De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 24 april pagina 6

24 april 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Toneel Schilderkunst VAN CONCERTZAAL TOT TONEELZAAL Experiment in de A,V,R.O.-$twdio KOEN LIMPERG De Vrede", toneelspel In de AVRO-studio te Hilversum MEN heeft mij wel eens verteld, dat in de grootste passagiers schepen, zoals de Normandie" en de Queen Mary", een ruimte voor een kerk aanwezig is, die uit hoofde van beperkte plaatsruimte naar be hoeften in een katholieke kerk, of in een protestantse kerk en ook in een synagoge veranderd kan worden, ter wijl in deze zaal zo nodig ook muziekof toneel-opvoeringen gehouden kun nen worden.... Tot nu toe ben ik nog niet in de gelegenheid gesteld om deze mededeling aan de werke lijkheid te toetsen. Dit komt mij echter in herinnering nu ik zie hoe in de grote zaal van de AVRO-studio te Hilversum, die in hoofdzaak be stemd is voor muziek-uitvoeringen, thans toneelgespeeld moet worden. De grote zaal van de AVRO-studio, die plaats biedt voor ca. 500 personen, heeft een podium waarop voor muziekuitzendingen een groot orkest van ca. 90 man kan worden opgesteld. De ? wanden en het plafond van dit podium zijn in lijn en in vlak een voortzetting van de zaal, alwaar de toeschouwers zijn gezeten. Hier is de plaats waar voor de luistervinken gewoonlijk de wel bekende Bonte Dinsdagavond" wordt gehouden. Dit podium nu kan veranderd wor den in een toneel, dat menige schouw,burg-directie (buiten de. grote steden) zal benijden. Hiertoe draait het plafond, dat om accoustische redenen voor de muziek uitvoeringen nodig was, in een tweeklap naar boven, terwijl de zijwanden statig naar boven rijzen en in de kap" van het toneel verdwijnen. Te voor schijn komen tallooze draden en stan gen waaraan de decors worden ge hesen, bovendien een schitterende licht-installatie en lange reeksen toneel lampen. In ca. 10 minuten iS het zo even genoemde muziek-podium in een goed geoutilleerd toneel herschapen. Het lijkt op het changement van de kerken in de grote passagiersschepen. QEDERT de AVRO-studio te Hil^ versum werd gebouwd, was de grote zaal slechts voor muziek-uit voeringen doch nimmer voor toneel gebruikt. De thans verschafte op voeringen zijn in opdracht van de directie van de AVRO geënsceneerd om het gebruik van het toneel in te wijden. De avond vangt aan met een decla matorium naar het gedicht De Dijk" door Jan('Engelman, op muziek gezet door den ^componist Bertus-^ tier en voorgedragen door Jpanna Ói penbrock. Délezers zullen zich herinneren dat déAVRO voor dit declamatorium een prijsvraag heeft uitgeschreven waarop talrijke inzendingen binnen kwamen. Het gedicht van Jan Engelman werd hieruit verkoren. De toeschouwers zien allereerst de AVRO-zaal in haar gedaante voor muziek-uitvoeringen. Op het podium is dus een orkest gezeten. Bij beëindi ging van het declamatorium vindt, als voren is beschreven, een changementa-vue plaats van muziek-podium naar toneel; een schouwspel dat de toe schouwers niet gemakkelijk zullen ver geten. Na de pauze vangt dan het to neelspel van De Vrede" aan. Dit toneelstuk van Aristophanes, dat in het oude Griekenland in hoofdzaak als een politieke satire was bedoeld, is voor onze dagen" bewerkt door Mannus Franken. Wonderlijk is, hoe vele van Aristophanes' bedoelingen ook nu nog op deze tijd betrekking hebben. De regisseur Abraham van der Vies heeft alle mogelijkheden benut die in dit stuk zijn gelegen. Door het spel heen zijn muziek en zangkoren ge vlochten, gecomponeerd door Robert de Roos en ten gehoore gebracht door het omroep-orkest onder leiding van Albert van Raalte. Niemand zou bij lezing van het stuk van Aristophanes vermoeden dat hierin een voor het oog en voor het oor zó boeiende opvoering kan zijn gelegen als door de enscene ring van Abraham van der Vies is gegeven. De wijze waarop het stuk in alle onderdeelen verzorgd werd is in ons land slechts zelden te bereiken. Hier ondervindt men de voordelen van een rustige voorbereiding met welhaast onbeperkte middelen. In dit opzicht heeft de regisseur niet de talloze moei lijkheden behoeven te verwerken waar mede het beroepstoneel te kampen heeft om de zaak" in stand te houden maar die met de eigenlijke opvoering van een stuk dus met Kunst niets te maken hebben. De directie van de AVRO heeft hier een gelegenheid geboden waarvoor allen dankbaar zijn die bij deze opvoe ring hun medewerking [verleenden. Het slagen van deze opvoering is niet slechts van deze factoren afhan kelijk, doch mede van de spelers. Het stuk is met Nederland's beste krachten bezet die zich allen met veel enthou siasme en grote toewijding aan dit spel hebben gegeven. Noemen wij allereerst Albert van Dalsum, die als hoofdfiguur in het stuk de rol van de goede wijnboer Trygaelus vervult en op een groote mestkever" naar de hemel moet vliegen, teneind een beroep op de goden te doen om een einde aan de wereldse twisten te be werkstelligen en aldus de vrede op aarde terug te voeren. Van Dalsum verschijnt hier, gezeten op een groene kever, waarin een mensengedaante is verscholen, vliegt werkelijk op het toneel door de lucht, terwijl het decor op enige meters onder zijn voeten van een boerderij-beeld naar een hemels tafereel wegdraait, en arriveert ten slotte in de hemel. DIT tafereel geschiedt onder adem loze spanning. Voor de aandach tige toeschouwers verraden slechts de staaldraden aan de kever het geheim van deze hemelse vlucht. In werkelijk heid zitin de kever een athleet die Trygaeus op zijn rug moet torsen, terwijl Van Dalsum geen last van duizeligheid mag vertonen. Deze capaciteit bewees Van Dalsum reeds eerder te bezitten bij de opvoeringen van het toneelstuk Circus Knie", zoodat men zich hier over niet ongerust behoeft te maken. De insider van de mestkever mag in het geheel geen duizeligheid vertonen, want hij vliegt nog verder naar de hemel, om ten slotte op 8 of 9 meter hoogte op een van de loopbruggen in de kap van het toneel aan te landen* Deze fantastische vliegtechniek heeft de toneel-adviseur van de AVRO, de heer D. van der Poel uitgevonden. Het is te wensen dat allen die voor dit gebeuren belangstelling hebben door de AVRO in de gelegenheid worden gesteld om kennis te nemen van de arbeid die van meer dan 100 personen in dit stuk besloten ligt dank zij de AVRO. van JAN ENGELMAN D E fijnheid zit in mijn vingers," zei Courbet. Hij gaf daarmee het evangelie uit van het schilderlijkste schilderschap. Hij ver smaadde het ideaal, de mythologie, het dichterlijke" arrangement, alles wat tot de lyriek van het onderwerp behoort. Hij versmaadde Poussin en igres, wat halsmisdaad was in het Frankrijk van zijn dagen (wat het misschien ook 1*5, op een ander plan), hij wilde niets weten van de klassicistische systematiek der planverdeeling. Hij was een ruw heer uit de pro vincie, en hij wilde realist wezen. Dat was z ij n illusie, en hij wist niet, om het treffende woord van Elie Faure te gebruiken, dat de realiteit veel meer huist in de natuur van den kunstenaar dan in de natuur van zijn onderwerp. Hij ging eenvoudig en ongemerkt te rade bij zijn eigen natuur, en die was geweldig, bruusk, opstandig, op het vegetatieve gericht, door en door ge zond, gezond met die gezondheid welke de menschen uit het Noorden bij de Franschen niet aannemen, totdat zij, op een reis door het platteland, tot de ontdekking komen dat de Urw chsigkeit bij dit volk misschien nog mér en sterker bestaat dan bij de Duitschers. Courbet was een bezielde praatjes maker, maar niet bang voor een daad bovendien. Hij maakte, een man op leeftijd reeds, door zijn anarchisme een einde aan zijn eigen carrière, toen hij, als communard, de Vendóme-zuil omver hielp trekken en moest vluchten. Ook zijn kunst is een groote revo lutie, de belangrijkste wellicht, in de schilderkunst van de negentiende eeuw, want had hij den weg niet gebaand, de atelierlucht niet verdreven de Impressionisten hadden geen schijn van kans gekregen. Courbet inaugureerde waarlijk de formeele bekommernis als een heilige bekommernis. Sinds Frans Hals, sinds den tijd der groote Venetianen en Spanjaarden, was de toets niet zoo vloeiend en levendig geweest, de verf niet zoo natuurlijk uit het G. Courbet: Zelfportret (Kunsthandel Huinck <£ Scherjon, Amsterdam) penseel gegleden. Het verstand stelde geen staketsels op tusschen de impressie en de uiting, hij kon maken wat hij had gezien, draufgangerisch en derb, om weer merkwaardig passende Duitsche woorden te gebruiken, en in zijn ara besk was spelend en onbewust ver zameld wat hij bij groote voorgangers had gezien, opgetast wat de na hem komenden behoefden. Wat er nog aan pat het i ek bleef, het was pathetiek van het materiaal, dat bodemformaties, boomen, rotsen, zeeën naakte vrouwelichamen schijnt te maken en op te zweepen. Inderdaad, de fijnheid zat in zijn vingers, want wie de kunst niet in salons en serres chaudes" zoekt, vindt in Courbet's schilderkunst het schitterendste en bloeiendste waartoe de korrel en de kleur in staat zijn. Wonderbaarlijk,, hoe hij kan varieeren in het diepe zwart, in het zatte groen, wonderbaar lijk hoe het wit van mutsen en zak doeken lichtend is in de groep vrouwen van een der grootste meesterwerken die de Fransche schilderkunst heeft aan te wijzen, de Begrafenis te Ornans. Het kleine zelfportret, dat bij Huinck & Scherjon is te zien, is ge dateerd 1844. De meeste werken uit dien tijd staan nog onder invloed van Géricault, eert rest van romantiek zweeft er door. Maar dat «w,as toch merkbaar een element aan zi|n wezen vreemd, want ook in die aanyahgsjaren kwam hij er al herhaaldelijk en als bij tusschenpoozen van los. Zoo ook in dit Zelfportret met de napolitaansche muts, superbe geschilderd, met die trefzekerheid van toets en volheid van toon welke direct het geniale verraden. Een zelfportret uit 1849 (?L'homme a la ceinture de cuir", in het Louvre) laat den schilder zien zonder snor en baard. Hier is de haargroei vol en weelderig, de kunstenaar gelijkt een piraat van de Middellandsche Zee. Diepe bruinen staan tegen het blank en het blauw van de lichte partijen, terwijl de hoofdtoon naar het groen van olijven gaat. Men komt zulke voorbeelden van brute en klare schildersgenade, op een klein stukje linnen, niet veel tegen. EEN NOODZAKELIJKHEID Albert Plasschaert HET is noodig geworden, dat er te Amsterdam in het Stedelijk Museum een tentoonstelling wordt gehouden van het werk der nieuwere" schilders. Er is in dat museum toch een gaping in de reeks der tentoonstellingen, een gaping tusschen de bekende schilders en hen die daarna, in den laatsten tijd tot een verdiende be kendheid zijn geraakt gekomen; ik bedoel de schilders na Jan Sluyters en na de Bergsche School, de nieuweren dus. Ik hoor, dat anderen ook daarvan overtuigd zijn en verwacht met nieuws gierigheid en wacht af, wat de stu denten in deze zullen doen. Iedereen weet, die wat van tentoonstellingen afweet, dat het doel is van een be paald aantal schilders, desnoods van een bepaalde richting een beeld met omtrek achter te laten van het werk van deze schilders, zoodat de bezoekers der tijdelijke verzamelingen, niet weggaan zonder dat in hen een eenigszins ge kristalliseerd beeld achterblijft in den geest van die bezoekers en dat de schilders , wier werk gezien is, een deel beginnen uit te maken van onzen geestelijken rijkdom. Een tentoonstel ling van nieuw§ren moet dus verschil lende fouten vermijden. Ten eerste moet de keuze scherp zijn en alleen geschieden om het werk. De fouten der genoot schaptentoonstellingen moeten verme den worden en kunnen dat. Er zijn irrimers geen banden, die verleiden dingen te doen tegen de schoonheid, er,moet geen dwang zijn van maat schappelijke relaties of vriendschappe lijke en andere verhoudingen. De ten toonstelling moet dus een gevolg zijn van de lust het nieuwe te laten zien, duidelijk te laten zien; nog onbekende of te onbekenden aan de hun toekomen den waardeering te helpen en hun rich tingen, zóó die er zijn, kantig duide lijk te maken. Daar er nooit veel groote schilders zijn in n periode, zal het getal der te vragen schilders van zelf beperkt zijn; dat vergemakkelijkt het overzicht. Tegelijk zal er gezorgd moeten worden, dat van die schilders uit verschillende perioden een goed voorbeeld aanwezig is, zoo er reeds perioden in hun werk zijn. Hierbij kun nen zich allerlei eigenaardigheden voor doen. Er zijn schilders, die zich natuur lijkerwijs geleidelijk ontwikkelen, er zijn schilders, ook onder de nieuweren, die pas tot een natuurlijkheid jegens hun eigen wezen komen, nadat zij een aantal theorieën achter zich lieten; hiertoe behoort bijv. Willink. Pas in den laatsten tijd weet deze schilder wat hij schilderen moet (hij is feitelijk een romanticus en geneigd naar het nkleurige, gemeenzaam-gebondene, en daar verdienstelijk, terwijl hij vroeger naar beweging taalde en een kleur schilderde (zie het blauw in het Haagsch Museum), dus een kleurtje was niet voldoende geel of zuiver. Een groep van Willink zal vanzelve beperkt moeten worden tot den allerlaatsten tijd terwijl ter vergelijking een zoo kundig mogelijk geschilderd werk van daarvoor moet toegevoegd worden. Deze tentoon stelling zal pok den nadruk moeten leg gen op deeleiders. ^ruljen'niet teveel.^ volgelingen moeten gevonden worden ;v we zullen hier niét dadelijk beginnen ' met de epigonen; eerst het water uit de bron, dan het water uit het koperen kraantje, Zeer natuurlijk zal het wezen, dat er n of een paar noodzakelijke schilders vergeten zullen worden; zulke fout zal een ander jaar door desnoods een andere tentoonstellings-commissie of museum-directie gemakkelijk worden hersteld. Nog een vraag wou ik stellen; nog iets in overweging geven bij deze komende tentoonstelling. Geef bij de verzameling een zoo uitvoerig mogelijken katalogus uit, veel gegevens, veel data. Zoo iets is later soms van gemak. Mocht de tentoonstelling enz. be antwoorden ook aan deze mijne wenschen, dan is zij nu reeds verzekerd van mijn volle belangstelling. ..J .L l Decortekeningen van Koen Limperg voor De Vrede" van Aristophanes, opgevoerd in de Avro-toneelzaal. (Clichés AVRO) PAG. 10 EN II DE GROENE N* 3115

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl