Historisch Archief 1877-1940
L
l
j..:
'...*
f l
i i
Dr. M. van Blankenstein:
NIEUW SPAANSCH INTERMEZZO
SPAANSCH intermezzo l Niet het eerste en
waarschijnlijk ook nog lang niet het laatste.
Want al staat op dit oogenblik ook het potje te
Berlijn ziedend en knetterend te vuur, er is alle
hoop, dat men het terdege zal laten afkoelen, voor
men den lepel er in zet. Anderhalf jaar geleden ware
dat nog heel anders geweest. Toen wist het nieuwe
Berlijn nog niet, wat het beteekende, zich den mond
te branden. Sedertdien heeft het dat geleerd. Hoe
het aan die wijsheid gekomen is, weten wij nog niet
precies. Maar dat het die verworven heeft, staat vast.
Dat heeft het bij vele gelegenheden getoond, in het
bijzonder, toen het zich door Fransche dreigementen
liet weerhouden, in Spaansch Marokko al te vrij
moedig op te treden. Later heeft het nog op menig
punt inzake Spanje ingebonden, onder meer of
minder discreet uitgeoefenden, Engelsch-Franschen
druk. Wij hebben dus reden om te verwachten, dat
het harde blazen van Berlijn geen ander doel heeft,
dan blaren in eigen mond te voorkomen.
Het geval, dat de Duitschers zoo tot toorn ge
prikkeld heeft, is duister in iedere beteekenis van het
woord. Een duikboot der Spaansche regeering zou
op twee verschillende dagen een torpedo hebben
afgeschoten op een Duitschen kruiser, de Leipzig.
Beide torpedo's hebben hun doel gemist, maar op
het schip heeft men het voorbijstevenen van de
gevaarlijke stalen visschen met luisterinstrumenten,
en zelfs met het bloote oog, duidelijk kunnen waar
nemen. Daartegenover verzekert de Spaansche regee- '
ring, dat op de beide bedoelde dagen, den isden en
den iSden Juni, geen van haar duikbooten buiten
gaats was. Er zijn dus drie mogelijkheden: Of de
Duitsche kruiser heeft 2 ich vergist, óf de Spaansche
regeering vertelt onwaarheid, óf de torpedo's zijn
afgeschoten door een duikboot, die niet tot de partij
van de Spaansche regeering behoorde. Zou dit
laatste juist zijn, dan zijn er wederom drie mogelijk
heden: De bedoelde duikboot heeft zich vergist, en
gemeend, een oorlogsvaartuig der Spaansche regee
ring voor zich te hebben, of wel, zij heeft zich niet
vergist, maar opzettelijk geschoten en waarschijn
lijk opzettelijk gemist, om daardoor een incident
tusschen Berlijn en Valencia in het leven te roepen;
en ook is nog mogelijk, dat een niet-Spaansche duik
boot, b.v. een Russische, opzettelijk op het Duitsche
schip heeft geschoten, met het doelde Duitsche vloot
te verzwakken. Wij noemen er dit laatste geval,
terwille van de volledigheid bij, maar om tal van
politieke zoowel als maritieme redenen is het
uiter? mate onwaarschijnlijk. Van de vijf andere mogelijk
heden mogen wij er geen enkele bij voorbaat buiten
sluiten.
Nu zijn er verschillende omstandigheden, die de
zaak, gelijk wij reeds zeiden, een zoo bijzonder
duister aspect geven. Ten eerste moeten wij
constateeren, dat er reeds geruimen tijd een
duikbootmysterie bestaat. Verschillende koopvaardijschepen,
met lading voor de Spaansche regeering, of in ieder
geval varende op de havens der Spaansche regee
ring, zijn door een duikboot getorpedeerd. De Spaan
sche regeering heeft op het eigenaardige daarvan
gewezen, daar, volgens haar zeggen, de opstande
lingen niet over duikbooten beschikken. Men zou
kunnen vragen, hoe de regeering dat weet. Is het
onwaarschijnlijker, dat Italianen of Duitschers aan
Franco duikbooten nebben geleverd dan dat zij
hem vliegtuigen en tanks hebben verkocht? Tanks
en vliegtuigen hebben zij met complete bemanning
geleverd. Zij treden voor het overige geheel als
bondgenooten van Franco op. Zij doen dat slechts
niet onder eigen vlag. Het is niet moeilijker, een
Duitsche of een Italiaansche duikboot met beman
ning en al, van vlag te laten verwisselen, dan het in
1914, aan het begin van den oorlog was, uit de
Duitsche oorlogsschepen in de Middellandsche Zee,
de Göben en de Breslau, Turksche oorlogsschepen te
maken. Er is dus geen reden om aan te nemen, dat
de Spaansche rebellen geen duikboot zouden bezitten.
Miar geheimzinnig is de overgang van
,,natimaliteit" van duikbooten in ieder geval in zijn werk ge
gaan. Dat echter zou zeer verklaarbaar zijn. Franco
en zijn vrienden hadden dan dien overgang als een
onaangename verrassing voor de vloot van Valencia
bedoeld. Het kan ook zijn, dat die overgang op een
wat laat tijdstip heeft plaats gevonden, b.v. toen de
werkelijkheid geworden non-interventie" dat niet
meer gedoogde. Dat Duitschers en Italianen, en in
het bijzonder de Italianen, het daarmede niet zeer
nauw genomen hebben, blijkt niet slechts uit
recente, zeer preciese beschuldigingen van Del Vayo,
maar ook uit kersversche scherpe, zelfs dreigende
verklaringen van de Britsche regeering in het
Lagerhuis.
ER zijn nog heel andere duistere aanwijzingen
in het geval. Op 15 Juni werd een bericht in de ?
wereld verspreid, dat de kruiser Leipzig door een
duikboot tot zinken was gebracht. Van Duitschen
kant, en ook door den kruiser zelf, is dit toen met
groote felheid ontkend. Aan de ontkenning werd toe
gevoegd, dat dergelijke berichten duidelijk slechts
ten doel hadden, grooter verwarring nog in de wereld
te brengen. Deze felheid was lofwaardig, en de op
merking waarschijnlijk. Dit door de Duitschers als
valsch verklaarde bericht, maakt de omstandigheden
van de beide aanslagen nog te raadselachtiger. Het
is niet aan te nemen, dat de Spaansche regeering,
die nu zoo uitdrukkelijk ontkent, dat een van haar
duikbooten op dien dag buitengaats geweest is, dit
bericht zou hebben verspreid. Het was stellig niet
als triomfantelijke mededeeling bedoeld. Het Duit
sche oordeel over het bericht heeft alles voor zich.
Maar als er kwade bedoelingen bij hebben voor
gezeten, wie waren dan de belanghebbenden? Wij
zullen niet verder gaan met gissen.
Een punt van nadere beschouwing moet ook zijn
de geloofwaardigheid van de Spaansche regeering.
Die is, Wat haar oorlogsberichten betreft, soms verre
van prima gebleken. Maar op dat punt lijden bijna
alle oorlogvoerenden aan dezelfde kwaal. Oprecht
is echter de Spaansche regeering geweest na het
gebeurde met de Deutschland. Zij heeft geen oogen
blik geaarzeld, de verantwoordelijkheid voor het
gebeurde op zich te nemen, en erkend dat het haar
vliegers waren geweest, die het schip hadden
ge? bombardeer d. Die vliegers, zoo zeide. zij, waren
echter door de Duitschers beschoten. Dit nu is van
Duitschen kant zeer stellig geloochend. De mannen,
zoo heette het, lagen op den warmen dag lui uit
gestrekt op het dek, niemand dacht aan actie. Toen
hebben de beide vliegtuigen op het weerlooze schip
hun bommen laten vallen. Wij hebben de Duitsche
voorstelling het waarschijnlijkst geacht, om tal
van reder.e.i; o.a. deze, dat vliegers zich wel zouden
wachten een zijn afweergeschut gebruikend oorlogs
schip zonder noodzakelijkheid aan te vallen.
Nu is echter de oorspronkelijke Duitsche
voorstel(]} ' ^ ' ??? ? "
-?--.-A-^.-.^ri-- r^-i.
VA 700. hauscar
Df AANHANG WOONWAGEN
i proipactui aan
IngT HAUS1RAND.
Blaften», Buuumm«rw.
l? baiichtiging aldaar ol
gar. Re*gU»l, Blarloum
ooU te huur/
V«rkrlj|bur In d«n boekhandel.
ling zoo gezaghebbend mogelijk, van Duitschen kant,
gelogenstraft. Bij de begrafenis der slachtoffers
heeft admiraal Raeder de toedracht van het geval
uiteengezet. Op de Deutschland had men, zoo ver
telde hij, de vliegers zien naderen. Daarop had een
officier bevel gegeven, op de vliegtuigen te schieten.
Dat er geschoten is, blijkt niet uit het verhaal. Maar
men krijgt deze voorstelling: De vliegers zijn op
verkenning. Zij zien voor Ibiza een oorlogsschip,
dat daar niet behoort. Terwijl zij het nader opnemen,
zien zij de loopen van het afweergeschut op hen
toedraaien, en de toebereidselen treffen voor een
beschiït'ng. De geloofwaardigheid van de Spaansche
voorstelling is daardoor aanzienlijk grooter gewor
den.
WIJ beschikken over het feit van de valsche, of in
ieder geval door de Duitschers valsch ver
klaarde berichten van 15 Juni, en over de verzekering
van de Spaansche regeer ing, dat een'van haar duik
booten toen op of onder het zeevlak was. De Spaan
sche regeering heeft, naar wij nu vrij volledig weten,
te goeder trouw bericht verstrekt omtrent het ge
beurde met de Deutschland. M.'n zou ook op de on
waarschijnlijkheid kunnen wijzen, dat zij verdere
moeilijkheden met Duitschland zou zoeken. Dit
echter is geen argument. Dan zou ieder der dom
heden, die geregeld van alle kanten worden begaan,
onwaarschijnlijk zijn.
Hebben wij met een daad van provocatie te doen,
gelijk de Duitsche regeering reeds vermoedde
bij het eerste bericht over de torpedeering? En wie
is dan de dader? De geheimzinnige duikboot mis
schien, die de Spaansche koopvaardijschepen zoo
goed geraakt heeft? En was het missen dezen keer
niet tegen de bedoeling? Ondenkbaar is het niet,
maar nog minder bewijsbaar.
Wij zien nog een verder duister punt in het geval.
Het is een bericht, door het Deutsche Nachrichten
Bureau over den aanslag van 18 Juni verspreid.
De Leipzig zou; toen de bellenbaan van de torpedo
zichtbaar werd, koers hebben gezet naar het uit
gangspunt van dat verschijnsel. Daar zou het schip
- met zooveel kracht een ander, metalen voorwerp
hebben geraakt, dat zijn kiel een diepen deuk kreeg.
Geen duikboot zou zulk een botsing hebben over
leefd. Haar ondergang zou echter de, uit de oorlogs
jaren zoo bekende, sporen hebben achtergelaten
van groote olievlekken op het zeevlak. Die zijn blijk
baar niet waargenomen. Want het bericht gewaagt
ook van de mogelijkheid, dat de Leipzig tegen de
punt van een nieuwe torpedo zou zijn opgevaren,
die dan, ondanks de medewerking van het uitver
koren slachtoffer, niet zou zijn ontploft.
Het is alles even vreemd. Mocht het opzet zijn
geweest, zoo groot mogelijke verwarring te scheppen,
dan is dit vodrloopig niet slecht gelukt. Vóór Londen
en Parijs gehoor geven aan de extreme eischen van
Berlijn, zullen zij echter eerst nog eenige verduide
lijking van het geval wenschen. De Spaansche regee
ring biedt bewijsvoering van haar onschuld aan.
Opheldering kan uitblijven of zeer verrassend zijn.
(Slot Kantteekeningen van pag. 3)
making van de herkomst van de producten waarin
spijsvetten verwerkt zijn. Voorts was er in het
algemeen een uitspraak ten gunste van een geleide
economie, mits rekening houdend met de persoon
lijke verantwoordelijkheid van het privaateigendom,
omdat de landbouwende stand een onmisbaar
deel in elk volksgeheel is. Dit wil echter aller
minst zeggen, -?en minister Colijn waarschuwde
daarvoor bij zijn openingsrede terecht , dat een
autarkie als in onze dagen plaats vindt, en die
alleen met het oog op zelfvoorziening in oor
logstijd kan worden verdedigd, goed te heeten.
Dit is ook allerminst in het belang van den landbouw
zelf en de vredesmanifestatie van de
congresleden was dan ook alleszins op zijn plaats. De
vredesgedachte van de richtlijnen uit, die elk be
roep op zich zelf in zich bergt, is van krachtiger
werking, dat de vage algemeenheid waaraan de
vredespropaganda veelal laboreert. De Internationale
Vredescampagne van Lord Cecil, die j.l. Zaterdag
in Pen Haag een openbare bijeenkomst organiseerde,
tracht dezen gezonden aanpak op tal van wijzen te
bevorderen.
DE CHRISTELIJK-HISTORISCHE UNIE, WIER
PARTIJorgaan de laatste jaren reeds duidelijk geko
zen had voor de ordeningsgedachte, heeft dit vraag
stuk ook in handen gegeven van een veelzijdig
samengestelde studiecommissie, die met groote.
meerderheid dit standpunt aanvaard heeft op grond
van structuurveranderingen in het maatschappelijk
leven en ook op grond van het Christelijk solidari
teitsbeginsel. Een minderheid van deze leden, waar
onder het Eerste Kamerlid Pollema, heef t dit stand
punt als leidend beginsel afgewezen zonder daarmee
te willen kiezen voor het oeconomisch individualis
me van ieder voor zich en God voor ons allen".
Deze minderheid meent, dat voortgaande op
de feitelijke ontwikkeling, een keuze tusschen beide
standpunten niet noodig is, mits maar op het
terrein: der sociale wetgeving en belastingheffing de
hand der rechtvaardige overheid doet wat zij te
doen vindt. De toestand onzer economische
structuur is echter zoo geworden, dat de beste sociale
maatregelen groote bevolkingsgroepen niet meer
helpen Wanneer zij niet door een zekere stabiliteit
(die alleen door ordening is te verkrijgen) tegen al
te massale werkloosheid worden beschermd.
Scheveningen
UITSTEKENDE KEUKEN
Lage Pensionprijzen
WAAGT PROSPECTUS
Prijsreducties Kurzaal, Pier en
Buitenbaden.
Wat zijn
erfgooiers?
TOEN de voorzaten van de meeste Gooische
forensen nog in Amsterdam en andere steden
woonden, of nog in Frankrijk, Duitschland
of andere landen vertoefden, ja, zelfs vóór dat die
steden bestonden en geloofsvervolgingen of handels
betrekkingen hen naar de Hollandsche gewesten
voerden, dreven de voorouders der Erfgooiers hun
koeien reeds naar dezelfde , .meenten", hun schapen
naar dezelfde heiden, die ook thans nog een groot
gedeelte van het Gooi beslaan. Er zijn volksgemeen
schappen, wier afstamming tot in de verte van duizen
den jaren kan worden gevolgd; de Hindoes, de Joden,
de Chineezen. De Erfgooiers kunnen hoogstens 1500
jaar terug schouwen en zij hebben nooit een mar
kante volksgemeenschap gevormd. Zij hebben geen
eigen taal gesproken, geen cultuur in uitingen
van bouw- of sierkunst tot stand gebracht, geen
gewoonten of kleederdrachten bezeten, die van om
ringende landgenooten afweken. Alleen hun rechts
bepalingen zijn uitzonderlijk geworden en wel, door
dat deze door omstandigheden straks nader aan
te duiden in zwang zijn gebleven. Hieruit zijn de
vele Gooische kwesties ontstaan, waarover velen
zich en anderen het hoofd hebben gebroken. Van
keizer Otto in 968 via Floris V in 1280, het hof van
Mechelen in 1474 en Hugo de Groot in 1620 tot
Willem III in 1836, mr. Gratama in 1912, Floiis Vos,
De Bordes, Luden, Henri Polak en Thomassen in
1927, Gedeputeerden van Noord-Holland, de minister
van Justitie en anderen in 1930 en volgende jaren !
De rechtstoestand op zich zelf is niet specifiek
Gooisch, doch Germaansch. Volgens mr. Gratama,
voorzitter der Staatscommissie voor de
Erfgooierswet 1912, heeft rr.en hier te doen met een
Grundherrliche Mark e", waarbij de meente of de
,,A11miende", de economische basis der eenheid van het
Gooische land is en deze blijft na de splitsing van
het land in dorpen.
Door bijzondere omstandigheden is deze toestand
? in de Germaansche landen schier eenig tot
vandaag den dag bestendigd gebleven.
Van de 3de eeuw na Chr., toen de Saksers hier
vroegere bewoners verdrongen van wie slechts
grafterpen en gelukkig geen rechtstoestanden zijn
overgebleven tot 968 ging alles normaal. De Sak
sers werden op hun beurt overheerscht door de
Friezen met wie zij zich vermengden, hetgeen geen
bijzondere verandering gaf. Het Friesche recht op
het grondbezit, het marken- en erfrecht, was gelijk
aan het hier geldende.
Deze streek, die bekend stond onder den haam van
Nardinclant, maakte deel uit van het groote Ger
maansche rijk. De leenman van Nardinclant, graaf
Wichman, had twee dochters, die als goede
gravendochters beeldschoon waren, Adelheid en Luitgarde.
Adelheid was een hypermoderne vrouw, zoowel
voor die dagen als vóór de onze. Ze zou nu achter
het stuur van haar,,wagen", gekleed in een of ander
mannelijk costuum, rondgetuft hebben en zich
met dans, cocaïne en amourettes hebben bezig*
gehouden en bij politieke of filmschandalen be
trokken zijn geweest.
Daar haar in de lode eeuw een en ander ontbrak,
reed zij op haar ros door de Nardinclantsche dreven
ook in dien tijd een mondain lustoord nam in
mannenharnas deel aan belegeringen in Rijnland,
.smeedde complotten waarbij zij niet zichzelf met
Op / Juli is ;het 25 jaar geleden, dat de, in
een door minister Heemskerk ingtstclde commissie,
ontworpen wet tot bescherming ven de rechten
der Erfgooien, van kracht werd. Ncvenstaand
artikel behandelt hen en hun historie.
De foto hierboven: Erfgooiers op een vergadering
in de Groote Kerk te Naarden.
J
PAG. 4 DE GROENE N
Abonntm«nt«n kunnen u tll«n tllda Inrun, doch ilachti bil nat
cocaïne, doch tegenstanders met vergiften van dien
tijd van streek bracht en gedroeg zich ook t ij haar
amourettes onwelvoeglijk, b.v door het gretig
inslurpen van het bloed harer minnaars.
Minige stad aan den Rijn ontzegde haar het ver
blijf en volgens een overlevering kookten en bruisten
de golven toen haar lijk, dat eerst voor den Dom
in Keulen begraven was geweest, door het volk
in den Rijn werd geworpen.
Het behoefde haar jongere zuster, Luitgarde, dus
weinig moeite te kosten om gunstig af te steken. De
vader, graaf Wichman, beducht dat zij ondanks haar
zachteren aard het voorbeeld van Adelheid zou vol
gen, bouwde voor haar een klooster bij Elten, dat
óók tot zijn gebied behoorde, waar zij als overste
de leiding kreeg.
Keizer Otto I, die in 968 regeerde, en zijn raads
lieden, hoewel niet ongevoelig voor de ongewone
charmes van Adelheid, wilden Luitgarde in haar
deugden staven en bevestigden de groote giften
van Wichman aan het klooster. Hiertoe behoorde
ook Nardinclant. Over het bestuur der abdissen
van Elten is bijna niets bekend.
Wel weet men dat de toenmalige Gooische autori
teiten geen inmenging begeerden ven het verre Elten.
Evenmin van het nabij gelegen Amsterdam. Deze
stad kwam in 1280 ten Gooische tooneele. De heeren
aan den Amstel vonden toen reeds, dat 't Gooi bij
Amsterdam behoorde en ze benoemden eenige com
missies om deze aangelegenheid tot een oplossing
te brengen. Deze togen aan het werk, met het gevolg,
dat de Gooische dorpen geplunderd en uitgebrand
werden. Graaf Floris V kwam den Gooiers te hulp
en Gijsbrecht van Amstel en Aernout van Amstel
waren genoodzaakt zich in het kasteel Vredeland
over te geven.
Gudela, toen abdis van Elten, had genoeg van haar
onzeker bezit'en droeg haar rechten behalve
de kerkelijke op Nardinclant over op den graaf.
ZOO kwam de streek, toen voor 't eerst
Gooilant" genoemd, onder de graven van Holland,
die het volle eigendomsrecht kregen op den bodem
met schier alles wat daartoe behoorde. Gijsbrecht
van Amstel Het verder het Gooi ongemoeid.
De Gooiers waren als onderhoorigen van de abdij
,,vrije mannen" geweest met recht van grond
gebruik, boschhouwingen en gezamenlijke beweiding,
eigen huis en dragen van wapenen. Alleen door de
koptiende, een graanbelasting bleef er een band
met de abdij, zij het via den nieuwen landheer.
Vrije mannen waren zij gebleven onder Floris V.
Doch de latere graven betwistten de rechten. Na
vele processen stelde de Hooge Raad van Mechelen
in 1474 deze réchten vast. Aan den graaf wordt toe
gewezen de eigendom van. den bodem in zijn
geheele uitgestrektheid, aan de Gooiers het gebruik
van alle gronden, doch alleen vóór hen die land be
zitten en tienden betalen.
Maar wie mochten die rechten uitoefenen; wie
waren Gooiers? Natuurlijk allen, die op het Gooische
gebied woonden. Behalve de afstammelingen der
reeds genoemde oorspronkelijke bewoners en der
Friezen en Saksers hadden zich hier in den loop der
tijden ook anderen gevestigd, menschen die
uitPAG. 5 DE GROENE No. 3134
geweken waren ten gevolge van de overstroomingen
van het meer Flevo (de latere Zuiderzee, het tegen
woordige IJselmeer) of die uit andere streken,
vooral het Sticht, afkomstig waren.
Toch werd er wel op gelet, of zij, die rechten wil
den uitoefenen, behoorden tot hen die sinds
menschenheugenis hier hadden gewoond.
Inmiddels bleek de menschenheugenis, of zooals
men het toen noemde, ,,geen memorie ter contra
rie", juridisch nogal aanvechtbaar; vooral door
den verkoop der rechten ontstonden complicaties.
De Staten van Holland, opvolgers van de graven
van Holland, hebben te dien einde in 1708 een maat
regel getroffen, die ook nu nog als maatstaf geldt.
Er werd een kaart van Gooiland vervaardigd en een
lijst opgemaakt van gerechtigde ,,erf"-gooiers.
Alle 3200 Erfgooiers van 1937 zijn nakomelingen
van de 1088 personen, die op deze lijst voorkomen.
Hun die niet op de lijst van 1708 stonden, werden
alle rechten op de heiden en weiden ontzegd en de
verkoop van rechten werd streng verboden. Deze
rechten betroffen hoofdzakelijk het scharen van
vee. Scharen is een woord, dat nog op den Frieschen
invloed uit de 6de eeuw wijst en het bet eekent, dat,
al naar gelang van de behoefte, telken jare werd vast
gesteld, hoeveel stuks paarden, koeien en schapen
op de heiden en weiden mochten worden toegelaten.
Toen Napoleon in 1811 de kloosterorden ophief,
werd ook de abdij van Elten staatsdomein en de
eenige band, die Gooiland nog met Elten verbond,
werd toen verbroken. De koptiend" behoefde niet
meer opgebracht te worden.
Onder het koningschap van Willem I werden de
gronden verdeeld. Het koninklijk domein kreeg een
derde der heiden en bosschen, benevens de meeste
grondrechten en erfpachten. De Erfgooiers,
vereenigd in Stad en Lande", kregen de weiden of
meenten en twee derden der heiden.
STAD en Lande is de naam voor de vertegen
woordiging der Erfgooiers. Tot in de ise eeuw
had men deze met een Saksisch woord Gemeene
Waerschap" genoemd. De schaarbrief van 1442
vermeldt als onderteekenaren: de burgemeester,
schepenen en raede van Naarden, mitsgaders de
buurmeesters van Laren, Huysen, Hilversum en
Blaricum. Later ontwikkelde zich ook het gehucht
Bussum, dat het eerst in het arrest van Mechelen
1474, wordt genoemd en sinds 1629 spreekt men van
Stad (Naarden) en Lande (dorpen) van Gooiland.
Door den aanleg van den spoorweg in 1874 brak
het moderne stadium van het Gooi aan. Langzamer
hand vestigden zich hier vele Amsterdammers.
Deze vreemde eenden in de bijt dachten meer aan
het gemeentebelang, dan aan dat der erfgooiers. De
laatsten kregen zelfs geen rekening en verantwoor
ding meer van de opbrengst der scharing; gronden
werden vervreemd.
In 1900 zijn in de Groote Kerk te Naarden, de
historische plaats van samenkomst, tweehonderd
Erfgooiers bij elkaar gekomen die een bestuur for
meerden dat zich tegen het oude bestuur zou ver
zetten. De dertigjarige Floris Vos werd een der
leiders der nieuwe partij.
Bijna tien jaar lang werd met allerlei middelen,
zoowel in het open veld als in de gerechtszalen,
strijd gevoerd. Ten slotte werd door minister Heems
kerk een commissie ingesteld, bestaande uit mrs.
S. Gratama, Raadsheer in den Hoogen Raad en de
hoofdambtenaren van Binnenlandsche Zaken en
Justitie, J. M. J. Quarles van Ufford en H. C.
Dresselhuys, die in 1910 een ontwerp indiende, dat
met wijziging in Juli 1912 tot wet werd verheven.
Deze wet bevestigde, dat alleen zij Erfgooiers
kunnen zijn, die in rechte lijn nakomelingen zijn
van de 1088 personen, die op de lijst van 1708 voor
kwamen. Zij moeten wonen in een der gemeenten.
Er zijn in den loop van de laatste jaren talrijke
erfgooiers, die, in plaats van met een kudde schapen
de heide op te gaan, eiken dag per trein naar de stad
trekken om daar op kantoor of in werkplaats te
werken of in ri der Gooische gemeenten winkelier
zijn geworden. Zij, die vee naar de meenten sturen
heeten schorenden, de anderen niet-scharenden.
Het bestuur werd door de wet bepaald op 15 per
sonen. Deze worden aangewezen.
a. ten getale van 6, uit elk der zes gemeenten n
afgevaardigde;
b. ten getale van 2 door de niet-scharenden;
c. ten getale van 6 door de scharende erfgooiers;
d. i lid, tevens voorzitter door de Koningin.
Als doel van. de Vereeniging Stad en Lande van
Gooiland staat beschreven: bevordering van de wel
vaart van Gooiland in het algemeen en harer leden
bepaaldelijk met het oog op het landbouwbedrijf. De
wetswijziging van 1932 maakte het mogelijk heide
velden en bosschen te vérkoopen teneinde deze in
een Reservaat tegen bebouwing te behoeden. De
overgebleven heidegronden en de weilanden bieden
Erfgooiers en Gooische politici voldoende stof tot
uitwisseling van gedachten.
HERMAN MINKENHOP
+*r~?."!»-7«