De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 26 juni pagina 6

26 juni 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

'-,\\ yonot/ion Blake en Mode/e/ne Corro// in L/oyds of London" (Tuseh/nski Theater, Amsterdam) Onvervulde beloften L' Lloydsof London, (Tuschinskl The ater, Amsterdam). LOYDS of London" is geba seerd op de historische feiten, ,, «?? waarvoor de gegevens mede ver strekt zijn door de geschiedkundige Dr. W. Darling en de historicus van de firma Lloyds. Dit wekt verwachtingen, welke helaas niet worden bevredigd. Wel vormt de geschiedenis van de wereldfirma op het gebied van het ver zekeringswezen de achtergrond van het verhaal; eerst Lloyds koffiehuis te Londen, de grote kantoren van Lloyds, ongeveer een mensenleeftijd later. Wel krijgen wij af en toe niet onhandig inge laste verklaringen over de inlichting en de richtlijnen van de verzekering der wereld koopvaardij vaart. Maar al te spoedig wordt dit tot achtergrond van de gebruikelijke lief deshistorie, die in niets aan belangrijk heid wint, omdat dit de Hef deshistorie is van Jonathan Blake, die zo'n grote rol speelde bij de ontwikkeling van Lloyds en van het verzekeringswezen. Zoo is het dubbel jammer dat het filmepos, al heel gauw al te veel ruimte aan de liefdesgeschiedenis moet laten en verdwijnt achter de voor het bios cooppubliek meer belovende spanning, avontuur en romantiek". En die ro mantiek, die het bioscooppubliek zo graag ziet is vernietigend voor een werkelijk weergeven van de his torie. Een geschiedenis als die van Lloyds of London in de tijd van de Franse revolutie met de problemen van blokkade en convooi kon met zijn actu aliteit tot in onze tijd reiken, indien de film deze historie levend wist te maken. Daarvoor echter is meer nodig dan spanning, avontuur en romantiek" met Nelson en Blake als kleine jongens en vervaarlijke revolutie-soldaten, die door een handige als geestelijke ver momde Blake om de tuin geleid wor den, alleen en met geen ander doel dan een onvergetelijke liefdesromance". Voor werkelijke geschiedenis heeft de film allereerst nodig wat wij als histo risch realisme zouden willen stellen tegenover f ilm-romantiek. De inzet van Lloyds of London" is in dit opzicht dadelijk bepalend. Dit is f ilm-roman tiek, waar deze film, niet bovenuit komt. HET is merkwaardig, dat twee be langrijke films een week na elkaar beiden een onmacht demonstreerden naar een ander uiterste: ,,Lloyds of London" ten opzichte van het histo risch realisme, The man who could work miracles" naar een scenario van H. G. Wells, ten opzichte van het wonder", dat hier beperkt bleef tot knap werk van de trucingenieur. Dit betekent echter allerminst dat de grens van de mogelijkheden der film vóór dit realisme en vóór een op volkomen overtuigende wijze opheffen van de beperkingen der realiteit zou liggen. Het beteekent alleen dat n Henry King met Lloyds of London" n Lothar Mendes met The man who couid work miracles", deze grens niet hebben weten te overschrijden. D. C. VAN DER POEL (vervolg pag. 8) onderscheiden deelen. Het eerste geeft de atmosfeer aan, waar het drama zich in voltrokken heeft. Het tweede vormt een anecdotisch intermezzo, misschien iets te lang, dat dient om het ver trouwen der lezers te wekken: door het publiceeren van deze kindsche dagboekbladen, tegelijk zielige en burleske documenten, toont de schrijver aan, dat zijn drama cht gebeurd is. Dit drama dan wordt samengedrongen in het derde gedeelte, dat een van de aangrijpendste ondergangsschilderin gen in onze litteratuur, in délittera tuur is. Een decor van Amsterdamsche deftigheid, maecenaat, weelde en te midden daarvan: twee wrakken, een wezenlooze alcoholicus en een wan schapen vrouw, die verteerd wordt door de schaamte over haar wanschapenheid. Geen woord te veel, geen accent te zwaar, geen toon onzuiver. Het geheel wordt gegeven met die volkomen natuurlijkheid, zonder welke in de literatuur geen grootheid moge lijk is; en de waarachtigheid is zóó evident, dat wij ons bij de lezing be klemd voelen door onze onbescheiden tegenwoordigheid. Abenntmtnun kunntn u dl«n tijd» In Frans Coenen heeft een leven van peilen en, dwalen, besloten met een meesterwerk, als er in onze litteratuur maar schaars te vinden zijn, waarin hij van verworpelingen helden en van geringe, zielige feiten menschelijke evenementen maakt. Kunst is: het kleine groot, het futiele belangrijk, het belachelijke ver heven, het tijdelijke duurzaam te maken; de talloozen die, Coenen's vernuft bewonderend, aan zijn kun stenaarsschap twijfelden, heeft hij door zijn Onpersoonlijke Herinneringen" in het ongelijk gesteld. De uitgave, zoo smakeloos en flodderig, voor een boek van deze be teekenis, toont een ontstellend gebrek aan piëteit. Er zouden, en dan in waardiger ge waad, nog twee bundels posthume ge schriften van Frans Coenen moeten verschijnen, n met essays, n. een keur van kronieken bevattende. Doch de dooden worden snel vergeten, vooral in de Nederlandsche letterwereld. Publiek en kritiek jagen liever op de laatste snufjes, ephémériden: Prikkebeen troef. J. GRESHOFF f Schilderkunst AMSTERDAM3 LUSTRUMSPEL Waarom Romain Rolland's Liiuli" M EN kan van p. DEKKING alles zijn gang za hen, die in 0 . laten gaan, al is afzondering PraesCS der SpelCOmmissie zijn spot vaak min ieven, eerder ver wachten dat zij een uitgesproken levens houding vinden al valt over de waarde van deze levenshouding te twisten , dan van hen die midden in het leven staan en dus dagelijks gedwongen worden hun houding aan de werkelijkheid te toetsen. Het is dus duidelijk, dat men van de Amsterdam sche studenten en het Amsterdamsch Studentencorps niet kan eischen, dat zij op hun Lustrum, als resultaat van vijf jaar bewust studentenleven, met hun Lustrumspel aan de wereld een Boodschap zenden. Wél kan men van hen verwachten dat zij, gebruik ma kend van hun bijzonder voorrecht vrijer en critischer te kunnen zijn dan vele anderen, een lustrumspel opvoeren dat op geen een andere wijze en door geen een andere groep opgevoerd zou kunnen worden, en dat tevens hun eigen, typische wijze van reageeren op de realiteit tot uiting brengt. Zoo is het begrijpelijk, dat de keuze op Romain Rolland's Liluli" viel. De groote humanist schreef deze bijtende satyre, vol bittere verontwaar diging en grenzenloos medelijden, dit ontroerend drama van iederen oorlog, der goedig. Krelisboer verschijnt en legt beslag op een stuk grond, om er verder door niets meer van af te brengen te zijn be halve door de Publieke Opinie. Dar» komt ook Altair, de idealistische jonge ling, die, achter Liluli aan loopend, in schoone verzen haar bekoorlijkheid be schrijft; een dankbaar object voor Jan Klaassen, die hem hoonend een défil voortoovert, waarin alles wat zijn leven waarde gaf, ontluisterd wordt. Jan Klaassen heeft natuurlijk overdreven, maar daar Altair dat onmogelijk kan weten, is hij wanhopig, en een des te gemakkelijker prooi voor Liluli, die hem troostend in slaap sust, om hem door twee ronselaars te laten weg voeren op een affuit. Vervolgens pro beert zij Jan Klaassen en Krelis te ver leiden, maar beiden onttrekken zich, ieder op eigen wijze, aan haar charme: Jan Klaassen door te spotten en weg te loopen, Krelis door koppig te zijn. DIT eerste deel van het spel kan men beschouwen als een soort proloog, waarin de verschillende figu ren ten tooneele" worden gevoerd, om in het tweede deel, waar de beide volkeDe Gruyter contra Bremmer in 1917, midden in de werkelijkheid, ren verschijnen, hun rol in het groote terwijl hij, als wellicht geen ander, de tragiek ervan doorvoelde. Schreef dit stuk als om met zijn lachen n oogenblik te ontkomen aan de beklemming, door alle menschelijke zwakheid en idealisme die een oorlog mogelijk en bestaanbaar kunnen maken, zoo te vergrooten en te verscherpen, dat deze werkelijkheid tot een absurd sprookje wordt. En dit sprookje uit 1917, met al zijn sprookjesattributen: Jan Klaassen; Altair; Piet-Kijk-in-de-lucht;, de ge dresseerde kindertjes; de conservatieve dikken; de gedweeëmageren; de sluwe diplomaten; de door ieder volk misbruikte God, en Liluli, de Illusie, heeft nu, twintig jaar later, een nieuwe zin gekregen. Het vervult nu, twintig jaar later, voor de Amsterdamsche studenten dezelfde taak die het in 1917 voor Rolland vervulde: het stelt hen in staat om, zij het ook slechts even, te ontkomen aan de werkelijkheid en een toevlucht te vinden in het Sprookje. Het stelt hen in staat om zich, dóór dit sprookje, te vereenzelvigen met den onsterfelijken Jan Klaassen, den critischen spotter, die de illusie dóór heeft, maar uit angst voor de waarheid en haar consequenties óók ten offer valt aan de door Liluli verwekte catastrophe, die hij zonder dezen angst misschien had kunnen voorkomen. En het stelt hen ten slotte in staat om het in 't dagelijksch leven vrij rondsluipend monster van den oorlog voor n maal te van gen in de gouden kooi van een lustrumfeest, om het daar, in die luchtige omgeving, gedreven door hun veront waardiging, meedogenloos aan de kaak te stellen. Maar behalve dit bevrijdend en critisch aspect, heeft dit lustrum spel ook een lieflijker kant, die dieper gaat dan alleen maar het feestelijk uiterlijk en die de opvoering ervan bijzonder aantrekkelijk maakt; een charme, die culmineert in de maar al te charmante hoofdrol: Liluli. Het begin van het stuk blijft in de vroolijke atmos feer, waar de toeschouwers zich in be vinden: jonge. menschen trekken zin gend door een zonnig lente landschap, de toekomst tegemoet, achter Liluli aan, vol vage dadendrang en onbepaald verlangen. Jan Klaassen springt hen in den weg en bespot hen goedig, maar laat ze hun gang maar gaan, zooals hij verder in het geheele stuk geheel te gaan spelen. In dit tweede deel ontstaat ondanks, de verbroedering (gesymboliseerd door het bouwen van een brug) tusschcn de beide volkeren een oorlog, door allerlei min of meer concreet uitgebeelde, factoren. Een groote rol hierin speelt ook de Duivel, door de menigte met zich mee gevoerd en door hen als hun God geaccepteerd. Dit accentueeren, dat hier slechts sprake is van een soort GodAan da Redactie van De Groene Amsterdammer GEACHTE Redactie, hoewel de heer Engelman in De Groene van 12 dezer in hoofdzaken de bedoeling mijner polemiek tegen het Bremmerisme" goed heeft begrepen, komt het mij voor, dat enkele zijner uit latingen aanleiding geven tot misver stand. Deze betreffen het financieel aspect van de zaak, dat voor mij van algemeenen en niet van persoonlijken aard is. Het gaat hier namelijk over de principieele vraag, of de kwaliteit van beoordeelaar van kunst en van kooper en verkooper (soms met winst) van kunstwerken in n en dezelfden per soon vereenigbaar zijn. Ik voor mij meen dat ontkennend te moeten be antwoorden en ben niet geneigd aan te nemen, dat het goede doel" de rechtstreeksche hulp aan bepaalde kunstenaars het verkeerde der mid delen rechtvaardigt. Dit voorbeeld, hoe dan ook bedoeld, verdient hier te lande ten stelligste geen navolging. U dankend voor de plaatsing, J os. DE GRUYTER heid, zooals hij in den oorlog misbruikt wordt, leek den bewerkers noodzake lijk voor een Hollandsen publiek, dat, afgezien nog van teergevoeligheden op dit punt, over het algemeen te weinig vertrouwd is met het wei k van. Rolland om te kunnen weten dat hij met dezen iguur geen lastering of bespotting van vaarachtige religiositeit bedoeld heeft. Deze tooneeloorlog leidt ten slotte 'ot een catastrophe, waaraan ook Jan ?Claassen niet ontkomt. Maar een nieuwe Jan Klaassen springt te voorschijn uit zijn poppen!?? ast en trekt zijn conclusie uit dit .-tuk en uit de werkelijkheid, de aan wezigen stellend voor de keus: Illusie '??' waarheid. Een derde is er niet. tiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiinm .11 iHonestum Peiimus Usque" /?*? CANTATE nog door Prof. Alb. Verwey ge schreven voor het lustrumconcert op 28 juni van het Sodalicium Studiosorum Musicum ,.J. Pzn. Sweelinck"; muziek van Henk Badings. "Ni Prof. Albert Verwey t Er was een klagen Van wind en regen Rondom mijn muren. Ik dorst niet wagen Te gaan op wegen Naar naaste buren. . ,. Maar o verbazen ! Vlak voor mijn glazen Hoog in een linde Een kleine vogel Wilde niet zwijgen. Stormwind die.blindde, . Striemende twijgen, Nat op zijn vlogel, Hij zong gedurig. Luid vast en vurig 't Lied 't onberaamde Tot ik mij schaamde. De storm in de natuur is niet zoo [vreeslij* Als de verdwaasdheid van de memDe wonden die zij slaat zijn onge[neeslijk. Aan haat en nijd is nergens grens. Ik hoor een klank Die, ik lang weet: Een stem nog krank Van enkel leed. Lijdt gij dan niet? De wereld is ver[ worden. IIUIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIlllltUIIU AG. 10 EN II DE Zij rolt niet mér melodisch uitGods [hand. Schone bevolkingen werden tot [horden. Tot waanzin steeg het menselijk [verstand* Het vast gegrond verband van allen [samen. Spatte uit zijn voegen en er is geen [wet. Er is geen schaamte meer en geen [betamen Geen vaste straat waar elk zijn [voeten zet. De tijd klagen wij aan, Wij die hem moeten lijden. Wij weten niet waarheen te gaan. Moch hoe te strijden. Als ooit ouden zoo zongen, Dan zongen nooit jongen Hun dit na. Of geen bevroedde t Verscholen goede, Vol van vertrouwen Op hoop van straks .bouwen Slaan wij de chaos ga. Vol eerbied voor 't verleden Hopen wij in dit heden Sterk te zijn als ons voorgeslacht. Wij willen de eeuwen vieren Maar niet onszelf ontsieren Door laffe klacht. Wie is zoo sterk dat hij de chaos [temt? Wie kan het leed zien zonder [schreiende ogen?* MET de opvatting van den heer De Gruyter, dat iemand, die in het openbaar als kunstrechter optreedt, in het algemeen gesproken zich niet moet bezighouden met het verhandelen van kunstwerken, ben ik het eens. Het feitenmateriaal echter, dat hij in zijn polemiek in Het Vaderland" ver werkte, leek niet overtuigend te pleiten in het nadeel van den heer Bremmer. Grooter duidelijkheid zou wenschelijk zijn en eerlijkheidshalve moet ik ook vermelden, dat de heer Bremmer in het Haagsche blad ontkende, dat zijn bemoeiingen met schilders en schilderijen hem winst hebben op geleverd. Hij deelde zelfs mede, dat het hem geldelijk verlies bezorgde. Wat hiervan waar is kan ik niet uitmaken. Niemand zal beweren, dat het een criticus verboden is iets te bezitten van de voorwerpen, waarover hij met be langstelling en liefde schrijft. Als hij er maar op honorabele wijze aan komt. Zoo ook zal niemand den criticus het recht mogen ontzeggen, van zijn bezit iets te verkoopen, wanneer dit voor hem noodzakelijk mocht wezen. Als het maar niet geschiedt op zulk een wijze, dat de kunstenaar in hem een ,,marchand ganté" moet gaan zien, een man, die zich de winst toeëigent welke den kunstenaar toekomt. Om een zuiveren toestand te schep pen en verleiding te vermijden, is het dus misschien maar het beste, dat de criticus zijn huis niet van den nok tot aan den achterwand van de W.C. met kunstwerken vol heeft hangen. Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het rijk der hemelen Ik maak van de gelegenheid ge bruik, te wijzen op een fout in mijn artikel over het geval-Bremmer. Ik noemde hem met volle overtuiging cycloop". Daar moet volgen: of hij heeft een paar oogkleppen bij de hand, om zijn kijkers te ^bedekken, wanneer hem dit aanstaat. JAN ENGELMAN Niet wij: maar daarom juist voelen [we ons voorbestemd Tot rustloos pogen. Gij en wij saam wij moeten doen, Niet onverwijs, niet overkoen, Naar ons vermogen. Wie waarlijk leeft heeft in zijn hart Ene onvernietigbare veer, Een stille kracht die iedre weerstand [tart. Noem ons haar naam; spreek uit [en leer Wat sterker is dan ramp en smart. « Geen leer, geen naam: alleen de wil Sterker te zijn dan leed en tijd. Aanvaard uw taak, volvoer haar stil: Heb lief en hoop en wees bereid. Boven het leed, boven de tijd Verrijst het onvervaard gemoed, Dat weet dat iedre mensheid lijdt, Maar draagt zijn leed en doet wat [moet. Boven de tijd, boven het leed Heft zich de goede en schone daad, Die klein mag zijn, want elk mens [weet Dat hij voor kleine taken staat. Klein zij de taak, maar sterk de wil Die haar met vaste trouw volvoert. Wie zoo doet heeft in zich de spil. Waaraan gén verdre chaos roert. Als dan elkeen in eigen kring Zo werkt, strek dan uw handen uit En reikt ze tot in grootre ring De bond van broederschap zich sluit. Sluit aan tot ge als een enig volk De tijd weerstaat die rukt en rijt. Ontredt aan wolk en warrelkolk De schoonheid van een nieuwe tijd. 1 iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiHiiiiiuiiii! IIIIIIMMMMIIItlltlllllllMlllllllltltllllltlinillllllllMII Radio-Stethoscoop BACH IN DEN AETHER GEEN stad met een muziekleven van eenige beteekenis, of zij vergast haar concertpubliek, dat ook de gewijde muziek waardeert, op een jaarlijksche uitvoering van Bach's Mitthaus Passion. De radioomroep profiteert van deze traditie naarstiglijk mee en de programma's voor de jongste Lijdensweek vermeld den niet minder dan zeven uitzendingen van dit onvergankelijk dramatisch oratorium. Deze overvloed gaf den wensch in de pen, om deze Bach-traditie af te wisse len met een andere en zeker niet min der schoone: een jaarlijksche uitvoering van Die Hohe Messe. Een stad als Rotterdam geniet zelfs het voorrecht van twee jaarlijksche audities der Matthaus-Passie. Zonder te willen betoogen, dat dit van het goede te veel is, mag de wensch worden uitgespro ken, dat een der betrokken koorvereenigingen zich liever zou instellen op een jaarlijksche uitvoering, een radio-uit zending van de H-moll Messe. Het is een vreugde te mogen vast stellen, dat bovengenoemde wensch in anderen vorm in vervulling schijnt te gaan. Het Amsterdamsche Bach-koor heeft Vrijdag 18 dezer in de Groote kerk te Naarden zijn tweede uitvoering gegeven van ,,Die Hohe Messe" (de eerste ging in 1935) en het schijnt in het voornemen te liggen, van deze uit voering een jaarlijksche traditie te maken. De omroep heeft van dit con cert mogen mee-profiteeren. Het was de N.C.R.V., die deze uitzending ver zorgde en al mocht dit technisch nog geen volmaakt succes worden (de kwaliteit en de ophanging der micro foons liet nogal te wenschen over en deed aan de hoedanigheid van het ge luid en het tot volle gelding brengen van alle partijen en nuances te veel af), met deze emissie zal onze christe lijke omroep vele luisteraars aan zich hebben verplicht. De tweede wensch, die de aetherinundantie met Passions-muziek deed opkomen, was een regelmatige uitzen ding van Bach-cantaten. Leipzig laat ons hiermee allang in den steek. Van een regelmatige uitzending der Zondag morgen-uitvoeringen in de Thomaskirche is geen sprake meer en niet zel den gebeurt het nog, dat zonder eenige waarschuwing een aangekondigde Bachcantate moet vervallen voor een bral lende redevoering van een of anderen nazibons. (Een slechte gewoonte, die Rome schijnt te gaan overnemen. Zon der eenige aankondiging verviel de uit zending op 3 Juni van Monteverdi's l'Incoronazione di Poppea" in het kader van de Florentijnsche ,,Maggio". Door een uitzending op gramofoonplaten; op 9 Juni werd dit gemis weer vergoed.) Maar ziet: nog geen maand nadat in ons recente opstelletje Omroepconcentratie" bovenbedoelde wensch nog eens werd geuit, vergastte de N.C.R.V. haar gehoor op een concert door den Studie-Kr ing J. S. Bach te Ginneken, die een zeer aannemelijke uitvoering gaf van verschillende Bachcantaten. Een traditie kondigt zich in deze incidenteele uitzending nog niet aan, maar het is een stapje op den weg naar vervulling van een verlangen, dat zich eens, tot voldoening van een breeden kring muzikale luisteraars, moge verwezenlijken. In aansluiting op het bovenstaande zij opgemerkt, dat ook Toscanini in zijn reeds gesignaleerde concertenserie van het London Music Festival 1937" der B.B.C, zich aan Bach heeft laten gelegen liggen, zij het dan via zijn land genoot Respighi, die in zijn orkest bewerking de groote Passacaglia en Fuga in c tot zulk een muzikaal mon strum maakte. Het is wel jammer, dat de groote dirigent zich met deze keuze uit een oogpunt van programmasamenstelling heeft laten zien van een zwakke zijde, die hij overigens met enkele zijner collega's deelt; jammer temeer, omdat naar onzen smaak dit vijfde concert het prachtigste uit deze schoone serie was. G. K. KROP Tentoonstelling Foto '37 Stedelijk Museum, Amsterdam De Tentoonstelling Foto '37, georga niseerd in het Stedelijk Museum te Amsterdam, door den B.K.v.K.( Bond van Kunstenaars voor de Verdediging van Cultureele Rechten), waaraan ons vorig nummer grootendeels gewijd was, trekt een groot aantal bezoekers. De uren van opening van deze ten toonstelling zijn: van 10 uur tot 5 uur, Zondag van 12.30 uur tot 5 uur. DE OUDE NOTARIS EN HET JONGE STEL lezen DE GROENE De notaris vindt er de degelijke documentatie van 1877. Het jonggetrouwde paar waardeert de levendige zegging van 1937. * * Dat is DE GROENE: 1877 en 1937 in n! DE GROENE wijst in de verschijnselen van dezen verwarrenden modernen" tijd de blijvende richtlijnen aan: in pol.tiek en economie, op het gebied van kunst en littera tuur. En .... DE GROENE is onderhoudend ! Een abonnement op DE GROENE is niet duur. Tot 1938 betaalt U slechts f *<-. TOT 1 AUGUSTUS DE GROENE GRATIS ADMINISTRATIE DE GROENE" KEIZERSGRACHT 355 - AMSTERDAM Poitflro 72880 . Gemeinte Giro G 1000 . TtUfoon 37964 Mijne Heeren, Ik abonneer mij van l Augustus af op De Groene Ik stort daartoe f. 4.?op girorekening No. 72880 Ik ontvang gaarne als geschenk van De Groene: het blad tot { Augustus gratis Naam: ...................... . ........ ?.._ ....... .:..... ................... ...;.. ????????????????'?«"??««?*«.......,,.,«,,,,,..1Ilitl.lt>lé-ii<iiïiii-p Straat:.... .............. ... .................. . . Woonplaats: 26.6.37 Handteeke,i)lngL ??51 Tl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl