Historisch Archief 1877-1940
?i
Een verhaal van De Groene
AndréDemedts
DE ONTMOETING
TOEN de trein in Olten stopte, steeg zij op,
samen met een jongen flierefluiter, dien
Willem Hagelberg nooit eerder ontmoet
had, en van wien hij onmiddellijk wist, dat het
haar echtgenoot niet wezen kon. Zij schrok als
zij haar ouden jeugdvriend herkende, maar zij
herstelde zich zoo vlug, dat alleen een trillen van
haar mond haar ontroering nog verraadde. Zij
stelde haar reisgenoot voor: Mijnheer Van Tilt,
een vriend, dien ik toevallig ontmoet heb...."
Hagelberg boog, terwijl een spottend vlampje in
zijn oogen lichtte. Toen zij vernam dat hij te
Luzern in het Rigi-Palace zou verblijven, besloot
zij insgelijks daar af te stappen, niettegenstaande
Van Tilt in een knus hotelletje in de oude stad,
bij den oever van het meer gelegen, zijn intrek
wou nemen.
Helene onderbrak hem en flapte eruit, dat zij
hem rustig alleen naar zijn vermolmde doos zou
laten gaan. Als mijnheer Hagelberg er niets tegen
had, zou zij hem naar het Rigi-Palace vergezellen.
Wat kon hij ertegen in te brengen hebben ? Het
vermaakte hem dat Van Tilt verstoord bleek en
geen zelfbeheersching genoeg bezat om zijn ont
stemming volledig te verduiken. Dat heerschap zag
er niet bepaald vriendelijk gezind meer uit en het
was grappig om te zien hoe zijn donkere oogen
naar Helene keken en haar heur dwaasheid
ver1weten. Waarschijnlijk wenschte hij op dat oogen
blik het domme toeval, dat hem bij Hagelberg ge
bracht had, en Hagelberg met n naar de maan.
Willem had er zin in om te grinneken, toen hij
plots Hélène's blik op hem gericht zag, en in dien
blik zooveel kon lezen dat hem niet alleen zijn
spotlust en zijn leedvermaak benam, maar hem
ook pijnlijk trof op een zwakke plek, die hij sedert
jaren wel onkwetsbaar waande, alhoewel het nu
bleek dat zij het nog niet geworden was. Haar blik
smeekte zijn medelijden af en hij deed beroep op
gevoelens, die in het verre verleden ontstaan, later
wel geknakt en uitgeroeid werden, maar niettemin
toch nog wortels behouden hadden in den diepen
en onbekenden grond van zijn ziel. Vergeefs poogde
hij langs haar heen te staren, want wat hij ver
mijden wilde, was reeds gebeurd. In n enkele
sekonde was het evenwicht, dat hij zoo pijnlijk
bevochten had, weer verbroken.
Hij moest wel terugdenken aan den tijd toen hij
en Helene elkander met dure eeden eeuwige trouw
toezworen. Zij hadden elkander lief.,. ..Een
wrange glimlach speelt rond zijn lippen.
Zij heeft het bemerkt, want zij vraagt waarom
hij lacht. Ik droom van de liefde", legt hij wel
willend uit. En alhoewel hij beseft hoe gevaarlijk
het gesprek kan worden, voegt hij haar toe:
WaarWitter dan wit
worden Uw tanden indien U poetst met
Tube 60 en 40 et. Doos 20 et. l VOROL
mede kan een jonggezel ook bezig zijn?"
Zij perst haar lippen opeen en zwijgt een halve
minuut. Dan vraagt zij schijnbaar onschuldig:
Gelooft gij aan de liefde niet?"
Aan hetgeen wij de liefde" noemen? Neen !"
besluit hij hoonend.
Ik wel", verzekert zij.
Van Tilt haalt even zijn schouders op over zoo
veel verloren geklets, en oppert als zijn meening
tusschen twee rookwolken in, dat men nooit over
de liefde moet praten, dat men haar slechts vast
te pakken heeft als zij zich vertoont. Of iets dat
erop gelijkt toch. Hij lacht. En Hagelberg lacht
ook, maar het komt van niet diep. Hij ziet in dat
het gesprek aan Helene pijnlijk valt, en wat hij
een uur geleden met een gewoon menschelijke
vreugde zou gekund en gewild hebben, (haar met
veel plezier den duivel aandoen), schijnt hem nu
laf en onvergeeflijk toe. Het verleden heeft zich
tusschen hen beiden opgericht en het kijkt dwars
door het pantser dat zij aangetrokken hebben, tot
in dien verloren schuilhoek van hun hart, waar
de ballast ligt opgehoopt, dien het leven achter
gelaten heeft.
Af en toe loert Hagelberg naar Van Tilt. Hij
voelt slechts een groeienden afkeer voor dat regel
matige gelaat, dat zoo driest en verveeld achter
de rookwolken schuil gaat en weer verschijnt. Hij
haat zijn jeugd, zijn kans, zijn geluk. Hij is blijde
wanneer zij te, Luzern kunnen afstappen en nog
blij der wanneer hij alleen op zijn kamer is. Die
ontmoeting drukt nu reeds al te zwaar op hem.
VONDS maakt hij een korte wandeling, en
bij zijn terugkeer ontmoet hij Helene in de
hal van het hotel. Zij zal hem niet opbiechten dat
zij reeds een half uur op hem wacht. Zij loopt
langzaam op hem toe en zij zegt: Ik zou wel eens
met u willen praten P' ? .
Met mij?" antwoordt hij verschrikt, en uw
kameraad ?"
Zij is hem ontvlucht terwijl hij in een bierhuis
zat te zuipen. Kom dan, zegt hij, en zij gaan te
zamen naar een kleine zitkamer, waar zij op dit
uur van den avond moedermensch alleen zijn. Hij
laat thee brengen. Zij zwijgen. Eindelijk verbreekt
zij de stilte met de vraag wat Willem van haar
denkt.
Hij zou er liever niet over spreken, maar hij
moet een antwoord geven, en hij stelt zelf een
vraag, de vraag die hem veel ineens zal duidelijk
maken: Hebt gij Mr. Leynaers soms verlaten?"
Zij wist dat zij daarop mocht voorbereid zijn.
Even komt er een schaduw over haar gelaat ge
gleden, maar dan verheldert het wederom en zij
begint te praten, langzaam eerst, maar allengs
vlugger, alsof de woorden zonder erop na tédenken
in en uit haar mond kwamen gevloeid. Zij is
inderdaad het echtelijk huis ontloopen. Mijnheer
Van Tilt heeft haar niet verleid, groote goden wei
neen, zij heeft hem heel eenvoudig betaald om haar
gezelschap te houden.
champagne
kruq brut
/ f /".-?» ;
:((c "fin
esse.'
,,Leynaers is «en eerlijk man", antwoordt
Hagelberg stroef.
Hij was geen man om me gelukkig te maken".
Dat weet gij nu het te laat is. Vijf jaar geleden
hebt gij mij verlaten om hem te kunnen nemen.
En ik had u lief. Ik maakte mezelf wijs zonder
u niet te zullen kunnen leven. Dat was alles onzin,
denkt Willem. Ik leef en ik zal blijven leven zonder
haar of zonder iemand anders. ,,Wat moet gij
hebben om gelukkig te zijn?"
Zijn vraag klinkt vol welwillenden spot en er
zindert iets in door van het wilde verdriet dat
maandenlang zijn ziel heeft doorvaren.
Lach niet", antwoordt zij stil, met u alleen had
ik kunnen gelukkig zijn".
Drift beweegt hem om haar toe te schreeuwen
als het is gelijk zij zegt, dat zij ook maar heeft
wat zij verdient. Maar hij onderdrukt zijn harts
tocht en smalend merkt hij op: Zijt gij bij Van
Tilt dan niet tevreden?.. .."
Neen", antwoordt zij. Waarom vernedert gij
mij ?" Hij bemerkt dat er twee tranen onder haar
oogleden' naar omhoog komen geweld en wederom
moet hij zich bedwingen om niet te zeggen dat
haar schreien hem weinig kan ontroeren.
Ik verneder u niet. Gij vernedert u zelf, want
gij hebt nooit iemand anders dan uw eigen bemind,
uw nukken, uw bevliegingen, uw waan en uw
gekheid".
Gij haat me dus?" vraagt zij stil. Haar zakdoek
dooft haar snikken. Hij ziet haar lang en scherp
aan. Waarom huichelt gij", vraagt hij, maak u
zoo belangrijk niet!"
Wat moet ik doen? Ach Willem wat zijt gij
wreed en onbeschoft!"
Dank u! En wat gij doen moet? Als gij wilt
het geluk bereiken waarop gij jaagt, vertrek nog
'heden avond naar Brussel. Kwart na tien gaat er
een trein. Ik zal uw reisgoed wel achterna laten
sturen en met Van Tilt een woordje praten".
Het is onmogelijk", antwoordt zij.
Prachtig. Pan heeft hij met haar ook niets
meer te maken. Hij zal haar minnaar niet wor
den. Hij wenscht haar goedennacht. Terwijl hij
naar de lift loopt, vraagt hij zich af: hoe kunt
gij zoo hard zijn ? Verlangt gij dan niet meer naar
haar? Vergeet gij dan naar wie gij in alle on
bewaakte oogenblikken bleeft hunkeren? Ik wil
het niet meer weten, antwoordt hij bitter. Op
zijn kamer rookt hij, om zijn zenuwen te bedaren.
Twintig minuten later brengt een kamerjongen
hem een briefje van Helene. Zij zal toch vertrek
ken, schrijft zij, en zij vraagt of hij haar naar het
station wil vergezellen. Misschien is zij bang voor
Van Tilt.
ZIJ loopen dan samen naar het station. Zij
zegt: Ik schaam me over mij zelf".
Dat hoeft niet. Zij zal wel ondervinden dat het
nog het beste is voor den mensch met kapotte
vleugels in een kooi te zitten. Oud en tam worden
brengt een mooie verlossing. Vele verlangens be
stormen zijn hart en zij smelten ten slotte ineen
tot hetzelfde verlangen om met haar te vertrekken,
niet naar Brussel, maar naar een klein dorp ergens
in Engadin, om tusschen bergen en sneeuw en
bloesemende boomen te kunnen vergeten wat de
wereld is en wat de mensch is en wat zij zelf zijn,
voor drie weken of veertien dagen, toch voor
enkele dagen als het nog mogelijk is. Maar het
is niet mogelijk meer. Wanneer de trein langzaam
het station verlaat, wuift Hagelberg even met zijn
hand. Tot weerziens l" heeft zij gezeid. Vaar
wel !" heeft hij gemompeld.
's Morgens heeft hij Van Tilt teruggezien. Zij
is vertrokken", heeft hij verklaard. ,,Zij liet u
groeten".
Zij moet me nog duizend frank betalen l"
antwoordde hij.
Vraag ze haar. Gij krijgt ze vast. En daarna
kunt gij een ander schaap ontmoeten, dat gij ook
den weg naar de kooi moet wijzen".
Moet gij hem ook nog leeren?" vraagt hij
schamper.
En Willem Hagelberg: Ach neen. Ik ben er
nooit buiten geweest".
RACttTM*.
?»*_
UIT HET DAGBOEK VAN PIERKEN
Water, bier en
DE doop begint met water en
eindigt met biertjes. Bij andere
vermakelijkheden gaat het ge
woonlijk omgekeerd.
Na de plechtigheid bestelt de vader
eer taxi, maar de peter mag het zaakje
regelen. Wat een heerlijke dag! zegt
de meter zoo en de baker ook. Doch
om het oordeel van den boorling be
kommert zich niemand. Als hij zijn
keel openzet krijgt hij een zuigflesch.
Misschien had hij wel liever een export
om zijn ontroering weg te spoelen.
Is het dan nog te verwonderen, dat
er zoovelen de wereld ingaan zonder
geestdrift, na de droeve ervaring van
van hun eerste kennismaking met het
leven ?
In Noorwegen schikken ze 't
eenigzins anders, zegt mijn vader. Daar
hebben ze hun nieuwen prins verwel
komd met een groote bierpul en een
whiskyflacon, inplaats van met een
melkbeker. Gelukkige jeugd. Wanneer
de prins meerderjarig is, voegt mijn
vader erbij, dan zal hij met dankbaar
heid zijn eerste geschenken ter hand
nemen en ze desnoods 'in gebruik
kunnen stellen, wanneer hij een reis
onderneemt door de dorre streken van
zijn land.
Die Noren moeten practische
menschen zijn zegt hij en alleszins op de
hoogte van de verwoestingen, die de
ongeleschte dorst in het menschelijk
organisme kan teweegbrengen.
In mijn tijd was het zoo niet, zegt hij.
Ik heb al die dingen zelf moeten leeren.
Doe maar het goede in de wereld !
Er zijn ginder ook al lijkbidders in
Noorwegen, die brieven schrijven naar
de krant om te zeggen, dat die bierpul
en die whiskyflacon onwaardig zijn
van een fier en groot volk en dat zij
een snooden aanslag beteekenen, (niet
die lijkbidders, maar die whiskyflacon
bedoelen ze), op de zedelijkheid van
vier millioen burgers, die nu in de
bandeloosheid zullen vervallen en op
den vloer, gelijk op die gekleurde prent,
die in den bestuurder zijn bureel hangt
en waar wij zulke schoone les over
gekregen hebben in de klas.
Lees het zelf zei mijn vader:
Hoe zal het zijn, wanneer de
erfprins, volwassen geworden,
eens over zijn talrijke
doopgeschenken en hun cultureele en
moreele waarde begint na te den
ken? Hoe zal hij dan oordeelen
over den bierpot, dien 't Storting
hem uit naam van het Noorsche
volk geschonken heeft? Een
onnoozel en vulgair cadeau geschikt
voor beroepsbierhijschers, maar
niet voor een erfprins op den dag
dat hij ten doop wordt gehouden".
Wat denkt ge van zooiets ? zei mijn
vader. Ten eerste, zei hij, wil men ons
doen veronderstellen, dat die erfprins
bij zijn volwassenheid zal gaan naden
ken, hetgeen niet noodzakelijk bij zijn
hoedanigheid behoort en ten, tweede
zei hij, er zou wel meer te vertellen
vallen over de cultureele en moreele
waarde van een kloeken pot bier zei
hij zoo.
Maar op dat oogenblik stak mijn
moeder juist haar hoofd binnen.
Wat vertelt ge daar? zei ze.
Dat we morgen mooi weer krijgen,
zei mijn vader.
^^^^:-tt-i..W?fr-*
P»^- W^^^V *... ? '? ? ? V . ' ? ?? -t
i
piiiiiiiiiiniiiii iiiiiiiiitiiimiimimiMiiiiiiiiiiiiiiinii
iitiiillllllilimiliiMiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiinniiii
CTPTATDTVA'DTA
JdL/iJKl V A Jxl A
"1
i
Het geestelijke en de rest
'R is toch veel
méte maken,
als je er even
gevoel voor hebt. Ik
heb niet zoo veel tijd,
ik sta den heelen dag
in de zaak. Maar wat
je zoo hoort van de klanten, dan denk
je bij je zelf wel: hoe bestaat het?
Eergisteren had ik een gereserveerde
tafel voor 150 van die Okford-groepers,
van die dames in van die Indische
jurken, en heeren met die soort
tulbanden, compleet een
Kroningsfeest! En maar praten in alle. talen.
Ik begreep het niet. Maar onder de
aardappelsla met koude ham ontdekte
ik een klant, nog van vroeger, altijd
een normaal mensch met zijn natje en
zijn droogje,' en een onbezorgd leven
in de zonde. En nu had hij zijn servet
in zijn boordje gestoken. Ik denk: daar
moet ik het mijne van hebben, en
Kist naar hem toe. En toen heeft hij
het mij allemaal uitgelegd; dat hij er
geen droge keel van heeft gekregen !
Ik wel. En of ik nu maar meteen wilde
getuigen, vroeg hij. Ik niks.
Neen, ik blijf bij het oude. Dat is al
eeuwen goed, en dat blijft goed. Ik
ben ook naar den Heer Minister
president Colijn wezen luisteren. Veer
tien dagen van te voren had ik al
kaarten, mijn vrouw en haar zuster
en dan nog een kennis van mij, een
Heer met wie ik wel ga visschen,
Bekijkt het wereldgebeuren
door een bril van Schmidt
Rokin72
AMSTERDAM
hoewel mijn vrouw hem niet kan
zetten. Een heel clubje, we zaten
naast elkaar, hoewel het dringen
geweest was ! Maar dat heb je over
voor een groot man, voor eiken duce
of Führer, waar of niet? En dus
zaten wij daar, in die glazen Apollohal.
En ik moet zeggen, hij wekt vertrou
wen; dat is ook wat waard. Als je
deze week plezier wilde hebben, waren
er ook nog de Liberalen en in het
Koloniaal Instituut de Heer Slotemaker
de Bruïne; maar ik had geen tijd.
Eén is genoeg en voor Zaterdagavond
heb ik een kaartje voor den Stads
schouwburg van den Heer van Dalsurn,
voor een stuk met veel Dames. Ik
spreek veel menschen; en ze zeggen:
Als dit nu eens iets zou zijn, zoo'n
ouderwetsch succes, dat je zit te rillen
van de aandoening".
Ik moet eerlijk zeggen: Ik zie
Dames liever op het tooneel dan in het
water. Zwemsters zijn alleen iets,
als ze de anderen achter zich laten,
die dan op eens niets meer zijn. Maar
op het tooneel, al staan er honderd
Dames of Meisjes, zijn ze allemaal
iets, en aardig om naar te kijken, net
als in de revue» wat in het Water om
de sportiviteit niet hoort. En Dinsdag
kwam het heele stel in eens bij ons
binnen. Die Meisjes uit Denemarken
met die namen en dan onze
Hollandsche Rie's en Willy's en Jopie's en nog
zoo'n Dame, die op ze moet passen als
ze buiten het water zijn en ook nog
de Heer Mr. H. Scholten voor de film.
Want zoo is hij. En ik moet zeggen:
water maakt niet mooier.
En ik -fluisterde het hem in, maar
hij nam het kwaad op, en weg fooi.
Uitspraakregels
,,In vele gezinnen wordt uitge
sproken slecht gekookt." (H.P.J
,,Het spel was stevig, maar nog
niet uitgesproken hard en gemeen "
(Hbl.)
nogal aan1 den drogen kant." (HU.)
Zijn orkestratie is een beetje aan
den schetterenden kant." (H.D.)
.... cle methode die Robinson
Crusoëtoepaste: kerfjes zetten op de
kolf van zijn snaphaan." (Hbl.)
Hij was wel wijzer: Upon the
sides of this square post I cut every
day a noten with my knife and
thus I kept my calandar." (Daniel
Defoe, Robinson Crusoe)
Cosy corner
,,Men streed vruchteloos tegen de
wasfiguren van den schrijver." (Hbl.)
, .Vorccnigingcn van gezagvoerders,
stuurlieden, loodsen en
scheeps-ingenieurs." (Tel.)
..Zij weet hoc men het moet aan
leggen om het beste van het leven te
maken." (H.P.-)
s
i
i
De meerloozen
, ,De auteurs zien dat zonder meer
over hun eigendom is beschikt."
(Open brief Gen. Xed. Camp. en Ver.
r. Lettcrk.)
, ,De minister kan niet toegeven dat
vermindering van
n-geeringsbemoeiingcn zonder meer automatisch alle
moeilijkheden zou kunnen wegnemen."
(M.v.A.)
..Dit metselwcrk zonder meer af te
breken was onmogelijk." (Tel.)
,, Stakende electriciens sneden zon
der meer de draden door." (X.H.C.)
De nominatief-accusatief
constructie
,,Ook alcoholvrijen wijn kan men
nemen, maar is duurder." (O.T.)
, ,Dat heeft de geschiedenis afdoende
aangetoond en is ook op zichzelve be
grijpelijk." (Gr.).
,,Op-cen kleine verhooging worden
twee troons geplaatst." .(Hbl.)
Voor twee konings?
Der Geist der stets verneint
,,Evenmin als bij vorige kceren
mocht men ook ditmaal niet verwach
ten door zijn rede veel wijzer te zullen
worden." (Alg. Ind. Dbl.)
, ,Mike noch miss Curley vergaten
bijvoorbeeld nooit het moment waarop
.de dokter opkeek." (HU.)
Vergunning
,,Jc merkt hem zoo niet op; maar
hij mag er zijn." (Hbl.)
,,Dc finales mogen gezien worden."
? (H.D.)
,,Ze kon geen woord .Engelsch."
(HU.)
Dat ken best.
| Journalistiek kantwerk
l ,,Zijn intonatie was soms wat aan
jj den hoogen kant/' (HU.)
i ..De schattingen waren aan den
| lagen kant." (H.D.)
5 ,,Hij acht onze schoollcesboeken
Onze adverteerende
humoristen
Twee dames zoeken langs dezen
weg serieuze kennismaking met twee
nette Heeren, ook afzonderlijk."
(N.R.C.)
,,Klkc plooi die er niet in hoort,
elke trekking, die /ich mocht voor
doen, elke kleinigheid die uw mantel
mooier maakt, wordt door ons aan
gebracht." (Leeuw. C.)
'«iiiMiMiiiMiiiiiiinmnmmiiiiiM
iiinmiMniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniHiii
PAG. 20 DE GROEN E Ne. 3138
PAG. 21 DE GROENE No. 3128