Historisch Archief 1877-1940
Toneel
Schilderkunst
VAN CONCERTZAAL TOT TONEELZAAL
Experiment in de A,V,R.O.-$twdio
KOEN LIMPERG
De Vrede", toneelspel In de
AVRO-studio te Hilversum
MEN heeft mij wel eens verteld,
dat in de grootste passagiers
schepen, zoals de Normandie"
en de Queen Mary", een ruimte voor
een kerk aanwezig is, die uit hoofde
van beperkte plaatsruimte naar be
hoeften in een katholieke kerk, of in
een protestantse kerk en ook in een
synagoge veranderd kan worden, ter
wijl in deze zaal zo nodig ook
muziekof toneel-opvoeringen gehouden kun
nen worden.... Tot nu toe ben ik
nog niet in de gelegenheid gesteld
om deze mededeling aan de werke
lijkheid te toetsen. Dit komt mij echter
in herinnering nu ik zie hoe in
de grote zaal van de AVRO-studio te
Hilversum, die in hoofdzaak be
stemd is voor muziek-uitvoeringen,
thans toneelgespeeld moet worden.
De grote zaal van de AVRO-studio,
die plaats biedt voor ca. 500 personen,
heeft een podium waarop voor
muziekuitzendingen een groot orkest van ca.
90 man kan worden opgesteld. De ?
wanden en het plafond van dit podium
zijn in lijn en in vlak een voortzetting
van de zaal, alwaar de toeschouwers
zijn gezeten. Hier is de plaats waar voor
de luistervinken gewoonlijk de wel
bekende Bonte Dinsdagavond" wordt
gehouden.
Dit podium nu kan veranderd wor
den in een toneel, dat menige
schouw,burg-directie (buiten de. grote steden)
zal benijden.
Hiertoe draait het plafond, dat om
accoustische redenen voor de muziek
uitvoeringen nodig was, in een
tweeklap naar boven, terwijl de zijwanden
statig naar boven rijzen en in de kap"
van het toneel verdwijnen. Te voor
schijn komen tallooze draden en stan
gen waaraan de decors worden ge
hesen, bovendien een schitterende
licht-installatie en lange reeksen toneel
lampen. In ca. 10 minuten iS het zo
even genoemde muziek-podium in een
goed geoutilleerd toneel herschapen.
Het lijkt op het changement van de
kerken in de grote passagiersschepen.
QEDERT de AVRO-studio te
Hil^ versum werd gebouwd, was de
grote zaal slechts voor muziek-uit
voeringen doch nimmer voor toneel
gebruikt. De thans verschafte op
voeringen zijn in opdracht van de
directie van de AVRO geënsceneerd
om het gebruik van het toneel in te
wijden.
De avond vangt aan met een decla
matorium naar het gedicht De Dijk"
door Jan('Engelman, op muziek gezet
door den ^componist Bertus-^ tier
en voorgedragen door Jpanna Ói
penbrock. Délezers zullen zich herinneren
dat déAVRO voor dit declamatorium
een prijsvraag heeft uitgeschreven
waarop talrijke inzendingen binnen
kwamen.
Het gedicht van Jan Engelman werd
hieruit verkoren.
De toeschouwers zien allereerst de
AVRO-zaal in haar gedaante voor
muziek-uitvoeringen. Op het podium
is dus een orkest gezeten. Bij beëindi
ging van het declamatorium vindt, als
voren is beschreven, een
changementa-vue plaats van muziek-podium naar
toneel; een schouwspel dat de toe
schouwers niet gemakkelijk zullen ver
geten. Na de pauze vangt dan het to
neelspel van De Vrede" aan. Dit
toneelstuk van Aristophanes, dat in
het oude Griekenland in hoofdzaak als
een politieke satire was bedoeld, is
voor onze dagen" bewerkt door
Mannus Franken. Wonderlijk is, hoe vele
van Aristophanes' bedoelingen ook nu
nog op deze tijd betrekking hebben.
De regisseur Abraham van der Vies
heeft alle mogelijkheden benut die in
dit stuk zijn gelegen. Door het spel
heen zijn muziek en zangkoren ge
vlochten, gecomponeerd door Robert
de Roos en ten gehoore gebracht door
het omroep-orkest onder leiding van
Albert van Raalte. Niemand zou bij
lezing van het stuk van Aristophanes
vermoeden dat hierin een voor het oog
en voor het oor zó boeiende opvoering
kan zijn gelegen als door de enscene
ring van Abraham van der Vies is
gegeven.
De wijze waarop het stuk in alle
onderdeelen verzorgd werd is in ons
land slechts zelden te bereiken. Hier
ondervindt men de voordelen van een
rustige voorbereiding met welhaast
onbeperkte middelen. In dit opzicht
heeft de regisseur niet de talloze moei
lijkheden behoeven te verwerken waar
mede het beroepstoneel te kampen
heeft om de zaak" in stand te houden
maar die met de eigenlijke opvoering
van een stuk dus met Kunst niets
te maken hebben.
De directie van de AVRO heeft
hier een gelegenheid geboden waarvoor
allen dankbaar zijn die bij deze opvoe
ring hun medewerking [verleenden.
Het slagen van deze opvoering is
niet slechts van deze factoren afhan
kelijk, doch mede van de spelers. Het
stuk is met Nederland's beste krachten
bezet die zich allen met veel enthou
siasme en grote toewijding aan dit spel
hebben gegeven.
Noemen wij allereerst Albert van
Dalsum, die als hoofdfiguur in het stuk
de rol van de goede wijnboer Trygaelus
vervult en op een groote mestkever"
naar de hemel moet vliegen, teneind
een beroep op de goden te doen om een
einde aan de wereldse twisten te be
werkstelligen en aldus de vrede op
aarde terug te voeren. Van Dalsum
verschijnt hier, gezeten op een groene
kever, waarin een mensengedaante is
verscholen, vliegt werkelijk op het
toneel door de lucht, terwijl het decor
op enige meters onder zijn voeten van
een boerderij-beeld naar een hemels
tafereel wegdraait, en arriveert ten
slotte in de hemel.
DIT tafereel geschiedt onder adem
loze spanning. Voor de aandach
tige toeschouwers verraden slechts de
staaldraden aan de kever het geheim
van deze hemelse vlucht. In werkelijk
heid zitin de kever een athleet die
Trygaeus op zijn rug moet torsen, terwijl
Van Dalsum geen last van duizeligheid
mag vertonen. Deze capaciteit bewees
Van Dalsum reeds eerder te bezitten bij
de opvoeringen van het toneelstuk
Circus Knie", zoodat men zich hier
over niet ongerust behoeft te maken.
De insider van de mestkever mag in
het geheel geen duizeligheid vertonen,
want hij vliegt nog verder naar de
hemel, om ten slotte op 8 of 9 meter
hoogte op een van de loopbruggen in
de kap van het toneel aan te landen*
Deze fantastische vliegtechniek heeft
de toneel-adviseur van de AVRO,
de heer D. van der Poel uitgevonden.
Het is te wensen dat allen die voor
dit gebeuren belangstelling hebben
door de AVRO in de gelegenheid
worden gesteld om kennis te nemen
van de arbeid die van meer dan 100
personen in dit stuk besloten ligt
dank zij de AVRO.
van
JAN ENGELMAN
D
E fijnheid zit in mijn vingers,"
zei Courbet. Hij gaf daarmee
het evangelie uit van het
schilderlijkste schilderschap. Hij ver
smaadde het ideaal, de mythologie,
het dichterlijke" arrangement, alles
wat tot de lyriek van het onderwerp
behoort. Hij versmaadde Poussin en
igres, wat halsmisdaad was in het
Frankrijk van zijn dagen (wat het
misschien ook 1*5, op een ander plan),
hij wilde niets weten van de
klassicistische systematiek der
planverdeeling. Hij was een ruw heer uit de pro
vincie, en hij wilde realist wezen. Dat
was z ij n illusie, en hij wist niet, om
het treffende woord van Elie Faure te
gebruiken, dat de realiteit veel meer
huist in de natuur van den kunstenaar
dan in de natuur van zijn onderwerp.
Hij ging eenvoudig en ongemerkt te
rade bij zijn eigen natuur, en die was
geweldig, bruusk, opstandig, op het
vegetatieve gericht, door en door ge
zond, gezond met die gezondheid welke
de menschen uit het Noorden bij de
Franschen niet aannemen, totdat zij,
op een reis door het platteland, tot de
ontdekking komen dat de Urw
chsigkeit bij dit volk misschien nog mér
en sterker bestaat dan bij de Duitschers.
Courbet was een bezielde praatjes
maker, maar niet bang voor een daad
bovendien. Hij maakte, een man op
leeftijd reeds, door zijn anarchisme
een einde aan zijn eigen carrière, toen
hij, als communard, de Vendóme-zuil
omver hielp trekken en moest vluchten.
Ook zijn kunst is een groote revo
lutie, de belangrijkste wellicht, in de
schilderkunst van de negentiende eeuw,
want had hij den weg niet gebaand,
de atelierlucht niet verdreven de
Impressionisten hadden geen schijn van
kans gekregen. Courbet inaugureerde
waarlijk de formeele bekommernis als
een heilige bekommernis. Sinds Frans
Hals, sinds den tijd der groote
Venetianen en Spanjaarden, was de toets
niet zoo vloeiend en levendig geweest,
de verf niet zoo natuurlijk uit het
G. Courbet: Zelfportret (Kunsthandel Huinck <£ Scherjon, Amsterdam)
penseel gegleden. Het verstand stelde
geen staketsels op tusschen de impressie
en de uiting, hij kon maken wat hij had
gezien, draufgangerisch en derb, om
weer merkwaardig passende Duitsche
woorden te gebruiken, en in zijn ara
besk was spelend en onbewust ver
zameld wat hij bij groote voorgangers
had gezien, opgetast wat de na hem
komenden behoefden.
Wat er nog aan pat het i ek bleef, het
was pathetiek van het materiaal, dat
bodemformaties, boomen, rotsen, zeeën
naakte vrouwelichamen schijnt te
maken en op te zweepen. Inderdaad,
de fijnheid zat in zijn vingers, want
wie de kunst niet in salons en serres
chaudes" zoekt, vindt in Courbet's
schilderkunst het schitterendste en
bloeiendste waartoe de korrel en de
kleur in staat zijn. Wonderbaarlijk,,
hoe hij kan varieeren in het diepe
zwart, in het zatte groen, wonderbaar
lijk hoe het wit van mutsen en zak
doeken lichtend is in de groep vrouwen
van een der grootste meesterwerken
die de Fransche schilderkunst heeft
aan te wijzen, de Begrafenis te Ornans.
Het kleine zelfportret, dat bij
Huinck & Scherjon is te zien, is ge
dateerd 1844. De meeste werken uit
dien tijd staan nog onder invloed van
Géricault, eert rest van romantiek
zweeft er door. Maar dat «w,as toch
merkbaar een element aan zi|n wezen
vreemd, want ook in die aanyahgsjaren
kwam hij er al herhaaldelijk en als bij
tusschenpoozen van los. Zoo ook in dit
Zelfportret met de napolitaansche
muts, superbe geschilderd, met die
trefzekerheid van toets en volheid van
toon welke direct het geniale verraden.
Een zelfportret uit 1849 (?L'homme a
la ceinture de cuir", in het Louvre)
laat den schilder zien zonder snor en
baard. Hier is de haargroei vol en
weelderig, de kunstenaar gelijkt een
piraat van de Middellandsche Zee.
Diepe bruinen staan tegen het blank
en het blauw van de lichte partijen,
terwijl de hoofdtoon naar het groen
van olijven gaat.
Men komt zulke voorbeelden van
brute en klare schildersgenade, op een
klein stukje linnen, niet veel tegen.
EEN NOODZAKELIJKHEID
Albert Plasschaert
HET is noodig geworden, dat er
te Amsterdam in het Stedelijk
Museum een tentoonstelling
wordt gehouden van het werk der
nieuwere" schilders. Er is in dat
museum toch een gaping in de reeks der
tentoonstellingen, een gaping tusschen
de bekende schilders en hen die daarna,
in den laatsten tijd tot een verdiende be
kendheid zijn geraakt gekomen; ik
bedoel de schilders na Jan Sluyters en
na de Bergsche School, de nieuweren
dus. Ik hoor, dat anderen ook daarvan
overtuigd zijn en verwacht met nieuws
gierigheid en wacht af, wat de stu
denten in deze zullen doen. Iedereen
weet, die wat van tentoonstellingen
afweet, dat het doel is van een be
paald aantal schilders, desnoods van
een bepaalde richting een beeld met
omtrek achter te laten van het werk van
deze schilders, zoodat de bezoekers der
tijdelijke verzamelingen, niet weggaan
zonder dat in hen een eenigszins ge
kristalliseerd beeld achterblijft in den
geest van die bezoekers en dat de
schilders , wier werk gezien is, een deel
beginnen uit te maken van onzen
geestelijken rijkdom. Een tentoonstel
ling van nieuw§ren moet dus verschil
lende fouten vermijden. Ten eerste moet
de keuze scherp zijn en alleen geschieden
om het werk. De fouten der genoot
schaptentoonstellingen moeten verme
den worden en kunnen dat. Er zijn
irrimers geen banden, die verleiden
dingen te doen tegen de schoonheid,
er,moet geen dwang zijn van maat
schappelijke relaties of vriendschappe
lijke en andere verhoudingen. De ten
toonstelling moet dus een gevolg zijn
van de lust het nieuwe te laten zien,
duidelijk te laten zien; nog onbekende
of te onbekenden aan de hun toekomen
den waardeering te helpen en hun rich
tingen, zóó die er zijn, kantig duide
lijk te maken. Daar er nooit veel groote
schilders zijn in n periode, zal het
getal der te vragen schilders van zelf
beperkt zijn; dat vergemakkelijkt het
overzicht. Tegelijk zal er gezorgd
moeten worden, dat van die schilders
uit verschillende perioden een goed
voorbeeld aanwezig is, zoo er reeds
perioden in hun werk zijn. Hierbij kun
nen zich allerlei eigenaardigheden voor
doen. Er zijn schilders, die zich natuur
lijkerwijs geleidelijk ontwikkelen, er
zijn schilders, ook onder de nieuweren,
die pas tot een natuurlijkheid jegens
hun eigen wezen komen, nadat zij een
aantal theorieën achter zich lieten;
hiertoe behoort bijv. Willink. Pas in
den laatsten tijd weet deze schilder wat
hij schilderen moet (hij is feitelijk een
romanticus en geneigd naar het
nkleurige, gemeenzaam-gebondene, en
daar verdienstelijk, terwijl hij vroeger
naar beweging taalde en een kleur
schilderde (zie het blauw in het
Haagsch Museum), dus een kleurtje
was niet voldoende geel of zuiver. Een
groep van Willink zal vanzelve beperkt
moeten worden tot den allerlaatsten tijd
terwijl ter vergelijking een zoo kundig
mogelijk geschilderd werk van daarvoor
moet toegevoegd worden. Deze tentoon
stelling zal pok den nadruk moeten leg
gen op deeleiders. ^ruljen'niet teveel.^
volgelingen moeten gevonden worden ;v
we zullen hier niét dadelijk beginnen '
met de epigonen; eerst het water uit de
bron, dan het water uit het koperen
kraantje,
Zeer natuurlijk zal het wezen, dat er
n of een paar noodzakelijke schilders
vergeten zullen worden; zulke fout
zal een ander jaar door desnoods een
andere tentoonstellings-commissie of
museum-directie gemakkelijk worden
hersteld. Nog een vraag wou ik stellen;
nog iets in overweging geven bij deze
komende tentoonstelling. Geef bij de
verzameling een zoo uitvoerig
mogelijken katalogus uit, veel gegevens, veel
data. Zoo iets is later soms van gemak.
Mocht de tentoonstelling enz. be
antwoorden ook aan deze mijne
wenschen, dan is zij nu reeds verzekerd
van mijn volle belangstelling.
..J
.L
l
Decortekeningen van Koen Limperg voor De Vrede" van Aristophanes, opgevoerd in de Avro-toneelzaal. (Clichés AVRO)
PAG. 10 EN II DE GROENE N* 3115