De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 15 mei pagina 5

15 mei 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

LINCOLN ZEPHYR V-12 ^^^"^^ ?^"^?* ^^» _ ._.?__ . - iiiiiiinannrrnr^fcVdMÉMÉIlinmiïMi^»ieMÉfrer VEROVERT ALLER VROUWEN HART! : Twaalf cilinders in V-vorm... toch 6 al km per liter benzine - óók bij hooge snelheden ! L1NCOLN-ZEPHÏRV-12 COUPÉ. . . . ?3525 Van den Lincoln Zephyr gaat een onmiskenbare bekoring uit. Door zijn sierlijken stroomlijnvorm valt de Lincoln Zephyr op zonder opvallend te zijn. De dames waardeeren den verfijnden smaak, die uit elk detail spreekt het ruime, comfortabele interieur de practische bagage bergplaats de breede portieren met lagen instap, waardoor haar kleeding altijd even onberispelijk blijft. Het rijden in den Lincoln Zephyr is een ongekend genot. Hij ligt rustig en vast op eiken weg en ook bij de hoogste snelheden blijft de besturing licht en gemakkelijk. De Lincoln Zephyr is als een metalen vliegtuig geconstrueerd. U rijdt in een veilig stalen bolwerk, dat U te allen tijde beschermt. 'Laat U door een proefrit aantoonen, wctt rijcomfort wrkelt/k beteekcnt.N.V. NEDERLANDSCHE FORD AUTOMOBIEL FABRIEK AMSTERDAM nitiiuiiitiiiiii ADMINISTRATIE DE GROENE" KEIZERSGRACHT 355 - AMSTERDAM PoMiIra 72880 ? Gemeente Giro G 1000 ? Telefoon 37964 Mijne Meeren, Wilt U mij als abohnéop De Groene Inschrijven? Ik zend U f6.- voor het abonnement van l juni af en verzoek U mij het blad in Mei gratis te zenden. Naam: ? Straat: '.'......' N r. Woonplaats: 153.37 Handteekening:.. Abon EEN GOEDE RAAD voor een goede daad: NIET l MAAL DE GROENE MAAR ALTIJD DE GROENE: NEEM EEN ABONNEMENT! Van l Juni af f 6.?. In Mei gratis! iinniiiiniiiinnv «GRACHT M», AMOTEBÏIAil "" Letterkundig leven EEN ZEDENROMAN Giacomo A n ton in i F. Drieu la Rochelle: Rêveus* Bon» geol«l« (Galltmard, Parij*) l EDER nieuw boek van Pierre Drieu la l Rochelle heeft tot nog toe een verI rassing en een teleurstelling gebracht; een verrassing omdat hij zich telkens opnieuw in een andere gedaante weet voor te stellen en daarbij boeit door zijn speelsche begaafdheid en zijn groote intelligentie, en een teleur stelling omdat zelfs in zijn beste boeken, Blèche", ,,Une Femme & sa Fenêtre", La Comédie de Charleroi" de spanning niet tot het laatste toe is volgehouden en zij daardoor twee slachtig en dus onbevredigend zijn. Men heeft voortdurend het gevoel dat de persoonlijkheid van Drieu la Ro chelle belangrijker is dan zijn werk, beter nog dat zijn onmiskenbare be gaafdheid zich vooralsnog in zijn oeuvre onvoldoende heeft kunnen uitdrukken. Zijn boeken dragen alle den stempel der jeugd, zij zijn brillant, speelsch, dikwijls boeiend, maar zij missen bezonkenheid, zij zijn vluchtig geschreven, zij zijn niet af. Drieu's nieuwe roman Rêveuse Bourgeoisie" toont hem nu als een schrijver, die zijn ieugdperiode te boven is, die niet langer tastend zoekt, maar zijn weg gevonden heeft. In zooverre is dit boek op zijn beurt een verrassing, maar tevens helaas een teleurstelling, omdat de spanning ook ditmaal niet is volgehouden en het tweeslachtige dat hem kenmerkt over duidelijk tot uiting komt. De opzet van den roman is breeder en ernstiger dan wij het van Drieu gewend zijn; het gaat hier niet langer om een phantasie of een persoonlijk avontuur, maar om een zedenschildering zooals de titel trouwens aangeeft. De eerste twee honderd en veertig bladzijden van het boek geven een misschien wat grijs en sober, maar toch levend en zeer gelijkend portret van de Fransche bourgeoisie uit de jaren negentig n het begin dezer eeuw. Drieu toont zich in deze schildering intelligenter en daarom zuiverder dan de meeste der jongere Fransche romanschrijvers, wier anti-bourgeoiswoede maar al te dikwijls op een dwaze en belachelijke overdrijving uitloopt. De Ligneuls: een welvarende aan nemer die een brave, practische en goed katholieke vrouw heeft en een, van haar eigen driften en verlangens volkomen onbewuste, dochter, zijn'het type van een goed-burgerlijke Fransche familie wier streven en verlangen even beperkt is als haar werkelijke kennis des levens. En juist omdat zij in hun bekrompen egoïsme toch zoo braaf zijn, zoo geheel opgaand in zich zelf en in hun kleine dagelijksche belangen, zijn zij zoo zwak en zonder eenig weerstandsvermogen tegenover de stormen des levens. Zij worden via hun dochter Agnes de gemakkelijke prooi van hun schoonzoon Camille, die op zijn beurt een droomer is, ge vangen in zijn zinnelijkheid, in zijn lafhartig onvermogen om van het woord over te gaan tot de daad. Drieu heeft het ziekteproces der gemiddelde Fransche burgerij in deze familie goed weergegeven. Wat hier het meeste treft is het ontbreken van iedere grootheid in heit goede zoowel als in het kwade; deze menschen stellen zich tevreden met hun droomen en weigeren pertinent de realiteit van het leven onder de oogen te zien, uit vrees dat wat zij zullen ontdekken al te zeer zal verschillen van hetgeen zij zich wenschen. Het spreekt vanzelf dat in deze wereld de financiëele factor o verheer schend en al-beslissend is. De eerste drie gedeelten van het boek, waarin Drieu den langzamen onder gang van deze familie op den voet volgt, zijn door het gebrek aan groote gevoelens en hartstochten wat grijs en kleurloos, maar toch zeer treffend en zuiver van toon; zij behooren stellig tot het beste dat Drieu heeft geschreven en als zedenschildering ook tot het beste dat wij in de laatste jaren onder de oogen hebben gehad. In het vierde gedeelte verandert plotseling alles; wij hebben als het ware met een tweeden, volkomen anderen, roman te doen. De onpersoonlijke sobere zedenschildering heeft opge houden, Geneviève, de dochter van Agnes en Camille komt op een onver wachte wijze in het middelpunt te staan en vertelt zelf haar lotgevallen en die van haar familie van haar zeven tiende jaar af. Al zijn de hoofd personen grootendeels dezelfde ge bleven, de atmospheer, de stijl en de toonaard van het boek zijn volkomen veranderd. Geneviève herinnert aan Blèche, aan Margot, aan andere vrouwelijke hoofdpersonen van Drieu. Zoodra zij aan het woord komt voelt men zich onmiddellijk overgeplaatst in de na-oorlogsperiode, in een ont wrichten tijd, die in scherpe contrasten en schrijnende tegenstellingen zijn toevlucht zoekt. De spanning is hierdoor gebroken, men heeft moeite in de hoofdpersonen dezelfde menschen te herkennen, hun wederwaardigheden verliezen kleur en zin naast de hevige conflicten, waarin Geneviève en haar broer Yves spoedig worden gewikkeld, terwijl van een opzettelijke, althans van een goedgelukte tegenstelling tusschen beide werelden geen sprake is. Dit tweede gedeelte had, wat breeder ontwikkeld en wat persoonlijker uitgebeeld, een roman op zichzelf kunnen vormen, thans doet het slechts aan als eer willekeurig en overbodig aanhangsel, dat de harmonie van het geheel komt bederven. Het eigenaardige is daarbij, dat Geneviève en haar vrienden, hoewel zij veel meer dan Camille en de Ligneuls in den geest zijn van Drieu la Rochelle's vorige werken, toch vaag en onper soonlijk blijven, volkomen overscha duwd door de gestalten van Madame Ligneul, van Agnes en Camille, van Rose en van den onsmakelijken maar zoo góéd getroffen Ganche. ,,Rêveuse Bourgeoisie" blijft met dit al een merkwaardig en zeer per soonlijk boek, een der brste bewij zen er voor dat Drieu la Rochelle blijft meetellen onder de vooraan staande Fransche schrijvers en dat men van hem nog veel verwachten kan, misschien zelfs een roman van groo^e beteekenis. PINKSTEREN ? ' ' , , . . ' Tusschen het schriel uitschietende gewas Van struiken, wilgen en hét jonge gras SÏtuwt onverwacht de stroorn der pinksterbloemen^ Verrukt en zonnig*?of't nooit ander s was. D. A. M. BlNNENDIJK c aiaALai&t evi AC S. Vestdijk di John Cowper Powy«: Malden Caatle (Caasell, jonden) JOHN COWPER POWYS, die tot zijn 5fe jaar vrijwel niets publiceerde, haalde zijn schade in op een zoo ecla tante wijze, met twee romans, ,,Wolf Solent" en A Glastonbury Romance", een autobiografie en enkele groote essays, dat hij als literaire figuur ge klasseerd moet worden onmiddellijk naast schrijvers van het formaat van Joyce, Lawrence of Huxley. Het is voor mij geen probleem meer, dat hij deze drie als romancier in engeren zin nog overtreft en misschien zelfs als psycho loog. Uiteraard een persoonlijke opvat ting, wil ik altijd nog wel volhouden, dat ,,A Glastonbury Romance" de knapste en boeiendste Engelsche roman is van de laatste 20 jaar of daarom trent, ook wanneer het mocht blij ken, dat na dit monument van noo bladzijden de auteur uitgeschreven" was en zijn eigen belofte om voor zijn dood ,,a shelf f uil of first rate roman ces" te scheppen niet gestand kon doen. En het heeft er allen schijn van alsof dit inderdaad het geval is. Maiden Castle" is een ietwat bombastisch en drakerig verhaal, waarin de typische Powys-motieven zich uitermate ver zwakt herhalen, een verzwakking, merkbaar tot in den stijl, met zijn voor heteerst storende archaïsmen, merkbaar zelfs tot in de psychologie, die veel van haar exactheid verloren heeft en zich te vaak bedient van de indirecte om schrijving. Natuurlijk, nog steeds is het Powys die hier aan het woord is, en mijn afwijzend oordeel betrekt zich dan ook hoofdzakelijk op de parallel met de vorige romans. Vergeleken daarmee is Maiden Castle" mislukt; maakte men door middel van dit boek voor het eerst kennis met John Cowper Powys, dan zou de formule anders moeten luiden. Fout zou het intusschen zijn ons oor deel over ,,A Glastonbury Romance" te herzien uitsluitend op grond van dit laatste werk, dat de zwakheden van den schrijver zoo meedoogenloos in het licht stelt*. Te meer omdat deze zwakheden, latent, altijd al aanwezig waren. ,,A Glastonbury Romance" is geen absoluut meesterwerk (bestaan die?), maar het blijft wat het is, precies even belangrijk en meesleepend, ook al zou Powys den weg, dien hij nu inge slagen schijnt te hebben, tot het bittere einde gaan. Vier factoren bepaalden van den aan vang af de gevaren die Powys bedrei gen als romancier, een uitvoeriger kri tiek dan ik hier leveren kan van zijn laatste ooek zou met deze factoren reke ning moeten houden. Het zijn: een hardnekkige en zeer gevarieerde mystagogie, die in A Glastonbury Ro mance" door de groote dimensies en de origineele, soms fijn ponische be handeling nog overtuigend kon zijn, maar hier ontaardt tot een wat naar geestig occultisme, gesol met oudKeltische sagen en dgl.; dan: de eroti sche perversieën", vroeger geprojec teerd in scherp uitgebeelde menschelijkëgestalten, thans niet onmisken baar zelfbehagen geëtaleerd; verder een profetisch-philosofisch theoretiseeren, dat in ,,Maiden Castle0 niet meer in organische antithetiek door sommige hoofdfiguren gedragen wordt, maar zich van hen als ware spreek buizen bedient; en tenslotte: Powys' egocentrisme, de belangrijkste fac tor wellicht. Egocentrisme, berieden de 40 of'50 geen kwade eigenschap, kan (het hoeft natuurlijk niet) voor een auteur in het senium funest worden, vooral wanneer iemand van zichzelf vervuld is in een mate, die in de auto biografie van dezen nu 64-jarigen schrijver alleen dragelijk is, dank zij een buitengemeen scherpzinnige zelfkritiek als tegenwicht. Explicite is het geven van zelf kritiek onmogelijk in een roman; we zien dan ook, dat in ,,A Glastonbury Romance" het tegenwicht op een andere wijze gevonden is: door middel van een splitsing in ,,zelfportretten", die een eigen leven zijn gaan leiden en zich eerst aan de hand van de auto biografie laten situeeren binnen de grenzen van het karakter van John Cowper Powys. In zekeren zin, d.w.z. voor den kriticus, niet voor den lezer ! is de autobiografie aange wezen als commentaar op het Glastonbury-epos. Maar hier, in dit Maiden Castle", is de verhouding omgedraaid, hier is de roman tot commentaar ge worden, hier is de centrale figuur, de schrijver Dud No-Man (een naam, zwanger van een beetje ongare sym boliek), zoo schaamteloos een portret van John Cowper Powys in hoogst eigen persoon, in het uiterlijk, in de tics, in de melodramatische bijnamen (?gladiator" b.v.), dat men niet aan den indruk ontkomt van een vrije, soms zelfs reeds letterlijke transpositie van de autobiografie, hetgeen bewijst, dat ver starring is ingetreden, dat Powys zijn laatste reserves aanspreekt. En de bijfiguren? Knap uitgebeeld hier en daar, met dien sterk ontwikkelden speurzin voor het kenschetsende détail, die Powys wel nooit verlaten zal, leven zij toch in veel mindere mate van het bloed" van den schrijver dan een John Crow, Owen Evans, Sam Dekker en John Geard in A Glastonbury Ro mance", en juist op deze subjectiefprojecteerende werkwijze (verwant aan die van Dostojewski) is een natuur als , Powys aangewezen. Hierbij teeken ik nog aan, dat de intrige" van Maiden Castle" veeleer met die van Wolf Solent", Powys eer sten roman, overeenkomst vertoont, vaak tot in ontmoedigende bijzonder heden. Het meisje Gerda, die het fluiten van een lijster nabootst en dit vermo gen verliest in haar huwelijk met Wolf Solent (óók een integraal zelfportret, maar veel vager gehouden), werd hier tot de circusrijdster Wizzie, door ge noemden No-Man voor een gering be drag gekocht", en voorbestemd tot het spelen van dezelfde rol van gekooiden vogel. De verhouding tot den overleden of onbekenden vader, die zich persoonlijk of in den vorm van een plaatsvervangend1 imago, den vogel toe eigent, is op analoge wijze uitgewerkt, zoo ook het motief van het weifelen tusschen twee vrouwen, etc. etc. Vooral de goedkoope behandeling van de magisch-occulte passages (zwakke repliek op ,,A Glastonbury Romance"), met duidelijke Uitstapjes naar het spiri tisme, zoomede de mysterieuze schurkerijen en de ouderwetsch-romantische 'familierelaties, doen vreezen, dat het Engelsche publiek Powys nu eindelijk wel met huid en haat; inlijven zal. Wat er van hem overschiet is dan altijd nog een goede 2000 pagina's superieur proza. Gezondheid in Uw huid! Door de huidvoedende, huidzuiverende en huidgenezende kracht van Purol verdwijnen pukkels. vetwormpjei, uitslag, ruwheid, rood heid en wordt de huid jeu^dig-fritch en zacht alt fluweel. Gebruik voor gelaatsverzorging1 witte Purol. Deze U na Inwrijving onzichtbaar op de huid, daarom zeer geschikt voor gebruik Overdag. In daaztn van 30. Tuba 45 et. lij Apoth. «n Orogiwan. m ..'j t. PA6. 9 DE GROENE Ne. 3128

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl