De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 8 mei pagina 3

8 mei 1937 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

_ Li- o.CHATEAUX EN ESPAGNE 't. »J Mr. M. Kcmn IN De Groene Amsterdammer van i Mei gaf de heer Kreveld, die in de gelegenheid was zich als Nederlandsch journalist ter plaatse te oriën teer en, een beschouwing over den Spaanschen Burgeroorlog, waarin hij liet uitkomen welke rol Engeland naar zijn meening in het Spaansche con flict speelde. Engeland zou er naar streven een beslissing in den stiijd op het slagveld ondoenlijk te maken en tegelijkertijd verhinderen, dat de fascistische helpers, Hitler en Mussolini, de onaf hankelijkheid van Spanje ernstig in gevaar zouden kunnen brengen. Het Foreign Office zou op een wapenstilstand in Spanje aansturen, in het geheim reeds met .behulp van bevriende Zuid-Amerikaansche regeeringen een diplomatieke actie zijn begonnen en het zou achter Chur chili's fantastisch zes-jarenplan staan om er met behulp van een internationaal toezicht, weer een ordentelijke en onafhankelijke regeer ing in te stellen. Welk een schoone droomen ! Maar het blijven met dat al toch nog droomen, luchtkasteelen.... De heer Kreveld gaat uit van de redeneering, dat het kan gelukken, het nationaal gevoel te laten zegevieren over de politieke geschillen en de offi cieren, met een beroep op hun vaderlandsch eer gevoel los te weken" van Franco. Hij ziet in clerus en kapitaal bewuste machten die Franco tegen het ware belang van Spanje voor hun wagen spannen en opzettelijk Duitschen en Italiaanschen steun binnenhalen. En hij onderscheidt twee fazes in den Spaanschen strijd: eerst is er de strijd tusschen fascisten en anti-fascisten; daarna, toen het buitenlandsche fascisme te hulp moest komen, kwam pas de aanslag van Duitschland en Italiëop Spanje's onafhankelijkheid. HET komt mij voor dat deze gezichtspunten niet de 'werkelijkheid weergeven. Met alle respect voor de overtuiging, die onze briefschrijver zich ter plaatse heeft gevormd, zij het mij vergund in dit verband op te merken, dat deze vraagstukken buiten Spanje beter te overzien zijn dan in Spanje. Wat men op het tooneel van den strijd beter kan concipieeren zijn theoretische beschouwingen over het strategisch verloop, om nog te zwijgen van actueele verslagen over de oorlogsgebeurtenissen. Maar het politiek verband raakt daar zoek. Het is te inge wikkeld en te verward. Het is slechts van een afstand te overzien, evenals een streek lands die zich, van uit een vliegtuig bekeken, in al zijn omtrekken en verdeelingen duidelijk zichtbaar onder u ontrolt. Om met het laatste te beginnen: er teekenen zich volstrekt niet twee fazes in den strijd in Spanje af. Wel is de Duitsch-Italiaansche hulp althans de hulp in 't groot met vele manschappen pas iets later begonnen. Maar dat was daardoor veroorzaakt, dat de fascisten een strategische misrekening hadden gemaakt. De militaire Junta had gedacht dat met n slag de bordjes verhangen konden worden en zij had op geen ernstigen tegenstand gerekend. Toch kreeg zij het garnizoen van Madrid niet mee. Dit bood weerstand tegenover de rebelleerende officieren. Maar dat neemt niet weg dat er reeds in het begin en zelfs lang daarvoor, zooals door de bekende vliegtuigentransacties bewezen wordt hechte samenwerking bestond, tusschen Franco en Mola en het Italiaansche en Duitsche fascisme. Overigens is de mentaliteit der rebelleerende Spaansche militairen waarschijnlijk belangrijker dan de afspraken met Mussolini en Hitler en het belang dat het buitenlandsche fascisme in den Spaanschen burgeroorlog stelt. Juist deze kant van de zaak ziet de heer Kreveld, naar ik aanneem, wel wat simplistisch. Ik geloof niet aan de mogelijkheid om, met een beroep op hun vaderlandsliefde, Franco's officieren los te weken". Rebellie tegen de rebellie kan hier en daar voorkomen. In de verschrikkingen van den oorlog komt bijna steeds wel eens ergens een muiterij of verzet tegen de krijgstucht voor. Maar het is een psychologische misvatting, aan te nemen, dat de rebelleerende officieren en masse van houding zouden kunnen veranderen?althans zoolang zij nog niet totaal verslagen zijn. Dit mag cynisch klinken, maar eenig scepticisme is in deze zaken niet misplaatst. . Het beroep op de vaderlandsliefde der Spaan sche militairen is een zwak argument. De mensch gelooft nu eenmaal graag dat, wat hij zich zelf als juist inpraat. Men moet er niet op rekenen v»n vaderlandsliefde blakende fascisten met vader landslievende argumenten te kunnen winnen voor tegengestelde inzichten. Hoewel de geheele be schaafde wereld het moedwillig in brand schieten van boerendorpen en het uitmoorden der burger bevolking met afschuw veroordeelt en dubbel veroordeelt omdat landgenoot tegen landgenoot vecht zal toch de fascist zich van beschuldigingen en zelfverwijten vrijpleiten met de motiveering dat het nu eenmaal noodzakelijk was zóó op te treden ter bereiking van het Doel. Conclusie: het is het fascisme dat moet worden bestreden. Want zonder het ingrijpen van het buitenlandsche fascisme zou de Spaansche burgeroorlog reeds lang tot het ver leden behooren. Maar wie deze conclusie aanvaardt, stelt zich meteen partij in den burgeroorlog. Zij het in theorie en zij het met verschil van waardeer ing voor de middelen die de Spaansche anti-fascisten gebruiken om de onafhankelijkheid van hun vader land te bewaren. INDERDAAD zoolang de internationale poli tiek niet den moed schept om het fascisme als zoodanig aan te pakken, zoolang de diplomatieke kabinetten nog vasthouden aan de fictie dat de wereld tolerant behoort te wezen en dat daarom de fascisten zich niet moeten bemoeien met andermans zaken en wij (of de Engelschen, of de Franschen, of wie ook) ons niet moeten bemoeien met wat de fascisten willen, zoolang is Europa niet veilig. Het fascisme bemoeit zich juist van beginsel met een andermans zaken. En wij mogen niet rusten voordat deze dwaalleer, dit geweld-katechisme, vernietigd is. Maar ziet het er op dit oogenblik naar uit dat de groote politiek zich met deze vraagstukken zal bezig houden ? Binnenkort komt te Genève de Volkenbond weer bijeen, in bijzondere zitting. De hoofdschotel van het programma zal waarschijnlijk de toelating van Egypte zijn, dat bezig is de laatste resten van een protectoraats-status af. te schudden en als gelijke onder de mogendheden zijn intrede te Genève wil doen. Maar afgezien van dit niet zeer opmerkelijke officieele programma, zullen de besprekingen tusschen de daar verzamelde diplomaten wel thema's van meer belang aanroeren. Voorop natuurlijk: de £" s Het oordeel van Kari Barth Spaansche kwestie. Maar zal er eenig uitzicht op bestaan, dat er met energie naar gestreeft zal worden om aan het bloedvergieten een einde te maken ? Neen. Zoolang men nog niet het fascisme durft aanpakken en dat durft men nog niet blijven alle plannen te dien opzichte niets dan luchtkasteelen. Het kan niet anders. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat Engeland op een wapenstilstands-actie aanstuurt, zoolang het niet bereid is scherper tegen het fascisme op te treden. Intusschen is n ding mogelijk: dat in Spanje zelf de beslissing valt. Niet door een onbeslisten strijd, maar door een beslissing in den krijg. Daarbij is de houding der mogendheden nog wel van eenig belang, maar volstrekt niet van primair belang. Een over winning van Franco zal een schijnoverwinning beteekenen, zoo al geen Pyrrhusoverwinning. Want het schijnt wel uitgesloten dat het plan nog kan worden uitgevoerd om van Marokko een Duitsche voorpost en van Spanje een Italiaansche kolonie te maken. Een nederlaag van Franco, of een langzaam doodbloedend verloopen van zijn actie, zal dan misschien tot een breuk tusschen zijn officieren en de Italiaansche en Duitsche militairen leiden. Het is zeer goed mogelijk dat dan ook buiten Spanje het fascisme een doodelijken knauw krijgt. Maar ook dit is nog lang niet bereikt. Evengoed hooren deze speculaties in het rijk der Chateaux en Espagne als de uitwijdingen over een mogelijken wa penstilstand onder diplomatieken druk van buiten. Het valt niet te ontkennen, dat de geheele noninterventiè-politiek, en speciaal de houding van Engeland, er op gericht is om zoo mogelijk tot een wapenstilstand te kunnen komen. Maar deze moge lijkheid bestaat nog niet, nog lang niet. In Spanje zelf is de verbittering er te groot voor. De fascistische regisseurs voelen dat hun prestige er mee gemoeid is. Zij zullen nooit van zelf abdiceeren. En tegen hen optreden, dat is iets waartoe men niet wil overgaan. Neen, het is nog onbegonnen werk. Laat ons de zaken zien, zooals zij zijn. Pas door het juiste inzicht zullen wij komen tot het besluit wat er dan wél gedaan moet worden. Maar dat is een ander chapiter. iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii umi iiiitiHiiitiiiiiiiiiiiitiiiiii minimin» , I3L VAN DEM OVERVLOED Jan Engelman Tl TU dezer dagen in ons land veler oogen / Y op de Groepbeweging, ook wel Oxfordbeweging genaamd, of Buchmanbeweging naar haar stichter en leider, den Amerikaansche theoloog Dr. Frank Buchman, nu in Utrecht een zeer groote bijeen komst zvordt gehouden, onder leiding van het internationale team en onder de zinspreuk Nieuw-Nederland loopt van stapel", zou het voor de hand liggen, dat ook De Groene Amsterdammer*' een of meer artikelen aan dit merkwaardige revival" wijdde. Aangezien wij echter nog vrij kort geleden, (in ons nummer van 2$ Januari 1936) in vier artikelen van de hand van competente medewerkers, licht over dit geestelijk verschijnsel lieten schijnen, kunnen wij volstaan met de publicatie der stellingen, waarmee .de bekende Zwitsersche theoloog dr. Karl Barth zijn onderzoek besluit, dat hij in de serie Evan gelische Theologie" aan deze groepbeweging gewijd heeft. De canis- domjni", de waakhond des Heeren", zooals Karl Barth zichzelf noemt, formuleert daarin op de hem eigen wijze een aantal bezwaren tegen de Oxford-beweging. 1. Hij eert God niet, wie meent met Gods zaak als met zijn eigene te kunnen omgaan. De Groepbeweging overschrijdt deze grens bewust en principieel niet allén zij, maar óók zij en daarom zal men tusschen haar en de Christelijke kerk moeten kiezen. 2. Tot de verantwoordelijkheden, die nooit los gelaten mogen worden, behoort ook die voor den dienst der Christelijke kerk en dat deze om de eere Gods en der wille van de vrijheid en zuiver heid van het gelcof zuiver en ordelijk geschiede. Naar het resultaat van dezen dienst kan ik niet vragen en zeer zeker niet onder het gezichts. punt, dat dit resultaat in wonderbare zichtbare werkingen moet bestaan. Of ik vertrouw h Woord van God daarin, dat het, nu eens zicht baar, dan weer onzichtbaar maar in alle gevallen zijn werk doet, f ikvertrouw daarop niet: 3. Dit echter weet ik, dat de oprichting van dezen tooverberg van louter wereldlijke gewichtigheden met het geloof, met het gebed, met de hoop, met de Boodschap der Christelijke kerk niets van doen heeft, dat de kerk door de Groepbeweging in dit opzicht slechts gecompromitteerd kan worden. 4. Krachtens deze boodschap is Jezus Christus het doel en de weg tot het doel. De weg der Groepbeweging is niet Jezus Christus, maar de zoogenaamde veranderde mensch en wat deze van zichzelf te vertellen weet. Kan Christus dan het doel zijn? Ik zie hier geen aanvulling, ik zie hier tegenspraak. 5. De Groepbeweging prijst Gods hulp al te rijkelijk, dan dat het geloofwaardig ware, dat hier werkelijk Gods hulp geprezen wordt. Zoolang dit niet ophoudt, kan naar eerlijke overtuiging niet toegegeven worden, dat de Kerk n de Groep in verschillenden vorm hetzelfde, bedoelen en langs verschillende wegen hetzelfde willen. Maar hoe zou dat anders worden? ,De Groep zou ophouden Groep te zijn. 6. Een beweging als de Groepbeweging kan als jongste poging van dezen tijd om het Christen dom wereldsch, mysterieloos, dat is, ongeestelijk te maken, er niet toe leiden, de Kerk tevernieuwen. Zij zou veeleer, als de Kerk haar niet zou weerstaan, haar in den grond ruïneeren. De Kerk heeft zich door de Groepbeweging niets te laten zeggen, dan dit, dat zij nu eerst recht Kerk zijn en worden moet. iiitiiiniiiniiiiiiii mniiiiiMiHiniiiiiiiniiiniiiiiiinniiiii niniiiiiiitiiiiiitiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii liet drijf werk van Adam en t'hrlstiaan van Vianen WIJ hebben het allemaal een beetje geloofd, wat de cultuurbespiegelaars niet de baar den en de aposteloogen, wat de kunstnijve ren van den stijl rectiligne ons jaar en dag hebben voorgehouden. Soberheid, zeiden ze, innerlijkheid.... De kunstenaar in een school voor wijsbegeerte. De tijd is zus en zoo, dus mogen we niet meer dit of dat. Het ornament is uitgeleefd, we dienen streng te zijn, we zoeken naar de nieuwe bewustwording", en zoo meer. Het was allemaal zeer edel, maar was het ook eigenlijk niet 'n beetje hypocriet ? Was het niet de waarheid, dat de vaardigheid van de hand verdwenen was, dat de heeren niet konden wat ze zeiden niet te mogen? Wie eerlijk beschouwt wat er vroeger gemaakt werd, op het stuk van huisraad en van voorwerpen die het leven versierden, en dit vergelijkt met hetgeen ons thans in de kamers wordt gezet en in de vingers wordt gespeeld, ontkomt niet aan sombere gedachten. Er is een enorm kapitaal van kunst vermogen, van handvaardigheid, van liefde voor het edele materiaal en zijn mogelijkheden, van zin voor het geestige ornament en het kernachtige detail, opgemaakt, verdaan, verdwenen, op 'n doodenkele uitzondering na. Er is een groote armoede over de wereld gekomen. De kunstenaars, de artisans, zijn niet knap" meer. Ze zeggen, dat dit niet noodig is, dat de waarden der kunst ergens anders in zitten, en ze hebben natuurlijk gedeeltelijk gelijk, maar ook gedeeltelijk schandelijk ongelijk. Omdat zij het materiaal niet meer beheerschen, en vooral omdat zij niet meer teekenen, niet meer ontwerpen kunnen, trachten zij stijlen te construeeren die op de strengste" perioden lijken en waarin het verband met den natuurvorm afwezig is of uiterst zwak. Niemand die zoozeer overtuigd is als ik van de historische noodzakelijkheid van al hetgeen wij in de plastische kunsten hebben gezien, sinds het impressionisme ontstond, maar ook niemand die zoozeer als ik overtuigd is van de dringende noodzakelijkheid om de plastische kun sten te vernieuwen, te redden, door een geduldige natuurstudie, door eindeloos veel teekenen van wat het oog ziet. Ga naar de monumenten kijken die in de stad Amsterdam verrezen. Is het eigenlijk geen serie verbijsterende belachelijkheden? Dat van Heutszmonument, waarvan een overbodig aquaduct is gemaakt met onbehouwen muren van baksteenen, die Adema van Scheltema-bak, waarin het water sijpelt uit een zinken pijpje, in een pols bevestigd (wat een verheven symboliek!), of die stele met het monsterlijk gestyleerde hoofd van Heyermans in het Leidscheboschje (en dat is dan van den beroemden beeldhouwer Mendes da Costa!). Welk een hartverscheurende leelijkheid, links en rechts en overal. Een enkel vrouwtje van Kogan is meer waard. HET zilveren vaatwerk van den Utrcchtschcn edelsmid Adam van Vianen is uit een tijd toen er weinig gepraat werd, maar het zien van de wereld en haar realiteit voor den kunstenaar een onop houdelijk blijde ontdekking was. De styleeringen" hadden een basis: ze waren eigenlijk niet anders dan het vastleggen van de gewichtige momenten der antieke mythologie. Men kan de vraag stellen, -of ooit, hier in het Noorden, de emblemen der Fenaissance, of ooit het humanisme wezenlijk tot natuur" is geworden. De belangrijkste schilder kunst uit onzen gouden tijd laat het romaansche idealiseeren los, zij is een teeder of een bitter rea lisme, een werkelijkheidsmystiek waar de toppen worden bereikt. Bij een figuur als Vondel, hoewel zuidelijk" van bloed, hoewel in zijn overvloedige versvaardigheid naar geest en vorm afwijkend van de Hollandsche soberheid, is het hanteeren der Antieken een edele assimilatie, tenslotte. Maar hoe dan ook, er was een rijkdom van inspiratie, een Jacob Stodel ANTIQUITEITEN verplaatst van ROKIN128 naar: ROKIN 70 h -i MG. 4 DE GROENE N..3I17 rijkdom van vormen, op ieder gebied. De motieven waren zinrijk, zij hadden achtergrond, ook bij de Italianisanten. Men kende het vak, door en door, en men was veel universeeler van geest dan de meeste kunstbeoefenaars van heden, want van den uomo universale" der Renaissance had men, ook in Holland, prachtige typen: werkelijke grandseigneurs. Er zal nog wel eens een tijd komen, dat men het werk der Romanisten en Manieristen, dat men de werken van Utrechtsche meesters als Anthonie van Blocklandt van Montfoort, van den prachtigen Joachim Wttewael, van de Bloemaerts, Hendrick ter Brugghen, Theodoor van Baburen, Gerard Honthorst, Van Poelenburgh en Moreelse op de juiste waarde leert schatten. Makkelijker schijnt men waardeering te vinden voor het werk der Utrechtsche zilversmeden. Amsterdam heeft zijn Lutma gehad, Utrecht had zijn familie Van Vianen1) en zij waren artisans wier werk tot het beste be hoort dat in Europa op dit gebied is gemaakt. Een tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht heeft pas een interessanten kijk gegeven op dien tijd en zijn rijke inspiratie. Wie kunst historische bijzonderheden wenscht, raadplege de artikelen van Jonkvr. C. H. de Jonge en Dr. Pit in Oud-Holland". Wat mij doet schrijven is het verwerven, door den kunsthandel A. Vecht te Amsterdam, van twee voortreffelijke stalen uit de collectie Rothschild, die te Londen zijn geveild. Adam van Vianen, die zijn vaderstad trouw bleef, is de erkende primus van de familie. Het kleine zoutvat is in den voet voluit geteekend: Ao. 1624 A. de Viana fee. Het heeft waarschijnlijk behoord tot den inventaris van het Goudsmedengilde te Amsterdam. De veilingcataloog schrijft echter het groote zoutvat toe aan Christiaan van Vianen, en dat heeft grond van waarschijnlijkheid. Het is veel rijker en barokker van mascarons voorzien dan het kleine, maar het draagt tenslotte het meesterteeken met de in elkaar gestrengelde letters dat Adam vaak gebruikte, naast het Utrechtsche wapen en een merk dat niet te ontcijferen is. Heeft dit laatste bij de toeschrijving den doorslag gegeven? Had Christiaan het recht, het meesterteeken van zijn vader te voeren ? Het kan bijna niet anders, want de stijl van het groote zout vat verschilt aanmer kelijk van dien van het kleine. AFGEZIEN van die kwesties: welk een overvloed is hier gegeven, overvloed die niets heeft van toevalligheid, maar die beheerscht bleef door de groote kunde van de hand en door het vaste realiseeren van den gekozen vorm. Vermoedelijk smolt zoo'n zilversmid zilveren munten tot een blok (vandaar dat de kleur der stukken dikwijls uiteenloopt) en daarin dreef hij met den hamer zijn vormen. Men moet zich voor stellen, welk een vastheid van hand dit vroeg, welk een moeite om de conceptie niet te schaden. Waar het hem gewenscht voorkwam werden de partijen fijn geciseleerd en de groote stukken werden ten slotte op elkaar gemonteerd. Zij staan daar nu als de eeuwig frissche getuigen van een lust tot leven, tot schoonheid, tot versiering, die ons als een sprookje voorkomt. Doelmatigheid is hier geen vraag, het aanbieden van het zout is opgevoerd tot een liturgische handeling, waarvan de beteekenis geestelijk is. Slechts bij enkele mo derne kunstenaars vindt' men deze liefde voor het speelsche ornament terug: bij Erich Wichman soms, bij Karel de Nerée tot Babberich. Het kleinste vat heeft den mooisten hoofdvorm. Een vrouwefiguur zit op een schelp, die door een zeemonster wordt getorst. De cuppa wordt gedragen door het hoofd van de vrouw, die het haar vol heeft met schelpen, schaaldieren, zeesterren en kristallen, en door de staart van het beest. Prachtig is het vrouwelijf gemodelleerd, van een gave harmonie zijn alle verhoudingen. Aan den achterkant zien we twee trekkebekkende duiven, zoodat het zoutvat wellicht als een huwelijksgeschenk bedoeld is geweest. Het andere vat, 2J1/* centimeter hoog, is veel rijker, barokker, het bestaat a.h.w. geheel uit ornament, dat als water vloeit. Een Neptunus staat in een open schelp, die aan de voorzijde overgaat in een triton, die op zijn kinkhoorn blaast. Het hooge voetstuk is driekant i g en vindt zijn basis in drie groote zeeslakken. Die aan den voorkant worden bereden door een zeemeermin en een zeemeerman (Zie de illustratie), Alle details zijn bewonderenswaardig gedreven en geciseleerd, met de uiterste zorg, maar het meest verrassende is wel, dat het kunstwerk bij die sterke detailleering toch zoo uitnemend de algemeene idee van vloeien en stroomen uitdrukt. Wie het PAG. 5 DE GROENE No. 3127 T .«?V/ Boven: Zilveren zoutvat van Chris tiaan van Vianen, uitdecollectie Roth schild in Londen geveild en voor een Nederlandschen verzamelaar aan gekocht. (Kuntthandel Vecht; foto Eva Besn/ö). Onder: Ets, voor stellende Adam van Vianen, uitgevoerd ? door zijn zoon Christiaan. (Prentenkabinet). met overgave bekijkt, wie het met de oogen lief koost, voelt zich opgenomen in een vloed, een zilten vloed, wielend en kolkend, zwaar beladen met schaaldieren, wieren, slib en schuim. Die suggestie is meesterlijk volgehouden en zoo is dit zilveren vat, wel zeer, een vat dat hier, door een meester uit de lage landen bij de zee, moest' worden ge maakt. Wat de zee ons aan rijkdom gaf is aange wend om den schoonen rijkdom van de zee uit te drukken. En men denkt aan dat andere Hollandsche kunstwerk, dat zoo morgenfrisch het leven van die oneindige wielingen vasthield, aan de zilte passage uit Gorter's ,,,Mei": Blauw dreef de zee, het water van de zon Vloot pas en frisscher uit de gouden bron, Op woel'ge golven, die zich lieten wasschen En zalven met zijn licht, uit open plassen Stonden golven als witte rammen op, Met trossen schuim en horens op den kop. Maar in zijn rand verbrak de zee in reven Telkens en telkens weer, er boven dreven Als gouden bijen wolken bij het blauw} Duizende volle mondjes bliezen dauw En zout in ronde droppen op den rand Van roodgelipte schelpen, van het strand De bloemen, witte en gele als room en rood1 Als kindernagels, en gestreepte, loodBlauw. als een avondlucht bij windgetij. Kinkhorens murmelden hun melodij Overdaad schaadt. Maar niet de overvloed, die gehouden wordt in-de-hand. Onze schraalheid kan van de overvloedigen heel wat leeren. 1) Adam van Vianen, zijn broer Paulus en zijn zoon Christiaan. De zoon van Paulus, die den voornaam van zijn vader droeg, en omstreeks 16x3 te Praag werd geboren, is weer als schilder bekend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl