De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 17 april pagina 9

17 april 1937 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

V v* . ^?? T: ?? . .V.. ?5*i De toetste AL den heelen morgen had ik met tegenwind te kampen. Van de schaarsche vrachtwagen. die me achterop reden was er geen enkekbereid mijn fiets en mij een eind mee te nemen. Wanneer ik er een hoorde aankomen, stapte ik af en maakte het veelzeggende gebaar dat de automo bilist kent en doorgaans negeert. Ook nu was het vruchteloos. Ik schoot zoo slecht op, mijn doel van dien dag bereikte ik zeker niet. De middag was nog niet ver gevorderd toen de eerste droppels spatten op mijn blauw geworden handen. De wind wakkerde aan, boven de kim begon een heel Alpenland van vervaarlijke wolken op te stijgen. Ik zou maar gaan schuilen in de eerste de beste woning of schuur. Even later zag ik recht voor mij uit een groot gebouw. Ik spande mijn krachten nog eens extra in, en na vijf minuten was ik er, niet droog, niet nat, zoo tusschenbeide. Het was gelukkig een herberg, een flink gebouw, rnaar het had iets naargeestigs. Het lag aan den weg zoo eenzaam, men zag onmiddellijk dat het bedrijf niet floreerde, dat kon hier ook niet, het land was te arm, het lag als een voorpost voor een van die gebieden van arm grasland waarvan men eigenlijk niet begrijpt waarom het werd gewonnen. En, meer hoog dan breed? met hooge verdiepingen, moest het zoo'n tachtig jaar oud zijn, gezet in een tijd zonder oog voor verhoudingen tusschen huis en landschap. Zulk soort gebouwen staat altijd beklemmend geisoleerd. Mijn verrassing was groot toen ik geen leege gelagkamer vond, maar een gezelschap van acht menschen, vier dames en vier heeren, dames en heeren waren het werkelijk. En toen even later de storm tegen de ramen losbrak hoorde, ik aan hun uitroepen dat zij, evenals ik maar eerder, hier een schuilplaats hadden gezocht. Zij voerden zonder te schreeuwen een luid gesprek over bloemen en planten. Toen ik een hunner met professor hoorde toespreken begreep ik dat zij een botanisch gezelschap waren op een studietocht. Zij namen van mij in het geheel geen notitie. '. ^Jaar.toen de;waard mijn ,koffie voor^mij .peer^ 'zette bedachtTk dat er voor vandaag, wat friij aïtha"ris betrof, geen sprake kon zijn van verder reizen. Het was echt zoo'n beestenweer dat den geheel en nacht zou doorwoeden. Je mocht blij zijn wanneer het morgen al over was, en ik zegende mijn toevlucht. Ik vroeg daarom aan den waard' logies voor dien nacht. De waard keek me aan. Ja, u kunt er niet door, dat spreekt. Maar alle goeie kamers zijn bezet. Hij wees op het gezelschap dat mij ook hierin vóór was geweest. Ik heb vier logeerkamers boven, zei hij, en wat me anders nooit gebeurt, dat is me nou over komen. Ze zijn allemaal weg.... Ik kan u nog wel helpen met een kleinere kamer, maar die gebruik ik eigenlijk niet. Ik heb geen ledikanten over, een veldbed kan ik daar wel voor u maken, en een waschtafeltje is ook nog wel op te schommelen. Als u het daarmee voor lief wilt nemen kan ik u helpen, anders niet. Een liccrdvi/i/rverlellingf d?, F. Bcrdewiik IK had geen keus. Hij deed een jongen mijn fiets, die tegen den voorgevel stond, opbergen in het achterhuis. Nadat ik mijn koffie gedronken had ging hij mij voor naar de slaapkamer. Dit logement had niets van een plattelandsherherg, ik zei het al; ik merkte dat ook aan de trap die breed omhoog spiraalde en waarvan ik zoowat dertig treden moest klimmen. De eerste verdieping was eveneens van een flinke hoogte, daardoorheen zette de wenteltrap zich voort naar den zolder. Vóór mij had ik een gang met kamers aan weerszijden. Hier woon ik, zei de waard, en die kamers zijn nu allemaal bezet. Dit is wat ik bedoel. En hij bracht mij naar de laatste kamer, aan het eind van de gang. Maar die kamer lag niet op het niveau der andere. Een trap van acht treden, precies in het verlengde van de gang, een trap met twee houten leuningen, voerde naar haar .deur. De kamer zelf viel niet mee, laag van zoldering, nagenoeg ongemeubeld, maar ze zag uit op het oosten, ik zou er het daglicht al prettig vroeg hebben. En keus had ik niet.' De man zei: Ik gebruik die kamer haast nooit, en het ver velende is dat er geen lamp hangt. U zult het voor lief moeten nemen met een kaars, ik zal er u een paar meegeven vanavond. Na het eten was iemand zoo vriendelijk mij een boek te leenen, want zelf had ik 'geen lectuur, en de leestafel van de herberg telde niet. Maar ik werd al gauw slaperig, en na een uur nam ik afscheid en ging naar mijn kamer. De waard had gezegd dat ze thans in orde was. Hij gaf mij een blaker met een kaars, en twee reservekaarsen stak ik in mijn zak. ging niet mee naar boven. , EIGENAARDIG genoeg bezat het hotel slechts in de kamers behalve dan de mijne electrisch licht. Een enkel maal. ervaart de gast in onze plattelandsherbergen nog wel zooiets. Het gebeurt dat de exploitant noode en stap voor stap zwicht voor de eischen van den modernen reiziger. Ditmaal hadden waarschijnlijk overwegingen van zuinigheid zoowel bij aanleg als i» dagelijksch gejpruik'gegold.en,. ,. 1 ''v' ' * In elK1 geval, er hïn'g'mv'de bèhe'derigang een leumlamp die daar wel voldoende schijnsel gaf om niet den nek te breken, maar de bovengang was niet verlicht, de breede trapspiraal werd naar boven aldoor donkerder. Ik stak dus mijn kaars aan, en ik vond het wel grappig me voor een keer op deze wijze te moeten behelpen. Voorzichtig liep ik de bovengang af. Mijn hand -hield ik tusschen vlam en oogen om de verblinding af te schermen, en daar was ik al bij de trap naar mijn kamer. Ik reikte naar den deurknop toen de kaars uitging, het kon mijn adem zijn geweest of een zweempje tocht van den storm. Tegelijk klonk achter mijn rug een zacht, snel afnemend gestommel. Het had echter niets te beduiden. Ik kon ook zqo in het donker de plaats van den knop nog bepalen, en inderdaad was ik even later in de kamer waar ik de kaars opnieuw ontstak. Daar lag mijn veldbed, daar stonden een waschtafeltje en een paar stoelen, de lakens en de handdoek waren schoon, ik zou het er best een nacht kunnen uithouden. Ik deed allerPAG. 16 DE GROENE Na. 3124 eerst mijn schoenen uit, opende de deur weer en zette ze op de bovenste traptree. De gang was donker, maar heel aan het eind schemerde het licht van de petroleumlamp beneden. Met het schijnsel van de kaars achter mij stond ik in het open deurgat even de gang af te kijken, ik wist niet waarnaar of waarom. Toen deed ik de deur dicht, en, gelijk ik in een vreemd huis gewoon ben te doen, op slot, kleedde mij uit, zette de kaars naast mijn bed op den grond, de lucifers erbij, kroop onder de dekens en blies het licht uit. Het was nu aardedonker in het vertrek. Ik hoorde ver het gebrom van stemmen uit de gelagkamer, maar niet lang, want ondanks de hardheid van een bed zonder springmatras sliep ik spoedig. Mijn laatste gedachte was aan het noodweer dat ik langs het raam hoorde gieren, maar niet tegen het raam, want het kwam van den anderen kant. QTRENGE meesters regeeren niet lang. Dat in O deze spreuk een flinke dosis optimisme steekt bewees de volgende ochtend. Want toen na voortreffelijken slaap ik heb zelden zoo goed gerust als op dat harde veldbed ik. den morgen daarop ontwaakte hoorde ik het onverflauwde loeien van den wind. Opgestaan zag ik de zware buien stuiven door den polder. Ik heb mij onbeschrijflijk verveeld dien dag, want er was geen kans uit de herberg te komen, het bleef beestenweer. Het gezelschap kwam den heelen morgen niet boven water, ik hoorde lachen en praten op de slaapkamers, en toen het met de koffie verscheen bemoeide het zich nauwelijks meer met me. Na tafel bleven de kaarten achterwege, men bracht gedroogde planten, vergrootglazen, pincetten, dikke boeken van boven, en ik kon het maar aan zien. Ik hield mij nu met den herbergier onledig, samen dronken wij aan mijn tafeltje een borrel, maar dat kon ook den heelen dag niet duren. In den laten middag zag hij verandering in het zwerk, en toen de soep werd gediend scheen de zon plots verblindend pal in mijn gezicht door een raam dat uitzag op het westen. Toch moesten we dien nacht allen nog hier blijven, een bofjejvoor den waard. Te negen uur ik weer naar boven met den blaker, opnieuw de eerste. Thans was ik niet bevreesd meer voor stooten of misstappen. Vlug maar rustig klom ik de tweede trap op naar mijn kamer, niets ver moedend. En toen en daar.. .. gebeurde hetzelfde, maar thans onbegrijpelijk en gruwelijk, van een klamrr"- zigen angst bevroren stond ik midden op de ^ap, en ik had nog net tijd.de leuning te grijpen. Het was geweest of iemand een domper zacht op de kaars had gezet, en ik had toch niets gemerkt. Ze was eenvoudig uitgegaan, zonder blazen, zonder tocht, ja, dat wist ik nu heel zeker, er was hier geen tocht. Ik stond trillend in een onverklaarbaar donker. En ik hoorde een zeer haastig gestommel op de andere trap wegsterven. Op den tast ben ik de kamer binnengestrompeld. De kaars weer aan, de deur op slot, en mijn schoenen niet buiten. Ik had het gevoel dat ik hier veilig was, dat het angstwekkende alleen zat in de trap, maar ik heb zelden zoo slecht geslapen als dien nacht, en alle kaarsen heb ik opgebrand. Het kostte mij eenige zelfoverwinning den volgenden ochtend de deur te ontsluiten, en toch lag daarachter alleen maar een doodgewone trap. Het weer was thans opgeklaard; na het ontbijt, dat ik alleen gebruikte omdat het gezelschap nog boven was, trok ik mijn fiets uit de schuur. Wat is er met die trap naar die kamer? vroeg ik aan den herbergier. Ik ging weg, ik kwam hier nooit meer terug, ik wilde het weten. Ik had al begrepen dat de kamer niet gebruikt werd vanwege de trap, dus kon de waard het stellig verklaren. . ? J-r-, Jak antwoordde ,,hijy ? dajt-, is .met;.een paar woorden verteld. De vorige eigenaar,'een ellendeling die levenslang zit, heeft hier op een avond, jaren geleden, zijn vrouw vermoord. Ze vluchtte naar boven, maar hij haalde haar in, en op die trap stak hij haar neer. Ze had een petroleumlampje in haar hand, dat liet ze vallen. Een wonder dat er geen brand kwam, maar het ging uit. Dus het spookt op die trap ? Als u dat zoo noemen wilt. Maar sommige dingen zijn eigenlijk niet te noemen. -?En u kijkt uit de verte toe? Want dat het gestommel van hem kwam had ik ook al gegist. Hij knikte. Ja, dat kan ik nou eenmaal niet laten. U had me moeten waarschuwen. Ik ben geschrokken. Ja, maar er gebeurt nooit wat, alleen het licht gaat uit. En ik heb zoo zelden gasten, dus u begrijpt dat ik niet graag iemand afschrik Trouwens, als u het goedvindt reken ik niets voor het logies, u betaalt me alleen de vertering. . DE OPGRAVINGEN IN 3937 De beantwoording onzer prijsvraag ZELDEN heeft een prijsvraag ons zulk een stroom van antwoorden gebracht als die over het volgende opgravingsbericht: In het jaar 3937 worden in deze streken opgra vingen gedaan. Gevraagd wordt een bericht uit een 4oste-eeuwsche krant van maximaal 750 woorden weer te geven, waarin voorkomt de vermelding van de opgraving en de beschrijving van een thans algemeen gebruiksvoorwerp, naar keuze van den inzender. Een deel der inzendingen viel echter af omdat het gekozen gebruiksvoorwerp niet algemeen genoeg was. Kwalijk valt het daarentegen voor ons te ont kennen, dat het voorwerp, dat door onzen eersteprijs-winnaar J. d. S. te A. werd uitgedacht, geen algemeen gebruiksvoorwerp zou zijn; en de in teressante wetenschappelijke beschouwingen die hij aan dat voorwerp wijdt, wettigen de bekroning van deze inzending volkomen. te schenken aan het puntje midden voor de eerste I, dat misschien op een E duidt, zij het ook omgekeerd gedrukt. Z. i. heeft men hier met een zeldzame foutdruk te doen. Zet men het woord namelijk ondersteboven, en maakt men van de vergane I's weer E's, dan staat er: OE O POENE, wat waar. schijnlijk moet zijn: DE OPOENE *)? Mocht deze speculatie juist zijn, dan meent Prof. 24836 A het blad te moeten zien als een omslag van een tijdschrift voor Ouden van Dagen. ') O poe is Oud-Nederlands vóór !j? 2. Red.) duidende de aantallen mensenoffers aan hen gebracht. Men vond er o.a. de namen: Slage.. .. (godin Slagea?) die vermoedelijk kas tijdingen eischte. Kruiden. ? ? .r l A . , groent....b....r f natuurgoden? De meeste offers eischte blijkbaar godin Modi-te, terwijl ook de naam Diverse- (Diversea - oppergodin? diva de goddelijke!) veelvuldig voor kwam .. .." Maar de kroon spant in deze serie de inzending van A. C. J. v. d. P. te 's H. die daarmee glansrijk den tweeden prijs gewonnen heeft. Eerste prijs WETENSCHAPPELIJK NIEUWS Bizondere vondst te A. D. l Professor 24836 A ontdekt oud drukwerk Bij de bouw van het zwembad Amsterdam" te A. D. i, (zoals bekend was de naam van A. D. j vroeger Amsterdam"), stootte men op een ijzeren voorwerp, dat spoedig door Prof-. 24836 A herkend werd als een afvalemmer uit de 2oe eeuw. Op de bodem lag echter een bedrukt papier van ong. S2 x 37 cm, gedeeltelijk vergaan, waarop stond: De K eine Kran , volgens Prof. 24836 A te interpreteren als: De Kleine Krant". Op de andere bladzijde evenwel, die veel meer vergaan was, vond men: 'INIQdO IO, een onbekend woord, dat allereerst aan Grieks (20e eeuw) deed denken. Prof. 24836 A wenst bizondere aandacht De vnlpenllefhebbers De opgegraven vulpenhouders verschenen in vele variaties ten tooneele; de verklaring voor deze frequentie ligt waarschijnlijk in den door ons uitgeloofden eersten prijs. Een der aardigste oplossingen was die van K. J. A. R. uit 's H. waarbij het schrijfinstrument wordt aangezien voor een lippenstift. Prof. Comme Nau, de philoloog ontcijferde de woorden Parkers Düofold direct. Duofold, letterlijk dubbelvouwend. Poëtisch voor lippen. Parkers waar schijnlijk imperatief van kussen. Microscopisch zijn sporen van paarse verf aangetoond. De dames kozen dus niet eens de natuurlijke kleur ! De mythologische symbolen De godsdienstgeschiedenis van de XXste eeuwers wordt door de geleerden van de negenendertigste eeuw natuurlijk met geheel andere oogen beschouwd dan wij thans zouden meenen: G. J. A. te A. laat vor ken determineeren als ,,een heilig amulet ter afwe ring van booze geesten, gedragen door een Gero-vereerder uit oude tijden". En mevrouw G. A. F.-N. te H. laat een boekje ontdekken met onder elkaar goden en godinnennamen en daarachter cijfers, aanTweede prijs DE GODIN SHIRLEY TEMPLE Belangrijke ontdekking van prof. Sauerkraut Prof. Sauerkraut, auteur van War Nietzsche der Autor des Good ship Lollypop?", verrichtte vorig jaar voor het Archiv für wissenschaftliche Shirtey-Templeforschung" opgravingen in het oude cuttuurcentrum, het tweestroomenland tus~ schen Dollard en Schelde. Het verslag van dezen arbeid, neergelegd in zijn Kritische Betrachtungen zur Sh. T. f rage", behelst o'.a. het volgende: Het groote feit van de campagne van 3037 was de ontdekking van een glyptiekje, waarop een afbeelding van een jeugdige Arische vrouw, met onderschrift Kru[ ]kopje," voorkomt. Dit voor werp moet stammen uit de overgang van het Palaeokitschicum (Mae Westperiode) in het Mesokitschicum (Bakhuys-Radekperiode). De inscripties, deels Anglosaksisch, deels Neodietsch, luiden: Shirley T[ ~\aschbakje; verder de reeds in duizenden exemplaren gevonden bezweringsformule On the good ship Lolly (se. pop)". In het voorwerp bevond zich asch van reukof f er staafjes. Naar alle waarschijnlijkheid is dit voorwerp dus een altaar voor de in de Kitschperiode zoozeer vereerde godin Shirley Tempte, een cultus te vergelijken met die van Ast ar te in Babylonië, eenige millenia daarvoor. iiiiiiiiiiiiHiiiiiiHiiuiiiiii iiiiini tiiniiiiiitiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii! CHARIVARIA Verrassende mededeelingen ,,Xooit geen oorlog met-r! Achteraf is gebleken, dat dit een utopistische gedachte u-as." (HU.) ,,Dit is het laatste nieuws. Kigenlijk is het nog niet eens nieuws, want het is nog niet gebeurd. Dus dit is het echte onvervalschte nieuwste nieuws." (De ,.Hands up ! riep Straks." (Hbl.) Ter verduidelijking diene, dat Straks de butler is van mevrouw Of Ashes of Quarter. Paindeluxe-brood ..Hij wist deze attentie uit te stellen tot later." (Hbl.) ,,I)e winddoorwaaide velden van ons bollenland." (\. r. d. D.) ,,De regeering is vast hesloten dexc houding in de toekomst te handhaven." (Tel.) ,,Het jonge paar hoopt Maandag wederom in de residentie terug 'te keeren." (Vl.C.) Taaiverrijking ,,De vlaggentooi heeft het meeste effect bij avondlijke belichting." (U.D.) ,,De Zweden bruikleenden het schilderij voor een expositie." (Tel.) ,, Behalve Duitsch-bloedige personen behooren er ook Joden toe," (N.R.C) ,,Het gebouw zal door flootlicht een prachtig aanzien krijgen." (Nbl. v.h. N.) Uit de Hoogeschool der Journalistiek ,,Mevrouw Giroux stond jaren lang aan de leiding van de Galerie." (Tel.) ., Hij ..wist 7ich dikwijls geen raad." (X.H.C.) Als men ook zulk best materiaal in toegepasten toestond kan laten zien, houdt het dan maar eens thuis." ' (Wbl. v. Bioémencull.) ,,Het kind werd absoluut van eenig voedsel onthouden." (Alg. Ind. Dbl.) De onmogelijkheden ..Wöning'inrichtingsmogelijkheden op het oogenblik." (N.P.C.) Eüripides schiep vele nieuwe mogelijkheden." (O.T.) , ,'Het nut van beton wordt bewezen door de zeer verscheiden mogelijk heden van toepassing." (In de Driehoek) i,Er zit meer mogelijkheid in: er zit aan bewegingsmogelijkheid dat in wat de slag van een kattepoot heeft;' (Tel) ; , De firma Nijgh en Van Ditmar heeft een tentoonstelling aangegericht," smaalt het Handelsblad. Ruize artisten ,,Musch toonde zich weer eens den acteur van groot formaat." (H.D.) ,,Zij is n vrouw van groot for maat." (Hbl.) ,,Eekhout heeft zich ontpopt als een romancier van bijzonder formaat." (Nbl. v. h. N.) Koelkasten van groot formaat ,,Men zet tegenwoordig de planten in koelkasten." (N. v. d. D.) De hepplejenters Onze oud-Hollandsche uitdruk king een blij einde" is beter dan de Engelsche ,,a happy endihg"; bedoeld is een vroolijk, niét een gelukkig slot. Vandaar de hedendaagsche Hollandsche mode-term ,,a happy end" (spreek uit: heppiejent), die bovendien het voordeel heeft van fout te zijn naar den vorm. (H.D.) ,,De auteur heeft een happy end weten te vinden." (Hbl.) ,,Hier volgt dus het happy-end." (Let op'het streepje). (N.H.C.) ,,Velen houden van een happy end." (Zwart-op Wit) ,,Zelfmoord, opheldering en happyend." (Gr.) iiiiiiniinnmiiiiiMiiiiiiiiiiiiii iniiniiiiiiiniiuiimiiw Schaken onder redactie van Dr. S. TARTAKOWER Nieuws uit Argentini DE prominente Argentijnsche meesters: Grau, de ideeënrijke, Reca, de energieke, Pleci, de ondernemende, Piazzini, de elegante, Bolbschan, de soliede, zijn sedert jaren ook in Europa bekend en worden hier eveneens gewaardeerd. Een nieuw talent heeft zich onder hen geschaard: Guimard, de doel bewuste, wien het in het laatste tournooi te Buenos Ayres gelukt is voor noemde meesters in grootschen stijl te overvleugelen. Hieronder volgt een proeve van zijn talent, waarin getoond wordt met welk een gemak(men zou bijna willen zeggen vanzelfsprekendheid) Guimard den weg tot winst weet te vinden. DAME PIOX-OPE1VÜVG (?Wreninb-oprnlng") Wit: Zwart: C. GUIMARD M. DAMONTE i. d2?d4 Pg8?f6 2. Pbi?cj ......... Het toepassen van deze Weeninkopening" in plaats van dégebruikelijke' zetten 2. 04 of 2. Pfj, toont,' dat Sefior Guimard de voorkeur geeft aan weinig doorvorschte paden. 2. ........ d7?ds 3. Rei?gs Rc8?fs In plaats van met 3. ...... eó, 4.64, .enz. in de Fransche partij over te gaan, wil zwart in het centrum tegenstand" bieden. 4. f2?f3 ! cy?có In plaats van dezen passieven maat regel wordt gewoonlijk 4...... Pbdy of ook de preventieve" terugtocht 4 ? ? Rgó gespeeld. 5. Ddi?dz ' Pb8?dy 6. o?o?o Dd8?as Als een psychologische reactie op de ultra-energieke rokkade van zijn tegen stander, wil zwart hiermede een directen tegenstoot markeeren. Zijn plan wordt echter door een tactische fijnheid weerlegd. Beter was daarom nog steeds 6 Rg6. 7. e2?64 ! d_5 / 64 8. f3 x e4 _ Rf5?g4 Natuurlijk" noch 8 R ? 64, noch 8 P x e4 wegens 9. P ? e4 met figuurwinst voor wit. Wit heeft nu het centrum veroverd, hetgeen hem de winst van de partij op zal leveren. 9. Rfi?62 Rg4 * 62 10. Pgi x 62 by?bs In plaats van met b.v. 10 eó zijn gedrukte stelling taai te verdedigen, zoekt zwart zijn heil in een vertwijfel? den vleugel-aanval, hetgeen zijn neder laag bespoedigt. ii. d4?ds ! có -;ds Na 10. es zou zwart wel is waar de d-lijn gesloten houden, doch zou hij echter na n. R ? f6! e -f (of ii. ..... . .P > fó. 12. e5); 12. do, b4; 13. Dds ! (niet 13. Pds, D -az; 14. Pcy.-r-, Kd8, enz.); 13. Td8; 14. Pbi, enz. geen goede voortzetting meer hebben. 12. Rgs > f6 ! g7 ? f6 Op 12 P fó ware 13. es zeer sterk. (b.v. 13. ...... b4; 14. e f, bxc; 15. Px'cs, g <f; 16. Df4, hs; 17. Kbi, enz.). 13. Dd2 x dS Rf8?hó -f14. .Kei?bi . ^ Ta8?d8 15. P*2-ïrd4 . ? ' * Pd7?es Zwart is tegen de dubbele vijande lijke dreiging (16 PcÓ als 16 Pdxbs) machteloos. Als een kaartenhuis valt zijn stelling in elkaar. 16. DdS xbs-i- Dasxbs ' 17. Pd4xbs Td8xdi + Ondanks alle vereenvoudigingen ver mag zwart zijn noodlot niet te ontgaan. 18. Th i, x di Lhó?e3 Taaier weerstand bood: 18....... Pcó, doch zwart strijdt reeds voor een verloren zaak, daar hij op den dame vleugel met twee pionnen minder werkt. 19. Pc3?ds Le3?bó Pds x bó a7 x bó Pbs?07+ Ke8?f8 20, 21. 22. Tdi?d8 + 23. Td8?h8 24. Pc7?ds daar hij nu nog een tweede pion ver liest. Kf8-g7 Kg7xh8 Zwart geef t op l il i PAO. 17 Di GROENE No.3114 &$ PAG. IB DE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl