De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 31 juli pagina 3

31 juli 1937 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

V' Tf*k*'. ? v _ *-*?».- ? *» J ?*. .? ..» ' IN HANDEN DER Hoe wordt men procesrijp" gemaakt? G. AALDERS Reserve ie Luitenant Waarnemer G. Aalders, naar Duitschland gegaan om bekenden een onschuldigen dienst te bewijzen, wordt door een valsche aanklacht meegesleept in een groot naziproces. In nevenstaand artikel geeft Ailden weer, hoe de Gestapo hem in verhoor" nam en van welke methoden en menschen de Duitsche justitie zich bedient, tot het -verkrijgen van bekentenissen" en be last end materiaal. In een artikel, dat hierop aansluit, zal de volgende week de schrijver vertellen, hoe de Gestapo haar methoden tot in Nederland weet ie doen doordringen. R:s. /e Luit. Waarnemer G. Ao/der$ Vooronderzoek in het Derde Rijk HET is moeilijk om op dit oogenblik een objectief en logisch verslag te geven van mijn arrestatie op 8 September 1935 te Keulen en mijn verblijf, de daaropvolgende dagen, in de gevangenis van de Gestapo te Düsseldorf. Moeilijk, omdat zeer veel, dat mij toentertijd volkomen on begrijpelijk was, pas op de laatste dagen van het proces en op de eerste dagen na mijn terugkeer in Nederland werd opgehelderd. En moeilijk, omdat het mij nog steeds zwaar valt te gelooven dat aan de Nederlandsch-Duitsche grens een rijk begint waar een troep gevaarlijke degeneré's met alle middelen van terreur en sadisme de geestelijke potentie van een levenskrachtig volk steriliseeren. Men leert de jeugd nog dagelijks, dat Duitsch land, zoowel geografisch als cultureel, deel uitmaakt van Europa. Dat is een grove vergissing van onze paedagogen; een vergissing die, tot heil van alle argeloozen, niet snel,genoeg hersteld kan worden. Aan de Nederlandsch-Duitsche grens begint tegen woordig Azië. Het voorspel IN Juli 1935 nam ik, op verzoek van een Duitschen emigrant, een bedrag van tweeduizend Mark, bestemd als steun voor behoeftige emigranten families, mee naar Berlijn. De transactie kwam door een samenloop van omstandigheden niet tot stand en ik gaf daarop het geld bij mijn oom in. Munster in bewaring. Einde Augustus 1935 werd ik te Amsterdam voor gesteld aan een Duitscher, genaamd Richard of Richter of Richtman en maakte de afspraak, dézen op 8 September, des middags om 12 uur in de hal van het hotel Komödienhof te Keulen, het geld te overhandigen. Begin 1935 leerde ik in Nederland den Duitscher dr. Ebeling kennen, een voormaligen frontofficier, na den oorlog leider van den aktieven weerstand tegen débezetting van het Ruhrgebied, leider van de Jung Nationaler Bund" en van de Pfadfinderschaft Westmark". Dr. Ebeling was n der vele werkelijk nationale Duitschers die spoedig na de overneming der macht door de nationaal-socialisten inzagen dat de binnen- en buitenlandsche politiek van het Derde Rijk onherroepelijk tot een catastrofe voor Europa en tot den ondergang van Duitschland voeren moest. Hij trok, als nationaal aktivist en als officier, de consekwenties uit dezen gedachtengang, brak met de regeering, emigreerde naar Nederland en knoopte van hieruit verbindingen aan met alle gelijkgezinden in en buiten het Derde Rijk. Op 2 September 1935 trof ik dr. Ebeling te Am sterdam in gezelschap van zijn adjudant Hans Böckling. Denkend aan mijn ervaring te Berlijn verzocht ik Böckling (die te Krefeld woonde) op 8 September, des namiddags om,halfén in hotel Komödienhof te komen om, voor het geval de heer Richard, Richter, Richtman niet verschijnen zou, het geld voor mij te bewaren. Op den morgen van 8 September ging ik van Munster naar Keulen, in gezelschap van mijn oom, die den autotocht voor zijn pleizier meemaakte. De arrestatie VIJF minuten voor twaalf parkeer ik op het Domplein te Keulen. Beste oom, nu moet ik rennen". Dan ren je maar alleen; ik vind Komödienhof wel". Ik ren; kom klokslag twaalf de hal van Komödienhof binnen. De Duitscher is er niet. Om half n komt Böckling binnen. Wat nu? We zullen in het restaurant gaan eten; als de man dan nog niet verschenen is, neemt Böckling het geld mee. In het restaurant is n groote tafel vrij. Rondom zitten niets dan mannen. In groepen en alleen. We gaan zitten. Op dat oogenblik komt Richard, Richter, Richtman binnen, kijkt dwars door me heen en gaat in den versten hoek aan een tafeltje zitten. Ik zeg tegen Böckling: Daar zit ie". Wenk hem" zegt Böckling. Ik wenk; de man reageert niet. Ik sta op, ga naar hem toe, geef hem de hand: dag mijnheer Richard, Richter, Richtman; komt u toch aan mijn tafel zitten. Ik heb nog een vriend bij me. Ik geef u dan het geld". Hij gaat mee met een houding en een gezicht alsof ie naar het schavot moet. Ik leg het geld op tafel en verzoek hem na te tellen; later herinner ik me: hij heeft niet nageteld. Het eten wordt gebracht. Waar is oom ? Böckling meent hem bij het binnenkomen gezien te hebben. Hij zal hem gaan halen. Hij is nauwelijks de deur uit of oom komt binnen. Hij schijnt een goeden dag te hebben; alles aan hem lacht. Nu missen we Böckling weer. Die kan nog geen honderd meter weg zijn. Ik ren de straat op, steek het Domplein over. Iemand komt me tegemoet. Ik ga rechts; hij gaat rechts; ik ga links; hij gaat links. Een halve nieter van elkaar blijven we staan. Zijn rechterhand grijpt onder de jas. Politiepenning. U bent toch Hollander?" i Ja". U zat toch fn Komödienhof?" Ja". Gaat'U mee naar het bureau". Een ander is intusschen achter me gekomen en pakt de rand van mijn mouw. ' We gaan. Een poort, een straatje, politiebureau. Ik word gevisiteerd. Twee rechercheurs onderzoeken alles wat ik bij me heb. De man, die mij arresteerde, is weer weg. De rechercheurs begrijpen er niet veel van. Hebt u, niet meer geld bij u?" Nee, wat is er eigenlijk aan de hand?'* U hebt zich blijkbaar opvallend gedragen. In PAG. 4 DE GROENE Ne. 3139 Komödienhof komen altijd deviezensmokkelaars"' Dat ben ik in ieder geval niet". Nee, dat geloof ik ook niet; maar we hadden be richt dat een Hollander daar een af spraak had met een Duitscher. Gaat u maar even hiernaast zitten; de commissaris komt dadelijk terug". In het zijvertrek zitten meerdere rechercheurs bij een radiotoestel. Telkens komt iemand binnen, kijkt me aan en verdwijnt weer. Dan word ik, weer in het bureau geroepen. Twee andere rechercheurs. Komt u mee". Buiten staat een auto; we stappen in, rijden vijf minuten, stoppen voor een ander politiebureau. Ik word aan de agenten overgegeven. Opsluiten". Een Schupo brengt me in het arrestantenlokaal, een stal met een houten brits. De deur slaat dicht, het slot kraakt. Ik loop heen en weer. Het stinkt hier, voor het raam zijn tralies. Na vijf minuten lig ik op de brits. Denken probeer ik niet eens; ik ben doodmoe. Na een uur gaat de deur open ; een Schupo kijkt naar binnen Ah, ik zie, u hebt het zich al gemakkelijk gemaakt". Deur dicht. Na een uur weer een agent: Mee gaan". In het bureau twee rechercheurr. Ik herken onmiddellijk twee van mijn tafelburen uit Kom dienhof. Een jonge knaap met een dom, onbetrouw baar gezicht, een iets ouder exemplaar met vogelkop en bril. Kom". Buiten staat een auto. We stappen in. Beide rechercheurs trekken een-revolver, laden, ontzekeren. Als u een poging doet om te ontvluchten schieten we onmiddellijk". Bij het eerste politiebureau stapt de vogelkop uit. De commissaris neemt zijri plaats in, voor naast den chauffeur. Naast me zit het domme gezicht. Een andere auto vertrekt; in het voorbijgaan zie ik het gezicht van mijn oom; alle pret is er af; de oogen zijn groot van angst. We rijden. In den spiegel zie ik het gezicht van den commissaris, breed, een beetje gebruind, met harige wenkbrauwen. Tusschen de dikke lippen hangt een cigaret. Hij draait zich half om, grijnst. Wel mijnheer Aalders, wat deed u eigenlijk in Keulen?" Ik had iets te bespreken met de heer Böckling". Wat had u te bespreken?" Zakelijk, iets over verkoop van een auto". Ik wil u een goeden raad geven, mijnheer Aalders, zegt u de waarheid; we weten toch alles. U was in Keulen in opdracht van de Komintern, om contact te zoeken met de vroegere katholieke jeugdbeweging ?" Mij niets van bekend". Maar mij wel. Enfin, u zult ons dat allemaal nog wel vertellen. We gaan nu naar Düsseldorf. Bent u als eens in Düsseldorf geweest?" Nee". Prachtig; dan leert u het nu kennen". We zwijgen, we rijden, Düsseldorf, een groot baksteenen gebouw, een poort, een politiepost met karabijn, weer een poort, een breede steen; n trap. Op de trap nogmaals de grijns van den commis: aris. Nu mijnheer Aalders, wilt u ons vertellen \.?e u bent, waar u vandaan komt en wat u in Keulen deedt?" Wie ik ben en waar ik vandaan kom kunt u in mijn pas zien". Daar trappen wij niet in. Dat die pas valsch is ziet een kind; is heel slecht nagemaakt. Maar als u niets zeggen wilt; des te erger voor u. Wij hebben hier middelen om u aan het spreken' te krijgen. U begrijpt blijkbaar nog steeds niet waar,u bent. Iemand als u 'is in Duitschland ein toter Mann". Een agent opent de deur; een hal, links en rechts ijzeren deuren, drie rijen boven elkaar. Op een der deuren staat: j,Vernehmungszimmer". We gaan binnen. ' Uitkleedën". Alles wordt onderzocht, beklopt, doorstraald. Dan krijg ik de kleereri terug behalve boord, da riem en schoetveters. Een agent wordt geroepen; in de cel, maar niet alleen". De ijzeren trap op; een der ijzeren deuren gaat open en weer dicht. Tien'minuten later word ik weer gehaald. Trap af, Vernehmungszimmer". De commissaris zit aan het bureau; een zestal kerels, zonder jas, met opgestroopte hemdsmouwen st?an in een halven kring om me heen. De commissaris: Mijnheer Aalders, wilt u ons vértellen waar u vandaan komt en wat u in Keulen deed?" ' Waarde heer commissaris, dat heb ik u reeds zesmaal...." \ GESTAPO Verder kom ik niet. Een der kerels springt, op een wenk van den commissaris, naar voren; drie kinhaken links, drie rechts, een stomp op mijn neus, een volgende op mijn oog. Ik proef bloed; onbewust haal ik van onderen uit. Een klassieke uppercut. Schijnt raak geweest te zijn. Het gezicht van den bokser verdwijnt. Van alle zijden vallen slagen, in mijn hoofd begint het te zingen en te suizen. Dan voel ik water in mijn nek en merk ik tot mijn tevredenheid dat ik nog steeds op mijn voeten sta. Ik word weer uit het bureau ge bracht. Bij de deur gaat een kort, dik mannetje op zijn teenen staan en slaat me met alle kracht in het gezicht. Ik voel het niet. Een agent brengt me de trap op. Uit een andere kamer hoor ik gegil Hilfe, hilfe". Daartusschen vloeken en het patsen van stokslagen. Volgende ronde IN mijn cel zit een ongeloofelijk vuilelandlooper. , ,Ransel gekregen ? Dat doen ze hier den heelen dag. Mij hebben ze de heele mouw uit mijn jas gescheurd. Een goed pak; vorige week pas gekregen". Ik ga op het bed liggen om de neusbloeding te stelpen; de man zit op den eenigen stoel, kijkt me aan en zwijgt. Na een half uur word ik weer gehaald. Volgende ronde" zegt de Schupo. In het bureau zit de commissaris; twee van de knokploeg staan onmiddellijk naast me. U hebt in Holland een zekere Ebeling gekend?" Nee". De beide boksers kijken vragend naar den commissaris. Sta niet te liegen. Een Duitscher die in Apeldoorn woonde". Die heet niet Ebeling". Hoe heet ie dan?" Meier". Goed, Meier. Hoe hebt u dien leeren kennen?" Ik vertel een en ander over Ebeling, dien ik nooit anders dan onder den naam Hans Meier gekend heb. In de kamer naast ons wordt geranseld. Ik hoor onderdrukte kreten en een stem die haastig spreekt, Böckling. Iemand komt binnen en fluistert den commissaris iets toe. Deze vraagt: Wanneer hebt u Ebeling en Böckling het laatst gezien?" Bij mij thuis op den avond van den tweeden September". Wat deden ze daar?" Schrijfmachine gebruiken". Wat moest daar geschreven worden?" Weet ik niet". Gaat u zitten". De commissaris gaat uit het vertrek. In de andere kamer wordt woest geslagen; ik herken nu duidelijk de stem van Böckling. Dan komt de commissaris weer binnen. U hebt gelezen wat daar bij u thuis op de schrijf machine geschreven is. Het was een rapport over de Duitsche bewapening, over artillerie, gebrek aan grondstoffen enz. Ik wil van u precies weten wat er in stond". , Ik kan me niet herinneren, dat ik het gelezen heb". Waarde heer, wij hebben u tot nu toe zeer nobel behandeld; we kunnen nog heel anders; denkt u daaraan. We weten dat u in connectie staat met de Nederlandsche, de Fransche, en de Noorweegsche Generale Staven; wij weten dat u meermalen in Praag geweest bent en dat u uw inkomen niet alleen met reclame-adviezen hebt verdiend. U bent her haaldelijk in Duitschland geweest. Eenige keeren met een sportvliegtuig. Alles voor spionnage. U was in Keulen om contact te zoeken met de katholieke jeugdbeweging; ook voor spionnage. U ziet, ont kennen heeft h'eelemaal geen zin. Wat u niet vertelt; dat hooren we wel van Böckling". Het spijt me; ik weet van al dit moois niets". Ik voel er veel voor om u eens een half uurtje in den kelder te brengen. Dan weten we alles. Maar misschien bent u werkelijk Hollander. U beweert immers ook reserve-officier te zijn?" Zeker; reserve eerste luitenant waarnemer". Zoo, nu, we zullen het nazien. Als u gelogen hebt, dan weet u ongeveer wat u te wachten staat. Morgen gaan we verder. Komt u mee". Op de gang gaat een smalle deur open. Blijkt een v.c. te zijn. Ga hier staan; gezicht naar de deur". De deur. gaat dicht. Eén oogenblik later verschijnt een oog voor het kijkgat'. Ik voel dat het mijn oom is. Even later een ander. Waarschijnlijk Böckling. Dan word ik weer in de cel gebracht. Bent U onrustig? En niet meer beheerscht in Uw denken, handelen en spreken? Neem dan terstond Mijnhardt's Zenuwtabletten Deze werken zenuwstillend, zenuwsterkendBuisje 75 et. Bij Apothekers en DrogistenIntermezzo IK pijnig mezelf met twee vragen: waarom spreken ze niet over het geld? Waar is de heer Richard, Richter, Richtman? Mijn medegevangene is vol belangstelling. Niet voor mij maar voor Holland. Of je makkelijk naar Holland komt zonder pas? Of de politie daar ook zoo te keer gaat? Hoeveel Mark je krijgt voor tien gulden? Ongeveer twintig? Grossartig". Hij rede neert met een onfeilbare logica. Kijk uit; wat kan me gebeuren? Drie dingen. Ze laten me vrij; ze laten me hier zitten of ze stoppen me in het werk kamp. Allemaal niet zoo erg. Als ik vrij ben verdwijn ik meteen van het tooneel. Hier is het niksjgedaan. Holland lijkt me beter. Kijk uit; voor tien gulden twintig Mark. Dat is niet gering". Er wordt een afschuwelijk eten gebracht in een blikken bak met een vuilen lepel. Mijn kameraad eet beide blikken leeg. Daarna begint ie aan de zes sne den droog brood, vertelt me onder het kauwen dat ie Max heet, gaat op het bed liggen en snurkt. Het wordt langzaam donker. Ik zit op den stoel met de beenen op het bed. Het is koud; dekens zijn er niet. Ik zou graag op het bed willen liggen maar Max stinkt me te erg. In de cel wordt het plotseling licht. Groote schijnwerpers bestralen den heelen nacht den gevangenismuur. Toch .slaap ik langzamer1 ar d in, ondanks het licht, de pijnlijke kaken en Let brandende oog. Maandagmorgen om zes uur gaat een bel. Iemand stapt zwaar over de galerij. Aufstehn, Oberkörper frei machen, aber lebhaft". Het bed wordt tegen den muur geklapt. Dan gaat de deur open. Met naakte bovenlichamen gaat de heel? afdeeling in het waschlokaal. Het wasschen moet snel ge beuren; er mag geen woord bij gesproken worden. Böckling zie ik niet; mijn oom evenmin. Ik merk, dat verscheidene gevangenen hun hemd niet uitgetrokken hebben. Terug in de cel vraag ik waarom dat is. O", zegt Max, dien hebben ze den rug kapot geslagen. Dat mogen de anderen niet zien". De dag rolt langzaam af. Telkens als een stap op de galerij klinkt denk ik: nu halen ze mij. Er ge beurt niets. Een paar dekens worden naar binnen gegooid. Het eten is even slecht als gisteren. Ik probeer er iets van; Max eet de rest. Het open kloset met waterspoeling stinkt zuur; het raam zit te laag voor een behoorlijke ventilatie. Als je op de tafel gaat staan kun je de kantoren aan den overkant zien. . Het wordt weer avond, het wordt weer nacht. De schijnwerpers stralen. Ik lig nu toch bij Max op het bed. En ik slaap; Dinsdag gaat eender voorbij. Om elf uur 's nachts gaat plotseling het licht op in de cel. Het slot kraakt, de grendel knalt. Aalders aankleeden; verhoor." Ik ben nog steeds aangekleed. We gaan de trap af naar het Vernehmungszimmer". Dcrdo ronde DE commissaris zit achter het bureau; aan den anderen kant een elegant meisje achter een schrijfmachine. De .vogelkop en de domme staan. Naam, adres, leeftijd: godsdienst enz. worden ge tikt. Dan zegt de commissaris: Vertelt u eens; hoeveel geld had U eigenlijk bij u in Keulen?" Op deze vraag heb ik twee maal vierentwintig uur gewacht. Het is een opluchting als ze eindelijk valt. Tweeduizend Mark". Juist, van wie was dat geld?" Van een Duitsch emigrant". Hoe heet die?" Schmit". Waar vandaan?" Uit Keulen". Hoe kwam u aan dien man?" Die heeft bij mij gewoond". Hoe lang?" Een maand of zes". Was dat een communist?" ,Ja". Waarom nam u dien in uw huis?" Op verzoek van een vriend". Wie was die vriend?" Dr. E.". Ook een communist?" Nee". Waarvoor was dat geld bestemd?" Voor steun aan familieleden van emigranten". Communistische emigranten?" Dat weet ik niet". U hebt in Apeldoorn bij Ebeling eens een zestal Duitschers ontmoet"? Ja". Met Paschen"? Ja". Wat deed u bij die lieden?" Niets, dat waren vrienden van Ebeling". Wat is daar besproken?" Herinner ik me niet meer. Iets over padvinderij en kampeeren". Is daarbij niet het plan besproken Hitler en andere regeeringspersonen te vermoorden?" Nee". Hoe heetten die lieden?" Weet ik niet". 'De commissaris staat op, trekt heftig aan mijn haar e,h zegt tegen den vogelkop en den domme,: Dieser muss mal ausgeklopft werden". Tegen de typiste: Gaat u maar even naar buiten". Beiden gaan de deur uit. PAQ. 5 DE GROENE No. 3139 Voor ik er iets van begrijp springen de beide helpers op mij toe; de jas wordt me uitgetrokken, de handen met een ketting geboeid, de broek afgestroopt. Dan word ik over den stoel getrokken. De vogelkop heeft een handdoek, de domme een bullepees. De handdoek wordt voor mijn mond gebonden en in mijn nek dichtgedraaid. Dan vallen de slagen; van het kruis tot in de knieholte. Het-is alsof ik regelmatig met een gloeienden pook wordt aangeraakt. De laatste slag komt met dubbele kracht; tegelijk een ruk aan de handdoek: Aufstehn". Ik sta; meteen vallen twee gloeiende striemen over mijn dijen. Zweet loopt in mijn oogen. Ik kan het niet wegveegen. Een dun straaltje bloed glijdt langs het rechterbeen in mijn schoen. De domme staat met de bullepees te zwaaien; de vogelkop legt een horloge op tafel. Wij gaan nu volgens de klok verder. Over vijf minuten de volgende ronde. Dit was nog niets; we ?hebben nog heel andere dingen voor je. Kwam het geld van de communistische Partij?" Weet ik niet". Was het voor hoogverraad bestemd?" Weet ik ook niet". Wilden jullie Hitler vennoorden?" Ik niet". Wat voor spionnageopdrachten heb jij Ebeling gegeven?" Heelemaal geen". Een striem over mijn rug. Vijf minuten om". Tegelijk word ik weer over den stoel getrokken. De slagen vallen; beginnen iets hooger, eindigen iets lager. Op het reeds bewerkte gedeelte barst de huid. Stop. Dit is je laatste kans. Antwoorden of au f der Flucht erschossen. Daar heb je toch wel eens van gehoord?" Ik zwijg. Was het geld van communisten?" Mij goed". Was het voor hoogverraad bestemd?" Mij best". Had Ebeling contakt met communisten?" Mis schien". Goed, tijd dat je verstandig wordt". De domme komt met mijn broek en helpt me aan trekken. De handen blijven geboeid. Ga maar zitten". Dat klinkt vriendelijk maar ik moet de tanden op elkaar zetten om niet meteen weer op te springen.' Ik zit. De typiste komt weer binnen, kijkt me aan, gaat zonder iets te zeggen naar de kraan en brengt me een glas wateh Ik kan het niet vasthouden door de boeien. Ze giet het me geduldig in. De vogelkop gromt iets; de domme grinnikt. Er wordt gedicteerd; de juffrouw tikt. Ik luister nauwelijks. Hoor iets over illegale drukwerken, spionnage, moordaanslagen. Ongeveer n pagina vol. Dan komt de commissaris binnen. De boeien worden afgenomen; ik moet onderteekenen. Goed, ik onderteeken. Ik krijg een sigaret en mag terug naar de cel. Of ik me niet eerst een beetje af mag wasschen? Wat mij betreft, vooruit maar". Een agent brengt me in het waschlokaal. Hij blijft er bij staan als ik mijn broek uittrek. Het onderbroekje moet afgerukt worden; stukken blijven aan de huid zitten. Onder de douche week ik alles los. De Schupo schudt het hoofd. Man soll's nicht für möglich halten. Hebt u schoon ondergoed?" Nee, alleen een pyama". Haal ik voor u. Maar flink koud water er over, dan zakt het wel af". Hij gaat weg "ik probeer mezelf van achteren te bekijken in den spiegel. Een onverkwikkelijk gezicht. Eén groene, blauwe, bloederige massa van het kruis tot in de knieholte. Het rechterbeen bloedt sterk. In Holland ging ik met zoo'n geval naar den dokter. De agent komt terug met mijn pyama en handdoek. Ik kleed me half aan, neem het vieze, gehavende ondergoed mee naar de cel. ~ Wel te rusten" zegt de agent. Dank u". Dan lig ik naast Max op het bed. Ik kan alleen op mijn buik liggen; bij iedere beweging schuurt de pyama als gloeiend ijzer over de huid. Langzaam wordt het dag; op de binnenplaats marcheert de politiewacht op, de bel gaat. Aufstehn, Oberkörper frei machen, aber lebhaft". . Broeder Scverlnus NA het ontbijt (droog brood met heete koffie) krijg ik een andere cel, op den hoek van de galerij. Het is de grootste op de afdeeling. Een mede gevangene is reeds aanwezig. Een schrale jongen, hoog in de schouders, met een eeuwigen glimlach. Hij laat elegant het klapbed neer. Neemt u plaats". Ik ga met een akelige grijns zitten. Paul Brück, 'L *.T ffl» ->-? -*-.*? * .-jf._ M.'-...;...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl