheimzinnigs: dat is nu juist de persoonlijkheid, die de massa's in alle continenten zoo sterk weet te amuseeren of zoo onweerstaan baar weet te verleiden, dat zij haar vrij willig huldigen; dat zij de dragers ervan vereeren, als hadden zij macht in plaats van slechts schoonheid of genie. Van alle groote legenden van het witte doek schijnen Charley Chaplin en Greta Garbo de duurzaamste en onverwoestbaarste te zijn: Chap lin de pathetische clown, de aan grijpende grappenmaker, wiens lachje en loopen, hoedje en stokje even beroemd geworden zijn als de gekruiste armen en de kleine steek van Keizer Napoleon. En de vrouw, die men de goddelijke" genaamd heeft, zonder dat men haar daardoor belachelijk maakte, de vrouw, die eigenlijk heelemaal niet erg vrouwelijk" is, die vol gens conventioneelëbegrippen zeker niet verleidelijk" is, met de schou ders, rug en handen van een jongen held van een antiek beeld, met haar oogen, met hun diepen, nog in de overgave peinzenden, soms bijna toornigen, altijd treurigen blik, met den grooten, heerlijk gewelfden mond, waarover een glimlach kan spelen, liefelijk en bitter tegelijk, geboren uit de moeilijkste en uit de eenvoudigste gevoelens, een glimlach, die tegelijker tijd om meelij vraagt, weemoedig, tee der en meesleepend is door de ernstige, steeds haar' waardigheid bewarende hulpeloosheid, die glimlach, die ons allen vertrouwd is, en die reeds ieder onzer op wonderlijke wijze ontroerd heeft. Charley Chaplin is in zijn eigen legende opgegaan. Zij voert een eigen bestaan. Want het leven van Charles Chaplin verschuilt zich achter de legende. Want het beeld van een nerveuzen, soms wat melancholieken, door zijn zaken zeer in beslag genomen, tamelijk ouden Amerikaanschen heer wordt verbor gen, uitgewischt door het veel grootere, veel ontroerender gezicht van zijn le gende. BIJ Garbo is dat heel anders. Zij, de levende, is merkwaardig iden tiek met haar legende. Ik ben dankbaar, dat ik haar heb mogen ontmoeten. Bij Duitsche vrienden, bij wie wij in Holly wood toen veel verkeerden, kwam zij steeds eerst tegen den avond en altijd zonder iets afgesproken te hebben. Wanneer er andere, haar onbekende gasten waren, kwam zij niet. Met haar lange stappen kwam zij de kamer in, als het buiten al donker was. Heelemaal niet elegant gekleed, hoewel zij toen reeds veel verdiende. Eerder zag zij er wat verwilderd uit. Zij droeg een geopende trenchcoat, breede, lage schoenen zonder hakken, haar golvende haren als wilde manen. Zoo kwam zij te voorschijn uit de schaduwen van den nacht, een tamelijk sombere, op een aantrekkelijke manier bijna slecht geluimde, maar toch in ieder geval menschenschuwe Godin van de Duisternis en van den Nacht. In haar autootje, dat veel lawaai maakte, was zij uit haar huisje in Santa Monica gekomen. De trenchcoat wierp zij af, zooals een jonge student of een soldaat een jas wegwerpt, die hem hindert. Zij ging zitten en steunde haar heerlijk gezicht in de gespierde, groote handen. Met haar ernstige stem vroeg zij naar een glas whisky. Toen f. zei zij, dat ze död vermoeid" was, ik hoor nog de gonzende, meer brommende dan zingende klank, waar mee zij de klinkers rekte. Korten tijd, nadat zij de dooodelijke vermoeidheid" vastgesteld had, stond zij op, om met de jonge dochter des huizes te dansen. Bij een tango hadden haar bewegingen iets schuivends, zwaar en luchtig tegelijk. Zij deden denken aan den dans op een boerderij ergens in het Noorden, maar ook aan een zeemans kroeg. Toen, het was in den winter van 1927 en het voorjaar van 1928, stond zij nog niet op het hoogtepunt van haar roem, maar was zij nog slechts de groote attractie van morgen, de hoop van kenners en ingewijden. De geluids film had zijn zegetocht nog niet be gonnen : de triomf van Garbo is echter eerst begonnen met die van de spre kende film. Een groote succesfilm had haar gezicht beroemd gemaakt. Maar de wereld kende haar stem nog niet. En dus was het die stem, die het eerste oogenblik den sterksten indruk op mij maakte, de wonderbaarlijk lage, zin gende en gonzende, dieptreurige, teedere en onvergelijkelijke stem. Ook de stem, die niet alleen die van een koningin is, maar ook die van een vroom en ernstig meisje, doet soms aan een boerderij denken, zooals ook haar bewegingen, die bij alle liefelijk heid bijna onhandig zijn. Om en aan haar is wat gebleven van het karakte ristieke van het land, waar zij vandaan komt; met een deel van haar wezen en van haar uiterlijk is zij nog steeds het Zweedsche meisje van eenvoudige familie gebleven, zooals wij dat kennen van haar vroegere portretten. Daarop zien wij nog een breed, nog bijna plomp Garbo-gezicht r de'wénkbrauwen zijn nog niet afgeschoren, maar staan dik en zwart. Amerika heeft het meisje uit Stockholm gedwongen, meer te gaan lijken op een ander, geraffi neerder en ook conventioneeler soort schoonheid. Om carrière (e maken, en dat wilde zij tot iederen prijs, moest zij ook vamp" worden, ook grande dame". Maar het avondkleed, de grande toilette" past niet bij Garbo. Het is geen toeval, dat zij indertijd de dikke, wollen sweater met die rolkraag ingevoerd heeft. Telkenmale als ik haar in het huis dergenen, die toen onze vrienden waren, heb ontmoet was ze niet gekleed"; onder de regenjas droeg zij steeds óf de grijze sweater of een grof shirt. Ik herinner mij, hoe ik haar eenmaal in avondkleeding gezien heb. Dat was oudjaar 1927, in een gezel schap bij een Duitschen filmregisseur en -schrijver. Zij droeg iets hards, zilverachtigs en glinsterends. Mij is niet den indruk van een avondtoilet bijgebleven, eerder van een pantser, van iets amazone-achtigs. Zij was dien avond heel stil: de talrijke aan wezigen schenen haar te deprimeeren. Ik weet nog, dat de kerstboom in brand raakte, maar dat zij niet mee deed aan de lawaaierige opwinding, die daardoor ontstond. In het gezelschap, dat uit heel verschillende typen was samen gesteld, bevond zich een jonge Oosten rijker, die beroemd was en is voor zijn succes bij vrouwen. Nog zie ik dien jongen man voor mij, hoe hij Greta Garbo met zijn beproefd-verleidelijken, tegelijk somberen en begeerigen blik opnam. Zij reageerde niet, bleef ontoe gankelijk in haar zilverpantser, hoe ijverig en ervaren hij ook zijn best deed. Haar glimlach was weemoedig en spottend tegelijk. Ik hoop, dat ik niet net zoo naar haar gekeken heb, dien oudejaars avond. Maar bij eiken blik, waardoor ik haar gezicht in mij opgenomen heb, begreep ik en realiseerde ik mij: dit is de schoonste vrouw, die ik ooit gezien heb. Daar de schoonheid dit woord begrepen in een zeer ernstige, zeer hooge béteekenis iets zeer geheim zinnigs is, is zij ook de geheimzinnigste vrouw, die ik ooit ontmoet heb. Ik be grijp, dat de bewoners van vijf werelddeelen haar de goddelijke" noemen. PAG. S DB GROENE No, 3122 ?««. f? wc unwBIMC NO. 3121 PAG. 9 DE GROENE No. 3122 -????r T^~ *?*» - ?' - ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl