Historisch Archief 1877-1940
/l *
i
»'y
.$
.V
Schilderkunst
DEGAS
Tooneel
EEN DRAMA
WANNEER er twee menschen
zijn in n en er kunnen er
twintig zijn in n om een vol
ledig kunstenaar-mensch te maken
en die twee vechten, dan ontstaat er een
drama als 't leven van Degas.
Een hooghartige aristocraat, met
burgerlijke tendenzen, die artiest wil
zijn, artiest in den zin van origineel,
zonderling, aanstootgever, schepper
van nieuwe vormen en ongekende
vlakvulling. Een groot teekenaar die een
olie-schilder wou zijn en haast nooit
in z'n olie een schilders"-materie be
naderde, maar die de mooie materie
van voluptueuse vette olie alleen maar
in z'n pastels wist te vinden. Een te
groote intelligentie om zijn eigen drama
niet te overzien, maar niet grootsch
genoeg om, boven alle lijden en begeerte
uit, verheven zijn lot te volgen. Inte
gendeel. Een ongenaakbare
menschenhater, om zijn sentiment te verbergen.
En dat gelukt hem in zijn werk zóó
wel, dat 't oeuvre ontroering mist.
Een beroemd geestige Parijzenaar, een
snijdende hatelijkheden-zegger, een
onmeedoogend collega, een bijtend
critische geest maar was dit geen zelf
verdediging ?
Parijsch esprit" hebben is zelfs
voor 'n schilder?een gave. Maar hoe
kan een waarlijk groote", een die met
de zwaarte van zijn geesteshouding,
met de breedheid van zijn levens- en
wereldbeschouwing hoog boven de ijdel
heid van geestigheid zich bewegen
moest, zich vernederen om anderen
volgens hem inferieuren te
kwetsen ?
Kunst maken is biechten. Kunst
is een spiegel waar alle karakterfouten
zich in wreken. En dus moet een kunste
naar bijzonderlijk zijn karakter
cultiveeren en dus is er geen stompzinniger
burger-wanbegrip dan 't Hollandsche
spreekwoord: Hoe grooter geest, hoe
grooter beest.
Bij Degas echter zijn er andere gren
zen aan de grootheid van zijn geest.
Kunst kan gemaakt worden om te
behagen, maar een peil hooger is kunst
van een man die schriklijk is van on
genaakbare hoogheid, en onbehaag
lijke onverzettelijkheid. Degas had
bijna alles in zich om zoo te stijgen in
levenshouding, doch de burgerlijke
,,Heer" in hem verminderde wat de
artistieke aristocraat schiep. Zoo
verraden zijn lieflijke kleurtjes zijn
behaagzucht, terwijl hij alle compo
sitiebegrippen revolutionneerde, en
zijn vormen al bar grootscher en sim
peler rythmeerde.
Zijn derde innerlijke lijden moet z'n
mislukt pogen zijn geweest om bewe
ging uit te drukken. Beeldende kunst
is statisch in de eerste plaats, maar
beweging kan gegeven worden, mits
de artiest geen statisch moment uit
een beweging geeft (als de photo).
Figuren op Raphaël's composities be
wegen, figuren bij Degas poseeren een
beweging.
Bij den naam Raphaël tegenover
Degas komt 't moeilijkste vraagstuk
op van de heele moderne kunst: de
classieke compositie tegenover de vrije l
Ik onthoud mij hier van partij
kiezen; ik constateer: dat geen als
Degas alle wetten verzet heeft van uit?
snijding, vlakverdeelmg, evenwicht,
geconcentreerde lijnrichtingen, ver
werpen van de horizontale bases, van
de geometrische omvatting. Dat hij
een groote voorlooper is van wat nu
modern wordt genoemd, en wat, naast
zijn durf vaak erg classiek aandoet,
ik denk aan Cézanne, zelfs aan Van
Gogh. Dat Degas wellicht onder invloed
van de onverwachte, natuurlijke on
mathematische composities die de, in
zijn tijd nieuwe, ontdekking van de
photografie leverde, wellicht ook onder
invloed van de Japansche houtsneden,
een van de meest origineele, meest
gedurfde compositie-zoekers is van zijn
heele eeuw. En dat zijn invloed nog
door duurt op alle onclassieke" mo
dernen; op Vuillard, Bonnard en
Matisse.
Degas' tweede groote eigenschap,
vooral op 't laatst van zijn leven, is zijn
breede teekening en volle vormgeving.
Als tijdgenoot van de Impressionisten
een originaliteit te meer en een dubbele
verdienste. Want het is aan 't Impres
sionisme te verwijten dat de sculpturale
vorm door hun
lichttrillingen-schilderen weggegeten werd. Als een houwer
van beelden staat hij te midden van zijn
zon-dronken vrienden. Als een trekker
van gespannen contouren en een
opstapelaar van volle volumen, staat hij
tegenover, allen, behalve Renoir uit
diens beste periode.
Een wonderlijke tragedie van tegen
stellingen, deze vreemde gevoelige
mensch, die zoo geleden heeft tot eigen
verbittering, dat zijn eenzaam en
ongenaakbaar leven wreed werd voor
zich en anderen, maar die, zij het met
tekorten, toch zoo genereus, tegen het
einde steeds grooter, is blijven geven,
geven, ronddeelen zijn beste innerlijk
de ware missie van de kunstenaren,
de eenige waarlijk rijken in deze we
reld I Want zij houden nooit op te
geven.
CONRAD KlCKERT
St Lucas
Tentoonstelling Sted. Museum
S T. Lucas in de vereeniging der
Amsterdamsche Joffers (ik hoop,
dat ze mij dezen verzamelnaam
niet kwalijk nemen). Ik weet wer
kelijk niet hoe St. Lucas er uit zou
zien zonder hun. werken, zonder hun
bedrijvigheid en Amsterdamsen wezen.
DéGouden Medaille voor CobaRitsema
is ongetwijfeld verdiend; deze Ritsema
is een coloriste, zooals haar broer dat
ook kan wezen. Haar kleur is rijk en
met adem, ruimte; zeker in het stil
leven hier ook. Ik zou kunnen ver
volgen met de karakteriseering van de
andere Joffers: Lizzy Ansingh, van
Regteren Altena, maar ik wacht
steeds! op een museum dat ze alle, uit
, allerlei periode op haar best zal laten
zien. Ook dit is iets van het Amster
damsche Museum en daar ze zelven
alleen volgroeid, volledig zijn niet zoo'n
heksenwerk, om eens aan te vatten
en erin te slagen.
Wat is er nog meer? op St. Lucas.
Bescheiden de Ter Weema's; een
portret van Ponsioen, dat óns aan Ket
herinnert enz. de rest.
PLASSCHABRT
De;as: Balletdanseres
M/ECENAS A.V.R.O
riet Jxotteraamscn tooneel,
Opening Tan de nieuwe tooneelzaal
VOOR haar optreden als een
soort Maecenas verdient het
Bestuur van de A.V.R.O. uit
sluitend erkentelijkheid. Zij deed, door
haar initiatief, het uitschrijven van een
prijsvraag, het voortreffelijke drama
tische gedicht ,,De Dijk" van Jan
Engelman ontstaan. Dit was mede
aanleiding voor een invitatie-avond,
met een tooneeluitvoering uit royale
beurs bekostigd, ter gelegenheid van
het in gebruik nemen van de schouw
burgzaal der A.V.R.O.
Het eerste gedeelte was gewijd aan
Engelman's declamatorium ,,De Dijk".
Johanna Diepenbrock heeft een be
schaafde, muzikaal geschoolde, in
alle opzichten gave spreekstem en
dictie. Hoe gaarne hadden wij haar
het gedicht van Engelman hooren
zeggen, vooral nadat wij haar enkele
momenten hadden verstaan '(zonder
volgen van den tekst in het programma)
gedurende een pianissimo van het
uitnemende A.V.R.O. orkest onder
.leiding van Bertus van Lier, den com
ponist van het declamatorium. Op deze
wijze moet een gedicht toch zeker niet
tot een declamatorium verwerkt wor
den. Ging het niet om verzen, die een
begeleiding zouden verkrijgen? Heeft
deze componist niet een algeheele
herschepping betracht van de grond
gedachten van De Dijk", waarin voor
woorden geen plaats meer over bleef ?
Ware dit gedicht niet beter door een
solo (of meerdere afwisselende stem
men) te spreken geweest met muzikale,
eventueel uitvoerige inleidingen en
naspel van ieder gedeelte, terwijl dan
een bescheiden vrij-latend
accompagnement ruimte liet voor de muzikale
spreekstem ? Zóó werd het een moord
op de menschelijke stem, die ons in
schoone beteekenisvolle woorden iets
te zeggen had. Is dit declamatorium
wel in samenwerking van dichter,
componist en declamatrice ontstaan?
Onmogelijk l Dan zou de dichter zich
op het standpunt gesteld moeten
hebben mijn gedicht kan men lezen
van het programma", en de componist
mijn compositie zullen ze hooren
zelfs ten koste van het uitgangspunt l"
En de declamatrice ik onderschik
me geheel aan den componist". Ge
sproken woorden hebben een geheel
andere, veel verstandelijker waarde
dan muziek. Muziek kan woorden aan
vullen, overtreffen wellicht, echter
nooit vervangen.
NA een geanimeerd changement a
vue van concert- tot tooneelzaal,
met een toelichting van den heer
Weitzel, volgde De Vrede" naar
Aristophanes, geestig ofschoon
eenigszins oppervlakkig bewerkt doorMannus
Franken, en men kon aanschouwen ?
welke mogelijkheden het A.V.R.O.
theater biedt, nl. ruimte voor tooneel
en operette van bescheiden afmeting.
De regisseur Van der Vies had van
de beschikbare. ruimte een gunstig
gebruik gemaakt en de juiste gedachte
gehuldigd, dat decor beduidt: plaatsing
van phantasievolle, liefst fraaie, vol
ledige gebruiksrequisieten tegen een
neutralen achtergrond. Een omgeving
vormend, waarin de door het spel bij
de toeschouwers opgewekte fantasie
vrij kan ontstaan en zich bewegen.
Tegen het mooi belichte afsluitende
panoramadoek maakte de geestige
picturale constructie van Limperg een
aangenaam bescheiden effect, terwijl
alles aanwezig bleek, wat het te beelden
spe.1 behoefde. Zijn costumes waren
gedeeltelijk aantrekkelijk, gedeeltelijk
in kleur en lijn rommelig, met name
de groep der boeren.
Albert van Dalsum droeg het spel.
Wij zagen hem in de sappige sterke'
suggestieve rol van den boer Trygaeus.
Verder blonk Frits yan Dijk uit, in de
technisch volkomen beheerschte en
begrepen creatie van Hermes. Terwijl
Louis van Gasteren in het eerste ge
deelte, mede door een goede houding,
uitstekend voldeed.
Totaal onvoldoende bleken de geheel
technieklooze koren van boeren en
arbeiders. In het eerste gedeelte viel
dit reeds op; in het tweede deel bleek
het cathastrophaal, mede door het
contrast met den geheel
zelfstandigstaanden groepsleider met zijn irritante
traditioneele geroutineerde eentonige
losheid. In het tweede deel, na d'.
beteekenisvolle toespraak van Try
gaeus tot de toeschouwers, wanneer
bijna geen tekst van beteekenis mee* '
volgt, is de bedoeling dat een ballet het
inhoudsvolle eerste deel vol actie
afsluit. Nu scheen het tweede deel lang
gerekt. Het koor zong verre van zuiver
en bewoog zich gezamelijk n indivi
dueel miserabel. Het geven van feesten
is moeilijk; het uitbeelden van een
geïmproviseerd volksfeest vereischt on
noemelijk veel voorbereiding en vóór
alles plastisch geschoolde krachten,
dansers en danseressen, zoodat b.v.
de beoogde slotgroepeering uit de
beweging kan ontstaan.
De keuze van Aristophanes'
eeuwigactueele comedie is ondanks alle op
merkingen uiterst gelukkig geweest.
De voor- en nadeelen van de opvoering
zijn een duidelijke'wegwijzer in welke
richting goed modern tooneel te ver
krijgen zou zijn. De regie van Van der
Vies, al heeft hij nief alles beheerscht,
was noch pretentieus, noch zwaar
wichtig. Een verluchting in deze
dagen. Maar er viel meer te bereiken,
vooral wanneer men gesteund wordt
door een voortreffelijke service, zooals
ongetwijfeld bij de A.V.R.O. beschik
baar zal zijn geweest gedurende de
voorbereiding, een groot verschil met
die welke berooide
tooneelgezelschappen veelal aan den spelleider kunnen
bieden. EDUARD VERKADE
Jtvotterdamscne V olksumversiteit,
en de neer duard Verkade
V
Onder bovenstaande» titel
schrijft ons een bestuurs
lid der Itotterdamsche
Volksuniversiteit:
'EROORLOOF mij enkele
kantteekeningen op het artikel Ver
derfelijke prijzenpolitiek" van
den heer Eduard Ver kade in De Groene
van 17 dezer, voor zoover daarin de
Rotterdamsche Volksuniversiteit wordt
gemoeid.
Sedert een aantal jaren ben ik in het
bestuur dier Volksuniversiteit belast
met den opzet van de tooneelseries
telken winter op ons program, samen
met onze secretaresse. Met groote zorg
worden de programma's dier series
samengesteld. Wij richten ons tot de
gezelschappen van wier artistiek kun
nen wij zeker zijn; voor zoover 't ons
noodig dunkt lezen wij de aangeboden
stukken en daarna stellen wij de series,
elk van drie stukken, samen. Tot nu
toe zijn wij daarin vrijwel geslaagd.
Het vertrouwen in onze keuze is
gaandeweg zoo groot geworden dat
telkens, meest binnen enkele uren op
den eersten inschrijvingsdag, de schouw
burgen volledig zijn uitverkocht. D
toegangsprijzen zijn zoodanig berekend
dat de gemaakte kosten zijn gedekt.
Winst behoeft door ons niet te worden
gemaakt. Doch de bij de V.U. betaalde
toegangsprijzen zijn dikwijls hooger
dan die door de gezelschappen op z.g.
couponboekjes worden gevraagd.
De heer Verkade vergist zich aller
eerst als hij meent dat iedere tooneel'
liefhebber in Rotterdam lid is van de
V.U. Voor het grootste deel zijn de
abonné's van de V.U. lieden die voor
heen nooit naar de komedie gingen,
een heel klein deel behoort inderdaad
Degas; Nookt (Coll. Kann)
Degas: CaféBoulevard Montmortre (Mus. Luxembourg)
naat ttu fMi\o*Hisoo
1 /i/c
*
'!r.
l
tot de meer getrouwe bezoekers en,,
op een heel enkele uitzondering na
nemen de meer gegoeden in Rotterdam
aan onze tooneelvertooningen geen
deel, omdat zij ten onrechte
meenen dat de V.U. voor hun klasse
niet is opgezet.
Een tweede vergissing van den heer
Verkade is dat de prijzen aan de gezel
schappen niet als garantiesom,
maar als volledige uitkoop betaald,
te laag zijn. Dezen winter hebben wij
van ? 1700 tot minstens ? 550 aan de
gezelschappen vergoed; alle kosten,
ook de schouwburghuur, waren voor
onze rekening. Ik geloof niet dat de
gezelschappen elders ergens hoogere
honoraria ontvangen.
Alleen voor de afzonderlijke serie
tooneelvoorstellingen voor metaal
bewerkers vergoeden wij ? 350 a ? 400,
doch deze serie omvat eenvoudige
stukken, zonder bijzondere kosten voor
de gezelschappen en meest klein bezet.
De zalen zijn, gelijk reeds opgemerkt,
geheel gevuld. Doch kan men daar
tegen bezwaar hebben omdat de toe
gangsprijzen niet hoog zijn? Elke
directie zou zeker heel graag met onze
toegangsprijzen in vrije voorstellingen
genoegen nemen, als hij op zóó groote
belangstelling kon rekenen.
Inderdaad schijnt op het oogenblik
te Rotterdam het geheele theaterbedrijf
doodgeloopen. Doch de heer Ver kade
weet, zoo goed als wij, dat dit elders
o.a. te Amsterdam net zóó is.
En daar kan hij de V.U. toch geen
schuld geven. Daar ligt de schuld ook
niet.
Nooit voorheen waren bij vrije voor
stellingen de zalen zoo erbarmelijk leeg
als thans. Slechts een heel enkele maal,
zooals onlangs bij het eerste
wederoptreden van Else Mauhs, komt het
publiek in behoorlijken getale op.
Omdat de belangstelling voor het
tooneel is doodgeloopen. Ik zal in het
midden laten of de schuld daarvan niet
óók voor een deel bij de gezelschappen
ligt, welker repertoire lang niet altijd
aan bescheiden eischen voldoet. Mis
schien is het de bioscoop, misschien de
radio, dit is trouwens niet de hoofdzaak.
De V.U. beproeft en zij slaagde
voor haar deel daarin een nieuwe
belangstelling te wekken.
Het Rotterdamsche gemeentebestuur
heeft in het welslagen van dezen
arbeid van de V.U. aanleiding gevonden ?
een commissie van vijf'leden te be
noemen, waarin vier bestuursleden van
de V.U. zitting hebben, om het subsidie
ad ? 6000 dat zij voor 1937 kon beschik
baar stellen te besteden aan goede
tooneelvoorstellingen. En ook thans
slaagde dit werk volkomen. Zes too
neelvoorstellingen voor de jeugd
met zórg gekozen r trokken prop
volle zalen en van het overgebleven
deel van het subsidie zal de commissie
voor arbeiders en kleine midden
standers een serie ineenzetten, te voren
zeker van welslagen. Het geheele
subsidie wordt aldus besteed om be
langstelling te wekken bij nieuwe
groepen tooneelbezoekers en het wordt
daardoor ook inderdaad besteed als
loon voor goeden kunstarbeid.
Waar het mijn bedoeling is de Rotter
damsche V.U tegen des heeren
Verkade's vergissingen te verdedigen, zal
ik op het overige in zijn ongetwijfeld
schrandere betoog niet verder ingaan,
al zou het de moeite kunnen loonen
hem te vragen, waarom hij slechts de
belangen van het theater n die van
zijn bespelers bepleit, maar een derde
groep vergeet: de belangen van het
publiek? .
HENRI DEKKING
H
et verdwenen
Rotterdamscn tooneel,
de Rotterdamscne V OLK.Suniversiteit,
en de neer rlenn JDekkmg
TEN onrechte meent de heer
Dekking, dat ik slechts de
belangen van het theater en die
van zijn bespelers bepleit, maar die
van het publiek vergeet/ Als criticus
kom ik uitsluitend op voor de' kunst,
dat wil dus zeggen voor de primaire
behoefte van het publiek. Immers al
zit men voor een dubbeltje in den
schouwburg, wanneer het gebodene
geen kunst is, wordt men in waarheid
nog bekocht.
Nu is de groote zorg waarmee de
V.U. haar programma samenstelt mij
bekend, en boven allen lof verheven
maar om iets voortreffelijks te kunnen
kiezen moet er iets goeds om uit te
kiezen zijn. En is het nu nooit bij den
heer Dekking opgekomen, dat er wel
eens een phase zou kunnen ontstaan,
waarin niets meer te kiezen valt? Dat
er geen gezelschappen meer econo
misch bestaanbaar blijven, ,,van wier
artistieke kunnen" de heer Dekking
,,zeker kan zijn"? Het moet hem als
bestuurslid van de V.U. toch opvallen,
dat de jaarlijksche keus waarvoor deze
vereeniging zich geplaatst ziet steeds
beperkter is geworden. Wijst hij er
zelf niet op dat het repertoire der
gezelschappen lang niet altijd aan
bescheiden eischen voldoet"? En wat
is het bestuur der V.U. van plan met
haar voortreffelijk georganiseerde,
leidzame publiek te doen, wanneer het
repertoire absoluut niet meer aan be
scheiden eischen kan voldoen?
Vermoedelijk zal zij dan de belang
stelling van het tooneel afwenden naar
een ander gebied. Dit ware haar goed
recht. De V.U. is immers vóór alles een
sociaal-bedoelde vereeniging, en geen
ieder behoorlijk stuk beleeft in Am
sterdam toch minstens tienmaal meer
opvoeringen dan in Rotterdam. Dit
feit wordt noch verklaard door
Rotterdams inwonertal, noch door het op
groeien van een eigen Rotterdamsch
Philharmonisch Orkest, noch door het
verleden van Rotterdam als theater
stad, maar volgens mij door de ont
wikkeling van de V.U. (Hoe zou het
Rotterdamsch Orkest zijn ontstaan,
als de energie van het V.U.-bestuuj
zich ook op muzikaal gebied had
bewogen ?} Het is een bekend feit, dat
buiten de V.U. in Rotterdam practisch
gesproken geen tooneelpubliek in den
schouwburg meer bijeen te krijgen is
(ook al moge dan niet iedere
tooneelliefhebber lid van de V.U. zijn) en dat
een stuk, wanneer het voor de V.U. is
gegeven, in negen van de tien gevallen
voor Rotterdam geheel is afgespeeld.
Hiermee houdt nu de V.U. bij haar
vergoeding geen rekening. De heer
Dekking meent, dat de door de V.U.
betaalde uitkoopsommen hoog zijn,
en dat zijn,zij inderdaad, vergeleken
met.... een provinciestadje. Het is
een ruime vergoeding van de
dagkosten van een gezelschap. Maar
wanneer men hierbij bedenkt, dat door
deze ne of enkele uitkoopen Rotter
dam verder geheel als afzetgebied is
verloren, dan zijn zij vél te laag !
Om een voorbeeld te noemen: twaalf
jaar geleden ontving het Vereenigd
Tooneel voor twee avonden van St.
Joanne in Rotterdam van de V.U. een
zeer ruime uitkoopsom. Maar in tegen
stelling met andere steden kon dit
succes-stuk daarna niet meer in
Rotterdam worden geëxploiteerd. Bij
kunstinstelling. Zij wil goede dingen herhaling was de zaal onvoldoende
zoo goedkoop mogelijk aan alle belang- bezet, hetgeen weer een goed deel der
stellenden brengen. En wij kunnen
voor haar streven dan ook slechts
bewondering hebben, zoolang zij ten
minste van haar machtspositie geen
gebruik maakt om het goede artikel te
goedkoop te willen leveren. Dit klemt
te meer, nu zij van de gemeente,
als ware zij een kunstinstelling die
produceert, een subsidie te verdeelen
kreeg.
Dit is het essentieele punt waarover
de heer Dekking en ik nu lijnrecht van
meening verschillen: betaalt de V.U.
ruimschoots of te weinig voor de door
haar te leveren uitgekochte
kunstontvangen uitkoopsom van de V.U.
inslokte. In Den Haag werd in den
zelfden tijd dit stuk twaalf maal ge
speeld' voor uitverkochte zalen; in
Amsterdam minstens veertig keer voor
dicht bezette huizen.
Zou nu het theaterbedrijf in Am
sterdam en den Haag denzelfden weg
opgaan als in Rotterdam en zouden in
deze steden ook alles-beheerschende
uitkoopvereenigingen ontstaan (parti
culiere of van gemeentewege), die
gelijk de V.U. uitkoopsommen op
dagkosten gebaseerd zouden vergoeden,
dan zou geen of hoogstens n
tooneeluitingen? Betaalt zij inderdaad ruim- gezelschap in Nederland kunnen blijven
? i . t ? _ _ H ! ._ ^ f -^ 10 ._.^._ ._. 1 ^ lh AM^lh 4t _ ^^ Jfc ? ? fl tl*4fe 4k«%«* A«B&4h«* * f** M J*VA*« *VMI« .
schoots, dan is alles in orde. Betaalt
zij te weinig, dan gaat dit niet alleen
ten koste van het theaterbedrijf en zijn
bespelers, maar in dezen tijd van
economischen nood van deze beide,
direct ten koste van de kunst zelf.
Volgens den heer Dekking betaalt de
V.U. ruimschoots,' omdat zij een groo
tendeels nieuw, eigen publiek heeft
verworven, dat voorheen nooit naar de
comedie ging, en omdat zij hooge uit
koopsommen betaalt. Maar hij verliest
daarbij uit het oog, dat ook in de
andere steden in vrije tooneelvoor
stellingen het publiek vrijwel Uitslui
tend bestaat uit categorieën, die
vroebestaan. De uitkoopvereenigingen zou
den zich dan misschien gedwongen
voelen zelf een gezelschap te gaan
exploiteeren, en het eerste wat zij dan
zouden moeten herzien was.... de
prijzenpolitiek. De abonnés van de
uitkoopvereenigingen zouden dan n.l.
hun deel moeten betalen, niet alleen in
de dagkosten, maar ook in de
algemeene voortbrengkosten, die het ma
ken van een kunstwerk nu eenmaal
inhoudt. ?;
We kunnen dus zeggen: momenteel
is Rotterdam als een provinciestad
bespeelbaar n of enkele malen met
ieder goed stuk, doch wanneer ook de
ger den schouwburg niet bezochten, overige twee groote steden zich de luxe
zouden permitteeren een provinciestad
op tooneelgebied te worden, dan zou
het met de tooneelspeelkunst in Neder
land gedaan zijn. En dus kan de V.U.
het ons niet kwalijk nemen, dat wij den
Rotterdamschen gang van zaken aan
Amsterdam en den Haag waarschu
wend voor oogen stellen. Zouden deze
steden denzelfden weg bewandelen als
Rotterdam, dan ware het Rotterdam
sche V.U.-publiek, dat op hun export
artikel is aangewezen, direct mede
de dupe.
EDUARD VERKADE
Wie zal ooit uitmaken welk deel der
abonné's van de V.U. te Rotterdam,
zonder het bestaan van deze vereeni
ging, vrije tooneelvoorstellingen in den
schouwburg zou bezoeken? Volgens
mij een niet onaanzienlijk deel. Immers,
ten onrechte meent de heer Dekking,
dat het theaterbedrijf in Amsterdam
net zoo is vastgeloopen" als in
Rotterdam. In Amsterdam wordt avond
aan avond in minstens een viertal
schouwburgen tooneelgespeeld, het is
de stad waar een zestal gezelschappen
hun voorstellingen voorbereiden en
l
l
PAG. 10 EN II DE GROENE N* ll»4