Historisch Archief 1877-1940
? lf»t....J
./*.
?«*'?
l
-!4l II
;
r
LETTERKUNDIG LEVEN
Novel school
(In Amerika worden eurcussen ge
geven in het schrijven van romans).
DE groote faiseur des romans"
gaf college. Hij had zijn podium
verlaten, zijn gouden lorgnet
hield hij tusschen duim en wijsvinger,
met zijn andere hand streek hij over
zijn lange, grijze, boven zijn boord
met een golf
iiiiiiiiiiiiiiiiinniiiHiiiPiiiiiMU
Jeanne [
van Schalk-!
Willing f
neervallende ha
ren. Hij deed
eenige passen de
zaal in, bevond
zich in de
doorgang tusschen de
stoelen van zijn
hoorders. De cursisten in de voorste rijen
voelden hun hart bonzen. De afstand
tusschen den grooten man en henzelf viel
weg, dit werd bijna een avontuur. Maar
zijn van dichtbij troebele en teleur
stellend kleine, want nu van de
rimpelige donkere partij der kassen
loskomende oogen, zagen deze weinige
mannen, deze vele vrouwen niet, die
gekomen waren om van hem de kunst
te leeren van het schrijven van romans.
Gelukkig, want had hij deze arm
zalige nieuwsgierigen wel gezien, het
had den stroom van zijn denken
bevroren en indien hij den jongen
dichter Pelle had herkend, hij was van
schaamte blijven steken. Doch, gelijk
ik zei, hij zag niets en hij hoorde
niets, want hij was tot de quintessence
gekomen van de vraag: Hoe schrijft
men een roman?"
De groote faiseur zei: Hoe schrijf
ik een roman ? Maar dames en heeren,
niets eenvoudiger dan dat! Volgens
de wiskunde der fantasie." Hij glim
lachte, maakte een kunstpauze, keek
om zich heen, of eigenlijk, hij mimeerde
slechts het om zich heen kijken. Dan
vervolgde hij: In elk zinnetje zit,
als in een knop een bloem, een heele
roman. Ik zal het u bewijzen," en hij
wachtte als om een krijtje te zoeken,
waarmee hij op een denkbeeldig bord
zou gaan schrijven.
PELLE dacht: Het lijkt wel een
cabaretvoorsteljing. De
snelteekenaar, die het publiek verzoekt een
paar willekeurige lijnen te trekken,
waaruit hij dan een plaatje zal te
voorschijn tooveren. Een treffende
overeenkomst."
Ik noodig u uit, mij een zin te
noemen." Des leeraars opvallend witte
tanden blonken tusschen de lippen,
terwijl hij schijnbaar in afwachting,
schurend met zijn kin over den
rand van zijn stijve boord, om zich
heen keek. Maar hij wachtte niet
lang genoeg, om eiken prijs wilde
hij een antwoord vóór zijn; daar viel
het zijne reeds de zaal in: Nemen wij
bijvoorbeeld den zin: Tante Mietje zat
glimlachend in haar tuintje erwten te
doppen. Een eenvoudige zin, nietwaar ?
En desondanks, een volledige roman."
Het publiek ging wat verzitten.
Wat is een roman anders dan een
vorm, ontstaan in de ruimte, een
afbakening binnen het eindelooze, en
luister nu, hoe precies onze zin de
gebeurtenis afperkt. Nemen we de
eerste woorden en beschouwen die op
den keper: Tante Mietje. Van de
schepping werd al datgene, wat niet
mensch was, afgesplitst, wat zeg ik,
al het mannelijke werd afgescheiden,
wat overblijft is een vrouw en dat
wel een vrouw omtrent wier leeftijd
we reeds het een en ander weten.
Iemand die tante Mietje heet, is niet
zeer jong meer en behoort mét vrij
groote zekerheid tot een bepaalden
stand: die der niet welgestelden. Ver
moedelijk heette ze Maria. Geboren
in een ander maatschappelijk milieu,
zou ze den naam zoo gelaten hebben,
of wel zich Mimi, of Mies of Mitzi
hebben genoemd. Zij deed het niet.
Daarom is deze vrouw, op wie wij
onze aandacht richten, vrij zeker een
burgerjuffrouw en haar levenslot zal
afhankelijk zijn van haar sexe, haar
leeftijd en van den rang en stand, die
wij nu van haar leerden kennen.
Doch er werd nadrukkelijk gezegd:
tante Mietje en waar een tante is,
is een neef of een nicht of wie zich
aldus verkiest te betitelen. Hier doet
de fantasie van den schrijver, hoewel
nog zeer onzelfstandig en afhankelijk
van het gegeven woord, zijn intree.
Hij mag kiezen. Welaan, hij kiest een
neef. Doch waarom nu met zooveel
klem deze verhouding tante?neef
genoemd, die immers minder bindend
is dan de verhouding vader?zoon
bijvoorbeeld? Want, wat hebben wij
met onze tantes te maken, zij spelen
normaliter een zeer bescheiden rol in
ons bestaan. Daar zeggen we het al:
normaliter. Hier doen zich bijzondere
omstandigheden gelden. Deze neef is
óf een wees óf verwaarloosd, in elk
geval, er is iets bijzonders met hem
aan de hand, daarom wordt de tante
naar een voorgrond gedrongen, waar
anders tantes niet thuis hooren. Zeggen
we: hij werd opgevoed door tante
Mietje ! Hoera, de roman vormt zich;
een oude, ongetrouwde tante, een
jonge kerel, op elkaar aangewezen,
van elkaar afhankelijk, maatschappe
lijk, emotioneel. Zie dien zoon met
dat tikje treurnis, dat daar ergens zijn
prille jeugd kleurt, tengevolge waar
van hij bij deze tante zijn heil moest
zoeken. De eerste schaduwen beginnen
reeds de prent relief te geven. Uit
de wisselwerking dezer beide karakters
zal het geluk, zal de tragiek ontstaan,
die dezen roman tot motief zullendienen.
MAAR wat spreek ik van geluk?
Wie hoorde ooit van extases, te
zamen beleefd door een jongen boom
van een kerel en zijn oude moei?
Dat ware toch al te dwaa >! Neen, deze
aan elkaar gekoppelde levens, deze op
elkaar reageerende zenuwen, zullen,
vóórdat de neefzelf oud geworden zal
zijn, enkel den band der tragiek kennen.
Ze zullen slechts kunnen bestaan,
elkaar kwellend door onderlinge tegen
stelling, doch welke? Toont het gegeven
een lacune?.Is hier het motief ergens
weggevloeid in het contourlooze van
het ongeschapene? Geenszins. De oor
spronkelijke zin luidde: Tante Mietje
zat glimlachend in haar tuintje erwten
te doppen. Hiermee is een der figuren
der tragedie bepaald. De roman is
tot een vergelijking herleid met n
onbekende. Want stelt u zich'slechts even
dat tuintje voor, waarin tante Mietje
erwten dopte. Het is voorzeker geen
lustpark. U en ik zouden geen genoe
gen nemen met dit kleine plaatsje
met de paar goudsbloemen, het arme
tierige grasveldje, waarvan het groen
's Maandags schuil gaat onder tante
Mietje's te bleeken liggende onder
rokken en. camisoles. En wel foei,
zoo'n oude vrouw, die zelf haar erwten
dopt. Is er dan geen jonge meid die
deze taak van haar overneemt? Doch
kijk, ze glimlacht, ze is zeer tevreden
en nochtans niet imbeciel, want anders
had ze den neef niet ter opvoeding
gekregen. Tante Mietje is een tevreden
mensch, een deemoedig mensch, mis
schien wel een wijs mensch. Sociale
opstandigheid is haar vreemd. Nu
is het bekend, dat iedere wereld
beschouwing een eigen favoriet heeft
onder de menschelijke karaktereigen
schappen. Het heidendom patroniseert
den moed, het boeddhisme afgestorven
heid, het Christendom blijmoedige
gelatenheid, zoodat wij, zoodra we
den exponent van een karakter kennen,
weten onder welke vleugelen het 't
meest gekoesterd worden zal en zoo
doende de hoogste kansen tot ont
wikkeling ontmoet. Aldus vinden
we, dat tante Mietje, die zoo vriende
lijk mummelend zit te doppen, als
Christin haar roeping zou hebben
gevonden. En nu, schrijver, treed
binnen met uw oordeel, uw eigen
levensopvatting, hier krijgt gij uw
kans ! Wat wilt gij ? Van uw figuur
een bewust religieus mensch maken ?
Hebt ge dit besluit genomen,' grijp
links en rechts om u heen, een vol
ledige en zeer gevarieerde stoffeering
van haar bestaan ligt onder uw bereik.
Maar ge geeft er misschien de voor
keur aan den wijze te spelen en het
vrouwtje een vriendelijk onbewust
dutske te laten om uzelf de dankbare
taak te reserveeren, het raakpunt der
naar elkaar toesnellende lijnen dezer
tevredenheid aan te toonen als liggend
op het gebied van den godsdienst.
MAAR de neef! In de code van
den roman gesproken is hij
enkel uit het niet verrezen om deze
tante Mietje te kwellen. Vanzelf
sprekend is hij haar antipode. Is tante
Mietje bewust religieus, dan is hij
vrijdenker of een verloren ziel met
de rijke mogelijkheden voor den
romancier aan zulk een ontwikkeling
verbonden. Behaagt het den schrijver
deze figuur zijn eigen waarden toe te
kennen, dan verleent hij hem de
eigenschappen, waarin zijn tante te
kort schiet, namelijk een gevoelig
sociaal geweten. Op die manier wordt
hij een .opstandige, een politieke
heethoofd of wel een interessante, maat
schappelijke idealist, zich ergerend aan
de achterlijkheid van zijn tante Mietje,
al naar gelang de oriëntatie van den
auteur.
En zoo, mijne hoorders, heeft zich
uit den knop van dit kleine zinnetje de
bloem ontwikkeld van het conflict,
dat een roman zijn belang kan
verleenen. Een conflict, dat de motieven,
opgeroepen door enkele simpele
woorden, vertikaal doorklieft tot in diepte
der religieuse bezinning en horizon
taal de problemen der maatschappij in
vele richtingen kruist. Quod erat
demonstrandum."
De spreker zweeg, wierp het hoofd
in den nek, kuchte en keek op zijn
horloge. De glimlach der witte tanden
verstarde. Maar een eerste schuchter,
dan weldra door anderen overgeno
men applaus bracht verlossing. Hij boog.
De jonge dichter Pelle echter,
dacht er het zijne van: De ezels ver
beelden zich, dat ze het kunstje nu wel
kennen, maar het wonder, waar het
om gaat, heeft hij niet genoemd. Want
het raadsel, het onverklaarbare, het
goddelijke misschien is toch die eerste
zin zelf, de rest is willekeurig en onbe
langrijk. Maar wie schenkt mij mijn
glimlachende tante Mietje?
Wegen der poëzie
Jan Engelman
Dr. !. Stuiveling j Wegen dor
Poëzie (De Arbeiderspers, Amst.)
DE uitingen van een litterair
talent, zoo zegt dr. G. Stuive
ling ergens in dit boekje,
tiehooren vóór alles te voldoen aan artis
tieke eischen. De gedachte schijnt
bijna gloednieuw, als men veroor
deeld is tot rondneuzen in de
critische geschriften, welke, sinds jaren,
in ons vaderland verschijnen. Want
daar worden alle normen gehanteerd,
behalve die meest-voor-de-hand lig
gende : de artistieke. Men moet er
trouwens bij zeggen, dat het in 't ge
bruik ook de moeilijkste is, want er
staat nergens zoo weinig ,,vast" als
in de aesthetiek. En tóch staat daar
het een en ander vast, voor wie niet
met Dada onderging", omdat de
ervaring den mensch iets" leeren kan,
omdat de Egyptenaren, de Chineezen,
de Grieken, de Middeleeuwen en de
Renaissance^ er geweest zijn. Omdat,
in onuitputtelijke genres als bijvoor
beeld de lyriek, de mensch van nu
soms bedriegelijk lijken kan op een
mensch van tweeduizend jaar geleden.
Omdat gewichtige motieven altijd
terugkeeren, wel door tijdelijke cul- ,
tuurstroomingen worden beïnvloed en
in bijzonderen vorm gevat, maar niet
wezenlijk worden veranderd. De groote
levensbewegingen blijven dezelfde, het
decor wordt gewijzigd. Slechts kan
men zeggen, dat maatschappelijke
beroering het een of andere genre
tijdelijk onmogelijk kan maken. Her
man Gorter begreep dit, ondanks zijn
historisch-materialistisch dogmatisme,
in het zeer belangwekkende boek ,,De
Groote Dichters". Ik betwijfel of
dr. Stuiveling die zaken goed door
dacht, wanneer ik hem verwondering
hoor uitspreken over het feit, dat het
epos van onze periode ongeschreven
bleef en het drama ongespeeld.
In Wegen der Poëzie" biedt Stui
veling een kort overzicht van de
Nederlandsche dichtkunst na den
Europeeschen oorlog, en hij volgt daarbij
een indeeling in burgerlijke, katho
lieke, protestantsche en socialistische
poëzie, die ons door de feiten zelf
wordt opgedrongen." Zou zulk een
indeeling ons echter niet meer worden
opgedrongen door het particularisme,
door de neiging om in partijen te
denken van den Hollander, dan door
de feiten? Zouden we de indeeling
niet met recht, en reden kunnen uit
breiden met groepen voor de Joodsche,
de Nationaal-Socialistische, de
Ahthroposofische, de Soefi- en de
A.V.R.O.poëzie? Het is natuurlijk waar, dat
na den oorlog bevolkingsgroepen cul
tureel ontwaakt zijn, waarvan de
latente krachten vroeger sluimerend
waren. Zij hebben hun idealen, waar
van wij vooral niets willen afdoen.
Maar het komt er tenslotte maar op
aan, voor den literatuurbeschouwer
althans, in hoeverre die idealen neer
slag vonden in dat brekelijk en toch
zoo onuitroeibaar gewas dat wij poëzie
noemen en het lijkt niet nuttig, bij
het onderzoek daarvan, uit te gaan
van de ideologieën, in plaats van te
zien waar en wanneer de dichtkunst
werd verrijkt door een uiting, die elk
denkend en kunstgevoelig mensch
treft door diepte en echtheid, door
incantatie en door taal. Waarmee we
maar willen zeggen, dat we de
clubvorming" in de literatuur niet te veel
in de hand moeten werken, om
ongewenscht dogmatisme tegen te gaan.
Dr. Stuiveling is trouwens zelf ver
standig genoeg, om zijn indeeling
problematisch te achten. Zijn karak
teristieken en waardeeringen zijn over
't geheel genomen juist en inzichtrijk.
Hij neemt de socialistische groep,
waartoe hij zelf behoort, zoo critisch
onder handen als zij maar verdient, en
wenscht haar litteraire normen" toe.
Aan alles merkt men, dat er een zeker
dualisme bestaat tusschen zijn artis
tiek geweten en zijn aandacht voor
godsdienstige en maatschappelijke
vraagstukken. Zoo werd dit geschrift,
welke verdiensten het dan moge be
zitten (en als beknopte handleiding
heeft het stellig verdiensten, enkele
onnauwkeurigheden daargelaten), een
uiting van de meening welke in Hol
land, het Jand der iconoclasten, nogaltijd
heerscht: dat het afgoderij zou zijn zich
zóó maar, zonder omzien, bezig te
houden met het maken van iets schoons.
Zonder dat deze zorgeloosheid weer
keert, zal de kunst echter niet bloeien.
PAG. 8 DE GROENE No. 3138
Muziek
NA GEORGE GERSHWIN'S DOOD
VERF kan men
gebruiken om te
schilderen, hetzij
Schuttersmaaltijden, voorstellingen uit
het leven der heiligen, stillevens, por
tretten of landschappen. Dezelfde ma
terie kan ook gebruikt worden om
scheepshuiden en gootlijsten een be
schermend laagje te verschaffen en
kippenhokken een ietwat vroolijker
aanblik te geven. De verf is dezelfde,
en alle twee de bezigheden noemt men
schilderen.
Door middel van systematisch ge
rangschikte tonenreeksen kan men (a)
kunstwerken schrijven, een
Matthaeuspassion,.een Ode an die Freude, een
Meistersinger, een Pelléas et Mélisande.
Men noemt dat cornponeeren. Met ge
bruikmaking van de zelfde tonenreek
sen, gerangschikt volgens hetzelfde
systeem, kan men (6) ook een wellui
dend geraas organiseeren, bruikbaar
om den toeschouwers in music-hall en
cinema het danken te beletten, geschikt
om een beperkt aantal primitieve li
chaamsbewegingen, step-dances ge
naamd, te stimuleeren. Ook dit noemt
men meeste.! cornponeeren.
George Gershwin heeft de sub 6 ge
noemde professie ijverig, met veel ta
lent en niet zonder financieele resulta
ten uitgeoefend. Voor de sub a genoem
de daden ontbrak hem de dispositie.
Deerns Taylor noemde hem a link
between the jazz camp and the
intellectuals". Waarmee eventueel gezegd
zou zijn dat jazz en intellectualiteit
onvereenigbare grootheden zouden we
zen. Misschien is dat wat te simplis
tisch gedacht: niet alles wat anti-jazz
is zou men reeds intellectueel, of zelfs
maar intellectualistisch mogen noemen.
Dat Gershwin als componist echter
noch een zuiver jazz-industrieel, noch
een intellectual" was» (laten wij dat
hier maar vertalen met denkend we
zen") is wel juist geobserveerd.
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 126
AMSTERDAM
Doorloopend Tentoonstellingen
?n»* Over Gershwin als
Jt Ijp0r vervaardiger en exploi
tant van songs kan ik
niet oordeelen, aangezien de koersen
niet tot mijn beschikking staan. De
waarde van dit artikel immers wordt
uitsluitend door het debiet bepaald.
En over Gershwin als serieus com
ponist zou bij een andere gelegenheid
misschien meer gezegd kunnen worden
dan thans, in een als necrologie bedoeld
stukje. Zijn grootste werken, de opera's
I35th Street" en Porgy and Bess",
zijn hier niet bekend geworden. De
stukken die wij wel hoorden: Rhapsody
in Blue en An American in Paris kun
nen slechts als tijdsverschijnsel gew
aardeerd worden. Gershwin was een uiter
mate romantische figuur, film-roman
tisch, om nauwkeurig te zijn. Het ro
mantische ideaal uit Schumann's dagen
en dat van tegenwoordig is in wezen
hetzelfde, doch uiterlijk is er een even
groot verschil als tusschen postkoets
en vliegmachine, tusschen Incroyable
en pool vlieger.
Op welke wijze de componeerende
song-writer Gershwin beantwoordde
aan het movie-tone-ideaal van zijn
landgenooten moge aangeduid worden door
een heel klein stukje biografie (uit een
artikel van David Ewen):
George Gershwin lives alone iri a
beautiful i4-room duplex apartment
on East/72nd Street. During the day
hèis always rushed meeting people,
talking over contracts, being
interviewed. He does not composeuntilvery
late at night, when hèundresses
himself to a state of almost complete
nudity, sits at the piano and, chewing upon
his cigar, begins to work at his music.
While composing hèsmokes profusely;
hèinsists that his apartment be deathly
still"....
X-»EORGE Gershwin overleed in
Vj Juli 1937, negen en dertig jaar
oud. Wat van hem overblijven zal als
het journalistieke tumult verstild is,
over een paar jaar, of enkele maanden,
durf ik niet te voorspellen. Publiek
succes en artistiek resultaat laten zich
toch iets minder gemakkelijk combi
neeren dan wij soms wel zouden
wenschen....
Schilderkunst
..Duet" gesigneerd j. Molenaar, echter sterk herinnerend aan de hand van
Molenaar'! echtgenoote Judith ieyster (Tentoonstelling D. Kat:, Dieren)
unst
teren
E
naar Parijs verkocht. Tijdens de
Fransche revolutie kwam het naar Brussel;
EN zeer omvangrijke tentoonstel- weer volgde een kort verblijf aan de
Tentoonstelling oude mees
ters; D. Katz, Dieren
Film
D. C, van der Poel:
Miwter Flow van Kind male
WIJ kennen Robert Siodmak
van Menschen am Sonntag,
van Der Mann der seinen
Mörder sucht en vooral van Abschied,
zijn eerste geluidsfilm, - die in onze
herinnering altijd een buitengewoon
staaltje van filmkunst is gebleven.
De politieke omwenteling, die
het nationaal-socialisme iri Duits
land aan de macht bracht, stuurde
ook Siodmak1 in de verbanning. Vrij
spoedig nam hij te Parijs zijn werk
weder op met een resultaat echter,
dat ronduit teleurstellend was. Hoewel
volgens de nationaal-socialistische leer
stellingen een vreemdeling, Was Siod
mak in zijn werk typisch Duits, meer
misschien nog Berlijns. Dat dit meer
was dan vluchtige aanpassing bewees
zijn eerste werk in Frankrijk, waaruit
wel een poging tot aanpassing, maar
tevens de mislukking daarvan bleek. ,
Een onmiskenbare invloed van Ren
Clair?en het pleit voor Siodmak, dat hij
juist deze invloed onderging toonde
tevens hoezeer deze typisch Franse
geest met zijn hele wezen in tegen
spraak was. De latere grote film
musicale" La Vie Parisienne deed.
vrezen, dat wij Siodmak als cineast van
bijzondere kwaliteit verloren hadden.
Zijn laatste film, Mister Flow, toont
een onmiskenbaar herstel, zij het
nog niet op de plaats welke hij vroeger
HERSTEL
ling van oude meesters wordt ge
durende de zomermaanden in de
zalen van de firma D. Katz te Dieren
gehouden. De catalogus vermeldt een
honderdtal schilderijen, waarvan alleen
15 (!) Rembrandts, meer dus dan eenig
museum in Nederland bezit Zoo
wel de kenner als de leek komen hier
op hun kosten. De kenner krijgt menig
wetenschappelijk probleem op te lossen,
terwijl de gelukkige leek, wien de
kunsthistorische haarkloverij ijskoud
laat, van de mooie schilderijen genie
Seine, dan een iets langer te Florence,
vanwaar Prins Liechtenstein het voor
zijn Weensche collectie kocht. In de
vorige eeuw werd het naar Amerika
verkocht en kwam in het bezit van den
electriciteits-magnaat A. W. Ericson.
Nu wacht het te Dieren op een gast
vrije Europeesche verzameling.
van de Rembrandts de twee vroege
zelfportretten (no. 67 en 69),
het.porONDER de nieuwe aanwinsten ver
melden wij nog een zeer interes
santen Jan Steen De Rederijkers"
(no. 91), uit de Engelsche collectie
Lloyd afkomstig, en een, uit dezelfde
collectie stammend, zeer fraai
riviergezicht van J. van Goyen (no. 24).
Een van de beste werken van dezen
meester is het in" dezelfde zaal han
innam. Wél echter een herstel van
evenwicht in de nieuwe omgeving.
Mister Flow vertoont geert onver
werkte invloeden meer, maar ^beschikt
daarentegen over een zekere légance, , .
die wij vroeger bij Siodmak misten. Alle ten kan. De beperkte ruimte van deze
zwaarte en neiging tot betoog welke bespreking verbiedt het, op bijzonder
zijn vroegere Duitse werk nog inhield, heden in te gaan. _Wij noemen echter
zij het niet in de slechte zin van het
woord, is verdwenen, maar ook een
streven naar nieuwe toepassing van
de mogelijkheden, waardoor zijn werk
tevens een zekere vervlakking heeft
ondergaan. Het tendeert nu naar de
perfecte lichte, amusementsfilm met,
naast Franse karaktertrekken en een ... .
veel betere beheersing van zijn Franse zijn de twee schilderijen, welke door de
spelers, een tikje Amerikaanse in- firma Katz in Amerika aangekocht
vloed van de goede soort, waaruit zijn: de Evangelist" (no. 65) en het
wederom blijkt hoe Siodmak zijn blik portret van een officier (no. 66). De
blijkbaar op de beste voortbrengselen Evangelist" was in 1935 op de
Remvan de internationale productie gericht , brandt-TentoonstelIing te Amsterdam
houdt te zien, terwijl de Officier" voor het aardige stukken, b.v. het charmante
De 'bezetting van Mister Flow biedt, eerst weer aan deze zijde van den Duet" (no. 52) dat J. Molenaar" ge
naast eoede Franse spelkwaliteit, nog de oceaan vertoeft; een verblijdend tee- teekend is, maar sterk aan de hand van
bijzondere bekoring van den bekenden ken, want gedurende de laatste halve Molenaar's echtgenoote Judith Leyster
maar hier in de reclame domweg eeuw zijn er meer schilderijen van doet denken. Twee jaar geleden was dit
Europa naar Amerika gegaan dan schilderij op de Frans Hals
tentopnstelterug gekomen. Dit schilderij heeft
trouwens een vrij bewogen verleden.
Nadat het gedurende de lyde eeuw tot
de Amsterdamsche collectie Wierman
behoorde, kwam het in de i8de eeuw
tret van den vader (no. 76) waarvan gende Gezicht op Arnhem" (no. 22),
copieën in de musea van Nantes en dat tezamen met déWatermolen"
Tours voorkomen en de curieuse Mu- van Meindert Hobbema (no. 32) tot de
ziekles" (no. 70) een van 's meesters mooiste Hollandsche landschappen be«
vroegste werken die tot dusver bekend hoort. Alleen de Watermolen" is al
geworden zijn. Uit een latere periode een reis naar Dieren waard.
DE groote omvang van de tentoon
stelling brengt het mede, dat het
niveau van de schilderijen niet altijd
even hoog is. Maar ook onder de kleine
meesters vindt de bezoeker zeldzaam
genegeerden acteur Jouvet, die wel
iswaar meer spel geeft dan de film
verdraagt en daardoor feitelijk in
tegenspraak komt met de film als
zodanig maar toch in dit verhaal
voldoende op zich zelf is geplaatst,
om er, los van de rest, genoten te
kunnen worden.
ling in Detroit. Wij beelden het hier af
als illustratie van den ouden regel, dat
een goed stuk van een kiemen meester
een mooier en op den duur ook
waardevoller bezit is dan een nietszeggend
naar den Haag, keerde vier jaren later doek met een grooten naam.
naar Amsterdam terug en werd toen DR. N. S. TRIVAS
PAG. 9 DE GROENE No. 3138
_JL v':,"_:..
^X.jj
, y
iuil
7i;;~;i^KSiMiiipMïi^l