Historisch Archief 1877-1940
l
? «uk.
t
l
- l
Letterkundig leven
EEN AFBAKENING
S. Vestdijk
Menno ter Braak: Douwes Dekker
en Multatull (De Vrije Bladen,
Leopold, Den Haag)
HET doet goed ter Braak weer
eens als onvervalscht polemicus
te ontmoeten. Ik beweer niet,
dat hij zich als zoodanig de laatste jaren
vervalscht heeft geopenbaard, maar
wel eenigszins omwolkt, uiteraard.
Als dagbladkriticus is Jupiter tonans
nu eenmaal genoodzaakt zijn venijnig
ste schichten bij zich te houden. De re
cente Multatuli-herdenking bleek echter
een uitermate goed geleidende lucht
laag; de bliksem sloeg in; en, Holland
mag er niets van merken, een verlossen
de plasregen spoelde voor eenige uren
onze kontreien schoon van handelaars
in kurken, leege inktflesschen,
pennewisschers, gort, dwergen van de N.R.C.,
uitgedroogd en Dom. kortom, men
raadt het reeds: van Droogstoppel, die
eeuwig is en dus ook ter gelegenheid
van eeuwfeesten en dergelijke steeds
weer opnieuw uit de koffie herrijzen
zal. Men leze de desbetreffende passages
in het essay erop na; mijnerzijds kan
ik er nog aan toevoegen, dat Droog
stoppel zich bij dit jubileum niet alleen
incarneerde in den anonymus, die
Multatuli in de N. R. C. betittelde, maar
tevens in de persoon van den heer Saks,
die zeer gedocumenteerd, en als zoo
danig natuurlijk met het volste recht
op onze waardeering, het
Lebakcomplex", zooals ter Braak het noemt,
tot zijn z.g. juiste proporties terug
bracht met als psychologisch leid
motief: Havelaar was excentriek",
een vondst, die nauwelijks daverend is
te noemen na wat.... Multatuli zelf
over deze dooddoener schreef, in het
begin van zijn Specialiteiten .. .."
Batavus Droogstoppel is dus eeuwig,
en ik geloof, dat zelfs ter Braak hem
niet zou willen afschaffen, bezat hij de
macht er toe. Wie zou trouwens willen
ontkennen, dat de makelaar een niet
eens erg onsympathieke figuur ge
worden is (vergeleken bijv. met
Slijmering) ? Voor een goed deel vervult
Droogstoppel de rol van nar van den
koningsmensch van
Shakespeariaansche fooi, zelfs van Sancho Pancha.
Droogstoppel hoort bij Multatuli, zooals
schaduw bij licht: dit is de eerste afba
kening, die, onuitgesproken, de reeks
opent der diverse schijngestalten,
die in ter Braak's studie op hun beurt
uit de koffie opduiken, de een meer er
door besmeurd dan de ander: een
psychiater, een Marxist, een fascist,
een Huet, een Vosmaer. Zij allen heb
ben op een af andere wijze het genie
willen begrenzen en beperken; met de
vrijdenkers en idealistische dames van
een halve eeuw geleden, behooren zij
tot de algen en schelpdieren die op het
genie parasiteeren, zij vallen derhalve
ten offer aan het mes van den kriticus,
die de bazaltrots naakt voor zich
wil zien. Maar hiermee was ter
Braak's taak eerst begonnen. Na de
reiniging van aanhangselen, die op
de grens van Multatuli's wezen een
zeker bedriegelijk leven ontwikke
len, was het bazaltblok zelf aan de
orde, ging het om zijn innerlijke struc
tuur, ging het om de vergelijking met
andere blokken, die in de buurt te
vinden waren. In deze uitstekend ge
schreven studie treft wel als hoogte
punt de afbakening van Nietzsche,
waaraan behoefte bestond. Ter Braak
toont de diepgaande verschillen, tij
enkele (m.i. toch hoofdzakelijk stilis
tische) overeenkomsten: Nietzsche
philosoof vooral, Multatuli teleurgesteld
daadmensch, geremd politicus. Boort
men nog dieper, dan treden de over
eenkomsten weer meer aan het licht,
op een niveau, waar alle genieën
leden van n familie zijn, waar de ver
schillen teruggebracht worden tot lou
ter quantitatieve nuances. Ook Nietz
sche is te zien als teleurgesteld daad
mensch, met zijn polsslag langzaam
als die van Napoleon, maar de maat
verhouding in de psychische ingredi
nten is anders, en daarom hoofdzake
lijk was het ter Braak te doen. En ten
slotte dan de afbakening, die dit cahier
zijn titel bezorgde: de intrinsieke afba
kening van de twee helften waarin het
gescheurde bazalt uiteenvallend is te
denken: Multatuli en Douwes Dekker,
edelcomediant en zuivere moralist,"
larmoyant pseudoniem en de ondefi
nieerbare, onbenoembare mensch ach
ter dit masker, de mensch zooals hij
was. Het is ter Braak's groote ver
dienste, dat hij de brokkeligste helft niet
wegstoot, bij alle geneigdheid ertoe,
en tot het zijn" van Douwes Dekker
volop de Multatuliaansche schijn"
wenscht te rekenen. Men aanvaardt een
groot man in zijn geheel, een gemeen
plaats. Maar ter Braak zou nauwelijks
de dialecticus zijn die hij is, indien
deze gemeenplaats onder zijn pen niet
al het vloeiende en dynamische, al het
subtiele omspinnen eener lapidaire
polariteit had verkregen, die het bazalt
bazalt laat en zijn essay maakt tot
misschien de beste karakteristiek die
wij van den man van Lebak bezitten.
Euripides' Medea (Vertaald door Dr.
Chr. Deknatel en uitgegeven onder
toemicht van Dr. J. D. Meerwaldt)
EPOS en tragedie der Grieken
plaatsen den hedendaagschen be
oordeelaar, die geneigd is van
de overeenkomstige voortbrengselen
der moderne literatuur, waaraan hij
gewend is, uit te gaan, voor zeer bij
zondere moeilijkheden. Wanneer men
hier dezelfde maatstaf aanlegt als bij
de beoordeeling van roman en
tooneelstuk, is bij voorbaat een juist verstaan
uitgesloten en wordt een problematiek
gephantaseerd, die aan het oorspronke
lijk werk geheel vreemd is. Het
essentieele verschil tusschen Grieksche en
moderne literatuur blijkt het duide
lijkst, wanneer men het epos en den
z.g.n. psychologischen roman verge
lijkt. De romancier verzint de dingen en
feiten, het ,,verhaal", maar treft de
wereld, waarin die dingen en feiten
voorkomen, reeds aan; in het epos
daarentegen schept de dichter de we
reld, waarin het mythisch gebeuren, dat,
al blijft de vorm vloeiend, naar den
algemeenen zin gegeven is, zich afspeelt.
De mythe is de oerbron, waardoor de
geheele Grieksche kunst gevoed wordt
en wien de diepere zin daarvan ont
gaat zal nimmer tot het wezenlijk ver
staan van die kunst in staat zijn.
Onze wereld en onze mentaliteit is
niet meer die van een Athener uit de
vijfde eeuw voor Christus. Wij kunnen
niet, de historische ontwikkeling der
menschheid, die zich intusschen met
steeds angstwekkender snelheid heeft
voltrokken, negeerend, ons neerzetten
in een schouwburg met de verwachting
dezelfde spheer te zullen terugvinden,
waarin het Atheensche volk de tragedie
onderging. Wanneer er in den
tegenwoordigen tijd een onmiskenbare nei
ging bestaat, weer opnieuw te gaan
putten uit die oude bron, dan dient men
zich in de eerste plaats ervan te ver
gewissen, waarin dit mythisch gebeu
ren zich onderscheidt van de zakelijke
handeling in onze wereld van dingen
en feiten; zich blijft onderscheiden, ook
bij den reeds laat-geboren Euripides,
ondanks alle toenadering tot het
zuiver-menschelijke", ook al is zijn
Medea van demonisch wezen geworden
tot een vrouw met een zielestrijd",
waarbij jaloezie en wraaklust de over
winning behalen op de moederliefde.
Bij voorbaat reeds weten wij, wat de
tragedie ons te leeren heeft. Wij bren
gen onze begrippen van goed en kwaad,
van menschelijke verantwoordelijkheid,
verdienste en schuld mee, die ons een
onbevangen luisteren onmogelijk ma
ken. Het zou ons zeer bevreemden,
itidien ons verzekerd werd, dat Jason's
ondergang niet de straf is voor zijn
ontrouw, en wij letten er niet op, als
de tragediedichters ons telkens weer
nadrukkelijk verzekeren, dat de mensch
niet verantwoordelijk is voor zijn daden
en er dus geen sprake kan zijn van per
soonlijke schuld. Wij willen nu een
maal onzen zin terugvinden in de trage
die, die anders voor ons zinloos wordt.
Wanneer Medea aanspraak meent te
mogen maken op dankbaarheid voor
haar verdienste tegenover Jason, zegt
hij hierin is hij althans volstrekt
geen mooi-prater" dat de eenige,
aan wie hij dank verschuldigd zou zijn,
Aphrodite is, die Medea gedreven heeft
tot haar daden. Zij heeft niet anders
gekund: het is haar beschikt, Jason te
beminnen en dit lot moet zij aanvaar
den en beamen als den zin van haar
eigen leven. Maar wanneer de mensch
zijn hem beschikt lot niet aanvaardt,
maar zelf zijn geluk wil smeden, pleegt
hij hybris", overmoed. Met zijn eigen
machtige daden bereidt de mensch zich
den ondergang. Een sage laat zinrijk
Jason den dood vinden, getroffen dóór
een balk van de wegrottende Argo.
Ook in de tragedie van den epigoon
Euripides zien wij niet een sympa
thieke Medea opeen antipt.thieke Jason
de overwinning behalen, maar wij er
varen, hoe het lot den menschen door
eigen willekeur tot een noodlot wordt.
Dit blijft de diepere zin van het stuk,
ook al kan men daarnaast de
karakterteeken ing van de hoofdpersonen be
wonderen, waarop bij de opvoering
door de A.T.V. het vorig jaar den na
druk gelegd is. Maar in het kader van
de tragedie heeft dit psychologisch ele
ment zijn keerzijde en dreigt een dis
harmonie te ontstaan tusschen die al
te menschelijke en de bovennatuur
lijke" bestanddeelen van het stuk.
Maar Euripides staat nu eenmaal onder
den invloed van de Grieksche deca
dentie, ingeluid door Socrates en de
Sophisten; de nuchtere realiteit van
de feiten begint de mythische werke
lijkheid van de vloeiende beelden te
verdringen; de dichterlijke verbeelding
moet soms reeds plaats maken voor
steriel geredeneer.
Dat zijn de zwakke gedeelten in het
stuk, waar het woord tot zakelijke
begripsaanduiding dreigt te verarmen.
Maar deze vallen in het niet bij de vele
schoone passages, waar de magie van
het woord het levende beeld voor ons
oproept, die zkh niet in de eerste plaats
een gewetensvol en nauwgezet vertaler
eisenen als Dr. Deknatel is, maar een
dichter om ze te herscheppen. Vooral
de weergave van de koren in soms
rijmende verzen kan lang niet altijd
bevredigen. Een groot voordeel biedt
deze vertaling echter, doordat zij ge
makkelijk verstaanbaar is, en bij de
bovengenoemde opvoeringen heeft zij
haar practische bruikbaarheid dan ook
ten volle bewezen. C. R. VAN PAASSEN
Bibliographie
Frledrlch Hebbel, Der Mensch
nnd die Mücnte; Tageblicher,
ausfewttnlt and eingeleltet von Ernst
incent (Alfred Krttner-Verlag)
GEEN materie leent zich slechter
tot bloemlezen dan een dagboek;
haar kenmerk is juist dat het
onbelangrijke er een minstens even
groote en zelfs even essentiëele plaats
in inneemt als dingen van belang; en
in zekeren zin is ook de continuïteit,
of de incontinuiteit, het karakter dat
het onwillekeurig gekregen heeft, een
constitueerend element.
Bij Hebbel is het waar, dat hij zijn
dagboeken ten deele geschreven heeft
met het oog op zijn toekomstigen
bio' graaf; dat hij het ongedwongen
uiterstpersoonlijk cachet, dat de charme ervan
uitmaakt, dus eigenlijk vaji te voren al
uitsloot. Wie bij een dagboek aan open
baar maken denkt, verzwijgt vermoe
delijk en vervalscht dus het noodige; op
zijn minst worden toon en houding
beinvloed door de gedachte aan een toe
komstig publiek.
Hebbel's voornemen een half-publiek
dagboek te schrijven, blijkt o.m. uit de
aanwezigheid van vele aforismen; be
spiegelingen en formuleeringen, te alge
meen dan dat men ze voor zichzelf
ooit zoo zou stellen. Men behoudt tot
het eind toe den indruk van een
semiofficiëele aangelegenheid.
Dit karakter wordt nog versterkt
door de wijze waarop de anthologie in
haar keuze is samengesteld. Na een,
niet alledaagsch genoeg, verslag in mo
ment-opnamen (van Hebbel-zelf, na
tuurlijk) over zijn leven, worden zijn
uitspraken en meditaties naar de onder
werpen gegroepeerd. Een styléering,
een ordening te meer, en bovendien een
ingrijpen achteraf, dat het dagboek
karakter nog meer versnijdt dan de
schrijver zelf het al heeft gedaan. Ten
slotte een inleiding, die davert van
pathetiek en gemeenplaatsen, snorkend
en dom.
Maar ondanks dit alles een zeer
waardevol boek; dat vooral bij wijze
van inleiding" tot een der boeiendste
figuren der Duitsche negentiende eeuw,
goede diensten kan bewijzen en dat
Hebbel duidelijk doet kennen: een
wilskrachtige natuur, tragisch in zich
zelf verdeeld, bedreigd en demonisch,
vol onverwachte overgevoeligheid, r
cksichtslos egoïstisch, energiek en
roemzuchtig. De uitgave voldoet vooral
in dit opzicht aan haar bedoeling, dat
zij den lezer aanspoort de dagboeken
in hun geheel te gaan lezen.
B. Kracaner; Jacqnes Offenbach
und das Paria seiner Zelt (Allart
de Lange, Amwterdam)
DIT boek, dat zich bescheidenlijk
geen biographie in den eigen
lijken zin, van het woord wil
noemen, is juist een biographie gewor
den, zooals men die schrijven moet.
Een figuur staat nimmer alleen, ont
staat niet uit het niets, het is meestal
van het hoogste belang, juist om in het
diepere wezen ervan door te kunnen
dringen, den tijd en de omgeving, die
haar schiep, te kennen.
Voor den operetten-componist Offen
bach geldt dit meer dan ooit. Een
Offenbach had nooit kunnen bestaan zonder
het Parijs van het Tweede Keizerrijk.
Zijn werk inspireert zich er niet alleen
aan, het versymboliseert het ook. De
parodieerende operette, zooals Offen
bach die schiep, is het product van
een tijd, diénaast zijn beruchte
frivoliteit, het plezier kende met een open
oog voor alle betrekkelijkheid en het
tijdelijke der dingen. En evenals het
tweede Keizerrijk stierf om toch weer
als tij dbeeld voor het nageslacht op te
staan, zoo herleeft in Offenbach's
muziek het electriseerend tempo en
de juichende overdaad van een cham
pagne-geest, die, knallend, zich zelf
verspilde, doch die de onsterfelijkheid
bezit van einmalig" te wezen.
Dat in Kracauers uitstekend boek
Parijs tesamen met Offenbach op
treedt is psychologisch volkomen juist
en verantwoord: het is het leven van
Offenbach. En zooals de schrijver het
een met het ander heeft verbonden leeft
ook deze Offenbach voor ons meer dan
ooit in eenige biographie voordien.
Film
Belangrijk
filmwerk
. C. van der Poel
Fnry" van Frltz Lang
(Theater Tnschlnskl, Amsterdam)
DE belangrijke verschijning, wel
ke Fury" van Fritz Lang in
het, vooral destijds nog niet
overmatig interessante, filmseizoen
was, gaf ons aanleiding onmiddellijk
na de eeiste persvoorstelling een uit
voerige beschouwing van deze film te
geven. Nu de film eerst een half jaar
later in Amsterdam wordt vertoond,
achten wij het van voldoende belang,
er ? bij uitzondering nog eens op
terug te komen, ook al is herhaling
van zowel destijds als nu geldende
argumenten (zie De Groene van s-ó-'jó)
niet geheel te vermijden.
De waarde van de film Fury"
hier vertaald als Massa-j ustitie"
is, dat een uitermate belangrijke inhoud
zijn grote overtuigingskracht heeft
verkregen door een zodanig beheerste
vorm, dat bijna steeds een voortreffe
lijke eenheid tussen deze beiden en
daarmede inderdaad filmkunst is ont
staan. De inhoud geeft daarbij aan
deze film dan nog een extra waarde
tenopzichte van b.v. n der andere
weinige hoogtepunten van dit seizoen,
Mayerling" van Anatole Litvak, waar
bij de inhoud uitsluitend door de vorm
betekenis verkreeg.
Het is bovendien verheugend ten
opzichte van Fritz Lang te mogen
constateren, dat deze kunstenaar, die
als extremist vele fouten op geniale
wijze ten top gedreven heeft de
esthetiek van het beeldvlak in de
Nibelungen", de sensationele Kitsch
in Metropolis", de sensationele mis
daad in vele van zijn latere films
hier op zo'n overtuigende wijze zijn
evenwicht heeft gevonden. Verheugend
is het daarbij te mogen constateren, dat J U WEELE N
het destructieve element, dat in zijn
misdaadfilms zo sterk overheerste, dat
het soms wel eens leek of Lang niet
anders meer kon, hier overwegend
heeft plaats gemaakt voor het con
structieve. Al blijft ook hier in de
verbetenheid, waarmede het gewaande
slachtoffer van de lynchpartij vecht
Een scène uit de film Furie" door
Fritz Lang; de lynchlustige menigte
bestormt de gevangenis
(Foto Metro Coldwijn Mayer;
Theater Tuschinski)
de laatste betreft o.a. tegen het slot,
bij de rechtszitting, waar het gesproken
woord uit de aard der zaak een belang
rijke factor is en enkele zinnen als
zelfstandige titels nog eens de nadruk
leggen op het ontstellende feit van
6010 slachtoffers van lynchpartijen in
Amerika in de laatste 49 jaar dat
is n in de drie dagen van wie
slechts 756 voorden rechter verschenen,
omdat de anderen vermoord waren
vóór een verhoor kon plaats vinden.
Dat men deze droge" cijfers na het
zien van Fury" niet zo snel meer
vergeet, is mede een bewijs voor de
waarde van Lang's werk.
w. P.JPER: MUZ|EK en PUBLICITEIT
in Amsterdam
KRONING EN JOURNAALTHEATER
F
ILM bestaat bij de gratie van
een verwaarloosde dimensie.
Door de film wordt een drie
dimensionale fictie tot een twee
dimenom de schuldigen die hij als zijn sioriale realiteit op het witte doek.
moordenaars ziet op de electrische
stoel te helpen, nog iets van de relatie
van Lang met het destructieve element
der misdaadfilms zichtbaar, maar nu
met het duidelijke doel van de strijd
tegen n van de ergste ziekten der
Het filmjournaal brengt een onbe
reikbare drie dimensioneele realiteit
twee-demensionaal binnen ons bereik.
Maar de verloren dimensie laat een
leegte achter....
De Cineac, die eeist al het tafreel
Amerikaanse samenleving. Het is alsof van de Engelsche kroning heeft ver
een tot nu toe vaak onbestemde en toond, exposeert nu nog eens de
onbevredigde kracht hier in Ameri- Engelsche kroonjuweelen (al zijn ze
ka zijn doel gevonden heeft. En niet geheel echt; hoewel geadeld door
welk een kracht hier aanwezig is, zien het gebruik dat er op de kronings
wij o.a. in de wijze waarop Lang in repetitie van gemaakt is).
het tweede gedeelte van zijn film Bij de collectie, (de chte en de
nieteen gegeven, dat werkelijk vol gevaren chte), zijn te zien de Cullinan-diamant,
is, weet uit te werken tot een machtig de Koh-I-Noor en alle door.
voorgebetoog. schiedenis en financieel gewicht
beOverigeris is de film van het begin *
tot het eind vol bewijzen van beheer
sing van de vorm, zowel in de uit
stekende en vaak uiterst doelbewuste
roemde steenen, die de Engelsche
koningsschat uitmaken. En bezoekers
van het journaaltheater, net als de
gasten bij de Engelsche
krohingsplechbeeldwisseling en versnijding als in de tigheden, kunnen ze zoo maar voor
massaregie en geluidsmontage. Wat niets beschouwen l
Diademen,
ordeteekenen, de rijkskroon, goud
en diamanten, saffieien
en robijnen, oude, antieke
ONZE SPECIALITEIT:
Badjassen
Voor dames, heeren en kinderen
in ongekend groote sorteering
eenvoudig zoowel als luxueus.
Doch allen zér apart
van cachet. Ruime maten.
Bizonder concurr. prijzen.
Gegarandeerd fndanr/irengeverrc
.134 Indanthrenhuis
Onovertroffen waschecht, zonccht, weerecht.
en historische juweelen,
het ligt onder bescher
mende vitrines en schept,
toch nog meer dan de
visie op het platte vlak,
de illusie van de
icaliteit.
En men leert er de
relatie tusschen dimen
sies, realiteit en illusie.
H.
WANNEER de reclamechef van
een chocoladefabriek in de
advertentiekolommen van de
Nederlandsche pers doet afdrukken:
De sportsman, die nalaat dagelijks
twee van onze prima Plaktongreepen a
S cents te nuttigen, sterft aan onder
voeding vóór zijn tijd," dan slikt het
chocoladekoopende publiek deze non
sens zonder er zelfs maar om te glim
lachen. Het is maar reclame", en dus
de moeite van het overdenken niet
waard. Is de chocolade beter, aantrek
kelijker verpakt en aromatischer dan
die van andere fabrikanten, dan slikt
datzelfde publiek zelfs de Plaktong
reepen en de man, die het succes
volle slagzinnetje uitdacht voelt zich
veeleer een verdienstelijken employ
dan den groven leugenaar en den be
lachelijke zwetser, die hij inderdaad
is zij het ook om den broode.
Wanneer de publiciteitschef van een
politieke partij op de reclamezuilen
van onze Nederlandsche steden doet
aanplakken: De man, die nalaat de
candidatuur van Klaptong te steunen,
is persoonlijk aansprakelijk voor het
te verwachten bankroet van den
Nederlandschen Staat", dan wordt daar
al evenmin om gelachen. Lijkt deze
candidaat betrouwbaarder, beter ge
kleed en welsprekender dan zijn mede
dingers, dan maakt Klaptong vrij veel
kans, gekozen te Worden. En zelfs,
wanneer de nieuwgekozen candidaat
blijken zou geven volstrekt niet voor
zijn taak berekend te zijn, niettegen
staande uiterlijke betrouwbaarheid, re
presentatie en rhetoriek dan nog
zou geen mensch er over denken den
reclamechef ter verantwoording te
roepen. En deze functionaris zal zich
misschien met spoed aansluiten bij
een andere politieke partij, doch zonder
merkbare gewetenswroeging, zonder
een oogenblik gekromd te gaan onder
het schuldgevoel een bedrieger te zijn.
In zaken, en in de politiek, kan van
allerlei, wat op cultureel en intellec
tueel gebied eigenlijk niet zoo goed
mogelijk is. De directeur van een
muziek-instelling, die in de gratis
reclamekolommen van het persgesprek
verklaart, dat men" in Duitschland
geen principieel bezwaar heeft om een
compositie van Manier in het pro
gramma op te nemen, en dat diezelfde
men" hem, Mengelberg, er zelfs om
verzocht heeft, maakt zich schuldig
aan het verstrekken van onjuiste, want
onvolledige, informaties. Natuurlijk
heeft niet iedere Duitscher bezwaar
tegen symphonieën van Mahler een
dergelijke collectieve luciditeit zou zelfs
in het best-georganiseerde land van de
wereld ondenkbaar mogen heeten ,
maar dat was de quaestie niet. De
vraag was: welke men" geen bezwaar
had. Als minister Goebbels bedoeld was,
of de redactie van der Stürmer, dan
zou dit nihil obstat tenminste eenige
beteekenis hebben gehad. Maar blijkens
het interview in de Telegraaf van
25?5?'37 was minister Goebbels niet
bedoeld. ... Liever dan ons te ver
diepen in de vraag welk notabel
Duitsch Mahleriaan op het oogenblik
eenige maanden concentratiekamp
over zou hebben voor zijn overtuiging
en die van Willem Mengelberg, willen
wij constateeren dat het, zacht gezegd,
ongezond is reclamecampagnes te
organiseeren voor een artikel dat zóó
sterk aan bederf onderhevig is als kunst.
De verdienste van mr. G. A. Boon is,
dat hij Mengelberg gedwongen heelt
in te zien dat kunst ook nog wel eens
op een andere manier niet met politiek
te maken kan hebben dan overeenkomt
met zijn, Mengelberg's, particuliere
inzichten. Politiek bestaat namelijk
niet uitsluitend uit het ontkennen van
feiten
Het ziet er naar uit, dat de vrienden
van mr. Boon de toegezegde ? 20.000
in portefeuille zullen houden. Wat
voor niemand jammer is. Ik vermoed
namelijk, dat mr. Boon te optimistisch
is, wanneer hij meent, dat op het
oogenblik te Berlijn een gemengd
publiek te vinden zou zijn voor een
uitvoering van een symphonie des
J uden Gustav Mahler zelfs al werd
die uitvoering gedirigeerd door den
intiemen vriend van den componist,
en gefinancierd door Nederlanders,
vulgo Grenzdeutschen.
Mengelberg's geloof in allerlei van
oudsher voortreffelijke eigenschappen
van het Duitsche volk, zijn voorge
slacht, heeft hem parten gespeeld. Hij
overziet echter de dimensies niet meer.
Op dit oogenblik vol te .houden, dat
men in Duitschland kunst en politiek
zou kunnen scheiden is óf een ontoe
laatbare lichtzinnigheid, óf een
smakelooze reclamestunt.
Inzake cultureele aangelegenheden
en tot voor kort had de muziek, zooal
niet met politiek, dan toch nog wel
iets met beschaving te maken kan
men niet met slagzinnen werken. Het
systeem, dat past voor verkiezings
campagnes en chocoladereepen, deugt
niet voor de kunst. Een weinig meer
matiging, een iets nauwkeuriger onder
scheid maken tusschen artistiek be
langrijke daden en particuliere, b.v.
Berlijnsche, successen zouden aan het
Concèrtgebouwbeleid ontegenzeggelijk
ten goede komen.