Historisch Archief 1877-1940
_ Li-
o.CHATEAUX EN ESPAGNE
't.
»J
Mr. M. Kcmn
IN De Groene Amsterdammer van i Mei gaf de
heer Kreveld, die in de gelegenheid was zich als
Nederlandsch journalist ter plaatse te oriën
teer en, een beschouwing over den Spaanschen
Burgeroorlog, waarin hij liet uitkomen welke rol
Engeland naar zijn meening in het Spaansche con
flict speelde. Engeland zou er naar streven een
beslissing in den stiijd op het slagveld ondoenlijk
te maken en tegelijkertijd verhinderen, dat de
fascistische helpers, Hitler en Mussolini, de onaf
hankelijkheid van Spanje ernstig in gevaar zouden
kunnen brengen. Het Foreign Office zou op een
wapenstilstand in Spanje aansturen, in het geheim
reeds met .behulp van bevriende
Zuid-Amerikaansche regeeringen een diplomatieke actie zijn
begonnen en het zou achter Chur chili's fantastisch
zes-jarenplan staan om er met behulp van een
internationaal toezicht, weer een ordentelijke en
onafhankelijke regeer ing in te stellen.
Welk een schoone droomen ! Maar het blijven
met dat al toch nog droomen, luchtkasteelen....
De heer Kreveld gaat uit van de redeneering, dat
het kan gelukken, het nationaal gevoel te laten
zegevieren over de politieke geschillen en de offi
cieren, met een beroep op hun vaderlandsch eer
gevoel los te weken" van Franco. Hij ziet in clerus
en kapitaal bewuste machten die Franco tegen
het ware belang van Spanje voor hun wagen
spannen en opzettelijk Duitschen en Italiaanschen
steun binnenhalen. En hij onderscheidt twee fazes
in den Spaanschen strijd: eerst is er de strijd tusschen
fascisten en anti-fascisten; daarna, toen het
buitenlandsche fascisme te hulp moest komen, kwam pas
de aanslag van Duitschland en Italiëop Spanje's
onafhankelijkheid.
HET komt mij voor dat deze gezichtspunten niet
de 'werkelijkheid weergeven. Met alle respect
voor de overtuiging, die onze briefschrijver zich ter
plaatse heeft gevormd, zij het mij vergund in dit
verband op te merken, dat deze vraagstukken buiten
Spanje beter te overzien zijn dan in Spanje. Wat
men op het tooneel van den strijd beter kan
concipieeren zijn theoretische beschouwingen over het
strategisch verloop, om nog te zwijgen van actueele
verslagen over de oorlogsgebeurtenissen. Maar het
politiek verband raakt daar zoek. Het is te inge
wikkeld en te verward. Het is slechts van een afstand
te overzien, evenals een streek lands die zich, van
uit een vliegtuig bekeken, in al zijn omtrekken en
verdeelingen duidelijk zichtbaar onder u ontrolt.
Om met het laatste te beginnen: er teekenen zich
volstrekt niet twee fazes in den strijd in Spanje af.
Wel is de Duitsch-Italiaansche hulp althans de
hulp in 't groot met vele manschappen pas iets
later begonnen. Maar dat was daardoor veroorzaakt,
dat de fascisten een strategische misrekening hadden
gemaakt. De militaire Junta had gedacht dat met
n slag de bordjes verhangen konden worden en zij
had op geen ernstigen tegenstand gerekend. Toch
kreeg zij het garnizoen van Madrid niet mee. Dit
bood weerstand tegenover de rebelleerende officieren.
Maar dat neemt niet weg dat er reeds in het begin
en zelfs lang daarvoor, zooals door de bekende
vliegtuigentransacties bewezen wordt hechte
samenwerking bestond, tusschen Franco en Mola
en het Italiaansche en Duitsche fascisme.
Overigens is de mentaliteit der rebelleerende
Spaansche militairen waarschijnlijk belangrijker
dan de afspraken met Mussolini en Hitler en het
belang dat het buitenlandsche fascisme in den
Spaanschen burgeroorlog stelt. Juist deze kant van
de zaak ziet de heer Kreveld, naar ik aanneem, wel
wat simplistisch. Ik geloof niet aan de mogelijkheid
om, met een beroep op hun vaderlandsliefde, Franco's
officieren los te weken". Rebellie tegen de rebellie
kan hier en daar voorkomen. In de verschrikkingen
van den oorlog komt bijna steeds wel eens ergens
een muiterij of verzet tegen de krijgstucht voor.
Maar het is een psychologische misvatting, aan
te nemen, dat de rebelleerende officieren en masse
van houding zouden kunnen veranderen?althans
zoolang zij nog niet totaal verslagen zijn. Dit mag
cynisch klinken, maar eenig scepticisme is in deze
zaken niet misplaatst. .
Het beroep op de vaderlandsliefde der Spaan
sche militairen is een zwak argument. De mensch
gelooft nu eenmaal graag dat, wat hij zich
zelf als juist inpraat. Men moet er niet op rekenen
v»n vaderlandsliefde blakende fascisten met vader
landslievende argumenten te kunnen winnen voor
tegengestelde inzichten. Hoewel de geheele be
schaafde wereld het moedwillig in brand schieten
van boerendorpen en het uitmoorden der burger
bevolking met afschuw veroordeelt en dubbel
veroordeelt omdat landgenoot tegen landgenoot
vecht zal toch de fascist zich van beschuldigingen
en zelfverwijten vrijpleiten met de motiveering dat
het nu eenmaal noodzakelijk was zóó op te treden
ter bereiking van het Doel. Conclusie: het is het
fascisme dat moet worden bestreden. Want zonder
het ingrijpen van het buitenlandsche fascisme zou
de Spaansche burgeroorlog reeds lang tot het ver
leden behooren. Maar wie deze conclusie aanvaardt,
stelt zich meteen partij in den burgeroorlog. Zij het
in theorie en zij het met verschil van waardeer ing
voor de middelen die de Spaansche anti-fascisten
gebruiken om de onafhankelijkheid van hun vader
land te bewaren.
INDERDAAD zoolang de internationale poli
tiek niet den moed schept om het fascisme als
zoodanig aan te pakken, zoolang de diplomatieke
kabinetten nog vasthouden aan de fictie dat de
wereld tolerant behoort te wezen en dat daarom de
fascisten zich niet moeten bemoeien met andermans
zaken en wij (of de Engelschen, of de Franschen, of
wie ook) ons niet moeten bemoeien met wat de
fascisten willen, zoolang is Europa niet veilig. Het
fascisme bemoeit zich juist van beginsel met een
andermans zaken. En wij mogen niet rusten voordat
deze dwaalleer, dit geweld-katechisme, vernietigd is.
Maar ziet het er op dit oogenblik naar uit dat de
groote politiek zich met deze vraagstukken zal bezig
houden ? Binnenkort komt te Genève de Volkenbond
weer bijeen, in bijzondere zitting. De hoofdschotel
van het programma zal waarschijnlijk de toelating
van Egypte zijn, dat bezig is de laatste resten van
een protectoraats-status af. te schudden en als gelijke
onder de mogendheden zijn intrede te Genève wil
doen. Maar afgezien van dit niet zeer opmerkelijke
officieele programma, zullen de besprekingen
tusschen de daar verzamelde diplomaten wel thema's
van meer belang aanroeren. Voorop natuurlijk: de
£"
s
Het oordeel van Kari Barth
Spaansche kwestie. Maar zal er eenig uitzicht op
bestaan, dat er met energie naar gestreeft zal worden
om aan het bloedvergieten een einde te maken ?
Neen. Zoolang men nog niet het fascisme durft
aanpakken en dat durft men nog niet blijven
alle plannen te dien opzichte niets dan
luchtkasteelen. Het kan niet anders. Er is dan ook
geen enkele reden om aan te nemen dat Engeland
op een wapenstilstands-actie aanstuurt, zoolang
het niet bereid is scherper tegen het fascisme
op te treden.
Intusschen is n ding mogelijk: dat in Spanje
zelf de beslissing valt. Niet door een onbeslisten strijd,
maar door een beslissing in den krijg. Daarbij is de
houding der mogendheden nog wel van eenig belang,
maar volstrekt niet van primair belang. Een over
winning van Franco zal een schijnoverwinning
beteekenen, zoo al geen Pyrrhusoverwinning. Want
het schijnt wel uitgesloten dat het plan nog kan
worden uitgevoerd om van Marokko een Duitsche
voorpost en van Spanje een Italiaansche kolonie te
maken. Een nederlaag van Franco, of een langzaam
doodbloedend verloopen van zijn actie, zal dan
misschien tot een breuk tusschen zijn officieren en
de Italiaansche en Duitsche militairen leiden.
Het is zeer goed mogelijk dat dan ook buiten
Spanje het fascisme een doodelijken knauw krijgt.
Maar ook dit is nog lang niet bereikt. Evengoed
hooren deze speculaties in het rijk der Chateaux en
Espagne als de uitwijdingen over een mogelijken wa
penstilstand onder diplomatieken druk van buiten.
Het valt niet te ontkennen, dat de geheele
noninterventiè-politiek, en speciaal de houding van
Engeland, er op gericht is om zoo mogelijk tot een
wapenstilstand te kunnen komen. Maar deze moge
lijkheid bestaat nog niet, nog lang niet. In Spanje
zelf is de verbittering er te groot voor. De fascistische
regisseurs voelen dat hun prestige er mee gemoeid is.
Zij zullen nooit van zelf abdiceeren. En tegen hen
optreden, dat is iets waartoe men niet wil overgaan.
Neen, het is nog onbegonnen werk. Laat ons
de zaken zien, zooals zij zijn. Pas door het juiste
inzicht zullen wij komen tot het besluit wat er dan
wél gedaan moet worden.
Maar dat is een ander chapiter.
iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii umi iiiitiHiiitiiiiiiiiiiiitiiiiii minimin» ,
I3L VAN DEM OVERVLOED
Jan Engelman
Tl TU dezer dagen in ons land veler oogen
/ Y op de Groepbeweging, ook wel
Oxfordbeweging genaamd, of
Buchmanbeweging naar haar stichter en leider, den
Amerikaansche theoloog Dr. Frank
Buchman, nu in Utrecht een zeer groote bijeen
komst zvordt gehouden, onder leiding van het
internationale team en onder de zinspreuk
Nieuw-Nederland loopt van stapel", zou het
voor de hand liggen, dat ook De Groene
Amsterdammer*' een of meer artikelen aan dit
merkwaardige revival" wijdde. Aangezien wij
echter nog vrij kort geleden, (in ons nummer van
2$ Januari 1936) in vier artikelen van de hand
van competente medewerkers, licht over dit
geestelijk verschijnsel lieten schijnen, kunnen wij
volstaan met de publicatie der stellingen, waarmee
.de bekende Zwitsersche theoloog dr. Karl Barth
zijn onderzoek besluit, dat hij in de serie Evan
gelische Theologie" aan deze groepbeweging
gewijd heeft. De canis- domjni", de waakhond
des Heeren", zooals Karl Barth zichzelf noemt,
formuleert daarin op de hem eigen wijze een
aantal bezwaren tegen de Oxford-beweging.
1. Hij eert God niet, wie meent met Gods zaak
als met zijn eigene te kunnen omgaan.
De Groepbeweging overschrijdt deze grens
bewust en principieel niet allén zij, maar
óók zij en daarom zal men tusschen haar en
de Christelijke kerk moeten kiezen.
2. Tot de verantwoordelijkheden, die nooit los
gelaten mogen worden, behoort ook die voor den
dienst der Christelijke kerk en dat deze om de
eere Gods en der wille van de vrijheid en zuiver
heid van het gelcof zuiver en ordelijk geschiede.
Naar het resultaat van dezen dienst kan ik
niet vragen en zeer zeker niet onder het
gezichts. punt, dat dit resultaat in wonderbare zichtbare
werkingen moet bestaan. Of ik vertrouw h
Woord van God daarin, dat het, nu eens zicht
baar, dan weer onzichtbaar maar in alle
gevallen zijn werk doet, f ikvertrouw daarop
niet:
3. Dit echter weet ik, dat de oprichting van dezen
tooverberg van louter wereldlijke gewichtigheden
met het geloof, met het gebed, met de hoop, met
de Boodschap der Christelijke kerk niets van
doen heeft, dat de kerk door de Groepbeweging in
dit opzicht slechts gecompromitteerd kan worden.
4. Krachtens deze boodschap is Jezus Christus
het doel en de weg tot het doel.
De weg der Groepbeweging is niet Jezus
Christus, maar de zoogenaamde veranderde
mensch en wat deze van zichzelf te vertellen
weet. Kan Christus dan het doel zijn? Ik zie
hier geen aanvulling, ik zie hier tegenspraak.
5. De Groepbeweging prijst Gods hulp al te
rijkelijk, dan dat het geloofwaardig ware, dat
hier werkelijk Gods hulp geprezen wordt.
Zoolang dit niet ophoudt, kan naar eerlijke
overtuiging niet toegegeven worden, dat de Kerk
n de Groep in verschillenden vorm hetzelfde,
bedoelen en langs verschillende wegen hetzelfde
willen. Maar hoe zou dat anders worden? ,De
Groep zou ophouden Groep te zijn.
6. Een beweging als de Groepbeweging kan als
jongste poging van dezen tijd om het Christen
dom wereldsch, mysterieloos, dat is, ongeestelijk
te maken, er niet toe leiden, de Kerk tevernieuwen.
Zij zou veeleer, als de Kerk haar niet zou
weerstaan, haar in den grond ruïneeren.
De Kerk heeft zich door de Groepbeweging
niets te laten zeggen, dan dit, dat zij nu eerst
recht Kerk zijn en worden moet.
iiitiiiniiiniiiiiiii
mniiiiiMiHiniiiiiiiniiiniiiiiiinniiiii
niniiiiiiitiiiiiitiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii
liet drijf werk van Adam
en t'hrlstiaan van Vianen
WIJ hebben het allemaal een beetje geloofd,
wat de cultuurbespiegelaars niet de baar
den en de aposteloogen, wat de kunstnijve
ren van den stijl rectiligne ons jaar en dag hebben
voorgehouden. Soberheid, zeiden ze, innerlijkheid....
De kunstenaar in een school voor wijsbegeerte. De
tijd is zus en zoo, dus mogen we niet meer dit of dat.
Het ornament is uitgeleefd, we dienen streng te zijn,
we zoeken naar de nieuwe bewustwording", en
zoo meer.
Het was allemaal zeer edel, maar was het ook
eigenlijk niet 'n beetje hypocriet ?
Was het niet de waarheid, dat de vaardigheid van
de hand verdwenen was, dat de heeren niet konden
wat ze zeiden niet te mogen?
Wie eerlijk beschouwt wat er vroeger gemaakt
werd, op het stuk van huisraad en van voorwerpen
die het leven versierden, en dit vergelijkt met
hetgeen ons thans in de kamers wordt gezet en in
de vingers wordt gespeeld, ontkomt niet aan sombere
gedachten. Er is een enorm kapitaal van kunst
vermogen, van handvaardigheid, van liefde voor
het edele materiaal en zijn mogelijkheden, van zin
voor het geestige ornament en het kernachtige
detail, opgemaakt, verdaan, verdwenen, op 'n
doodenkele uitzondering na. Er is een groote armoede
over de wereld gekomen. De kunstenaars, de
artisans, zijn niet knap" meer. Ze zeggen, dat dit
niet noodig is, dat de waarden der kunst ergens
anders in zitten, en ze hebben natuurlijk gedeeltelijk
gelijk, maar ook gedeeltelijk schandelijk ongelijk.
Omdat zij het materiaal niet meer beheerschen, en
vooral omdat zij niet meer teekenen, niet meer
ontwerpen kunnen, trachten zij stijlen te
construeeren die op de strengste" perioden lijken en
waarin het verband met den natuurvorm afwezig is
of uiterst zwak. Niemand die zoozeer overtuigd is
als ik van de historische noodzakelijkheid van al
hetgeen wij in de plastische kunsten hebben gezien,
sinds het impressionisme ontstond, maar ook
niemand die zoozeer als ik overtuigd is van de
dringende noodzakelijkheid om de plastische kun
sten te vernieuwen, te redden, door een geduldige
natuurstudie, door eindeloos veel teekenen van
wat het oog ziet.
Ga naar de monumenten kijken die in de stad
Amsterdam verrezen. Is het eigenlijk geen serie
verbijsterende belachelijkheden? Dat van
Heutszmonument, waarvan een overbodig aquaduct is
gemaakt met onbehouwen muren van baksteenen,
die Adema van Scheltema-bak, waarin het water
sijpelt uit een zinken pijpje, in een pols bevestigd
(wat een verheven symboliek!), of die stele met
het monsterlijk gestyleerde hoofd van Heyermans
in het Leidscheboschje (en dat is dan van den
beroemden beeldhouwer Mendes da Costa!). Welk
een hartverscheurende leelijkheid, links en rechts
en overal.
Een enkel vrouwtje van Kogan is meer waard.
HET zilveren vaatwerk van den Utrcchtschcn
edelsmid Adam van Vianen is uit een tijd toen
er weinig gepraat werd, maar het zien van de wereld
en haar realiteit voor den kunstenaar een onop
houdelijk blijde ontdekking was. De styleeringen"
hadden een basis: ze waren eigenlijk niet anders
dan het vastleggen van de gewichtige momenten der
antieke mythologie. Men kan de vraag stellen, -of
ooit, hier in het Noorden, de emblemen der
Fenaissance, of ooit het humanisme wezenlijk tot
natuur" is geworden. De belangrijkste schilder
kunst uit onzen gouden tijd laat het romaansche
idealiseeren los, zij is een teeder of een bitter rea
lisme, een werkelijkheidsmystiek waar de toppen
worden bereikt. Bij een figuur als Vondel, hoewel
zuidelijk" van bloed, hoewel in zijn overvloedige
versvaardigheid naar geest en vorm afwijkend van
de Hollandsche soberheid, is het hanteeren der
Antieken een edele assimilatie, tenslotte. Maar hoe
dan ook, er was een rijkdom van inspiratie, een
Jacob Stodel
ANTIQUITEITEN
verplaatst van ROKIN128 naar:
ROKIN 70
h -i
MG. 4 DE GROENE N..3I17
rijkdom van vormen, op ieder gebied. De motieven
waren zinrijk, zij hadden achtergrond, ook bij de
Italianisanten. Men kende het vak, door en door,
en men was veel universeeler van geest dan de
meeste kunstbeoefenaars van heden, want van den
uomo universale" der Renaissance had men, ook in
Holland, prachtige typen: werkelijke grandseigneurs.
Er zal nog wel eens een tijd komen, dat men het
werk der Romanisten en Manieristen, dat men de
werken van Utrechtsche meesters als Anthonie van
Blocklandt van Montfoort, van den prachtigen
Joachim Wttewael, van de Bloemaerts, Hendrick
ter Brugghen, Theodoor van Baburen, Gerard
Honthorst, Van Poelenburgh en Moreelse op de
juiste waarde leert schatten. Makkelijker schijnt
men waardeering te vinden voor het werk der
Utrechtsche zilversmeden. Amsterdam heeft zijn
Lutma gehad, Utrecht had zijn familie Van Vianen1)
en zij waren artisans wier werk tot het beste be
hoort dat in Europa op dit gebied is gemaakt.
Een tentoonstelling in het Centraal Museum te
Utrecht heeft pas een interessanten kijk gegeven
op dien tijd en zijn rijke inspiratie. Wie kunst
historische bijzonderheden wenscht, raadplege de
artikelen van Jonkvr. C. H. de Jonge en Dr. Pit in
Oud-Holland". Wat mij doet schrijven is het
verwerven, door den kunsthandel A. Vecht te
Amsterdam, van twee voortreffelijke stalen uit de
collectie Rothschild, die te Londen zijn geveild.
Adam van Vianen, die zijn vaderstad trouw bleef,
is de erkende primus van de familie. Het kleine
zoutvat is in den voet voluit geteekend: Ao. 1624
A. de Viana fee. Het heeft waarschijnlijk behoord
tot den inventaris van het Goudsmedengilde te
Amsterdam. De veilingcataloog schrijft echter het
groote zoutvat toe aan Christiaan van Vianen, en
dat heeft grond van waarschijnlijkheid. Het is veel
rijker en barokker van mascarons voorzien dan het
kleine, maar het draagt tenslotte het meesterteeken
met de in elkaar gestrengelde letters dat Adam
vaak gebruikte, naast het Utrechtsche wapen en
een merk dat niet te ontcijferen is. Heeft dit laatste
bij de toeschrijving den doorslag gegeven? Had
Christiaan het recht, het meesterteeken van zijn
vader te voeren ? Het kan bijna niet anders, want
de stijl van het groote zout vat verschilt aanmer
kelijk van dien van het kleine.
AFGEZIEN van die kwesties: welk een overvloed
is hier gegeven, overvloed die niets heeft van
toevalligheid, maar die beheerscht bleef door de
groote kunde van de hand en door het vaste
realiseeren van den gekozen vorm.
Vermoedelijk smolt zoo'n zilversmid zilveren
munten tot een blok (vandaar dat de kleur der
stukken dikwijls uiteenloopt) en daarin dreef hij
met den hamer zijn vormen. Men moet zich voor
stellen, welk een vastheid van hand dit vroeg, welk
een moeite om de conceptie niet te schaden. Waar
het hem gewenscht voorkwam werden de partijen
fijn geciseleerd en de groote stukken werden ten
slotte op elkaar gemonteerd.
Zij staan daar nu als de eeuwig frissche getuigen
van een lust tot leven, tot schoonheid, tot versiering,
die ons als een sprookje voorkomt. Doelmatigheid
is hier geen vraag, het aanbieden van het zout is
opgevoerd tot een liturgische handeling, waarvan
de beteekenis geestelijk is. Slechts bij enkele mo
derne kunstenaars vindt' men deze liefde voor
het speelsche ornament terug: bij Erich Wichman
soms, bij Karel de Nerée tot Babberich.
Het kleinste vat heeft den mooisten hoofdvorm.
Een vrouwefiguur zit op een schelp, die door een
zeemonster wordt getorst. De cuppa wordt gedragen
door het hoofd van de vrouw, die het haar vol heeft
met schelpen, schaaldieren, zeesterren en kristallen,
en door de staart van het beest. Prachtig is het
vrouwelijf gemodelleerd, van een gave harmonie
zijn alle verhoudingen. Aan den achterkant zien
we twee trekkebekkende duiven, zoodat het zoutvat
wellicht als een huwelijksgeschenk bedoeld is
geweest.
Het andere vat, 2J1/* centimeter hoog, is veel
rijker, barokker, het bestaat a.h.w. geheel uit
ornament, dat als water vloeit. Een Neptunus staat
in een open schelp, die aan de voorzijde overgaat
in een triton, die op zijn kinkhoorn blaast. Het
hooge voetstuk is driekant i g en vindt zijn basis in
drie groote zeeslakken. Die aan den voorkant
worden bereden door een zeemeermin en een
zeemeerman (Zie de illustratie),
Alle details zijn bewonderenswaardig gedreven
en geciseleerd, met de uiterste zorg, maar het meest
verrassende is wel, dat het kunstwerk bij die sterke
detailleering toch zoo uitnemend de algemeene
idee van vloeien en stroomen uitdrukt. Wie het
PAG. 5 DE GROENE No. 3127
T
.«?V/
Boven: Zilveren
zoutvat van Chris
tiaan van Vianen,
uitdecollectie Roth
schild in Londen
geveild en voor een
Nederlandschen
verzamelaar aan
gekocht.
(Kuntthandel Vecht;
foto Eva Besn/ö).
Onder: Ets, voor
stellende Adam van
Vianen, uitgevoerd
? door zijn zoon
Christiaan.
(Prentenkabinet).
met overgave bekijkt, wie het met de oogen lief
koost, voelt zich opgenomen in een vloed, een zilten
vloed, wielend en kolkend, zwaar beladen met
schaaldieren, wieren, slib en schuim. Die suggestie
is meesterlijk volgehouden en zoo is dit zilveren
vat, wel zeer, een vat dat hier, door een meester
uit de lage landen bij de zee, moest' worden ge
maakt. Wat de zee ons aan rijkdom gaf is aange
wend om den schoonen rijkdom van de zee uit te
drukken. En men denkt aan dat andere
Hollandsche kunstwerk, dat zoo morgenfrisch het leven
van die oneindige wielingen vasthield, aan de zilte
passage uit Gorter's ,,,Mei":
Blauw dreef de zee, het water van de zon
Vloot pas en frisscher uit de gouden bron,
Op woel'ge golven, die zich lieten wasschen
En zalven met zijn licht, uit open plassen
Stonden golven als witte rammen op,
Met trossen schuim en horens op den kop.
Maar in zijn rand verbrak de zee in reven
Telkens en telkens weer, er boven dreven
Als gouden bijen wolken bij het blauw}
Duizende volle mondjes bliezen dauw
En zout in ronde droppen op den rand
Van roodgelipte schelpen, van het strand
De bloemen, witte en gele als room en rood1
Als kindernagels, en gestreepte,
loodBlauw. als een avondlucht bij windgetij.
Kinkhorens murmelden hun melodij
Overdaad schaadt.
Maar niet de overvloed, die gehouden wordt
in-de-hand.
Onze schraalheid kan van de overvloedigen heel
wat leeren.
1) Adam van Vianen, zijn broer Paulus en zijn
zoon Christiaan. De zoon van Paulus, die den
voornaam van zijn vader droeg, en omstreeks 16x3
te Praag werd geboren, is weer als schilder bekend.