De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 3 juli pagina 6

3 juli 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

FRANS HALS, zooals hij was L Hierboven: Zelfportret", fragment. (1648?1650) ; dit zelf portret 'm mineur" staat tegenover de luidruchtige genrestukken en portretten als hierond. te zien (Coll. Dr.G.A.H.CIowes. Indianopolis) Hieronder: De vroolijke drinker" -t 1627 (Rijksmus. A'dam) Dr. N. S. Trivas WIJ kennen tegenwoordig ver over de drie honderd werken van Frans Hals en elk jaar worden deze met eenige stukken uitgebreid. Maar het leven van den meester, zijn karakter, zijn temperament Frans Hals zooals hij was zijn nog vrijwel onbekend. Het feiten materiaal is te dezen opzichte schaarsch en de biographen zijn vaak op legendes en anecdoten aangewezen. Hoe was deze Frans Hals, de schilder van den uitbundigen lach en van de brillante portretten? Hoe was de meester, wiens naam naast dien van Rembrandt en Velasquez genoemd wordt en wiens werken de trots der musea zijn? Niet eens plaats en jaar van geboorte (Antwerpen, 1680?) staan definitief vast. De Haarlemsche archieven leveren eenige willekeurige data op: in 1611 wordt zijn zoon Harmen gedoopt. In 1615 overlijdt de eerste vrouw van den schilder, Annetgen Harmens. In 1617 trouwt hij opnieuw, met Lisbeth Reyniers, die hem negen dagen later tot vader maakt. Dan volgen, tusschen 1617 en 1631, nog negen kinderen. Van 1616 tot 1625 is Hals lid van twee Rederijkers-kamers. In 1635 moet hij zich verantwoorden ,,wegens klacht aan hem gedaen van Juf f r ou Judith Jans Leyster, schilderesse, hoe haer is ontgaen een leerjongen, dewelke bij Frans Hals is aangenomen." In 1644 ls hij Vinder der St. Lucas Gilde te Haarlem. En dan.... in 1652 moet hij aan den bak ker Jan Ykess voor geleverd brood en voorge schoten geld (200 gulden) zijn meubelen en schil derijen afstaan. Hij is in achterstand met zijn bijdrage aan de Gilde en in 1661 wordt hij van deze bijdrage (4 stuyvers per jaar) geheel ont heven. In 1662 staat de magistraat hem bij wijze van gunst een uitkeering van 50 gulden toe en later nog een van 150. Van i Februari 1664 af ontvangt hij een jaarlijksche uitkeer ing van 200 gulden en in 1666 bedragen de kosten van zijn begrafenis vier gulden, de prijs van een armeluis begrafenis .... Achter deze magere feiten vinden wij het prach tige oeuvre van den meester. In het leven van een kunstenaar zijn werken de meest belangrijke feiten. Maar de gemengd-nieuws-feiten", de intieme, onbenullige dingen, de het-gaat-je-nietsaan-feiten" helpen ons een persoonlijk beeld van den schilder te vormen. Terwijl de kunsthistorici bezig waren het werk van Hals chronologisch te ordenen en van valsche toeschrijvingen te zuiveren, zochten zijn biographen naar archief-documenten en naar meer of minder betrouwbare overleve ringen. Zoo ontstond een literair portret" van Frans Hals, die, in tegenstelling tot Rembrandt, slechts twee geschilderde zelfportretten naliet. LANGEN tijd is Hals door zijn biographen als een woesteling voorgesteld, die alleen in dronken toestand schilderde en die zijn eigen vrouw het graf in geslagen heeft. Deze legende berustte op een archief-document, volgens het welk de magistraat van Haarlem in 1616 een ,,Frans Hals uit Haarlem" berispt heeft wegens dronkenschap en mishandeling van zijn vrouw, die kort daarna aan de gevolgen overleed. Wellicht paste deze legende in de romantische voorstelling van schrijvers en publiek. Zij heeft tenminste een merkwaardig taai leven en, ondanks dat A. Bredius overtuigend bewezen heeft, dat het hier een anderen Frans Hals betrof, die met den schilder niets dan den naam gemeen had, spookt de mishandelings mythe zelfs in moderne biographien. Andere anecdotês hebben betrekking op de beide laatste werken van Hals, de grandiooze portretten van Regenten en Regentessen van het Oudemannen huis te Haarlem, waar de schilder zelf de laatste jaren van zijn leven doorgebracht heeft. Volgens deze anecdotês, is het medoogenlooze naturalisme van deze portretten een aanklacht tegen de be krompenheid en gierigheid, de harteloosheid en de huichelachtige zelftevredenheid van zijn modellen, die tevens zijn superieuren waren. Uit het feit, dat deze portretten haast monochroom zijn, werd de legende geboren, dat de regenten niet voldoende geld voor de verf wilden voorschieten, en dat de meester hen uit protest zwart in grijs geschilderd heeft, als eeuwigdurend verwijt. Tegenwoordig weten wij, dat dit niet zoo is en f dat de oorzaak veeleer tij de verandering van de mode te zoeken is. Want in de tweede helft , der zeventiende eeuw waren de heldere kleuren '' uit het costuum verdwenen en werd haast uit' sluitend zwart en wit gedragen. ZOO loopen legenden en feiten als lianen door en over elkaar heen en vormen een soms pittoresk geheel. Op dezen achtergrond ontstonden in den loop der jaren twee ,,literaire portretten" van Hals, of, liever, twee varianten van n portret. De eene variant ziet den schilder, zooals hij de modellen van zijn genrestukken zag, als vroolijken, oer-gezonden, niet altijd nuchteren, maar steeds lachenden cavalier. Deze theorie veronderstelt, dat de kunstenaar zoo schildert als hij is. De meester, die de vroolijkheid zoo echt" uitbeelden kon, moet zelf vroolijk en onbezwaard geweest zijn. Volgens de andere theorie was Hals integendeel een stil en gedrukt man, eenigzins melancholiek van aanleg, iemand die wel eens over zijn dorst , drinken kon en die schilderde, niet zoo als hij was, maar zoo als hij zijn wilde. Ons lijkt de tweede versie van het ,,literaire portret", psychologisch bezien, overtuigender. Op het door den meester geschilderde, hiernaast afge beelde, zelfportret zien wij een klein, zwart, wat gespannen en schuw kijkend mannetje. Het con trast met de forsche, luidruchtige kerels van zijn genrestukken en portretstukken als er onder te zien is, springt dadelijk in het oog. Herinneren wij ons dan nog enkele feiten: ii kinderen, waarvan n achterlijk; alcohol, humeurigheid zoo hebben wij het beeld van een karakter en een temperament, dat zeer goed bij dit zelfportret en bij de tweede variant van het literaire portret" past. Het is een in mineur" afgestemd temperament, dat in perioden van extatische opgewondenheid tot verbluffende toppraestaties in staat is. In deze perioden denkt zulk een mensch vlugger dan anderen, hij associeert makkelijker, hij ziet heldsrder, hij is niet door gewoonten of tradities ge remd, hij stapt over moeilijkheden heen en vindt voor problemen onverwachte oplossingen. In dit karakterbeeld past ook de stijl van Hals, zijn manier van schilderen, die stijlcritisch, d.w.z. uit ar tistieke invloeden alleen, niet te verklaren is. Terwijl hij zelf vlug associeert, veronder stelt hij een even groote bewegelijkheid van geest ook bij anderen. Daarom duidt hij soms dingen, die hij uitbeelden wil, slechts aan. Met een licht, een schaduw en enkele penseelstreken suggereert hij een vorm en laat het aan ons oog over, dezen vorm te voltooien. In de onbewust-creatieve activiteit, hier door bij den beschouwer opgeroepen, ligt een groot deel der bekoring, welke van zijn werken uitgaat. DAT de meester, ondanks het groote succes, toch zijn leven in armoede en ellende besluiten moest, kwam eenerzij ds door de verandering van den smaak, anderzijds is dat het gevolg geweest Jongen met zeepbel" ± 1627 (Particuliere verzameling) van het temperament en de boven aangeduide psychische constitutie van den schilder. Maar, hoe dit ook zij, de 804 gulden, welke de schilder Frans Hels den Haarlemschen stadvaderen gekost heeft, bleken goed belegd te zijn. Drie eeuwen lang heeft dit bescheiden bedrag een enorme rente aan geesteswaarden gedragen. Gene raties schilders zijn door het werk van den meester bevrucht en jaar in jaar uit komen duizenden bezoekers naar het Oudemannenhuis in het Groote Heiligland te Haarlem, waar de schilder in armoede overleden is en waar het Frans Hals Museum zijn glansrijke werken vereenigd heeft. Het leven van Frans Hals na zijn dood De schilder de kunstcritiek en de kunsthandel ER zijn schilders, die na hun dood rustig in steenen sarcophagen of onder goedkoope zerken het Jongste Gerecht tegemoet zien. Het kan hun niet schelen, dat een Herr Doktor" artikelen over hen schrijft of dat een veilinghouder hun naam noemt met de tooverformule:,,eenmaal andermaal....." Maar er zijn andere schilders.... Na een kleine honderd jaar kalm gerust te hebben, beginnen zij een verdachte posthume activiteit. Discussies bars ten los over hun werk, over hun aesthetische en ethische waarde, over het al dan niet schoonmaken van hun schilderijen. En dan (vooral naar aanleiding van retrospectieve tentoonstellingen) komen hun posthume werken voor den dag, stukken die zij bij hun leven nooit geschilderd hebben en die, ondanks dit, hun naam of monogram en een soms passenden datum dragen. Vaak komen ze uit België, soms uit Hongarije en niet zelden uit Holland. NAAST Rembrandt, Vermeer en Rubens behoort tot deze onruststokers ook Frans Hals. Gedu rende de eerste honderd jaar na zijn dood was het stil om Frans Hals. Haarlem hield zijn naam nog in eere, maar overigens gaf het publiek de voorkeur aan werken van Mieris, van der Werff of desnoods aan Terborch. Zoo bracht omstreeks 1680 een dames portret van F. van Mieris den Jongen 2000 Fransche Pond op (i 1000 Gulden) terwijl vrijwel tegelijker tijd twee portretten van Frans Hals samen op 38 Gulden getaxeerd werden. In 1669 had Ferdinand Bol een schilderij van Hals op acht Gulden getaxeerd en een copie naar Hals op vier Gulden. Er waren dus drie jaar na den dood van Hals al copieën in om loop l Honderd jaar later, in 1763, brengt een ,,Dame voor den spiegel" van F. van Mieris (coll. Lormier) 830 Gulden op, terwijl het kleine portret van Arkonoius door Hals (Museum, Berlijn) voor 5 Mark verkocht wordt. Het zou fout zijn, deze prijzen klakkeloos te ver gelijken, maar ze toonen toch duidelijk den aesthetischen weerzin van de achttiende eeuw van het consequente realisme van Hals. Het begin van de negentiende eeuw bracht hierin geen verandering. Natuurlijk waren er altijd verza melaars en kenners die werken van Hals konden waardeeren. Maar bij de officieele aesthetici van het empire" kon men geen geestdrift voor Frans Hals verwachten. De ,,Malle Babbe" was nu eenmaal geen gezelschap voor Madame de Récamier". De groote reactie tegen de programmatischacademische kunst begon in het midden van de ipde eeuw en bracht met het realisme ook de reha bilitatie van Hals. Zoo heef t al Courbet sterk naar den Haarlemschen meester gezien. Maar vooral de impressionistische school, die niet alleen den inhoud en de sociale tendens maar ook de techniek van Hals bewonderen kon, verhief onzen meester tot profeet en voorlooper der moderne kunst. Toen in 1873 Manet Le bon bock" exposeerde (het portret van den etser Belot aan een café-tafeitje met een glas bier daarop), verzuimde de critiek niet, op te merken, dat het wel Haarlemsen bier" zou zijn, dat daar het Parijsche publiek voorgezet werd. Het was ook de tijd, waarin de moderne kunstwetenschap gebo ren werd. De jonge generatie maakte zich tot de voorvechters van den weer-ontdekten Haarlemmer. Door de publicaties van W. Bode n hier te lande van A. Bredius, C. Hofstede de Groot e.a. werd het oeuvre van den meester gereconstrueerd en bij het groote publiek bekend. EEN felle discussie ontstond na den oorlog over het schoonmaken van de groote Regentenstukken in Haarlem. In de vakpers en in de kranten ston den de meeningen lijnrecht tegenover elkaar. De eene partij (meest schilders, copisten en reactionnairen) beweerden dat de schilderijen door de restauratie geruïneerd waren en dat ze er onder het vuile gele vernis veel ,,echter" uitgezien hadden. Hun tegen standers, die ook voor het schoonmaken van de andere stukken pleitten, wonnen het eindelijk en tegenwoordig, na twintig jaar, zou zeker niemand het ernstig voor de eerste partij willen opnemen. Een groote verdienste ten opzichte van Hals heeft zonder twijfel ook de kunsthandel gehad. Aan de activiteit der toen nog jonge Parijsche handelaars Sedelmeyer en Kleinberger heeft Bode vele der door hem ,,ontdekte" Halsen te danken. De kunsthistori sche publicaties en het groeiende interesse der ver zamelaars dreef de prijzen voor de schilderijen van den meester omhoog. De stijgende prijzen prikkelden de ondernemingslust der handelaars en mede daar door kwamen steeds meer vergeten en verloren werken te voorschijn. Een schilderij, dat in 1870 in Parijs slechts 15.000 frs. opbracht, werd om streeks 1900 voor 650.000 frs. aan J. P. Morgan verkocht, zoodat het in dertig jaar ruim drie-enveertig maal zooveel waard geworden was. Geen wonder, dat dit niet alleen het zoeken naar verdwe nen meesterwerken in de hand, werkte maar tevens ook de meergenoemde posthume scheppingen van den meester het licht deed zien. Tal van vervalschingtn vonden den weg niet alleen in particuliere verzamelingen maar ook in de musea; de depots van verschillende openbare galerijen herbergen thans nog deze jeugdzonden van directeurs of adviseurs. De oudere generatie herinnert zich nog het pro ces van een zekeren Jean Defordt, die door de Antwerpensche rechtbank voor het laten maken en als echt verkoopen van schilderijen van Hals, Rubens e.a." tot 14 maanden gevangenisstraf ver oordeeld werd. Dat dit vonnis niet afschrikkend werkte, bleek uit het groote aantal dubieuse, vol strekt valsche of ten onrechte aan Frans Hals toe geschreven werken, welke sindsdien bekend gewor den zijn. In 1893 werd een schilderij van Judith Leyster voor 55.000 Gulden als werk van Frans Hals verkocht, wat tot een proces tusschen de kunst handelaars Wertheimer en Lawrie leidde. Nog on langs, in 1924, werd door den Amsterdamschen vei linghouder A. W. M. Mensing voor 50.000 Gulden een schilderijtje gekocht, dat een jaar later het on derwerp van een vrij sensationeel proces werd. Dr. Hofstede de Groot hield het voor em echt werk van Hals, terwijl de door de Haagsche rechtbank benoemde experts het voor een moderne vervalsching verklaarden. Wat toentertijd in de vakpers en in de dagbladen door de heeren kunsthistorici over hun respectieve vakkennis, speurzin en intelligentie gezegd is, was niet altijd even hartelijk. Dit zou echter niet de laatste keer, geweest zijn dat de geest van den Haarlemschen schilder in de veilings- en tentoonstellingszalen spookte. In Lon den worden nog jaarlijks Halsen geveild, die geen enkele ernstige kenner voor echt aanziet en die ook meestal voor enkele ponden sterling aan optimisten of aan linke jongens" verkocht worden. Zoo een schilderijtje kon men, trouwens, ook op de laatste Amsterdamsche veiling bij Mensing & Zoon zien: een ,,Vioolspeler", getooid met het monogram van F. Hals. Nadat het eens misschien de trots van een lichtgeloovigen verzamelaar geweest is, werd het thans (tezamen met zeven andere) voor 2 egge honderdveertig gulden verkocht. Sic transit gloria.... INSIDER ?:V V A; ? 4 v *?' rf'" ? V-; I;-5 : ' ?f*.- | ''?/f'' ?' it£ ? ^ i'"' l .: IV;.' ^4 PAG. 10 EN II DE GROENE Ne, 3135

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl