De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 1 mei pagina 6

1 mei 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

/l * i »'y .$ .V Schilderkunst DEGAS Tooneel EEN DRAMA WANNEER er twee menschen zijn in n en er kunnen er twintig zijn in n om een vol ledig kunstenaar-mensch te maken en die twee vechten, dan ontstaat er een drama als 't leven van Degas. Een hooghartige aristocraat, met burgerlijke tendenzen, die artiest wil zijn, artiest in den zin van origineel, zonderling, aanstootgever, schepper van nieuwe vormen en ongekende vlakvulling. Een groot teekenaar die een olie-schilder wou zijn en haast nooit in z'n olie een schilders"-materie be naderde, maar die de mooie materie van voluptueuse vette olie alleen maar in z'n pastels wist te vinden. Een te groote intelligentie om zijn eigen drama niet te overzien, maar niet grootsch genoeg om, boven alle lijden en begeerte uit, verheven zijn lot te volgen. Inte gendeel. Een ongenaakbare menschenhater, om zijn sentiment te verbergen. En dat gelukt hem in zijn werk zóó wel, dat 't oeuvre ontroering mist. Een beroemd geestige Parijzenaar, een snijdende hatelijkheden-zegger, een onmeedoogend collega, een bijtend critische geest maar was dit geen zelf verdediging ? Parijsch esprit" hebben is zelfs voor 'n schilder?een gave. Maar hoe kan een waarlijk groote", een die met de zwaarte van zijn geesteshouding, met de breedheid van zijn levens- en wereldbeschouwing hoog boven de ijdel heid van geestigheid zich bewegen moest, zich vernederen om anderen volgens hem inferieuren te kwetsen ? Kunst maken is biechten. Kunst is een spiegel waar alle karakterfouten zich in wreken. En dus moet een kunste naar bijzonderlijk zijn karakter cultiveeren en dus is er geen stompzinniger burger-wanbegrip dan 't Hollandsche spreekwoord: Hoe grooter geest, hoe grooter beest. Bij Degas echter zijn er andere gren zen aan de grootheid van zijn geest. Kunst kan gemaakt worden om te behagen, maar een peil hooger is kunst van een man die schriklijk is van on genaakbare hoogheid, en onbehaag lijke onverzettelijkheid. Degas had bijna alles in zich om zoo te stijgen in levenshouding, doch de burgerlijke ,,Heer" in hem verminderde wat de artistieke aristocraat schiep. Zoo verraden zijn lieflijke kleurtjes zijn behaagzucht, terwijl hij alle compo sitiebegrippen revolutionneerde, en zijn vormen al bar grootscher en sim peler rythmeerde. Zijn derde innerlijke lijden moet z'n mislukt pogen zijn geweest om bewe ging uit te drukken. Beeldende kunst is statisch in de eerste plaats, maar beweging kan gegeven worden, mits de artiest geen statisch moment uit een beweging geeft (als de photo). Figuren op Raphaël's composities be wegen, figuren bij Degas poseeren een beweging. Bij den naam Raphaël tegenover Degas komt 't moeilijkste vraagstuk op van de heele moderne kunst: de classieke compositie tegenover de vrije l Ik onthoud mij hier van partij kiezen; ik constateer: dat geen als Degas alle wetten verzet heeft van uit? snijding, vlakverdeelmg, evenwicht, geconcentreerde lijnrichtingen, ver werpen van de horizontale bases, van de geometrische omvatting. Dat hij een groote voorlooper is van wat nu modern wordt genoemd, en wat, naast zijn durf vaak erg classiek aandoet, ik denk aan Cézanne, zelfs aan Van Gogh. Dat Degas wellicht onder invloed van de onverwachte, natuurlijke on mathematische composities die de, in zijn tijd nieuwe, ontdekking van de photografie leverde, wellicht ook onder invloed van de Japansche houtsneden, een van de meest origineele, meest gedurfde compositie-zoekers is van zijn heele eeuw. En dat zijn invloed nog door duurt op alle onclassieke" mo dernen; op Vuillard, Bonnard en Matisse. Degas' tweede groote eigenschap, vooral op 't laatst van zijn leven, is zijn breede teekening en volle vormgeving. Als tijdgenoot van de Impressionisten een originaliteit te meer en een dubbele verdienste. Want het is aan 't Impres sionisme te verwijten dat de sculpturale vorm door hun lichttrillingen-schilderen weggegeten werd. Als een houwer van beelden staat hij te midden van zijn zon-dronken vrienden. Als een trekker van gespannen contouren en een opstapelaar van volle volumen, staat hij tegenover, allen, behalve Renoir uit diens beste periode. Een wonderlijke tragedie van tegen stellingen, deze vreemde gevoelige mensch, die zoo geleden heeft tot eigen verbittering, dat zijn eenzaam en ongenaakbaar leven wreed werd voor zich en anderen, maar die, zij het met tekorten, toch zoo genereus, tegen het einde steeds grooter, is blijven geven, geven, ronddeelen zijn beste innerlijk de ware missie van de kunstenaren, de eenige waarlijk rijken in deze we reld I Want zij houden nooit op te geven. CONRAD KlCKERT St Lucas Tentoonstelling Sted. Museum S T. Lucas in de vereeniging der Amsterdamsche Joffers (ik hoop, dat ze mij dezen verzamelnaam niet kwalijk nemen). Ik weet wer kelijk niet hoe St. Lucas er uit zou zien zonder hun. werken, zonder hun bedrijvigheid en Amsterdamsen wezen. DéGouden Medaille voor CobaRitsema is ongetwijfeld verdiend; deze Ritsema is een coloriste, zooals haar broer dat ook kan wezen. Haar kleur is rijk en met adem, ruimte; zeker in het stil leven hier ook. Ik zou kunnen ver volgen met de karakteriseering van de andere Joffers: Lizzy Ansingh, van Regteren Altena, maar ik wacht steeds! op een museum dat ze alle, uit , allerlei periode op haar best zal laten zien. Ook dit is iets van het Amster damsche Museum en daar ze zelven alleen volgroeid, volledig zijn niet zoo'n heksenwerk, om eens aan te vatten en erin te slagen. Wat is er nog meer? op St. Lucas. Bescheiden de Ter Weema's; een portret van Ponsioen, dat óns aan Ket herinnert enz. de rest. PLASSCHABRT De;as: Balletdanseres M/ECENAS A.V.R.O riet Jxotteraamscn tooneel, Opening Tan de nieuwe tooneelzaal VOOR haar optreden als een soort Maecenas verdient het Bestuur van de A.V.R.O. uit sluitend erkentelijkheid. Zij deed, door haar initiatief, het uitschrijven van een prijsvraag, het voortreffelijke drama tische gedicht ,,De Dijk" van Jan Engelman ontstaan. Dit was mede aanleiding voor een invitatie-avond, met een tooneeluitvoering uit royale beurs bekostigd, ter gelegenheid van het in gebruik nemen van de schouw burgzaal der A.V.R.O. Het eerste gedeelte was gewijd aan Engelman's declamatorium ,,De Dijk". Johanna Diepenbrock heeft een be schaafde, muzikaal geschoolde, in alle opzichten gave spreekstem en dictie. Hoe gaarne hadden wij haar het gedicht van Engelman hooren zeggen, vooral nadat wij haar enkele momenten hadden verstaan '(zonder volgen van den tekst in het programma) gedurende een pianissimo van het uitnemende A.V.R.O. orkest onder .leiding van Bertus van Lier, den com ponist van het declamatorium. Op deze wijze moet een gedicht toch zeker niet tot een declamatorium verwerkt wor den. Ging het niet om verzen, die een begeleiding zouden verkrijgen? Heeft deze componist niet een algeheele herschepping betracht van de grond gedachten van De Dijk", waarin voor woorden geen plaats meer over bleef ? Ware dit gedicht niet beter door een solo (of meerdere afwisselende stem men) te spreken geweest met muzikale, eventueel uitvoerige inleidingen en naspel van ieder gedeelte, terwijl dan een bescheiden vrij-latend accompagnement ruimte liet voor de muzikale spreekstem ? Zóó werd het een moord op de menschelijke stem, die ons in schoone beteekenisvolle woorden iets te zeggen had. Is dit declamatorium wel in samenwerking van dichter, componist en declamatrice ontstaan? Onmogelijk l Dan zou de dichter zich op het standpunt gesteld moeten hebben mijn gedicht kan men lezen van het programma", en de componist mijn compositie zullen ze hooren zelfs ten koste van het uitgangspunt l" En de declamatrice ik onderschik me geheel aan den componist". Ge sproken woorden hebben een geheel andere, veel verstandelijker waarde dan muziek. Muziek kan woorden aan vullen, overtreffen wellicht, echter nooit vervangen. NA een geanimeerd changement a vue van concert- tot tooneelzaal, met een toelichting van den heer Weitzel, volgde De Vrede" naar Aristophanes, geestig ofschoon eenigszins oppervlakkig bewerkt doorMannus Franken, en men kon aanschouwen ? welke mogelijkheden het A.V.R.O. theater biedt, nl. ruimte voor tooneel en operette van bescheiden afmeting. De regisseur Van der Vies had van de beschikbare. ruimte een gunstig gebruik gemaakt en de juiste gedachte gehuldigd, dat decor beduidt: plaatsing van phantasievolle, liefst fraaie, vol ledige gebruiksrequisieten tegen een neutralen achtergrond. Een omgeving vormend, waarin de door het spel bij de toeschouwers opgewekte fantasie vrij kan ontstaan en zich bewegen. Tegen het mooi belichte afsluitende panoramadoek maakte de geestige picturale constructie van Limperg een aangenaam bescheiden effect, terwijl alles aanwezig bleek, wat het te beelden spe.1 behoefde. Zijn costumes waren gedeeltelijk aantrekkelijk, gedeeltelijk in kleur en lijn rommelig, met name de groep der boeren. Albert van Dalsum droeg het spel. Wij zagen hem in de sappige sterke' suggestieve rol van den boer Trygaeus. Verder blonk Frits yan Dijk uit, in de technisch volkomen beheerschte en begrepen creatie van Hermes. Terwijl Louis van Gasteren in het eerste ge deelte, mede door een goede houding, uitstekend voldeed. Totaal onvoldoende bleken de geheel technieklooze koren van boeren en arbeiders. In het eerste gedeelte viel dit reeds op; in het tweede deel bleek het cathastrophaal, mede door het contrast met den geheel zelfstandigstaanden groepsleider met zijn irritante traditioneele geroutineerde eentonige losheid. In het tweede deel, na d'. beteekenisvolle toespraak van Try gaeus tot de toeschouwers, wanneer bijna geen tekst van beteekenis mee* ' volgt, is de bedoeling dat een ballet het inhoudsvolle eerste deel vol actie afsluit. Nu scheen het tweede deel lang gerekt. Het koor zong verre van zuiver en bewoog zich gezamelijk n indivi dueel miserabel. Het geven van feesten is moeilijk; het uitbeelden van een geïmproviseerd volksfeest vereischt on noemelijk veel voorbereiding en vóór alles plastisch geschoolde krachten, dansers en danseressen, zoodat b.v. de beoogde slotgroepeering uit de beweging kan ontstaan. De keuze van Aristophanes' eeuwigactueele comedie is ondanks alle op merkingen uiterst gelukkig geweest. De voor- en nadeelen van de opvoering zijn een duidelijke'wegwijzer in welke richting goed modern tooneel te ver krijgen zou zijn. De regie van Van der Vies, al heeft hij nief alles beheerscht, was noch pretentieus, noch zwaar wichtig. Een verluchting in deze dagen. Maar er viel meer te bereiken, vooral wanneer men gesteund wordt door een voortreffelijke service, zooals ongetwijfeld bij de A.V.R.O. beschik baar zal zijn geweest gedurende de voorbereiding, een groot verschil met die welke berooide tooneelgezelschappen veelal aan den spelleider kunnen bieden. EDUARD VERKADE Jtvotterdamscne V olksumversiteit, en de neer duard Verkade V Onder bovenstaande» titel schrijft ons een bestuurs lid der Itotterdamsche Volksuniversiteit: 'EROORLOOF mij enkele kantteekeningen op het artikel Ver derfelijke prijzenpolitiek" van den heer Eduard Ver kade in De Groene van 17 dezer, voor zoover daarin de Rotterdamsche Volksuniversiteit wordt gemoeid. Sedert een aantal jaren ben ik in het bestuur dier Volksuniversiteit belast met den opzet van de tooneelseries telken winter op ons program, samen met onze secretaresse. Met groote zorg worden de programma's dier series samengesteld. Wij richten ons tot de gezelschappen van wier artistiek kun nen wij zeker zijn; voor zoover 't ons noodig dunkt lezen wij de aangeboden stukken en daarna stellen wij de series, elk van drie stukken, samen. Tot nu toe zijn wij daarin vrijwel geslaagd. Het vertrouwen in onze keuze is gaandeweg zoo groot geworden dat telkens, meest binnen enkele uren op den eersten inschrijvingsdag, de schouw burgen volledig zijn uitverkocht. D toegangsprijzen zijn zoodanig berekend dat de gemaakte kosten zijn gedekt. Winst behoeft door ons niet te worden gemaakt. Doch de bij de V.U. betaalde toegangsprijzen zijn dikwijls hooger dan die door de gezelschappen op z.g. couponboekjes worden gevraagd. De heer Verkade vergist zich aller eerst als hij meent dat iedere tooneel' liefhebber in Rotterdam lid is van de V.U. Voor het grootste deel zijn de abonné's van de V.U. lieden die voor heen nooit naar de komedie gingen, een heel klein deel behoort inderdaad Degas; Nookt (Coll. Kann) Degas: CaféBoulevard Montmortre (Mus. Luxembourg) naat ttu fMi\o*Hisoo 1 /i/c * '!r. l tot de meer getrouwe bezoekers en,, op een heel enkele uitzondering na nemen de meer gegoeden in Rotterdam aan onze tooneelvertooningen geen deel, omdat zij ten onrechte meenen dat de V.U. voor hun klasse niet is opgezet. Een tweede vergissing van den heer Verkade is dat de prijzen aan de gezel schappen niet als garantiesom, maar als volledige uitkoop betaald, te laag zijn. Dezen winter hebben wij van ? 1700 tot minstens ? 550 aan de gezelschappen vergoed; alle kosten, ook de schouwburghuur, waren voor onze rekening. Ik geloof niet dat de gezelschappen elders ergens hoogere honoraria ontvangen. Alleen voor de afzonderlijke serie tooneelvoorstellingen voor metaal bewerkers vergoeden wij ? 350 a ? 400, doch deze serie omvat eenvoudige stukken, zonder bijzondere kosten voor de gezelschappen en meest klein bezet. De zalen zijn, gelijk reeds opgemerkt, geheel gevuld. Doch kan men daar tegen bezwaar hebben omdat de toe gangsprijzen niet hoog zijn? Elke directie zou zeker heel graag met onze toegangsprijzen in vrije voorstellingen genoegen nemen, als hij op zóó groote belangstelling kon rekenen. Inderdaad schijnt op het oogenblik te Rotterdam het geheele theaterbedrijf doodgeloopen. Doch de heer Ver kade weet, zoo goed als wij, dat dit elders o.a. te Amsterdam net zóó is. En daar kan hij de V.U. toch geen schuld geven. Daar ligt de schuld ook niet. Nooit voorheen waren bij vrije voor stellingen de zalen zoo erbarmelijk leeg als thans. Slechts een heel enkele maal, zooals onlangs bij het eerste wederoptreden van Else Mauhs, komt het publiek in behoorlijken getale op. Omdat de belangstelling voor het tooneel is doodgeloopen. Ik zal in het midden laten of de schuld daarvan niet óók voor een deel bij de gezelschappen ligt, welker repertoire lang niet altijd aan bescheiden eischen voldoet. Mis schien is het de bioscoop, misschien de radio, dit is trouwens niet de hoofdzaak. De V.U. beproeft en zij slaagde voor haar deel daarin een nieuwe belangstelling te wekken. Het Rotterdamsche gemeentebestuur heeft in het welslagen van dezen arbeid van de V.U. aanleiding gevonden ? een commissie van vijf'leden te be noemen, waarin vier bestuursleden van de V.U. zitting hebben, om het subsidie ad ? 6000 dat zij voor 1937 kon beschik baar stellen te besteden aan goede tooneelvoorstellingen. En ook thans slaagde dit werk volkomen. Zes too neelvoorstellingen voor de jeugd met zórg gekozen r trokken prop volle zalen en van het overgebleven deel van het subsidie zal de commissie voor arbeiders en kleine midden standers een serie ineenzetten, te voren zeker van welslagen. Het geheele subsidie wordt aldus besteed om be langstelling te wekken bij nieuwe groepen tooneelbezoekers en het wordt daardoor ook inderdaad besteed als loon voor goeden kunstarbeid. Waar het mijn bedoeling is de Rotter damsche V.U tegen des heeren Verkade's vergissingen te verdedigen, zal ik op het overige in zijn ongetwijfeld schrandere betoog niet verder ingaan, al zou het de moeite kunnen loonen hem te vragen, waarom hij slechts de belangen van het theater n die van zijn bespelers bepleit, maar een derde groep vergeet: de belangen van het publiek? . HENRI DEKKING H et verdwenen Rotterdamscn tooneel, de Rotterdamscne V OLK.Suniversiteit, en de neer rlenn JDekkmg TEN onrechte meent de heer Dekking, dat ik slechts de belangen van het theater en die van zijn bespelers bepleit, maar die van het publiek vergeet/ Als criticus kom ik uitsluitend op voor de' kunst, dat wil dus zeggen voor de primaire behoefte van het publiek. Immers al zit men voor een dubbeltje in den schouwburg, wanneer het gebodene geen kunst is, wordt men in waarheid nog bekocht. Nu is de groote zorg waarmee de V.U. haar programma samenstelt mij bekend, en boven allen lof verheven maar om iets voortreffelijks te kunnen kiezen moet er iets goeds om uit te kiezen zijn. En is het nu nooit bij den heer Dekking opgekomen, dat er wel eens een phase zou kunnen ontstaan, waarin niets meer te kiezen valt? Dat er geen gezelschappen meer econo misch bestaanbaar blijven, ,,van wier artistieke kunnen" de heer Dekking ,,zeker kan zijn"? Het moet hem als bestuurslid van de V.U. toch opvallen, dat de jaarlijksche keus waarvoor deze vereeniging zich geplaatst ziet steeds beperkter is geworden. Wijst hij er zelf niet op dat het repertoire der gezelschappen lang niet altijd aan bescheiden eischen voldoet"? En wat is het bestuur der V.U. van plan met haar voortreffelijk georganiseerde, leidzame publiek te doen, wanneer het repertoire absoluut niet meer aan be scheiden eischen kan voldoen? Vermoedelijk zal zij dan de belang stelling van het tooneel afwenden naar een ander gebied. Dit ware haar goed recht. De V.U. is immers vóór alles een sociaal-bedoelde vereeniging, en geen ieder behoorlijk stuk beleeft in Am sterdam toch minstens tienmaal meer opvoeringen dan in Rotterdam. Dit feit wordt noch verklaard door Rotterdams inwonertal, noch door het op groeien van een eigen Rotterdamsch Philharmonisch Orkest, noch door het verleden van Rotterdam als theater stad, maar volgens mij door de ont wikkeling van de V.U. (Hoe zou het Rotterdamsch Orkest zijn ontstaan, als de energie van het V.U.-bestuuj zich ook op muzikaal gebied had bewogen ?} Het is een bekend feit, dat buiten de V.U. in Rotterdam practisch gesproken geen tooneelpubliek in den schouwburg meer bijeen te krijgen is (ook al moge dan niet iedere tooneelliefhebber lid van de V.U. zijn) en dat een stuk, wanneer het voor de V.U. is gegeven, in negen van de tien gevallen voor Rotterdam geheel is afgespeeld. Hiermee houdt nu de V.U. bij haar vergoeding geen rekening. De heer Dekking meent, dat de door de V.U. betaalde uitkoopsommen hoog zijn, en dat zijn,zij inderdaad, vergeleken met.... een provinciestadje. Het is een ruime vergoeding van de dagkosten van een gezelschap. Maar wanneer men hierbij bedenkt, dat door deze ne of enkele uitkoopen Rotter dam verder geheel als afzetgebied is verloren, dan zijn zij vél te laag ! Om een voorbeeld te noemen: twaalf jaar geleden ontving het Vereenigd Tooneel voor twee avonden van St. Joanne in Rotterdam van de V.U. een zeer ruime uitkoopsom. Maar in tegen stelling met andere steden kon dit succes-stuk daarna niet meer in Rotterdam worden geëxploiteerd. Bij kunstinstelling. Zij wil goede dingen herhaling was de zaal onvoldoende zoo goedkoop mogelijk aan alle belang- bezet, hetgeen weer een goed deel der stellenden brengen. En wij kunnen voor haar streven dan ook slechts bewondering hebben, zoolang zij ten minste van haar machtspositie geen gebruik maakt om het goede artikel te goedkoop te willen leveren. Dit klemt te meer, nu zij van de gemeente, als ware zij een kunstinstelling die produceert, een subsidie te verdeelen kreeg. Dit is het essentieele punt waarover de heer Dekking en ik nu lijnrecht van meening verschillen: betaalt de V.U. ruimschoots of te weinig voor de door haar te leveren uitgekochte kunstontvangen uitkoopsom van de V.U. inslokte. In Den Haag werd in den zelfden tijd dit stuk twaalf maal ge speeld' voor uitverkochte zalen; in Amsterdam minstens veertig keer voor dicht bezette huizen. Zou nu het theaterbedrijf in Am sterdam en den Haag denzelfden weg opgaan als in Rotterdam en zouden in deze steden ook alles-beheerschende uitkoopvereenigingen ontstaan (parti culiere of van gemeentewege), die gelijk de V.U. uitkoopsommen op dagkosten gebaseerd zouden vergoeden, dan zou geen of hoogstens n tooneeluitingen? Betaalt zij inderdaad ruim- gezelschap in Nederland kunnen blijven ? i . t ? _ _ H ! ._ ^ f -^ 10 ._.^._ ._. 1 ^ lh AM^lh 4t _ ^^ Jfc ? ? fl tl*4fe 4k«%«* A«B&4h«* * f** M J*VA*« *VMI« . schoots, dan is alles in orde. Betaalt zij te weinig, dan gaat dit niet alleen ten koste van het theaterbedrijf en zijn bespelers, maar in dezen tijd van economischen nood van deze beide, direct ten koste van de kunst zelf. Volgens den heer Dekking betaalt de V.U. ruimschoots,' omdat zij een groo tendeels nieuw, eigen publiek heeft verworven, dat voorheen nooit naar de comedie ging, en omdat zij hooge uit koopsommen betaalt. Maar hij verliest daarbij uit het oog, dat ook in de andere steden in vrije tooneelvoor stellingen het publiek vrijwel Uitslui tend bestaat uit categorieën, die vroebestaan. De uitkoopvereenigingen zou den zich dan misschien gedwongen voelen zelf een gezelschap te gaan exploiteeren, en het eerste wat zij dan zouden moeten herzien was.... de prijzenpolitiek. De abonnés van de uitkoopvereenigingen zouden dan n.l. hun deel moeten betalen, niet alleen in de dagkosten, maar ook in de algemeene voortbrengkosten, die het ma ken van een kunstwerk nu eenmaal inhoudt. ?; We kunnen dus zeggen: momenteel is Rotterdam als een provinciestad bespeelbaar n of enkele malen met ieder goed stuk, doch wanneer ook de ger den schouwburg niet bezochten, overige twee groote steden zich de luxe zouden permitteeren een provinciestad op tooneelgebied te worden, dan zou het met de tooneelspeelkunst in Neder land gedaan zijn. En dus kan de V.U. het ons niet kwalijk nemen, dat wij den Rotterdamschen gang van zaken aan Amsterdam en den Haag waarschu wend voor oogen stellen. Zouden deze steden denzelfden weg bewandelen als Rotterdam, dan ware het Rotterdam sche V.U.-publiek, dat op hun export artikel is aangewezen, direct mede de dupe. EDUARD VERKADE Wie zal ooit uitmaken welk deel der abonné's van de V.U. te Rotterdam, zonder het bestaan van deze vereeni ging, vrije tooneelvoorstellingen in den schouwburg zou bezoeken? Volgens mij een niet onaanzienlijk deel. Immers, ten onrechte meent de heer Dekking, dat het theaterbedrijf in Amsterdam net zoo is vastgeloopen" als in Rotterdam. In Amsterdam wordt avond aan avond in minstens een viertal schouwburgen tooneelgespeeld, het is de stad waar een zestal gezelschappen hun voorstellingen voorbereiden en l l PAG. 10 EN II DE GROENE N* ll»4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl