Historisch Archief 1877-1940
'-,\\
yonot/ion Blake en Mode/e/ne Corro// in L/oyds of London" (Tuseh/nski Theater, Amsterdam)
Onvervulde beloften
L'
Lloydsof London, (Tuschinskl The
ater, Amsterdam).
LOYDS of London" is geba
seerd op de historische feiten,
,, «?? waarvoor de gegevens mede ver
strekt zijn door de geschiedkundige
Dr. W. Darling en de historicus van de
firma Lloyds. Dit wekt verwachtingen,
welke helaas niet worden bevredigd.
Wel vormt de geschiedenis van de
wereldfirma op het gebied van het ver
zekeringswezen de achtergrond van
het verhaal; eerst Lloyds koffiehuis te
Londen, de grote kantoren van Lloyds,
ongeveer een mensenleeftijd later. Wel
krijgen wij af en toe niet onhandig inge
laste verklaringen over de inlichting
en de richtlijnen van de verzekering
der wereld koopvaardij vaart.
Maar al te spoedig wordt dit tot
achtergrond van de gebruikelijke lief
deshistorie, die in niets aan belangrijk
heid wint, omdat dit de Hef deshistorie
is van Jonathan Blake, die zo'n grote
rol speelde bij de ontwikkeling van
Lloyds en van het verzekeringswezen.
Zoo is het dubbel jammer dat het
filmepos, al heel gauw al te veel ruimte
aan de liefdesgeschiedenis moet laten
en verdwijnt achter de voor het bios
cooppubliek meer belovende spanning,
avontuur en romantiek". En die ro
mantiek, die het bioscooppubliek zo
graag ziet is vernietigend voor
een werkelijk weergeven van de his
torie. Een geschiedenis als die van
Lloyds of London in de tijd van de
Franse revolutie met de problemen van
blokkade en convooi kon met zijn actu
aliteit tot in onze tijd reiken, indien de
film deze historie levend wist te maken.
Daarvoor echter is meer nodig dan
spanning, avontuur en romantiek"
met Nelson en Blake als kleine jongens
en vervaarlijke revolutie-soldaten, die
door een handige als geestelijke ver
momde Blake om de tuin geleid wor
den, alleen en met geen ander doel dan
een onvergetelijke liefdesromance".
Voor werkelijke geschiedenis heeft de
film allereerst nodig wat wij als histo
risch realisme zouden willen stellen
tegenover f ilm-romantiek. De inzet van
Lloyds of London" is in dit opzicht
dadelijk bepalend. Dit is f ilm-roman
tiek, waar deze film, niet bovenuit komt.
HET is merkwaardig, dat twee be
langrijke films een week na elkaar
beiden een onmacht demonstreerden
naar een ander uiterste: ,,Lloyds of
London" ten opzichte van het histo
risch realisme, The man who could
work miracles" naar een scenario van
H. G. Wells, ten opzichte van het
wonder", dat hier beperkt bleef tot
knap werk van de trucingenieur.
Dit betekent echter allerminst dat
de grens van de mogelijkheden der
film vóór dit realisme en vóór een op
volkomen overtuigende wijze opheffen
van de beperkingen der realiteit zou
liggen. Het beteekent alleen dat n
Henry King met Lloyds of London"
n Lothar Mendes met The man who
couid work miracles", deze grens niet
hebben weten te overschrijden.
D. C. VAN DER POEL
(vervolg pag. 8)
onderscheiden deelen. Het eerste geeft
de atmosfeer aan, waar het drama zich
in voltrokken heeft. Het tweede vormt
een anecdotisch intermezzo, misschien
iets te lang, dat dient om het ver
trouwen der lezers te wekken: door
het publiceeren van deze kindsche
dagboekbladen, tegelijk zielige en
burleske documenten, toont de schrijver
aan, dat zijn drama cht gebeurd is.
Dit drama dan wordt samengedrongen
in het derde gedeelte, dat een van de
aangrijpendste ondergangsschilderin
gen in onze litteratuur, in délittera
tuur is. Een decor van Amsterdamsche
deftigheid, maecenaat, weelde en te
midden daarvan: twee wrakken, een
wezenlooze alcoholicus en een wan
schapen vrouw, die verteerd wordt
door de schaamte over haar
wanschapenheid. Geen woord te veel, geen
accent te zwaar, geen toon onzuiver.
Het geheel wordt gegeven met die
volkomen natuurlijkheid, zonder welke
in de literatuur geen grootheid moge
lijk is; en de waarachtigheid is zóó
evident, dat wij ons bij de lezing be
klemd voelen door onze onbescheiden
tegenwoordigheid.
Abenntmtnun kunntn u dl«n tijd» In
Frans Coenen heeft een leven van
peilen en, dwalen, besloten met een
meesterwerk, als er in onze litteratuur
maar schaars te vinden zijn, waarin
hij van verworpelingen helden en van
geringe, zielige feiten menschelijke
evenementen maakt.
Kunst is: het kleine groot, het
futiele belangrijk, het belachelijke ver
heven, het tijdelijke duurzaam te
maken; de talloozen die, Coenen's
vernuft bewonderend, aan zijn kun
stenaarsschap twijfelden, heeft hij door
zijn Onpersoonlijke Herinneringen"
in het ongelijk gesteld.
De uitgave, zoo smakeloos en
flodderig, voor een boek van deze be
teekenis, toont een ontstellend gebrek
aan piëteit.
Er zouden, en dan in waardiger ge
waad, nog twee bundels posthume ge
schriften van Frans Coenen moeten
verschijnen, n met essays, n. een
keur van kronieken bevattende. Doch
de dooden worden snel vergeten, vooral
in de Nederlandsche letterwereld.
Publiek en kritiek jagen liever op de
laatste snufjes, ephémériden:
Prikkebeen troef.
J. GRESHOFF
f Schilderkunst
AMSTERDAM3 LUSTRUMSPEL
Waarom Romain Rolland's Liiuli"
M
EN kan van p. DEKKING alles zijn gang za
hen, die in 0 . laten gaan, al is
afzondering PraesCS der SpelCOmmissie zijn spot vaak min
ieven, eerder ver
wachten dat zij een uitgesproken levens
houding vinden al valt over de
waarde van deze levenshouding te
twisten , dan van hen die midden
in het leven staan en dus dagelijks
gedwongen worden hun houding aan
de werkelijkheid te toetsen. Het is dus
duidelijk, dat men van de Amsterdam
sche studenten en het Amsterdamsch
Studentencorps niet kan eischen, dat
zij op hun Lustrum, als resultaat van
vijf jaar bewust studentenleven, met
hun Lustrumspel aan de wereld een
Boodschap zenden. Wél kan men van
hen verwachten dat zij, gebruik ma
kend van hun bijzonder voorrecht
vrijer en critischer te kunnen zijn dan
vele anderen, een lustrumspel opvoeren
dat op geen een andere wijze en door
geen een andere groep opgevoerd zou
kunnen worden, en dat tevens hun
eigen, typische wijze van reageeren op
de realiteit tot uiting brengt. Zoo is het
begrijpelijk, dat de keuze op Romain
Rolland's Liluli" viel.
De groote humanist schreef deze
bijtende satyre, vol bittere verontwaar
diging en grenzenloos medelijden, dit
ontroerend drama van iederen oorlog,
der goedig.
Krelisboer verschijnt en legt beslag op een
stuk grond, om er verder door niets
meer van af te brengen te zijn be
halve door de Publieke Opinie. Dar»
komt ook Altair, de idealistische jonge
ling, die, achter Liluli aan loopend, in
schoone verzen haar bekoorlijkheid be
schrijft; een dankbaar object voor Jan
Klaassen, die hem hoonend een défil
voortoovert, waarin alles wat zijn leven
waarde gaf, ontluisterd wordt. Jan
Klaassen heeft natuurlijk overdreven,
maar daar Altair dat onmogelijk kan
weten, is hij wanhopig, en een des te
gemakkelijker prooi voor Liluli, die
hem troostend in slaap sust, om hem
door twee ronselaars te laten weg
voeren op een affuit. Vervolgens pro
beert zij Jan Klaassen en Krelis te ver
leiden, maar beiden onttrekken zich,
ieder op eigen wijze, aan haar charme:
Jan Klaassen door te spotten en weg te
loopen, Krelis door koppig te zijn.
DIT eerste deel van het spel kan
men beschouwen als een soort
proloog, waarin de verschillende figu
ren ten tooneele" worden gevoerd, om
in het tweede deel, waar de beide
volkeDe Gruyter contra Bremmer
in 1917, midden in de werkelijkheid, ren verschijnen, hun rol in het groote
terwijl hij, als wellicht geen ander, de
tragiek ervan doorvoelde. Schreef dit
stuk als om met zijn lachen n
oogenblik te ontkomen aan de beklemming,
door alle menschelijke zwakheid en
idealisme die een oorlog mogelijk en
bestaanbaar kunnen maken, zoo te
vergrooten en te verscherpen, dat deze
werkelijkheid tot een absurd sprookje
wordt.
En dit sprookje uit 1917, met al zijn
sprookjesattributen: Jan Klaassen;
Altair; Piet-Kijk-in-de-lucht;, de ge
dresseerde kindertjes; de conservatieve
dikken; de gedweeëmageren; de
sluwe diplomaten; de door ieder volk
misbruikte God, en Liluli, de Illusie,
heeft nu, twintig jaar later, een nieuwe
zin gekregen. Het vervult nu, twintig
jaar later, voor de Amsterdamsche
studenten dezelfde taak die het in 1917
voor Rolland vervulde: het stelt hen in
staat om, zij het ook slechts even, te
ontkomen aan de werkelijkheid en
een toevlucht te vinden in het Sprookje.
Het stelt hen in staat om zich, dóór dit
sprookje, te vereenzelvigen met den
onsterfelijken Jan Klaassen, den
critischen spotter, die de illusie dóór heeft,
maar uit angst voor de waarheid en haar
consequenties óók ten offer valt aan
de door Liluli verwekte catastrophe,
die hij zonder dezen angst misschien had
kunnen voorkomen. En het stelt hen
ten slotte in staat om het in 't
dagelijksch leven vrij rondsluipend monster
van den oorlog voor n maal te van
gen in de gouden kooi van een
lustrumfeest, om het daar, in die luchtige
omgeving, gedreven door hun veront
waardiging, meedogenloos aan de kaak
te stellen.
Maar behalve dit bevrijdend en
critisch aspect, heeft dit lustrum
spel ook een lieflijker kant, die dieper
gaat dan alleen maar het feestelijk
uiterlijk en die de opvoering ervan
bijzonder aantrekkelijk maakt; een
charme, die culmineert in de maar al te
charmante hoofdrol: Liluli. Het begin
van het stuk blijft in de vroolijke atmos
feer, waar de toeschouwers zich in be
vinden: jonge. menschen trekken zin
gend door een zonnig lente landschap,
de toekomst tegemoet, achter Liluli
aan, vol vage dadendrang en onbepaald
verlangen. Jan Klaassen springt hen
in den weg en bespot hen goedig,
maar laat ze hun gang maar gaan,
zooals hij verder in het geheele stuk
geheel te gaan spelen. In dit tweede
deel ontstaat ondanks, de verbroedering
(gesymboliseerd door het bouwen van
een brug) tusschcn de beide volkeren
een oorlog, door allerlei min of meer
concreet uitgebeelde, factoren.
Een groote rol hierin speelt ook de
Duivel, door de menigte met zich mee
gevoerd en door hen als hun God
geaccepteerd. Dit accentueeren, dat
hier slechts sprake is van een soort
GodAan da Redactie van
De Groene Amsterdammer
GEACHTE Redactie, hoewel de
heer Engelman in De Groene
van 12 dezer in hoofdzaken de
bedoeling mijner polemiek tegen het
Bremmerisme" goed heeft begrepen,
komt het mij voor, dat enkele zijner uit
latingen aanleiding geven tot misver
stand. Deze betreffen het financieel
aspect van de zaak, dat voor mij van
algemeenen en niet van persoonlijken
aard is. Het gaat hier namelijk over de
principieele vraag, of de kwaliteit van
beoordeelaar van kunst en van kooper
en verkooper (soms met winst) van
kunstwerken in n en dezelfden per
soon vereenigbaar zijn. Ik voor mij
meen dat ontkennend te moeten be
antwoorden en ben niet geneigd aan te
nemen, dat het goede doel" de
rechtstreeksche hulp aan bepaalde
kunstenaars het verkeerde der mid
delen rechtvaardigt. Dit voorbeeld, hoe
dan ook bedoeld, verdient hier te lande
ten stelligste geen navolging.
U dankend voor de plaatsing,
J os. DE GRUYTER
heid, zooals hij in den oorlog misbruikt
wordt, leek den bewerkers noodzake
lijk voor een Hollandsen publiek, dat,
afgezien nog van teergevoeligheden op
dit punt, over het algemeen te weinig
vertrouwd is met het wei k van. Rolland
om te kunnen weten dat hij met dezen
iguur geen lastering of bespotting van
vaarachtige religiositeit bedoeld heeft.
Deze tooneeloorlog leidt ten slotte
'ot een catastrophe, waaraan ook Jan
?Claassen niet ontkomt.
Maar een nieuwe Jan Klaassen
springt te voorschijn uit zijn
poppen!?? ast en trekt zijn conclusie uit dit
.-tuk en uit de werkelijkheid, de aan
wezigen stellend voor de keus: Illusie
'??' waarheid. Een derde is er niet.
tiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiinm .11
iHonestum Peiimus Usque"
/?*?
CANTATE
nog door Prof. Alb. Verwey ge
schreven voor het lustrumconcert
op 28 juni van het Sodalicium
Studiosorum Musicum ,.J. Pzn.
Sweelinck"; muziek van Henk
Badings.
"Ni Prof. Albert Verwey
t
Er was een klagen
Van wind en regen
Rondom mijn muren.
Ik dorst niet wagen
Te gaan op wegen
Naar naaste buren. . ,.
Maar o verbazen !
Vlak voor mijn glazen
Hoog in een linde
Een kleine vogel
Wilde niet zwijgen.
Stormwind die.blindde, .
Striemende twijgen,
Nat op zijn vlogel,
Hij zong gedurig.
Luid vast en vurig
't Lied 't onberaamde
Tot ik mij schaamde.
De storm in de natuur is niet zoo
[vreeslij*
Als de verdwaasdheid van de
memDe wonden die zij slaat zijn
onge[neeslijk.
Aan haat en nijd is nergens grens.
Ik hoor een klank
Die, ik lang weet:
Een stem nog krank
Van enkel leed.
Lijdt gij dan niet? De wereld is
ver[ worden.
IIUIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIlllltUIIU
AG. 10 EN II DE
Zij rolt niet mér melodisch uitGods
[hand.
Schone bevolkingen werden tot
[horden.
Tot waanzin steeg het menselijk
[verstand*
Het vast gegrond verband van allen
[samen.
Spatte uit zijn voegen en er is geen
[wet.
Er is geen schaamte meer en geen
[betamen
Geen vaste straat waar elk zijn
[voeten zet.
De tijd klagen wij aan,
Wij die hem moeten lijden.
Wij weten niet waarheen te gaan.
Moch hoe te strijden.
Als ooit ouden zoo zongen,
Dan zongen nooit jongen
Hun dit na.
Of geen bevroedde
t Verscholen goede,
Vol van vertrouwen
Op hoop van straks .bouwen
Slaan wij de chaos ga.
Vol eerbied voor 't verleden
Hopen wij in dit heden
Sterk te zijn als ons voorgeslacht.
Wij willen de eeuwen vieren
Maar niet onszelf ontsieren
Door laffe klacht.
Wie is zoo sterk dat hij de chaos
[temt?
Wie kan het leed zien zonder
[schreiende ogen?*
MET de opvatting van den heer
De Gruyter, dat iemand, die in het
openbaar als kunstrechter optreedt,
in het algemeen gesproken zich niet
moet bezighouden met het verhandelen
van kunstwerken, ben ik het eens.
Het feitenmateriaal echter, dat hij in
zijn polemiek in Het Vaderland" ver
werkte, leek niet overtuigend te pleiten
in het nadeel van den heer Bremmer.
Grooter duidelijkheid zou wenschelijk
zijn en eerlijkheidshalve moet ik
ook vermelden, dat de heer Bremmer
in het Haagsche blad ontkende, dat
zijn bemoeiingen met schilders en
schilderijen hem winst hebben op
geleverd. Hij deelde zelfs mede, dat
het hem geldelijk verlies bezorgde. Wat
hiervan waar is kan ik niet uitmaken.
Niemand zal beweren, dat het een
criticus verboden is iets te bezitten van
de voorwerpen, waarover hij met be
langstelling en liefde schrijft. Als hij
er maar op honorabele wijze aan komt.
Zoo ook zal niemand den criticus het
recht mogen ontzeggen, van zijn bezit
iets te verkoopen, wanneer dit voor
hem noodzakelijk mocht wezen. Als
het maar niet geschiedt op zulk een
wijze, dat de kunstenaar in hem een
,,marchand ganté" moet gaan zien,
een man, die zich de winst toeëigent
welke den kunstenaar toekomt.
Om een zuiveren toestand te schep
pen en verleiding te vermijden, is het
dus misschien maar het beste, dat de
criticus zijn huis niet van den nok tot
aan den achterwand van de W.C. met
kunstwerken vol heeft hangen.
Zalig zijn de armen van geest, want
hunner is het rijk der hemelen
Ik maak van de gelegenheid ge
bruik, te wijzen op een fout in mijn
artikel over het geval-Bremmer. Ik
noemde hem met volle overtuiging
cycloop". Daar moet volgen: of hij heeft
een paar oogkleppen bij de hand, om
zijn kijkers te ^bedekken, wanneer
hem dit aanstaat. JAN ENGELMAN
Niet wij: maar daarom juist voelen
[we ons voorbestemd
Tot rustloos pogen.
Gij en wij saam wij moeten doen,
Niet onverwijs, niet overkoen,
Naar ons vermogen.
Wie waarlijk leeft heeft in zijn hart
Ene onvernietigbare veer,
Een stille kracht die iedre weerstand
[tart.
Noem ons haar naam; spreek uit
[en leer
Wat sterker is dan ramp en smart.
«
Geen leer, geen naam: alleen de wil
Sterker te zijn dan leed en tijd.
Aanvaard uw taak, volvoer haar stil:
Heb lief en hoop en wees bereid.
Boven het leed, boven de tijd
Verrijst het onvervaard gemoed,
Dat weet dat iedre mensheid lijdt,
Maar draagt zijn leed en doet wat
[moet.
Boven de tijd, boven het leed
Heft zich de goede en schone daad,
Die klein mag zijn, want elk mens
[weet
Dat hij voor kleine taken staat.
Klein zij de taak, maar sterk de wil
Die haar met vaste trouw volvoert.
Wie zoo doet heeft in zich de spil.
Waaraan gén verdre chaos roert.
Als dan elkeen in eigen kring
Zo werkt, strek dan uw handen uit
En reikt ze tot in grootre ring
De bond van broederschap zich sluit.
Sluit aan tot ge als een enig volk
De tijd weerstaat die rukt en rijt.
Ontredt aan wolk en warrelkolk
De schoonheid van een nieuwe tijd.
1
iiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiHiiiiiuiiii!
IIIIIIMMMMIIItlltlllllllMlllllllltltllllltlinillllllllMII
Radio-Stethoscoop
BACH IN DEN AETHER
GEEN stad met een muziekleven
van eenige beteekenis, of zij
vergast haar concertpubliek,
dat ook de gewijde muziek waardeert,
op een jaarlijksche uitvoering van
Bach's Mitthaus Passion. De
radioomroep profiteert van deze traditie
naarstiglijk mee en de programma's
voor de jongste Lijdensweek vermeld
den niet minder dan zeven uitzendingen
van dit onvergankelijk dramatisch
oratorium.
Deze overvloed gaf den wensch in de
pen, om deze Bach-traditie af te wisse
len met een andere en zeker niet min
der schoone: een jaarlijksche uitvoering
van Die Hohe Messe. Een stad als
Rotterdam geniet zelfs het voorrecht
van twee jaarlijksche audities der
Matthaus-Passie. Zonder te willen
betoogen, dat dit van het goede te veel
is, mag de wensch worden uitgespro
ken, dat een der betrokken
koorvereenigingen zich liever zou instellen op een
jaarlijksche uitvoering, een radio-uit
zending van de H-moll Messe.
Het is een vreugde te mogen vast
stellen, dat bovengenoemde wensch in
anderen vorm in vervulling schijnt te
gaan. Het Amsterdamsche Bach-koor
heeft Vrijdag 18 dezer in de Groote
kerk te Naarden zijn tweede uitvoering
gegeven van ,,Die Hohe Messe" (de
eerste ging in 1935) en het schijnt in
het voornemen te liggen, van deze uit
voering een jaarlijksche traditie te
maken. De omroep heeft van dit con
cert mogen mee-profiteeren. Het was
de N.C.R.V., die deze uitzending ver
zorgde en al mocht dit technisch nog
geen volmaakt succes worden (de
kwaliteit en de ophanging der micro
foons liet nogal te wenschen over en
deed aan de hoedanigheid van het ge
luid en het tot volle gelding brengen
van alle partijen en nuances te veel
af), met deze emissie zal onze christe
lijke omroep vele luisteraars aan zich
hebben verplicht.
De tweede wensch, die de
aetherinundantie met Passions-muziek deed
opkomen, was een regelmatige uitzen
ding van Bach-cantaten. Leipzig laat
ons hiermee allang in den steek. Van
een regelmatige uitzending der Zondag
morgen-uitvoeringen in de
Thomaskirche is geen sprake meer en niet zel
den gebeurt het nog, dat zonder eenige
waarschuwing een aangekondigde
Bachcantate moet vervallen voor een bral
lende redevoering van een of anderen
nazibons. (Een slechte gewoonte, die
Rome schijnt te gaan overnemen. Zon
der eenige aankondiging verviel de uit
zending op 3 Juni van Monteverdi's
l'Incoronazione di Poppea" in het
kader van de Florentijnsche ,,Maggio".
Door een uitzending op
gramofoonplaten; op 9 Juni werd dit gemis weer
vergoed.) Maar ziet: nog geen maand
nadat in ons recente opstelletje
Omroepconcentratie" bovenbedoelde
wensch nog eens werd geuit, vergastte de
N.C.R.V. haar gehoor op een concert
door den Studie-Kr ing J. S. Bach te
Ginneken, die een zeer aannemelijke
uitvoering gaf van verschillende
Bachcantaten. Een traditie kondigt zich in
deze incidenteele uitzending nog niet
aan, maar het is een stapje op den weg
naar vervulling van een verlangen, dat
zich eens, tot voldoening van een
breeden kring muzikale luisteraars,
moge verwezenlijken.
In aansluiting op het bovenstaande
zij opgemerkt, dat ook Toscanini in
zijn reeds gesignaleerde concertenserie
van het London Music Festival 1937"
der B.B.C, zich aan Bach heeft laten
gelegen liggen, zij het dan via zijn land
genoot Respighi, die in zijn orkest
bewerking de groote Passacaglia en
Fuga in c tot zulk een muzikaal mon
strum maakte. Het is wel jammer, dat
de groote dirigent zich met deze keuze
uit een oogpunt van
programmasamenstelling heeft laten zien van een
zwakke zijde, die hij overigens met
enkele zijner collega's deelt; jammer
temeer, omdat naar onzen smaak dit
vijfde concert het prachtigste uit deze
schoone serie was.
G. K. KROP
Tentoonstelling Foto '37
Stedelijk Museum, Amsterdam
De Tentoonstelling Foto '37, georga
niseerd in het Stedelijk Museum te
Amsterdam, door den B.K.v.K.( Bond
van Kunstenaars voor de Verdediging
van Cultureele Rechten), waaraan
ons vorig nummer grootendeels gewijd
was, trekt een groot aantal bezoekers.
De uren van opening van deze ten
toonstelling zijn: van 10 uur tot 5 uur,
Zondag van 12.30 uur tot 5 uur.
DE OUDE NOTARIS
EN
HET JONGE STEL
lezen DE GROENE
De notaris vindt er de degelijke documentatie van 1877.
Het jonggetrouwde paar waardeert de levendige zegging
van 1937. * *
Dat is DE GROENE: 1877 en 1937 in n!
DE GROENE wijst in de verschijnselen van dezen
verwarrenden modernen" tijd de blijvende richtlijnen aan: in
pol.tiek en economie, op het gebied van kunst en littera
tuur. En .... DE GROENE is onderhoudend !
Een abonnement op DE GROENE is niet duur.
Tot 1938 betaalt U slechts f *<-.
TOT 1 AUGUSTUS DE GROENE GRATIS
ADMINISTRATIE DE GROENE"
KEIZERSGRACHT 355 - AMSTERDAM
Poitflro 72880 . Gemeinte Giro G 1000 . TtUfoon 37964
Mijne Heeren,
Ik abonneer mij van l Augustus af op De Groene
Ik stort daartoe f. 4.?op girorekening No. 72880
Ik ontvang gaarne als geschenk van De Groene:
het blad tot { Augustus gratis
Naam: ...................... . ........ ?.._ ....... .:..... ................... ...;..
????????????????'?«"??««?*«.......,,.,«,,,,,..1Ilitl.lt>lé-ii<iiïiii-p
Straat:.... .............. ... .................. . .
Woonplaats:
26.6.37
Handteeke,i)lngL
??51
Tl