De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 5 juni pagina 5

5 juni 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

l ? «uk. t l - l Letterkundig leven EEN AFBAKENING S. Vestdijk Menno ter Braak: Douwes Dekker en Multatull (De Vrije Bladen, Leopold, Den Haag) HET doet goed ter Braak weer eens als onvervalscht polemicus te ontmoeten. Ik beweer niet, dat hij zich als zoodanig de laatste jaren vervalscht heeft geopenbaard, maar wel eenigszins omwolkt, uiteraard. Als dagbladkriticus is Jupiter tonans nu eenmaal genoodzaakt zijn venijnig ste schichten bij zich te houden. De re cente Multatuli-herdenking bleek echter een uitermate goed geleidende lucht laag; de bliksem sloeg in; en, Holland mag er niets van merken, een verlossen de plasregen spoelde voor eenige uren onze kontreien schoon van handelaars in kurken, leege inktflesschen, pennewisschers, gort, dwergen van de N.R.C., uitgedroogd en Dom. kortom, men raadt het reeds: van Droogstoppel, die eeuwig is en dus ook ter gelegenheid van eeuwfeesten en dergelijke steeds weer opnieuw uit de koffie herrijzen zal. Men leze de desbetreffende passages in het essay erop na; mijnerzijds kan ik er nog aan toevoegen, dat Droog stoppel zich bij dit jubileum niet alleen incarneerde in den anonymus, die Multatuli in de N. R. C. betittelde, maar tevens in de persoon van den heer Saks, die zeer gedocumenteerd, en als zoo danig natuurlijk met het volste recht op onze waardeering, het Lebakcomplex", zooals ter Braak het noemt, tot zijn z.g. juiste proporties terug bracht met als psychologisch leid motief: Havelaar was excentriek", een vondst, die nauwelijks daverend is te noemen na wat.... Multatuli zelf over deze dooddoener schreef, in het begin van zijn Specialiteiten .. .." Batavus Droogstoppel is dus eeuwig, en ik geloof, dat zelfs ter Braak hem niet zou willen afschaffen, bezat hij de macht er toe. Wie zou trouwens willen ontkennen, dat de makelaar een niet eens erg onsympathieke figuur ge worden is (vergeleken bijv. met Slijmering) ? Voor een goed deel vervult Droogstoppel de rol van nar van den koningsmensch van Shakespeariaansche fooi, zelfs van Sancho Pancha. Droogstoppel hoort bij Multatuli, zooals schaduw bij licht: dit is de eerste afba kening, die, onuitgesproken, de reeks opent der diverse schijngestalten, die in ter Braak's studie op hun beurt uit de koffie opduiken, de een meer er door besmeurd dan de ander: een psychiater, een Marxist, een fascist, een Huet, een Vosmaer. Zij allen heb ben op een af andere wijze het genie willen begrenzen en beperken; met de vrijdenkers en idealistische dames van een halve eeuw geleden, behooren zij tot de algen en schelpdieren die op het genie parasiteeren, zij vallen derhalve ten offer aan het mes van den kriticus, die de bazaltrots naakt voor zich wil zien. Maar hiermee was ter Braak's taak eerst begonnen. Na de reiniging van aanhangselen, die op de grens van Multatuli's wezen een zeker bedriegelijk leven ontwikke len, was het bazaltblok zelf aan de orde, ging het om zijn innerlijke struc tuur, ging het om de vergelijking met andere blokken, die in de buurt te vinden waren. In deze uitstekend ge schreven studie treft wel als hoogte punt de afbakening van Nietzsche, waaraan behoefte bestond. Ter Braak toont de diepgaande verschillen, tij enkele (m.i. toch hoofdzakelijk stilis tische) overeenkomsten: Nietzsche philosoof vooral, Multatuli teleurgesteld daadmensch, geremd politicus. Boort men nog dieper, dan treden de over eenkomsten weer meer aan het licht, op een niveau, waar alle genieën leden van n familie zijn, waar de ver schillen teruggebracht worden tot lou ter quantitatieve nuances. Ook Nietz sche is te zien als teleurgesteld daad mensch, met zijn polsslag langzaam als die van Napoleon, maar de maat verhouding in de psychische ingredi nten is anders, en daarom hoofdzake lijk was het ter Braak te doen. En ten slotte dan de afbakening, die dit cahier zijn titel bezorgde: de intrinsieke afba kening van de twee helften waarin het gescheurde bazalt uiteenvallend is te denken: Multatuli en Douwes Dekker, edelcomediant en zuivere moralist," larmoyant pseudoniem en de ondefi nieerbare, onbenoembare mensch ach ter dit masker, de mensch zooals hij was. Het is ter Braak's groote ver dienste, dat hij de brokkeligste helft niet wegstoot, bij alle geneigdheid ertoe, en tot het zijn" van Douwes Dekker volop de Multatuliaansche schijn" wenscht te rekenen. Men aanvaardt een groot man in zijn geheel, een gemeen plaats. Maar ter Braak zou nauwelijks de dialecticus zijn die hij is, indien deze gemeenplaats onder zijn pen niet al het vloeiende en dynamische, al het subtiele omspinnen eener lapidaire polariteit had verkregen, die het bazalt bazalt laat en zijn essay maakt tot misschien de beste karakteristiek die wij van den man van Lebak bezitten. Euripides' Medea (Vertaald door Dr. Chr. Deknatel en uitgegeven onder toemicht van Dr. J. D. Meerwaldt) EPOS en tragedie der Grieken plaatsen den hedendaagschen be oordeelaar, die geneigd is van de overeenkomstige voortbrengselen der moderne literatuur, waaraan hij gewend is, uit te gaan, voor zeer bij zondere moeilijkheden. Wanneer men hier dezelfde maatstaf aanlegt als bij de beoordeeling van roman en tooneelstuk, is bij voorbaat een juist verstaan uitgesloten en wordt een problematiek gephantaseerd, die aan het oorspronke lijk werk geheel vreemd is. Het essentieele verschil tusschen Grieksche en moderne literatuur blijkt het duide lijkst, wanneer men het epos en den z.g.n. psychologischen roman verge lijkt. De romancier verzint de dingen en feiten, het ,,verhaal", maar treft de wereld, waarin die dingen en feiten voorkomen, reeds aan; in het epos daarentegen schept de dichter de we reld, waarin het mythisch gebeuren, dat, al blijft de vorm vloeiend, naar den algemeenen zin gegeven is, zich afspeelt. De mythe is de oerbron, waardoor de geheele Grieksche kunst gevoed wordt en wien de diepere zin daarvan ont gaat zal nimmer tot het wezenlijk ver staan van die kunst in staat zijn. Onze wereld en onze mentaliteit is niet meer die van een Athener uit de vijfde eeuw voor Christus. Wij kunnen niet, de historische ontwikkeling der menschheid, die zich intusschen met steeds angstwekkender snelheid heeft voltrokken, negeerend, ons neerzetten in een schouwburg met de verwachting dezelfde spheer te zullen terugvinden, waarin het Atheensche volk de tragedie onderging. Wanneer er in den tegenwoordigen tijd een onmiskenbare nei ging bestaat, weer opnieuw te gaan putten uit die oude bron, dan dient men zich in de eerste plaats ervan te ver gewissen, waarin dit mythisch gebeu ren zich onderscheidt van de zakelijke handeling in onze wereld van dingen en feiten; zich blijft onderscheiden, ook bij den reeds laat-geboren Euripides, ondanks alle toenadering tot het zuiver-menschelijke", ook al is zijn Medea van demonisch wezen geworden tot een vrouw met een zielestrijd", waarbij jaloezie en wraaklust de over winning behalen op de moederliefde. Bij voorbaat reeds weten wij, wat de tragedie ons te leeren heeft. Wij bren gen onze begrippen van goed en kwaad, van menschelijke verantwoordelijkheid, verdienste en schuld mee, die ons een onbevangen luisteren onmogelijk ma ken. Het zou ons zeer bevreemden, itidien ons verzekerd werd, dat Jason's ondergang niet de straf is voor zijn ontrouw, en wij letten er niet op, als de tragediedichters ons telkens weer nadrukkelijk verzekeren, dat de mensch niet verantwoordelijk is voor zijn daden en er dus geen sprake kan zijn van per soonlijke schuld. Wij willen nu een maal onzen zin terugvinden in de trage die, die anders voor ons zinloos wordt. Wanneer Medea aanspraak meent te mogen maken op dankbaarheid voor haar verdienste tegenover Jason, zegt hij hierin is hij althans volstrekt geen mooi-prater" dat de eenige, aan wie hij dank verschuldigd zou zijn, Aphrodite is, die Medea gedreven heeft tot haar daden. Zij heeft niet anders gekund: het is haar beschikt, Jason te beminnen en dit lot moet zij aanvaar den en beamen als den zin van haar eigen leven. Maar wanneer de mensch zijn hem beschikt lot niet aanvaardt, maar zelf zijn geluk wil smeden, pleegt hij hybris", overmoed. Met zijn eigen machtige daden bereidt de mensch zich den ondergang. Een sage laat zinrijk Jason den dood vinden, getroffen dóór een balk van de wegrottende Argo. Ook in de tragedie van den epigoon Euripides zien wij niet een sympa thieke Medea opeen antipt.thieke Jason de overwinning behalen, maar wij er varen, hoe het lot den menschen door eigen willekeur tot een noodlot wordt. Dit blijft de diepere zin van het stuk, ook al kan men daarnaast de karakterteeken ing van de hoofdpersonen be wonderen, waarop bij de opvoering door de A.T.V. het vorig jaar den na druk gelegd is. Maar in het kader van de tragedie heeft dit psychologisch ele ment zijn keerzijde en dreigt een dis harmonie te ontstaan tusschen die al te menschelijke en de bovennatuur lijke" bestanddeelen van het stuk. Maar Euripides staat nu eenmaal onder den invloed van de Grieksche deca dentie, ingeluid door Socrates en de Sophisten; de nuchtere realiteit van de feiten begint de mythische werke lijkheid van de vloeiende beelden te verdringen; de dichterlijke verbeelding moet soms reeds plaats maken voor steriel geredeneer. Dat zijn de zwakke gedeelten in het stuk, waar het woord tot zakelijke begripsaanduiding dreigt te verarmen. Maar deze vallen in het niet bij de vele schoone passages, waar de magie van het woord het levende beeld voor ons oproept, die zkh niet in de eerste plaats een gewetensvol en nauwgezet vertaler eisenen als Dr. Deknatel is, maar een dichter om ze te herscheppen. Vooral de weergave van de koren in soms rijmende verzen kan lang niet altijd bevredigen. Een groot voordeel biedt deze vertaling echter, doordat zij ge makkelijk verstaanbaar is, en bij de bovengenoemde opvoeringen heeft zij haar practische bruikbaarheid dan ook ten volle bewezen. C. R. VAN PAASSEN Bibliographie Frledrlch Hebbel, Der Mensch nnd die Mücnte; Tageblicher, ausfewttnlt and eingeleltet von Ernst incent (Alfred Krttner-Verlag) GEEN materie leent zich slechter tot bloemlezen dan een dagboek; haar kenmerk is juist dat het onbelangrijke er een minstens even groote en zelfs even essentiëele plaats in inneemt als dingen van belang; en in zekeren zin is ook de continuïteit, of de incontinuiteit, het karakter dat het onwillekeurig gekregen heeft, een constitueerend element. Bij Hebbel is het waar, dat hij zijn dagboeken ten deele geschreven heeft met het oog op zijn toekomstigen bio' graaf; dat hij het ongedwongen uiterstpersoonlijk cachet, dat de charme ervan uitmaakt, dus eigenlijk vaji te voren al uitsloot. Wie bij een dagboek aan open baar maken denkt, verzwijgt vermoe delijk en vervalscht dus het noodige; op zijn minst worden toon en houding beinvloed door de gedachte aan een toe komstig publiek. Hebbel's voornemen een half-publiek dagboek te schrijven, blijkt o.m. uit de aanwezigheid van vele aforismen; be spiegelingen en formuleeringen, te alge meen dan dat men ze voor zichzelf ooit zoo zou stellen. Men behoudt tot het eind toe den indruk van een semiofficiëele aangelegenheid. Dit karakter wordt nog versterkt door de wijze waarop de anthologie in haar keuze is samengesteld. Na een, niet alledaagsch genoeg, verslag in mo ment-opnamen (van Hebbel-zelf, na tuurlijk) over zijn leven, worden zijn uitspraken en meditaties naar de onder werpen gegroepeerd. Een styléering, een ordening te meer, en bovendien een ingrijpen achteraf, dat het dagboek karakter nog meer versnijdt dan de schrijver zelf het al heeft gedaan. Ten slotte een inleiding, die davert van pathetiek en gemeenplaatsen, snorkend en dom. Maar ondanks dit alles een zeer waardevol boek; dat vooral bij wijze van inleiding" tot een der boeiendste figuren der Duitsche negentiende eeuw, goede diensten kan bewijzen en dat Hebbel duidelijk doet kennen: een wilskrachtige natuur, tragisch in zich zelf verdeeld, bedreigd en demonisch, vol onverwachte overgevoeligheid, r cksichtslos egoïstisch, energiek en roemzuchtig. De uitgave voldoet vooral in dit opzicht aan haar bedoeling, dat zij den lezer aanspoort de dagboeken in hun geheel te gaan lezen. B. Kracaner; Jacqnes Offenbach und das Paria seiner Zelt (Allart de Lange, Amwterdam) DIT boek, dat zich bescheidenlijk geen biographie in den eigen lijken zin, van het woord wil noemen, is juist een biographie gewor den, zooals men die schrijven moet. Een figuur staat nimmer alleen, ont staat niet uit het niets, het is meestal van het hoogste belang, juist om in het diepere wezen ervan door te kunnen dringen, den tijd en de omgeving, die haar schiep, te kennen. Voor den operetten-componist Offen bach geldt dit meer dan ooit. Een Offenbach had nooit kunnen bestaan zonder het Parijs van het Tweede Keizerrijk. Zijn werk inspireert zich er niet alleen aan, het versymboliseert het ook. De parodieerende operette, zooals Offen bach die schiep, is het product van een tijd, diénaast zijn beruchte frivoliteit, het plezier kende met een open oog voor alle betrekkelijkheid en het tijdelijke der dingen. En evenals het tweede Keizerrijk stierf om toch weer als tij dbeeld voor het nageslacht op te staan, zoo herleeft in Offenbach's muziek het electriseerend tempo en de juichende overdaad van een cham pagne-geest, die, knallend, zich zelf verspilde, doch die de onsterfelijkheid bezit van einmalig" te wezen. Dat in Kracauers uitstekend boek Parijs tesamen met Offenbach op treedt is psychologisch volkomen juist en verantwoord: het is het leven van Offenbach. En zooals de schrijver het een met het ander heeft verbonden leeft ook deze Offenbach voor ons meer dan ooit in eenige biographie voordien. Film Belangrijk filmwerk . C. van der Poel Fnry" van Frltz Lang (Theater Tnschlnskl, Amsterdam) DE belangrijke verschijning, wel ke Fury" van Fritz Lang in het, vooral destijds nog niet overmatig interessante, filmseizoen was, gaf ons aanleiding onmiddellijk na de eeiste persvoorstelling een uit voerige beschouwing van deze film te geven. Nu de film eerst een half jaar later in Amsterdam wordt vertoond, achten wij het van voldoende belang, er ? bij uitzondering nog eens op terug te komen, ook al is herhaling van zowel destijds als nu geldende argumenten (zie De Groene van s-ó-'jó) niet geheel te vermijden. De waarde van de film Fury" hier vertaald als Massa-j ustitie" is, dat een uitermate belangrijke inhoud zijn grote overtuigingskracht heeft verkregen door een zodanig beheerste vorm, dat bijna steeds een voortreffe lijke eenheid tussen deze beiden en daarmede inderdaad filmkunst is ont staan. De inhoud geeft daarbij aan deze film dan nog een extra waarde tenopzichte van b.v. n der andere weinige hoogtepunten van dit seizoen, Mayerling" van Anatole Litvak, waar bij de inhoud uitsluitend door de vorm betekenis verkreeg. Het is bovendien verheugend ten opzichte van Fritz Lang te mogen constateren, dat deze kunstenaar, die als extremist vele fouten op geniale wijze ten top gedreven heeft de esthetiek van het beeldvlak in de Nibelungen", de sensationele Kitsch in Metropolis", de sensationele mis daad in vele van zijn latere films hier op zo'n overtuigende wijze zijn evenwicht heeft gevonden. Verheugend is het daarbij te mogen constateren, dat J U WEELE N het destructieve element, dat in zijn misdaadfilms zo sterk overheerste, dat het soms wel eens leek of Lang niet anders meer kon, hier overwegend heeft plaats gemaakt voor het con structieve. Al blijft ook hier in de verbetenheid, waarmede het gewaande slachtoffer van de lynchpartij vecht Een scène uit de film Furie" door Fritz Lang; de lynchlustige menigte bestormt de gevangenis (Foto Metro Coldwijn Mayer; Theater Tuschinski) de laatste betreft o.a. tegen het slot, bij de rechtszitting, waar het gesproken woord uit de aard der zaak een belang rijke factor is en enkele zinnen als zelfstandige titels nog eens de nadruk leggen op het ontstellende feit van 6010 slachtoffers van lynchpartijen in Amerika in de laatste 49 jaar dat is n in de drie dagen van wie slechts 756 voorden rechter verschenen, omdat de anderen vermoord waren vóór een verhoor kon plaats vinden. Dat men deze droge" cijfers na het zien van Fury" niet zo snel meer vergeet, is mede een bewijs voor de waarde van Lang's werk. w. P.JPER: MUZ|EK en PUBLICITEIT in Amsterdam KRONING EN JOURNAALTHEATER F ILM bestaat bij de gratie van een verwaarloosde dimensie. Door de film wordt een drie dimensionale fictie tot een twee dimenom de schuldigen die hij als zijn sioriale realiteit op het witte doek. moordenaars ziet op de electrische stoel te helpen, nog iets van de relatie van Lang met het destructieve element der misdaadfilms zichtbaar, maar nu met het duidelijke doel van de strijd tegen n van de ergste ziekten der Het filmjournaal brengt een onbe reikbare drie dimensioneele realiteit twee-demensionaal binnen ons bereik. Maar de verloren dimensie laat een leegte achter.... De Cineac, die eeist al het tafreel Amerikaanse samenleving. Het is alsof van de Engelsche kroning heeft ver een tot nu toe vaak onbestemde en toond, exposeert nu nog eens de onbevredigde kracht hier in Ameri- Engelsche kroonjuweelen (al zijn ze ka zijn doel gevonden heeft. En niet geheel echt; hoewel geadeld door welk een kracht hier aanwezig is, zien het gebruik dat er op de kronings wij o.a. in de wijze waarop Lang in repetitie van gemaakt is). het tweede gedeelte van zijn film Bij de collectie, (de chte en de nieteen gegeven, dat werkelijk vol gevaren chte), zijn te zien de Cullinan-diamant, is, weet uit te werken tot een machtig de Koh-I-Noor en alle door. voorgebetoog. schiedenis en financieel gewicht beOverigeris is de film van het begin * tot het eind vol bewijzen van beheer sing van de vorm, zowel in de uit stekende en vaak uiterst doelbewuste roemde steenen, die de Engelsche koningsschat uitmaken. En bezoekers van het journaaltheater, net als de gasten bij de Engelsche krohingsplechbeeldwisseling en versnijding als in de tigheden, kunnen ze zoo maar voor massaregie en geluidsmontage. Wat niets beschouwen l Diademen, ordeteekenen, de rijkskroon, goud en diamanten, saffieien en robijnen, oude, antieke ONZE SPECIALITEIT: Badjassen Voor dames, heeren en kinderen in ongekend groote sorteering eenvoudig zoowel als luxueus. Doch allen zér apart van cachet. Ruime maten. Bizonder concurr. prijzen. Gegarandeerd fndanr/irengeverrc .134 Indanthrenhuis Onovertroffen waschecht, zonccht, weerecht. en historische juweelen, het ligt onder bescher mende vitrines en schept, toch nog meer dan de visie op het platte vlak, de illusie van de icaliteit. En men leert er de relatie tusschen dimen sies, realiteit en illusie. H. WANNEER de reclamechef van een chocoladefabriek in de advertentiekolommen van de Nederlandsche pers doet afdrukken: De sportsman, die nalaat dagelijks twee van onze prima Plaktongreepen a S cents te nuttigen, sterft aan onder voeding vóór zijn tijd," dan slikt het chocoladekoopende publiek deze non sens zonder er zelfs maar om te glim lachen. Het is maar reclame", en dus de moeite van het overdenken niet waard. Is de chocolade beter, aantrek kelijker verpakt en aromatischer dan die van andere fabrikanten, dan slikt datzelfde publiek zelfs de Plaktong reepen en de man, die het succes volle slagzinnetje uitdacht voelt zich veeleer een verdienstelijken employ dan den groven leugenaar en den be lachelijke zwetser, die hij inderdaad is zij het ook om den broode. Wanneer de publiciteitschef van een politieke partij op de reclamezuilen van onze Nederlandsche steden doet aanplakken: De man, die nalaat de candidatuur van Klaptong te steunen, is persoonlijk aansprakelijk voor het te verwachten bankroet van den Nederlandschen Staat", dan wordt daar al evenmin om gelachen. Lijkt deze candidaat betrouwbaarder, beter ge kleed en welsprekender dan zijn mede dingers, dan maakt Klaptong vrij veel kans, gekozen te Worden. En zelfs, wanneer de nieuwgekozen candidaat blijken zou geven volstrekt niet voor zijn taak berekend te zijn, niettegen staande uiterlijke betrouwbaarheid, re presentatie en rhetoriek dan nog zou geen mensch er over denken den reclamechef ter verantwoording te roepen. En deze functionaris zal zich misschien met spoed aansluiten bij een andere politieke partij, doch zonder merkbare gewetenswroeging, zonder een oogenblik gekromd te gaan onder het schuldgevoel een bedrieger te zijn. In zaken, en in de politiek, kan van allerlei, wat op cultureel en intellec tueel gebied eigenlijk niet zoo goed mogelijk is. De directeur van een muziek-instelling, die in de gratis reclamekolommen van het persgesprek verklaart, dat men" in Duitschland geen principieel bezwaar heeft om een compositie van Manier in het pro gramma op te nemen, en dat diezelfde men" hem, Mengelberg, er zelfs om verzocht heeft, maakt zich schuldig aan het verstrekken van onjuiste, want onvolledige, informaties. Natuurlijk heeft niet iedere Duitscher bezwaar tegen symphonieën van Mahler een dergelijke collectieve luciditeit zou zelfs in het best-georganiseerde land van de wereld ondenkbaar mogen heeten , maar dat was de quaestie niet. De vraag was: welke men" geen bezwaar had. Als minister Goebbels bedoeld was, of de redactie van der Stürmer, dan zou dit nihil obstat tenminste eenige beteekenis hebben gehad. Maar blijkens het interview in de Telegraaf van 25?5?'37 was minister Goebbels niet bedoeld. ... Liever dan ons te ver diepen in de vraag welk notabel Duitsch Mahleriaan op het oogenblik eenige maanden concentratiekamp over zou hebben voor zijn overtuiging en die van Willem Mengelberg, willen wij constateeren dat het, zacht gezegd, ongezond is reclamecampagnes te organiseeren voor een artikel dat zóó sterk aan bederf onderhevig is als kunst. De verdienste van mr. G. A. Boon is, dat hij Mengelberg gedwongen heelt in te zien dat kunst ook nog wel eens op een andere manier niet met politiek te maken kan hebben dan overeenkomt met zijn, Mengelberg's, particuliere inzichten. Politiek bestaat namelijk niet uitsluitend uit het ontkennen van feiten Het ziet er naar uit, dat de vrienden van mr. Boon de toegezegde ? 20.000 in portefeuille zullen houden. Wat voor niemand jammer is. Ik vermoed namelijk, dat mr. Boon te optimistisch is, wanneer hij meent, dat op het oogenblik te Berlijn een gemengd publiek te vinden zou zijn voor een uitvoering van een symphonie des J uden Gustav Mahler zelfs al werd die uitvoering gedirigeerd door den intiemen vriend van den componist, en gefinancierd door Nederlanders, vulgo Grenzdeutschen. Mengelberg's geloof in allerlei van oudsher voortreffelijke eigenschappen van het Duitsche volk, zijn voorge slacht, heeft hem parten gespeeld. Hij overziet echter de dimensies niet meer. Op dit oogenblik vol te .houden, dat men in Duitschland kunst en politiek zou kunnen scheiden is óf een ontoe laatbare lichtzinnigheid, óf een smakelooze reclamestunt. Inzake cultureele aangelegenheden en tot voor kort had de muziek, zooal niet met politiek, dan toch nog wel iets met beschaving te maken kan men niet met slagzinnen werken. Het systeem, dat past voor verkiezings campagnes en chocoladereepen, deugt niet voor de kunst. Een weinig meer matiging, een iets nauwkeuriger onder scheid maken tusschen artistiek be langrijke daden en particuliere, b.v. Berlijnsche, successen zouden aan het Concèrtgebouwbeleid ontegenzeggelijk ten goede komen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl