De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 24 juli pagina 5

24 juli 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

? lf»t....J ./*. ?«*'? l -!4l II ; r LETTERKUNDIG LEVEN Novel school (In Amerika worden eurcussen ge geven in het schrijven van romans). DE groote faiseur des romans" gaf college. Hij had zijn podium verlaten, zijn gouden lorgnet hield hij tusschen duim en wijsvinger, met zijn andere hand streek hij over zijn lange, grijze, boven zijn boord met een golf iiiiiiiiiiiiiiiiinniiiHiiiPiiiiiMU Jeanne [ van Schalk-! Willing f neervallende ha ren. Hij deed eenige passen de zaal in, bevond zich in de doorgang tusschen de stoelen van zijn hoorders. De cursisten in de voorste rijen voelden hun hart bonzen. De afstand tusschen den grooten man en henzelf viel weg, dit werd bijna een avontuur. Maar zijn van dichtbij troebele en teleur stellend kleine, want nu van de rimpelige donkere partij der kassen loskomende oogen, zagen deze weinige mannen, deze vele vrouwen niet, die gekomen waren om van hem de kunst te leeren van het schrijven van romans. Gelukkig, want had hij deze arm zalige nieuwsgierigen wel gezien, het had den stroom van zijn denken bevroren en indien hij den jongen dichter Pelle had herkend, hij was van schaamte blijven steken. Doch, gelijk ik zei, hij zag niets en hij hoorde niets, want hij was tot de quintessence gekomen van de vraag: Hoe schrijft men een roman?" De groote faiseur zei: Hoe schrijf ik een roman ? Maar dames en heeren, niets eenvoudiger dan dat! Volgens de wiskunde der fantasie." Hij glim lachte, maakte een kunstpauze, keek om zich heen, of eigenlijk, hij mimeerde slechts het om zich heen kijken. Dan vervolgde hij: In elk zinnetje zit, als in een knop een bloem, een heele roman. Ik zal het u bewijzen," en hij wachtte als om een krijtje te zoeken, waarmee hij op een denkbeeldig bord zou gaan schrijven. PELLE dacht: Het lijkt wel een cabaretvoorsteljing. De snelteekenaar, die het publiek verzoekt een paar willekeurige lijnen te trekken, waaruit hij dan een plaatje zal te voorschijn tooveren. Een treffende overeenkomst." Ik noodig u uit, mij een zin te noemen." Des leeraars opvallend witte tanden blonken tusschen de lippen, terwijl hij schijnbaar in afwachting, schurend met zijn kin over den rand van zijn stijve boord, om zich heen keek. Maar hij wachtte niet lang genoeg, om eiken prijs wilde hij een antwoord vóór zijn; daar viel het zijne reeds de zaal in: Nemen wij bijvoorbeeld den zin: Tante Mietje zat glimlachend in haar tuintje erwten te doppen. Een eenvoudige zin, nietwaar ? En desondanks, een volledige roman." Het publiek ging wat verzitten. Wat is een roman anders dan een vorm, ontstaan in de ruimte, een afbakening binnen het eindelooze, en luister nu, hoe precies onze zin de gebeurtenis afperkt. Nemen we de eerste woorden en beschouwen die op den keper: Tante Mietje. Van de schepping werd al datgene, wat niet mensch was, afgesplitst, wat zeg ik, al het mannelijke werd afgescheiden, wat overblijft is een vrouw en dat wel een vrouw omtrent wier leeftijd we reeds het een en ander weten. Iemand die tante Mietje heet, is niet zeer jong meer en behoort mét vrij groote zekerheid tot een bepaalden stand: die der niet welgestelden. Ver moedelijk heette ze Maria. Geboren in een ander maatschappelijk milieu, zou ze den naam zoo gelaten hebben, of wel zich Mimi, of Mies of Mitzi hebben genoemd. Zij deed het niet. Daarom is deze vrouw, op wie wij onze aandacht richten, vrij zeker een burgerjuffrouw en haar levenslot zal afhankelijk zijn van haar sexe, haar leeftijd en van den rang en stand, die wij nu van haar leerden kennen. Doch er werd nadrukkelijk gezegd: tante Mietje en waar een tante is, is een neef of een nicht of wie zich aldus verkiest te betitelen. Hier doet de fantasie van den schrijver, hoewel nog zeer onzelfstandig en afhankelijk van het gegeven woord, zijn intree. Hij mag kiezen. Welaan, hij kiest een neef. Doch waarom nu met zooveel klem deze verhouding tante?neef genoemd, die immers minder bindend is dan de verhouding vader?zoon bijvoorbeeld? Want, wat hebben wij met onze tantes te maken, zij spelen normaliter een zeer bescheiden rol in ons bestaan. Daar zeggen we het al: normaliter. Hier doen zich bijzondere omstandigheden gelden. Deze neef is óf een wees óf verwaarloosd, in elk geval, er is iets bijzonders met hem aan de hand, daarom wordt de tante naar een voorgrond gedrongen, waar anders tantes niet thuis hooren. Zeggen we: hij werd opgevoed door tante Mietje ! Hoera, de roman vormt zich; een oude, ongetrouwde tante, een jonge kerel, op elkaar aangewezen, van elkaar afhankelijk, maatschappe lijk, emotioneel. Zie dien zoon met dat tikje treurnis, dat daar ergens zijn prille jeugd kleurt, tengevolge waar van hij bij deze tante zijn heil moest zoeken. De eerste schaduwen beginnen reeds de prent relief te geven. Uit de wisselwerking dezer beide karakters zal het geluk, zal de tragiek ontstaan, die dezen roman tot motief zullendienen. MAAR wat spreek ik van geluk? Wie hoorde ooit van extases, te zamen beleefd door een jongen boom van een kerel en zijn oude moei? Dat ware toch al te dwaa >! Neen, deze aan elkaar gekoppelde levens, deze op elkaar reageerende zenuwen, zullen, vóórdat de neefzelf oud geworden zal zijn, enkel den band der tragiek kennen. Ze zullen slechts kunnen bestaan, elkaar kwellend door onderlinge tegen stelling, doch welke? Toont het gegeven een lacune?.Is hier het motief ergens weggevloeid in het contourlooze van het ongeschapene? Geenszins. De oor spronkelijke zin luidde: Tante Mietje zat glimlachend in haar tuintje erwten te doppen. Hiermee is een der figuren der tragedie bepaald. De roman is tot een vergelijking herleid met n onbekende. Want stelt u zich'slechts even dat tuintje voor, waarin tante Mietje erwten dopte. Het is voorzeker geen lustpark. U en ik zouden geen genoe gen nemen met dit kleine plaatsje met de paar goudsbloemen, het arme tierige grasveldje, waarvan het groen 's Maandags schuil gaat onder tante Mietje's te bleeken liggende onder rokken en. camisoles. En wel foei, zoo'n oude vrouw, die zelf haar erwten dopt. Is er dan geen jonge meid die deze taak van haar overneemt? Doch kijk, ze glimlacht, ze is zeer tevreden en nochtans niet imbeciel, want anders had ze den neef niet ter opvoeding gekregen. Tante Mietje is een tevreden mensch, een deemoedig mensch, mis schien wel een wijs mensch. Sociale opstandigheid is haar vreemd. Nu is het bekend, dat iedere wereld beschouwing een eigen favoriet heeft onder de menschelijke karaktereigen schappen. Het heidendom patroniseert den moed, het boeddhisme afgestorven heid, het Christendom blijmoedige gelatenheid, zoodat wij, zoodra we den exponent van een karakter kennen, weten onder welke vleugelen het 't meest gekoesterd worden zal en zoo doende de hoogste kansen tot ont wikkeling ontmoet. Aldus vinden we, dat tante Mietje, die zoo vriende lijk mummelend zit te doppen, als Christin haar roeping zou hebben gevonden. En nu, schrijver, treed binnen met uw oordeel, uw eigen levensopvatting, hier krijgt gij uw kans ! Wat wilt gij ? Van uw figuur een bewust religieus mensch maken ? Hebt ge dit besluit genomen,' grijp links en rechts om u heen, een vol ledige en zeer gevarieerde stoffeering van haar bestaan ligt onder uw bereik. Maar ge geeft er misschien de voor keur aan den wijze te spelen en het vrouwtje een vriendelijk onbewust dutske te laten om uzelf de dankbare taak te reserveeren, het raakpunt der naar elkaar toesnellende lijnen dezer tevredenheid aan te toonen als liggend op het gebied van den godsdienst. MAAR de neef! In de code van den roman gesproken is hij enkel uit het niet verrezen om deze tante Mietje te kwellen. Vanzelf sprekend is hij haar antipode. Is tante Mietje bewust religieus, dan is hij vrijdenker of een verloren ziel met de rijke mogelijkheden voor den romancier aan zulk een ontwikkeling verbonden. Behaagt het den schrijver deze figuur zijn eigen waarden toe te kennen, dan verleent hij hem de eigenschappen, waarin zijn tante te kort schiet, namelijk een gevoelig sociaal geweten. Op die manier wordt hij een .opstandige, een politieke heethoofd of wel een interessante, maat schappelijke idealist, zich ergerend aan de achterlijkheid van zijn tante Mietje, al naar gelang de oriëntatie van den auteur. En zoo, mijne hoorders, heeft zich uit den knop van dit kleine zinnetje de bloem ontwikkeld van het conflict, dat een roman zijn belang kan verleenen. Een conflict, dat de motieven, opgeroepen door enkele simpele woorden, vertikaal doorklieft tot in diepte der religieuse bezinning en horizon taal de problemen der maatschappij in vele richtingen kruist. Quod erat demonstrandum." De spreker zweeg, wierp het hoofd in den nek, kuchte en keek op zijn horloge. De glimlach der witte tanden verstarde. Maar een eerste schuchter, dan weldra door anderen overgeno men applaus bracht verlossing. Hij boog. De jonge dichter Pelle echter, dacht er het zijne van: De ezels ver beelden zich, dat ze het kunstje nu wel kennen, maar het wonder, waar het om gaat, heeft hij niet genoemd. Want het raadsel, het onverklaarbare, het goddelijke misschien is toch die eerste zin zelf, de rest is willekeurig en onbe langrijk. Maar wie schenkt mij mijn glimlachende tante Mietje? Wegen der poëzie Jan Engelman Dr. !. Stuiveling j Wegen dor Poëzie (De Arbeiderspers, Amst.) DE uitingen van een litterair talent, zoo zegt dr. G. Stuive ling ergens in dit boekje, tiehooren vóór alles te voldoen aan artis tieke eischen. De gedachte schijnt bijna gloednieuw, als men veroor deeld is tot rondneuzen in de critische geschriften, welke, sinds jaren, in ons vaderland verschijnen. Want daar worden alle normen gehanteerd, behalve die meest-voor-de-hand lig gende : de artistieke. Men moet er trouwens bij zeggen, dat het in 't ge bruik ook de moeilijkste is, want er staat nergens zoo weinig ,,vast" als in de aesthetiek. En tóch staat daar het een en ander vast, voor wie niet met Dada onderging", omdat de ervaring den mensch iets" leeren kan, omdat de Egyptenaren, de Chineezen, de Grieken, de Middeleeuwen en de Renaissance^ er geweest zijn. Omdat, in onuitputtelijke genres als bijvoor beeld de lyriek, de mensch van nu soms bedriegelijk lijken kan op een mensch van tweeduizend jaar geleden. Omdat gewichtige motieven altijd terugkeeren, wel door tijdelijke cul- , tuurstroomingen worden beïnvloed en in bijzonderen vorm gevat, maar niet wezenlijk worden veranderd. De groote levensbewegingen blijven dezelfde, het decor wordt gewijzigd. Slechts kan men zeggen, dat maatschappelijke beroering het een of andere genre tijdelijk onmogelijk kan maken. Her man Gorter begreep dit, ondanks zijn historisch-materialistisch dogmatisme, in het zeer belangwekkende boek ,,De Groote Dichters". Ik betwijfel of dr. Stuiveling die zaken goed door dacht, wanneer ik hem verwondering hoor uitspreken over het feit, dat het epos van onze periode ongeschreven bleef en het drama ongespeeld. In Wegen der Poëzie" biedt Stui veling een kort overzicht van de Nederlandsche dichtkunst na den Europeeschen oorlog, en hij volgt daarbij een indeeling in burgerlijke, katho lieke, protestantsche en socialistische poëzie, die ons door de feiten zelf wordt opgedrongen." Zou zulk een indeeling ons echter niet meer worden opgedrongen door het particularisme, door de neiging om in partijen te denken van den Hollander, dan door de feiten? Zouden we de indeeling niet met recht, en reden kunnen uit breiden met groepen voor de Joodsche, de Nationaal-Socialistische, de Ahthroposofische, de Soefi- en de A.V.R.O.poëzie? Het is natuurlijk waar, dat na den oorlog bevolkingsgroepen cul tureel ontwaakt zijn, waarvan de latente krachten vroeger sluimerend waren. Zij hebben hun idealen, waar van wij vooral niets willen afdoen. Maar het komt er tenslotte maar op aan, voor den literatuurbeschouwer althans, in hoeverre die idealen neer slag vonden in dat brekelijk en toch zoo onuitroeibaar gewas dat wij poëzie noemen en het lijkt niet nuttig, bij het onderzoek daarvan, uit te gaan van de ideologieën, in plaats van te zien waar en wanneer de dichtkunst werd verrijkt door een uiting, die elk denkend en kunstgevoelig mensch treft door diepte en echtheid, door incantatie en door taal. Waarmee we maar willen zeggen, dat we de clubvorming" in de literatuur niet te veel in de hand moeten werken, om ongewenscht dogmatisme tegen te gaan. Dr. Stuiveling is trouwens zelf ver standig genoeg, om zijn indeeling problematisch te achten. Zijn karak teristieken en waardeeringen zijn over 't geheel genomen juist en inzichtrijk. Hij neemt de socialistische groep, waartoe hij zelf behoort, zoo critisch onder handen als zij maar verdient, en wenscht haar litteraire normen" toe. Aan alles merkt men, dat er een zeker dualisme bestaat tusschen zijn artis tiek geweten en zijn aandacht voor godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken. Zoo werd dit geschrift, welke verdiensten het dan moge be zitten (en als beknopte handleiding heeft het stellig verdiensten, enkele onnauwkeurigheden daargelaten), een uiting van de meening welke in Hol land, het Jand der iconoclasten, nogaltijd heerscht: dat het afgoderij zou zijn zich zóó maar, zonder omzien, bezig te houden met het maken van iets schoons. Zonder dat deze zorgeloosheid weer keert, zal de kunst echter niet bloeien. PAG. 8 DE GROENE No. 3138 Muziek NA GEORGE GERSHWIN'S DOOD VERF kan men gebruiken om te schilderen, hetzij Schuttersmaaltijden, voorstellingen uit het leven der heiligen, stillevens, por tretten of landschappen. Dezelfde ma terie kan ook gebruikt worden om scheepshuiden en gootlijsten een be schermend laagje te verschaffen en kippenhokken een ietwat vroolijker aanblik te geven. De verf is dezelfde, en alle twee de bezigheden noemt men schilderen. Door middel van systematisch ge rangschikte tonenreeksen kan men (a) kunstwerken schrijven, een Matthaeuspassion,.een Ode an die Freude, een Meistersinger, een Pelléas et Mélisande. Men noemt dat cornponeeren. Met ge bruikmaking van de zelfde tonenreek sen, gerangschikt volgens hetzelfde systeem, kan men (6) ook een wellui dend geraas organiseeren, bruikbaar om den toeschouwers in music-hall en cinema het danken te beletten, geschikt om een beperkt aantal primitieve li chaamsbewegingen, step-dances ge naamd, te stimuleeren. Ook dit noemt men meeste.! cornponeeren. George Gershwin heeft de sub 6 ge noemde professie ijverig, met veel ta lent en niet zonder financieele resulta ten uitgeoefend. Voor de sub a genoem de daden ontbrak hem de dispositie. Deerns Taylor noemde hem a link between the jazz camp and the intellectuals". Waarmee eventueel gezegd zou zijn dat jazz en intellectualiteit onvereenigbare grootheden zouden we zen. Misschien is dat wat te simplis tisch gedacht: niet alles wat anti-jazz is zou men reeds intellectueel, of zelfs maar intellectualistisch mogen noemen. Dat Gershwin als componist echter noch een zuiver jazz-industrieel, noch een intellectual" was» (laten wij dat hier maar vertalen met denkend we zen") is wel juist geobserveerd. KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 AMSTERDAM Doorloopend Tentoonstellingen ?n»* Over Gershwin als Jt Ijp0r vervaardiger en exploi tant van songs kan ik niet oordeelen, aangezien de koersen niet tot mijn beschikking staan. De waarde van dit artikel immers wordt uitsluitend door het debiet bepaald. En over Gershwin als serieus com ponist zou bij een andere gelegenheid misschien meer gezegd kunnen worden dan thans, in een als necrologie bedoeld stukje. Zijn grootste werken, de opera's I35th Street" en Porgy and Bess", zijn hier niet bekend geworden. De stukken die wij wel hoorden: Rhapsody in Blue en An American in Paris kun nen slechts als tijdsverschijnsel gew aardeerd worden. Gershwin was een uiter mate romantische figuur, film-roman tisch, om nauwkeurig te zijn. Het ro mantische ideaal uit Schumann's dagen en dat van tegenwoordig is in wezen hetzelfde, doch uiterlijk is er een even groot verschil als tusschen postkoets en vliegmachine, tusschen Incroyable en pool vlieger. Op welke wijze de componeerende song-writer Gershwin beantwoordde aan het movie-tone-ideaal van zijn landgenooten moge aangeduid worden door een heel klein stukje biografie (uit een artikel van David Ewen): George Gershwin lives alone iri a beautiful i4-room duplex apartment on East/72nd Street. During the day hèis always rushed meeting people, talking over contracts, being interviewed. He does not composeuntilvery late at night, when hèundresses himself to a state of almost complete nudity, sits at the piano and, chewing upon his cigar, begins to work at his music. While composing hèsmokes profusely; hèinsists that his apartment be deathly still".... X-»EORGE Gershwin overleed in Vj Juli 1937, negen en dertig jaar oud. Wat van hem overblijven zal als het journalistieke tumult verstild is, over een paar jaar, of enkele maanden, durf ik niet te voorspellen. Publiek succes en artistiek resultaat laten zich toch iets minder gemakkelijk combi neeren dan wij soms wel zouden wenschen.... Schilderkunst ..Duet" gesigneerd j. Molenaar, echter sterk herinnerend aan de hand van Molenaar'! echtgenoote Judith ieyster (Tentoonstelling D. Kat:, Dieren) unst teren E naar Parijs verkocht. Tijdens de Fransche revolutie kwam het naar Brussel; EN zeer omvangrijke tentoonstel- weer volgde een kort verblijf aan de Tentoonstelling oude mees ters; D. Katz, Dieren Film D. C, van der Poel: Miwter Flow van Kind male WIJ kennen Robert Siodmak van Menschen am Sonntag, van Der Mann der seinen Mörder sucht en vooral van Abschied, zijn eerste geluidsfilm, - die in onze herinnering altijd een buitengewoon staaltje van filmkunst is gebleven. De politieke omwenteling, die het nationaal-socialisme iri Duits land aan de macht bracht, stuurde ook Siodmak1 in de verbanning. Vrij spoedig nam hij te Parijs zijn werk weder op met een resultaat echter, dat ronduit teleurstellend was. Hoewel volgens de nationaal-socialistische leer stellingen een vreemdeling, Was Siod mak in zijn werk typisch Duits, meer misschien nog Berlijns. Dat dit meer was dan vluchtige aanpassing bewees zijn eerste werk in Frankrijk, waaruit wel een poging tot aanpassing, maar tevens de mislukking daarvan bleek. , Een onmiskenbare invloed van Ren Clair?en het pleit voor Siodmak, dat hij juist deze invloed onderging toonde tevens hoezeer deze typisch Franse geest met zijn hele wezen in tegen spraak was. De latere grote film musicale" La Vie Parisienne deed. vrezen, dat wij Siodmak als cineast van bijzondere kwaliteit verloren hadden. Zijn laatste film, Mister Flow, toont een onmiskenbaar herstel, zij het nog niet op de plaats welke hij vroeger HERSTEL ling van oude meesters wordt ge durende de zomermaanden in de zalen van de firma D. Katz te Dieren gehouden. De catalogus vermeldt een honderdtal schilderijen, waarvan alleen 15 (!) Rembrandts, meer dus dan eenig museum in Nederland bezit Zoo wel de kenner als de leek komen hier op hun kosten. De kenner krijgt menig wetenschappelijk probleem op te lossen, terwijl de gelukkige leek, wien de kunsthistorische haarkloverij ijskoud laat, van de mooie schilderijen genie Seine, dan een iets langer te Florence, vanwaar Prins Liechtenstein het voor zijn Weensche collectie kocht. In de vorige eeuw werd het naar Amerika verkocht en kwam in het bezit van den electriciteits-magnaat A. W. Ericson. Nu wacht het te Dieren op een gast vrije Europeesche verzameling. van de Rembrandts de twee vroege zelfportretten (no. 67 en 69), het.porONDER de nieuwe aanwinsten ver melden wij nog een zeer interes santen Jan Steen De Rederijkers" (no. 91), uit de Engelsche collectie Lloyd afkomstig, en een, uit dezelfde collectie stammend, zeer fraai riviergezicht van J. van Goyen (no. 24). Een van de beste werken van dezen meester is het in" dezelfde zaal han innam. Wél echter een herstel van evenwicht in de nieuwe omgeving. Mister Flow vertoont geert onver werkte invloeden meer, maar ^beschikt daarentegen over een zekere légance, , . die wij vroeger bij Siodmak misten. Alle ten kan. De beperkte ruimte van deze zwaarte en neiging tot betoog welke bespreking verbiedt het, op bijzonder zijn vroegere Duitse werk nog inhield, heden in te gaan. _Wij noemen echter zij het niet in de slechte zin van het woord, is verdwenen, maar ook een streven naar nieuwe toepassing van de mogelijkheden, waardoor zijn werk tevens een zekere vervlakking heeft ondergaan. Het tendeert nu naar de perfecte lichte, amusementsfilm met, naast Franse karaktertrekken en een ... . veel betere beheersing van zijn Franse zijn de twee schilderijen, welke door de spelers, een tikje Amerikaanse in- firma Katz in Amerika aangekocht vloed van de goede soort, waaruit zijn: de Evangelist" (no. 65) en het wederom blijkt hoe Siodmak zijn blik portret van een officier (no. 66). De blijkbaar op de beste voortbrengselen Evangelist" was in 1935 op de Remvan de internationale productie gericht , brandt-TentoonstelIing te Amsterdam houdt te zien, terwijl de Officier" voor het aardige stukken, b.v. het charmante De 'bezetting van Mister Flow biedt, eerst weer aan deze zijde van den Duet" (no. 52) dat J. Molenaar" ge naast eoede Franse spelkwaliteit, nog de oceaan vertoeft; een verblijdend tee- teekend is, maar sterk aan de hand van bijzondere bekoring van den bekenden ken, want gedurende de laatste halve Molenaar's echtgenoote Judith Leyster maar hier in de reclame domweg eeuw zijn er meer schilderijen van doet denken. Twee jaar geleden was dit Europa naar Amerika gegaan dan schilderij op de Frans Hals tentopnstelterug gekomen. Dit schilderij heeft trouwens een vrij bewogen verleden. Nadat het gedurende de lyde eeuw tot de Amsterdamsche collectie Wierman behoorde, kwam het in de i8de eeuw tret van den vader (no. 76) waarvan gende Gezicht op Arnhem" (no. 22), copieën in de musea van Nantes en dat tezamen met déWatermolen" Tours voorkomen en de curieuse Mu- van Meindert Hobbema (no. 32) tot de ziekles" (no. 70) een van 's meesters mooiste Hollandsche landschappen be« vroegste werken die tot dusver bekend hoort. Alleen de Watermolen" is al geworden zijn. Uit een latere periode een reis naar Dieren waard. DE groote omvang van de tentoon stelling brengt het mede, dat het niveau van de schilderijen niet altijd even hoog is. Maar ook onder de kleine meesters vindt de bezoeker zeldzaam genegeerden acteur Jouvet, die wel iswaar meer spel geeft dan de film verdraagt en daardoor feitelijk in tegenspraak komt met de film als zodanig maar toch in dit verhaal voldoende op zich zelf is geplaatst, om er, los van de rest, genoten te kunnen worden. ling in Detroit. Wij beelden het hier af als illustratie van den ouden regel, dat een goed stuk van een kiemen meester een mooier en op den duur ook waardevoller bezit is dan een nietszeggend naar den Haag, keerde vier jaren later doek met een grooten naam. naar Amsterdam terug en werd toen DR. N. S. TRIVAS PAG. 9 DE GROENE No. 3138 _JL v':,"_:.. ^X.jj , y iuil 7i;;~;i^KSiMiiipMïi^l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl