De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 22 mei pagina 6

22 mei 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

II* .-?/»? T. f \ VRIJE MENSEN EEN VRIJ LAND De democratie is in de aanval! Maar laat niemand zich in slaap laten sussen. Want Fascisme en Communisme leven van de wanhoop der massa's. Wie de democratie be schermen wil, moet het monster der werkloos heid de kop indrukken en moet de grondslagen leggen voor levenszekerheid van arbeiders en boeren en middenstanders. Op voor een politiek van koopkrachtversterking verhoging van de uitkeringen aan de werk lozen uitvoering van een groots plan van openbare werken! VOOR PLAN EN VRDHEID RHEUMATISCH NEDERLAND OP NAAR BAD-PISTYAN! Overal kuurde U reeds, van alles probeerde U, /.onder resultaat. Uw geval is echter heusch niet anders dan de 30.000 gevallen van rheumatiek-ischias en jicht, die jaarlijks met doorslaand succes behandeld worden In de vulkanische modderbronnen van Bad-Pistyan in Tsjechoslowakije. Gaat U dit jaar toch eindelijk naar Pistyan. Tegen de warme vulka nische Piatyan-modder zal ook Uw aandoening niet bestand blijken. Om de kosten behoeft U. werkelUk niet verder te sukkelen. Hotel met voll. pens. vanaf f. 2.30: incl. modderkuur. (tokterskosfen enz. vanaf f4.60 p. d. Retour Ned. grens/Pistyar. circa f32.-. Vliegretour A'dam/Plstyan f96.-. Na de kuur 3 dagen GRATIS reizen door het Tatra-Gebergte met gratis verblijf in de prachtige Tatra-Hotels, ter kennismaking met het wondermooie Tatra-landschap. Alle inl. vrijblijvend bij: ^M ?% JRSMBAVI DINTON - Amsterdam (C.) - Prinsengracht 415. U K ATI S Tooneel Film REPERTOIRE M UITBEELDING Artlstenlngang, Stadsschouwburg, Amsterdam H ET is met het tooneelrepertoir» droevig gesteld. De eerste bespe Ier van den Stadsschouwburg eindigt zijn seizoen met een stuk, dawaar schijnlijk als kas-stuk bedoeld was Het is maakwerk, op effecten geba scerd, geschreven door twee scenario schrijvers. Artisten in-, óf uitgang, zon der artisten. Geen enkele these, geer. probleem is juist geformuleerd of ge steld of opgelost door de beide auteurs., Wanneer dan ook de idealistisch be-, doelde actrice Terry Randall (Willy Haak) eindelijk een groote, goed ge schreven rol zal gaan spelen, hebber wij geen enkele reden, aan te nemen,% dat zij slagen zal, en wij weten niet o! j haar vriend, David Kingsley (Paul Storm) dan wel de theatermagnaau Adolf Gretzi (Albert van Dalsum) in j staat zijn een kunstenares te her kennen. Wij verheugen ons hoogstens dat zooveel uithoudingsvermogen be loond werd: eindelijk een groote rol: Dan is het stuk uit. De Salon-bolsjewiek-auteur Lennelh Burgess (Frits van Dijk) en Jean Matland, met haar hermelijne manteltje- ' tot-hier (Jos van Gasteren) zoeken hun ; heil bij de film en blijken succes te f hebben en vél geld te verdienen. Waarom zouden zij niet? Aan kunste naars ging niets verloren, volgens de auteurs. Feitelijk waren ze sympathie ker met- dan zonder-geld. Alle overige jonge en minder jonge dames in dit maak-werk, hollen door elkaar trap op, trap af, en vechten, te vergeefs meestal, om een engage ment j e". Maar mijn hemel, waarmede zouden zij zich een blijvende plaats kunnen verwerven? Wat onderscheidt deze arme mislukkingen van elkaar in artistieken zin? Waarom zou deze groep wanhopige stumpers belangrijker zijn dan al die andere meisjes met illu sies dezer wereld, die haar brood ver dienen in een warenhuis, lunchroom of waar ook en die vroeger of later ge trouwd raken. Ook deze jonge, vooruit willende vrouwen hebben aanbidders; lompe of timide vrijers; zij worden mee uitge nomen naar dure restaurants of kleine cafétjes, of de meisjes nemen zelf een vriendje, dat aan den grond zit, mee uit. Ook zij zijn gedeeltelijk sportief of ongemanierd, ijverig of lui, ijdel of bescheiden ,gewasschen of groezelig. Maar ofschoon dit stuk geen groote verdienste heeft en de auteurs nergens de diepte van het leven raken, noch de waarachtige waarde om het strijden voor een ideaal of illusie benaderen, staat de opvoering vér beneden de opgaaf. In deze voorstelling blijkt de regis seur van Dalsum wederom de bedoe lingen van den auteur niet te hebben begrepen en gezien. Dit stuk is even min, als het zooveel diepere en belang rijker stuk ,,Verbrecher", voor eenige jaren in den Hollandschen Schouwburg gegeven, een propagandastuk of plei dooi, maar het is een milieu schildering. Het stuk kent geen hoofd- of bijrollen, al is de eene rol grooter dan de andere en belangrijker. Het is voor een wel slagen noodzakelijk alle karakters voor af te herkennen en juist te verdeelen. Uiterlijkeninnerlijk.Iedererolmoetvan zelf-sprekend schijnen, niet getypeerd blijken, maar uitgebeeld" zijn. Speelt men dit stuk als een pleidooi voor het arme tooneel" tegen de rijke film", dan zakt alles uit het lood, want dit bewijs houdt een dergelijk werk nu eenmaal niet in, bedoelt het ook niet in te houden. Wanneer men vele rollen onvoldoen de bezet, zooals in deze voorstelling, dan gaat menig acteur en actrice in zijn altijd weer afgesneden scenetjes" grof typeeren om op te vallen. En aangezien elk van deze rolletjes nu eenmaal een karakterspeler vereischt, vallen dan n dergelijke spelers n de auteurs n de regisseur door de mand en blijken niet voldoende berekend voor hun opgaaf. Juist een goede uitbeelding als dat van het duo-Mary (Peronne Hosang en Ans Koppen) brengt duidelijk aan het licht hoe onvoldoende de meeste ande ren het bedoelde karakter uitbeelden. Een zoo onbeheerschte ruziescène als Jean Matland speelt, treedt buiten de kunstzinnige lijst. Een bijna verhon gerd afhankelijk bedoeld wezentje,. Kay Hamilton, die niet naar haar sadistischen man terug durft en ook niét tegen het leven op kan, mag niet zoo door een groote, volwassen vrouw ge speeld worden. Naast het tengere fi guurtje van Willy Haak, valt deze ver gissing dubbel op. Bernice Niemeyer is geen schreeuwleelijk, maar de mis kende tragedienne die alleen komische Alten mag vervullen. Fred. Powell en Joe Millhauser zijn niet bedoeld als dokwerkers op hun Zondags, die een publiek huis binnenstappen, maar bur gerlijke protsen, die zich verbeelden met de Muzen te ver keer en, wanneer hun meisje een bohémienne van het tooneel'' is. Sam Hastings is een be scheiden, gestrand, armzalig idealistje, die niet te eten en daarom een halfnegerinnetje als vriendin heeft, die hij nog protegeeren kan, al geeft zij hem te eten. Geen pot zoo scheef of er past een deksel op, weten de auteurs; maar de regisseur moet de deksels dan ook laten passen of blijft verre onder zijn opgaaf. Staats vijand No. l, Centraal Theater, Amsterdam WANNEER wij bij het Centraal Tooneel gaan kijken, dan vinden wij daar momenteel een grove draak, voortreffelijk gespeeld, zoodat wij ons af moeten vragen waarom aan een der gelijk stuk zooveel arbeid", kunnen" en liefde" besteed werd. Staatsvijand No. I van Wallace is een gruwelijk onding, zonder den minsten humor geschreven. Waartoe moeten Mary Dresselhuys, Joan Remmelts als regisseur en speler, Cor Hermus, Jan van Ees en zooveel anderen hun ge voel, begrip en techniek verspillen, zonder kans op eenige waarachtige artistieke voldoening en succes ? Wat verwachten directies, bij het doen van dergelijke keuzen, toch van het publiek? Hij, die een deugdelijk re pertoire zuiver speelt, zal altijd weer klank vinden. Want wij, theater-bezoe kers willen ons niet een avond lang ver velen óf ergeren, noch ons zelf in slecht gezelschap weten. Wij zoeken niet al leen sensatie l Wij willen niet luisteren naar grove dialogen, die oorzaak en gevolg dooreen haspelen, die geen enkele positieve houding tegen het leven inhouden, maar uitsluitend het leven en den adem van de vertolkers misbruiken om tot een verwrongen, óf een opdringerig beeld te geraken. Nee, wij willen kunnen meegevoelen, meedenken, meelijden en ons mede verheugen. 'Wij willen menschen zien, die wij kunnen liefhebben of veraf schuwen, maar kunnen begrijpen en wij willen het recht in vervulling zien gaan, en het onrecht de nederlaag ien lijden. En wij willen voor alles, wanneer wij den schouwbu g verlaten, nuons door de Muzen gekust weten, juist de tijden zwaar, het pessimisme grootis. En daarvoor willen wij desnoods onze laatste spaarpenningen uitgeven n dankbaar zijn. Maar bij repertoires, als boven omschreven, blijven wij liever thuis met onze goede herinneringen. EDUARD VERKADE Radio-stethoscoop Omroepconcentratie ZOO het dan toch nog eens mogelijk ware, dat de krach ten, die zooals in het onder wijs, de godsdienst, de politiek en waar al niet meer, ook in den radio-omroep van ons land in verdeeldheid geschei den blijven, zich Wisten te vereenigen in n gecentraliseerd en eendrachtig werkend omroepbedrijf, hoeveel meer ware dan ook op dit gebied niet tot stand te brengen met wat hieraan in i totaal ten koste wordt gelegd; hoeveel meer reden tot voldoening zouden dan 'l niet zij kunnen vinden, die meenen, ' dat de toestanden in den Nederland- 'j schen omroep zoo gunstig afsteken bij die in het buitenland. Indien niet na ' V.A.R.A. en A.V.R.O. thans ook K.R.O. en N.C.R.V. zich geroepen 'voelden, een eigen kostbare studio te bouwen en hun eigen, nagenoeg paral lel werkende omroeporganisaties te onderhouden, hoeveel meer nog ware dan niet te bereiken met de enorme kapitalen, die daarin nu versnipperd worden aangewend. Dit was een verzuchting, die rees bij het raadplegen van het programma, dat de B.B.C. Zondagavond over .de Engelsche regionale zenders uitzond van samengevatte scènes uit den Midzomernachtdroom"; een in n woord sublieme uitvoering, die als het ware uit de luidsprekers de tooversfeer deed stralen, welke Shakespeare's grootsch genie op onvergankelijke wijze in dit werk weet op te roepen. Dit program ma vermeldde o. a. voor de muzikale medewerking de Sectie E van het B. B.C.-Orkest. Het is algeme n bekend, dat het thans 110 man sterke B.B.C.-Orkest zich in eenige jaren heeft ontwikkeld tot een der grootste en beste orkesten ter wereld. En al zou Nederland bij zulk een organisatie noodzakelijkerwijze ten achter moeten blijven, naar' ver houding zou in ónzen omroep toch wel iets dergelijks mogelijk zijn, terwijl nu, voorzoover onze omroepen over eigen orkesten beschikken, deze toch van belangrijk bescheidener omvang en kwaliteit zijn dan het geval ware, indien n Nederlandsche omroep de beschikbare krachten in n Nederlandsch omroeporkest en -koor kon concentreeren. Intusschen mag men, wat de mor genwijding betreft, met vreugde vast stellen, hoeveel aantrekkelijker het gezongen gedeelte daarvan is geworden sedert de invoering op i April van de oorspronkelijke rhythmische en har monische zettingen der godsdienstige zangen; een streven, dat door de predikanten Baars en Ekering werd gepropageerd en verwezenlijkt. In het Radio-Journaal van Zondagavond liet de A.V.R.O. reeds een vergelijkende demonstratie daarvan hoor en. Om bij dienzelfden Zondagavond te blijven, verdient nog een merkwaardige uitzending vermelding. Van Shakes peare's sprookjessfeer naar die van Frederik van Eeden was een stap, waarvoor men noch de literaire noch de muzikale beenen behoefde te rek ken; tenminste wanneer men in aan merking neemt, dat men hiervoor slechts een condensatorknop te verstellenhad. Bracht de B. B.C.-fragmen ten uit den Midzomernachtdroom", de A.V.R.O. liet Ank van der Moer eenige fragmenten zeggen uit De Kleine Johannes", waarbij het omroeporkest illustreerende muziek verklankte van den Belg Maurice Noël. In deze muziek openbaarde zich een interessant ge schreven partituur van eigen muzikale taal, op sommige plaatsen een nieuw en zelfstandig geluid aanslaand, dat ? deze componist terdege bleek te ver staan en te kunnen doen verstaan.. G. K. KROP D. C. VAN DER POEL Main Street: I>e Uitkijk, A'dum Wij hebben indertijd naar aan leiding van de verfilming van Sinclair Lewis' Dodsworth" door William Wyler, kunnen opmerken hoezeer het mogelijk was, de hoofd figuren uit een dikke roman in de vijf kwartier, die de film nu eenmaal strikt krijgt toegemeten, ten voeten uit te tekenen. Archie L. Mayo bevestigt deze indruk met zijn verfilming van Sinclair Lewis' Main Street" (I married a doctor). Men kan zeggen, dat deze films als filmverhaal een eigen vorm hebben gevonden, die, wanneer men niet meer verlangt dan zij willen en kunnen geven, alleszins bevredigt. Het verschil tussen de middelen en mogelijkheden van de roman en de film is zo groot, dat de film bij de bewerking" van een roman slechts kan slagen als zij in dit opzicht haar grenzen en haar mogelijkheden ten volle aanvaart. Dit betekent, vooral ook in verband met de beschikbare ruimte van vijf kwartier, de hoofdzaken van het verhaal en de voornaamste figuren weergeven zonder het boek slaafs te volgen. Een vrije" bewerking, die het gegeven en de per sonen met de door de zo geheel andere techniek geboden middelen en moge lijkheden herschept tot een zelfstandig filmverhaal, dat echter nog voldoende aanrakingspunten met het oorspron kelijke werk heeft om er, zonder dat daarbij destructieve elementen over heersen, aan te herinneren. De film heeft daarbij tegenover het verlies aan diepte dan het voordeel, dat het visuele element sterker tot de oppervlakkige beschouwer spreekt, dan het woord tot de oppervlakkige lezer. Men kan natuurlijk in vergelijking met de roman, twijfelen aan de kunstwaarde van een dergelijk feuilletonisticv.a excerpt en van vervlakking spreken, maar men kan ook de waarde inzien van deze popularisering, die een geheel nieuw publiek bereikt en misschien zelfs wel eens tot resultaat heeft, dat de roman ter hand genomen wordt als een waardevolle comple tering en verdieping van het geziene. Tegenover wat de bioscoop gewoonlijk aan de massa biedt is dit stellig niet te Een scène uit de film Mo/nstreet" i met Pat O'Br/en. l Theater De Uitkijk, Amsterdam \ verwerpen. En het is ook niet zonder betekenis dat het huidige Amerika cc sociale critiek van Sinclair Lewis op deze wijze meer nog dan door de roman onder de massa brengt. Dat wil zeggen dat er vraag is naar deze critiek en dat deze weerklank vindt; de Amerikaan is bezig zich te herzien op een wijze en in een omvang, welke nog niet zo heel lang geleden voor de naaste toekomst tot de onmogelijkhe den schenen te behoren. Archie L. Mayo heeft enige jaren geleden met zijn opzienbarende film Wild boys of the road" dat de Amerikaansche tegenhanger vormde van de door Eek vervaardigde Russi sche film van de verwaarloosde jeugd: Der Weg ins Leben" bewezen, dat hij door middel van de film, scherpe sociale critiek kan leveren. In dit" op zicht moest ook de verfilming van Sinclair Lewis, wiens romans zich kenmerken door hun milieu-critiek, bij hem in goede handen zijn. Hoewel hij in ,,Main Street" het zeer suggestieve materiaal van zijn Wild boys" mist, waardoor deze film bene den de hoogtepunten van dit vroeg ar e werk schijnt te blijven, is Mayo in e MI milieuschildering en milieucritiek, in de geest van Sinclair Lewis' hekeling van de kleinburgerlijkheid en benepenheid der kleine Amerikaanse plattelandsstad, stellig geslaagd. Niet in de laatste plaats is dit te danken aan de uitstekende bezetting der beide hoofdrollen. Pat O'Brien is ten volle de Dr. Kennicott, die ondanks zijn ruimere blik toch ook nog met dit milieu vergroeid is. Josephine Hutchinson is zijn jonge vrouw uit de grote stad, die hier, ondanks haar goede bedoelingen met noodlottige zekerheid in botsing moest komen met de heer sende mentaliteit, wier contact met de mensen uit het stadje en met de miskende jonge man met artistieke , aanleg wel moest leiden tot een dra matische ontknoping. Een drama, niet in de eerste plaats als botsing van goed en kwaad, maar als botsing van de representanten van twee verschil lende milieus. Het is de verdienste van Mayo, dat hij n het milieu n het persoon lijke conflict in dit milieu op een vol komen aannemelijke wijze heeft weten te tekenen. De obligate happy ending in de hier gegeven vorm hadden wij echter gaarne gemist, t ' %\ 4 'VJM f ipi PAG. 10 IN M Ot^ROENE |N* 3119 f AC. 9 Dl GROENE No. Jl» J. L. v. '-'V^'v:/ . e» ..t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl