De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 15 mei pagina 11

15 mei 1937 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

?i Een verhaal van De Groene AndréDemedts DE ONTMOETING TOEN de trein in Olten stopte, steeg zij op, samen met een jongen flierefluiter, dien Willem Hagelberg nooit eerder ontmoet had, en van wien hij onmiddellijk wist, dat het haar echtgenoot niet wezen kon. Zij schrok als zij haar ouden jeugdvriend herkende, maar zij herstelde zich zoo vlug, dat alleen een trillen van haar mond haar ontroering nog verraadde. Zij stelde haar reisgenoot voor: Mijnheer Van Tilt, een vriend, dien ik toevallig ontmoet heb...." Hagelberg boog, terwijl een spottend vlampje in zijn oogen lichtte. Toen zij vernam dat hij te Luzern in het Rigi-Palace zou verblijven, besloot zij insgelijks daar af te stappen, niettegenstaande Van Tilt in een knus hotelletje in de oude stad, bij den oever van het meer gelegen, zijn intrek wou nemen. Helene onderbrak hem en flapte eruit, dat zij hem rustig alleen naar zijn vermolmde doos zou laten gaan. Als mijnheer Hagelberg er niets tegen had, zou zij hem naar het Rigi-Palace vergezellen. Wat kon hij ertegen in te brengen hebben ? Het vermaakte hem dat Van Tilt verstoord bleek en geen zelfbeheersching genoeg bezat om zijn ont stemming volledig te verduiken. Dat heerschap zag er niet bepaald vriendelijk gezind meer uit en het was grappig om te zien hoe zijn donkere oogen naar Helene keken en haar heur dwaasheid ver1weten. Waarschijnlijk wenschte hij op dat oogen blik het domme toeval, dat hem bij Hagelberg ge bracht had, en Hagelberg met n naar de maan. Willem had er zin in om te grinneken, toen hij plots Hélène's blik op hem gericht zag, en in dien blik zooveel kon lezen dat hem niet alleen zijn spotlust en zijn leedvermaak benam, maar hem ook pijnlijk trof op een zwakke plek, die hij sedert jaren wel onkwetsbaar waande, alhoewel het nu bleek dat zij het nog niet geworden was. Haar blik smeekte zijn medelijden af en hij deed beroep op gevoelens, die in het verre verleden ontstaan, later wel geknakt en uitgeroeid werden, maar niettemin toch nog wortels behouden hadden in den diepen en onbekenden grond van zijn ziel. Vergeefs poogde hij langs haar heen te staren, want wat hij ver mijden wilde, was reeds gebeurd. In n enkele sekonde was het evenwicht, dat hij zoo pijnlijk bevochten had, weer verbroken. Hij moest wel terugdenken aan den tijd toen hij en Helene elkander met dure eeden eeuwige trouw toezworen. Zij hadden elkander lief.,. ..Een wrange glimlach speelt rond zijn lippen. Zij heeft het bemerkt, want zij vraagt waarom hij lacht. Ik droom van de liefde", legt hij wel willend uit. En alhoewel hij beseft hoe gevaarlijk het gesprek kan worden, voegt hij haar toe: WaarWitter dan wit worden Uw tanden indien U poetst met Tube 60 en 40 et. Doos 20 et. l VOROL mede kan een jonggezel ook bezig zijn?" Zij perst haar lippen opeen en zwijgt een halve minuut. Dan vraagt zij schijnbaar onschuldig: Gelooft gij aan de liefde niet?" Aan hetgeen wij de liefde" noemen? Neen !" besluit hij hoonend. Ik wel", verzekert zij. Van Tilt haalt even zijn schouders op over zoo veel verloren geklets, en oppert als zijn meening tusschen twee rookwolken in, dat men nooit over de liefde moet praten, dat men haar slechts vast te pakken heeft als zij zich vertoont. Of iets dat erop gelijkt toch. Hij lacht. En Hagelberg lacht ook, maar het komt van niet diep. Hij ziet in dat het gesprek aan Helene pijnlijk valt, en wat hij een uur geleden met een gewoon menschelijke vreugde zou gekund en gewild hebben, (haar met veel plezier den duivel aandoen), schijnt hem nu laf en onvergeeflijk toe. Het verleden heeft zich tusschen hen beiden opgericht en het kijkt dwars door het pantser dat zij aangetrokken hebben, tot in dien verloren schuilhoek van hun hart, waar de ballast ligt opgehoopt, dien het leven achter gelaten heeft. Af en toe loert Hagelberg naar Van Tilt. Hij voelt slechts een groeienden afkeer voor dat regel matige gelaat, dat zoo driest en verveeld achter de rookwolken schuil gaat en weer verschijnt. Hij haat zijn jeugd, zijn kans, zijn geluk. Hij is blijde wanneer zij te, Luzern kunnen afstappen en nog blij der wanneer hij alleen op zijn kamer is. Die ontmoeting drukt nu reeds al te zwaar op hem. VONDS maakt hij een korte wandeling, en bij zijn terugkeer ontmoet hij Helene in de hal van het hotel. Zij zal hem niet opbiechten dat zij reeds een half uur op hem wacht. Zij loopt langzaam op hem toe en zij zegt: Ik zou wel eens met u willen praten P' ? . Met mij?" antwoordt hij verschrikt, en uw kameraad ?" Zij is hem ontvlucht terwijl hij in een bierhuis zat te zuipen. Kom dan, zegt hij, en zij gaan te zamen naar een kleine zitkamer, waar zij op dit uur van den avond moedermensch alleen zijn. Hij laat thee brengen. Zij zwijgen. Eindelijk verbreekt zij de stilte met de vraag wat Willem van haar denkt. Hij zou er liever niet over spreken, maar hij moet een antwoord geven, en hij stelt zelf een vraag, de vraag die hem veel ineens zal duidelijk maken: Hebt gij Mr. Leynaers soms verlaten?" Zij wist dat zij daarop mocht voorbereid zijn. Even komt er een schaduw over haar gelaat ge gleden, maar dan verheldert het wederom en zij begint te praten, langzaam eerst, maar allengs vlugger, alsof de woorden zonder erop na tédenken in en uit haar mond kwamen gevloeid. Zij is inderdaad het echtelijk huis ontloopen. Mijnheer Van Tilt heeft haar niet verleid, groote goden wei neen, zij heeft hem heel eenvoudig betaald om haar gezelschap te houden. champagne kruq brut / f /".-?» ; :((c "fin esse.' ,,Leynaers is «en eerlijk man", antwoordt Hagelberg stroef. Hij was geen man om me gelukkig te maken". Dat weet gij nu het te laat is. Vijf jaar geleden hebt gij mij verlaten om hem te kunnen nemen. En ik had u lief. Ik maakte mezelf wijs zonder u niet te zullen kunnen leven. Dat was alles onzin, denkt Willem. Ik leef en ik zal blijven leven zonder haar of zonder iemand anders. ,,Wat moet gij hebben om gelukkig te zijn?" Zijn vraag klinkt vol welwillenden spot en er zindert iets in door van het wilde verdriet dat maandenlang zijn ziel heeft doorvaren. Lach niet", antwoordt zij stil, met u alleen had ik kunnen gelukkig zijn". Drift beweegt hem om haar toe te schreeuwen als het is gelijk zij zegt, dat zij ook maar heeft wat zij verdient. Maar hij onderdrukt zijn harts tocht en smalend merkt hij op: Zijt gij bij Van Tilt dan niet tevreden?.. .." Neen", antwoordt zij. Waarom vernedert gij mij ?" Hij bemerkt dat er twee tranen onder haar oogleden' naar omhoog komen geweld en wederom moet hij zich bedwingen om niet te zeggen dat haar schreien hem weinig kan ontroeren. Ik verneder u niet. Gij vernedert u zelf, want gij hebt nooit iemand anders dan uw eigen bemind, uw nukken, uw bevliegingen, uw waan en uw gekheid". Gij haat me dus?" vraagt zij stil. Haar zakdoek dooft haar snikken. Hij ziet haar lang en scherp aan. Waarom huichelt gij", vraagt hij, maak u zoo belangrijk niet!" Wat moet ik doen? Ach Willem wat zijt gij wreed en onbeschoft!" Dank u! En wat gij doen moet? Als gij wilt het geluk bereiken waarop gij jaagt, vertrek nog 'heden avond naar Brussel. Kwart na tien gaat er een trein. Ik zal uw reisgoed wel achterna laten sturen en met Van Tilt een woordje praten". Het is onmogelijk", antwoordt zij. Prachtig. Pan heeft hij met haar ook niets meer te maken. Hij zal haar minnaar niet wor den. Hij wenscht haar goedennacht. Terwijl hij naar de lift loopt, vraagt hij zich af: hoe kunt gij zoo hard zijn ? Verlangt gij dan niet meer naar haar? Vergeet gij dan naar wie gij in alle on bewaakte oogenblikken bleeft hunkeren? Ik wil het niet meer weten, antwoordt hij bitter. Op zijn kamer rookt hij, om zijn zenuwen te bedaren. Twintig minuten later brengt een kamerjongen hem een briefje van Helene. Zij zal toch vertrek ken, schrijft zij, en zij vraagt of hij haar naar het station wil vergezellen. Misschien is zij bang voor Van Tilt. ZIJ loopen dan samen naar het station. Zij zegt: Ik schaam me over mij zelf". Dat hoeft niet. Zij zal wel ondervinden dat het nog het beste is voor den mensch met kapotte vleugels in een kooi te zitten. Oud en tam worden brengt een mooie verlossing. Vele verlangens be stormen zijn hart en zij smelten ten slotte ineen tot hetzelfde verlangen om met haar te vertrekken, niet naar Brussel, maar naar een klein dorp ergens in Engadin, om tusschen bergen en sneeuw en bloesemende boomen te kunnen vergeten wat de wereld is en wat de mensch is en wat zij zelf zijn, voor drie weken of veertien dagen, toch voor enkele dagen als het nog mogelijk is. Maar het is niet mogelijk meer. Wanneer de trein langzaam het station verlaat, wuift Hagelberg even met zijn hand. Tot weerziens l" heeft zij gezeid. Vaar wel !" heeft hij gemompeld. 's Morgens heeft hij Van Tilt teruggezien. Zij is vertrokken", heeft hij verklaard. ,,Zij liet u groeten". Zij moet me nog duizend frank betalen l" antwoordde hij. Vraag ze haar. Gij krijgt ze vast. En daarna kunt gij een ander schaap ontmoeten, dat gij ook den weg naar de kooi moet wijzen". Moet gij hem ook nog leeren?" vraagt hij schamper. En Willem Hagelberg: Ach neen. Ik ben er nooit buiten geweest". RACttTM*. ?»*_ UIT HET DAGBOEK VAN PIERKEN Water, bier en DE doop begint met water en eindigt met biertjes. Bij andere vermakelijkheden gaat het ge woonlijk omgekeerd. Na de plechtigheid bestelt de vader eer taxi, maar de peter mag het zaakje regelen. Wat een heerlijke dag! zegt de meter zoo en de baker ook. Doch om het oordeel van den boorling be kommert zich niemand. Als hij zijn keel openzet krijgt hij een zuigflesch. Misschien had hij wel liever een export om zijn ontroering weg te spoelen. Is het dan nog te verwonderen, dat er zoovelen de wereld ingaan zonder geestdrift, na de droeve ervaring van van hun eerste kennismaking met het leven ? In Noorwegen schikken ze 't eenigzins anders, zegt mijn vader. Daar hebben ze hun nieuwen prins verwel komd met een groote bierpul en een whiskyflacon, inplaats van met een melkbeker. Gelukkige jeugd. Wanneer de prins meerderjarig is, voegt mijn vader erbij, dan zal hij met dankbaar heid zijn eerste geschenken ter hand nemen en ze desnoods 'in gebruik kunnen stellen, wanneer hij een reis onderneemt door de dorre streken van zijn land. Die Noren moeten practische menschen zijn zegt hij en alleszins op de hoogte van de verwoestingen, die de ongeleschte dorst in het menschelijk organisme kan teweegbrengen. In mijn tijd was het zoo niet, zegt hij. Ik heb al die dingen zelf moeten leeren. Doe maar het goede in de wereld ! Er zijn ginder ook al lijkbidders in Noorwegen, die brieven schrijven naar de krant om te zeggen, dat die bierpul en die whiskyflacon onwaardig zijn van een fier en groot volk en dat zij een snooden aanslag beteekenen, (niet die lijkbidders, maar die whiskyflacon bedoelen ze), op de zedelijkheid van vier millioen burgers, die nu in de bandeloosheid zullen vervallen en op den vloer, gelijk op die gekleurde prent, die in den bestuurder zijn bureel hangt en waar wij zulke schoone les over gekregen hebben in de klas. Lees het zelf zei mijn vader: Hoe zal het zijn, wanneer de erfprins, volwassen geworden, eens over zijn talrijke doopgeschenken en hun cultureele en moreele waarde begint na te den ken? Hoe zal hij dan oordeelen over den bierpot, dien 't Storting hem uit naam van het Noorsche volk geschonken heeft? Een onnoozel en vulgair cadeau geschikt voor beroepsbierhijschers, maar niet voor een erfprins op den dag dat hij ten doop wordt gehouden". Wat denkt ge van zooiets ? zei mijn vader. Ten eerste, zei hij, wil men ons doen veronderstellen, dat die erfprins bij zijn volwassenheid zal gaan naden ken, hetgeen niet noodzakelijk bij zijn hoedanigheid behoort en ten, tweede zei hij, er zou wel meer te vertellen vallen over de cultureele en moreele waarde van een kloeken pot bier zei hij zoo. Maar op dat oogenblik stak mijn moeder juist haar hoofd binnen. Wat vertelt ge daar? zei ze. Dat we morgen mooi weer krijgen, zei mijn vader. ^^^^:-tt-i..W?fr-* P»^- W^^^V *... ? '? ? ? V . ' ? ?? -t i piiiiiiiiiiniiiii iiiiiiiiitiiimiimimiMiiiiiiiiiiiiiiinii iitiiillllllilimiliiMiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiinniiii CTPTATDTVA'DTA JdL/iJKl V A Jxl A "1 i Het geestelijke en de rest 'R is toch veel méte maken, als je er even gevoel voor hebt. Ik heb niet zoo veel tijd, ik sta den heelen dag in de zaak. Maar wat je zoo hoort van de klanten, dan denk je bij je zelf wel: hoe bestaat het? Eergisteren had ik een gereserveerde tafel voor 150 van die Okford-groepers, van die dames in van die Indische jurken, en heeren met die soort tulbanden, compleet een Kroningsfeest! En maar praten in alle. talen. Ik begreep het niet. Maar onder de aardappelsla met koude ham ontdekte ik een klant, nog van vroeger, altijd een normaal mensch met zijn natje en zijn droogje,' en een onbezorgd leven in de zonde. En nu had hij zijn servet in zijn boordje gestoken. Ik denk: daar moet ik het mijne van hebben, en Kist naar hem toe. En toen heeft hij het mij allemaal uitgelegd; dat hij er geen droge keel van heeft gekregen ! Ik wel. En of ik nu maar meteen wilde getuigen, vroeg hij. Ik niks. Neen, ik blijf bij het oude. Dat is al eeuwen goed, en dat blijft goed. Ik ben ook naar den Heer Minister president Colijn wezen luisteren. Veer tien dagen van te voren had ik al kaarten, mijn vrouw en haar zuster en dan nog een kennis van mij, een Heer met wie ik wel ga visschen, Bekijkt het wereldgebeuren door een bril van Schmidt Rokin72 AMSTERDAM hoewel mijn vrouw hem niet kan zetten. Een heel clubje, we zaten naast elkaar, hoewel het dringen geweest was ! Maar dat heb je over voor een groot man, voor eiken duce of Führer, waar of niet? En dus zaten wij daar, in die glazen Apollohal. En ik moet zeggen, hij wekt vertrou wen; dat is ook wat waard. Als je deze week plezier wilde hebben, waren er ook nog de Liberalen en in het Koloniaal Instituut de Heer Slotemaker de Bruïne; maar ik had geen tijd. Eén is genoeg en voor Zaterdagavond heb ik een kaartje voor den Stads schouwburg van den Heer van Dalsurn, voor een stuk met veel Dames. Ik spreek veel menschen; en ze zeggen: Als dit nu eens iets zou zijn, zoo'n ouderwetsch succes, dat je zit te rillen van de aandoening". Ik moet eerlijk zeggen: Ik zie Dames liever op het tooneel dan in het water. Zwemsters zijn alleen iets, als ze de anderen achter zich laten, die dan op eens niets meer zijn. Maar op het tooneel, al staan er honderd Dames of Meisjes, zijn ze allemaal iets, en aardig om naar te kijken, net als in de revue» wat in het Water om de sportiviteit niet hoort. En Dinsdag kwam het heele stel in eens bij ons binnen. Die Meisjes uit Denemarken met die namen en dan onze Hollandsche Rie's en Willy's en Jopie's en nog zoo'n Dame, die op ze moet passen als ze buiten het water zijn en ook nog de Heer Mr. H. Scholten voor de film. Want zoo is hij. En ik moet zeggen: water maakt niet mooier. En ik -fluisterde het hem in, maar hij nam het kwaad op, en weg fooi. Uitspraakregels ,,In vele gezinnen wordt uitge sproken slecht gekookt." (H.P.J ,,Het spel was stevig, maar nog niet uitgesproken hard en gemeen " (Hbl.) nogal aan1 den drogen kant." (HU.) Zijn orkestratie is een beetje aan den schetterenden kant." (H.D.) .... cle methode die Robinson Crusoëtoepaste: kerfjes zetten op de kolf van zijn snaphaan." (Hbl.) Hij was wel wijzer: Upon the sides of this square post I cut every day a noten with my knife and thus I kept my calandar." (Daniel Defoe, Robinson Crusoe) Cosy corner ,,Men streed vruchteloos tegen de wasfiguren van den schrijver." (Hbl.) , .Vorccnigingcn van gezagvoerders, stuurlieden, loodsen en scheeps-ingenieurs." (Tel.) ..Zij weet hoc men het moet aan leggen om het beste van het leven te maken." (H.P.-) s i i De meerloozen , ,De auteurs zien dat zonder meer over hun eigendom is beschikt." (Open brief Gen. Xed. Camp. en Ver. r. Lettcrk.) , ,De minister kan niet toegeven dat vermindering van n-geeringsbemoeiingcn zonder meer automatisch alle moeilijkheden zou kunnen wegnemen." (M.v.A.) ..Dit metselwcrk zonder meer af te breken was onmogelijk." (Tel.) ,, Stakende electriciens sneden zon der meer de draden door." (X.H.C.) De nominatief-accusatief constructie ,,Ook alcoholvrijen wijn kan men nemen, maar is duurder." (O.T.) , ,Dat heeft de geschiedenis afdoende aangetoond en is ook op zichzelve be grijpelijk." (Gr.). ,,Op-cen kleine verhooging worden twee troons geplaatst." .(Hbl.) Voor twee konings? Der Geist der stets verneint ,,Evenmin als bij vorige kceren mocht men ook ditmaal niet verwach ten door zijn rede veel wijzer te zullen worden." (Alg. Ind. Dbl.) , ,Mike noch miss Curley vergaten bijvoorbeeld nooit het moment waarop .de dokter opkeek." (HU.) Vergunning ,,Jc merkt hem zoo niet op; maar hij mag er zijn." (Hbl.) ,,Dc finales mogen gezien worden." ? (H.D.) ,,Ze kon geen woord .Engelsch." (HU.) Dat ken best. | Journalistiek kantwerk l ,,Zijn intonatie was soms wat aan jj den hoogen kant/' (HU.) i ..De schattingen waren aan den | lagen kant." (H.D.) 5 ,,Hij acht onze schoollcesboeken Onze adverteerende humoristen Twee dames zoeken langs dezen weg serieuze kennismaking met twee nette Heeren, ook afzonderlijk." (N.R.C.) ,,Klkc plooi die er niet in hoort, elke trekking, die /ich mocht voor doen, elke kleinigheid die uw mantel mooier maakt, wordt door ons aan gebracht." (Leeuw. C.) '«iiiMiMiiiMiiiiiiinmnmmiiiiiM iiinmiMniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniHiii PAG. 20 DE GROEN E Ne. 3138 PAG. 21 DE GROENE No. 3128

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl