Historisch Archief 1877-1940
V' Tf*k*'. ? v
_ *-*?».- ? *» J ?*. .? ..»
'
IN HANDEN DER
Hoe wordt men procesrijp" gemaakt?
G. AALDERS
Reserve ie Luitenant Waarnemer G. Aalders,
naar Duitschland gegaan om bekenden een
onschuldigen dienst te bewijzen, wordt door
een valsche aanklacht meegesleept in een
groot naziproces. In nevenstaand artikel
geeft Ailden weer, hoe de Gestapo hem in
verhoor" nam en van welke methoden en
menschen de Duitsche justitie zich bedient,
tot het -verkrijgen van bekentenissen" en be
last end materiaal. In een artikel, dat hierop
aansluit, zal de volgende week de schrijver
vertellen, hoe de Gestapo haar methoden tot
in Nederland weet ie doen doordringen.
R:s. /e Luit. Waarnemer G. Ao/der$
Vooronderzoek in het Derde Rijk
HET is moeilijk om op dit oogenblik een
objectief en logisch verslag te geven van mijn
arrestatie op 8 September 1935 te Keulen
en mijn verblijf, de daaropvolgende dagen, in de
gevangenis van de Gestapo te Düsseldorf. Moeilijk,
omdat zeer veel, dat mij toentertijd volkomen on
begrijpelijk was, pas op de laatste dagen van het
proces en op de eerste dagen na mijn terugkeer in
Nederland werd opgehelderd. En moeilijk, omdat het
mij nog steeds zwaar valt te gelooven dat aan de
Nederlandsch-Duitsche grens een rijk begint waar
een troep gevaarlijke degeneré's met alle middelen
van terreur en sadisme de geestelijke potentie van
een levenskrachtig volk steriliseeren.
Men leert de jeugd nog dagelijks, dat Duitsch
land, zoowel geografisch als cultureel, deel uitmaakt
van Europa. Dat is een grove vergissing van onze
paedagogen; een vergissing die, tot heil van alle
argeloozen, niet snel,genoeg hersteld kan worden.
Aan de Nederlandsch-Duitsche grens begint tegen
woordig Azië.
Het voorspel
IN Juli 1935 nam ik, op verzoek van een Duitschen
emigrant, een bedrag van tweeduizend Mark,
bestemd als steun voor behoeftige emigranten
families, mee naar Berlijn. De transactie kwam door
een samenloop van omstandigheden niet tot stand
en ik gaf daarop het geld bij mijn oom in. Munster
in bewaring.
Einde Augustus 1935 werd ik te Amsterdam voor
gesteld aan een Duitscher, genaamd Richard of
Richter of Richtman en maakte de afspraak, dézen
op 8 September, des middags om 12 uur in de
hal van het hotel Komödienhof te Keulen, het geld
te overhandigen.
Begin 1935 leerde ik in Nederland den Duitscher
dr. Ebeling kennen, een voormaligen frontofficier, na
den oorlog leider van den aktieven weerstand tegen
débezetting van het Ruhrgebied, leider van de Jung
Nationaler Bund" en van de Pfadfinderschaft
Westmark". Dr. Ebeling was n der vele werkelijk
nationale Duitschers die spoedig na de overneming
der macht door de nationaal-socialisten inzagen dat
de binnen- en buitenlandsche politiek van het
Derde Rijk onherroepelijk tot een catastrofe voor
Europa en tot den ondergang van Duitschland
voeren moest. Hij trok, als nationaal aktivist en
als officier, de consekwenties uit dezen
gedachtengang, brak met de regeering, emigreerde naar
Nederland en knoopte van hieruit verbindingen
aan met alle gelijkgezinden in en buiten het Derde
Rijk.
Op 2 September 1935 trof ik dr. Ebeling te Am
sterdam in gezelschap van zijn adjudant Hans
Böckling. Denkend aan mijn ervaring te Berlijn
verzocht ik Böckling (die te Krefeld woonde) op
8 September, des namiddags om,halfén in hotel
Komödienhof te komen om, voor het geval de heer
Richard, Richter, Richtman niet verschijnen zou,
het geld voor mij te bewaren. Op den morgen van
8 September ging ik van Munster naar Keulen, in
gezelschap van mijn oom, die den autotocht voor zijn
pleizier meemaakte.
De arrestatie
VIJF minuten voor twaalf parkeer ik op het
Domplein te Keulen. Beste oom, nu moet
ik rennen". Dan ren je maar alleen; ik vind
Komödienhof wel". Ik ren; kom klokslag twaalf
de hal van Komödienhof binnen. De Duitscher is er
niet. Om half n komt Böckling binnen. Wat nu?
We zullen in het restaurant gaan eten; als de man
dan nog niet verschenen is, neemt Böckling het
geld mee.
In het restaurant is n groote tafel vrij. Rondom
zitten niets dan mannen. In groepen en alleen.
We gaan zitten.
Op dat oogenblik komt Richard, Richter, Richtman
binnen, kijkt dwars door me heen en gaat in den
versten hoek aan een tafeltje zitten.
Ik zeg tegen Böckling: Daar zit ie". Wenk
hem" zegt Böckling. Ik wenk; de man reageert
niet.
Ik sta op, ga naar hem toe, geef hem de hand:
dag mijnheer Richard, Richter, Richtman; komt
u toch aan mijn tafel zitten. Ik heb nog een vriend
bij me. Ik geef u dan het geld".
Hij gaat mee met een houding en een gezicht
alsof ie naar het schavot moet. Ik leg het geld op
tafel en verzoek hem na te tellen; later herinner ik
me: hij heeft niet nageteld.
Het eten wordt gebracht. Waar is oom ? Böckling
meent hem bij het binnenkomen gezien te hebben.
Hij zal hem gaan halen. Hij is nauwelijks de deur
uit of oom komt binnen. Hij schijnt een goeden dag
te hebben; alles aan hem lacht. Nu missen we
Böckling weer. Die kan nog geen honderd meter
weg zijn.
Ik ren de straat op, steek het Domplein over.
Iemand komt me tegemoet. Ik ga rechts; hij gaat
rechts; ik ga links; hij gaat links. Een halve nieter
van elkaar blijven we staan. Zijn rechterhand grijpt
onder de jas. Politiepenning.
U bent toch Hollander?" i
Ja".
U zat toch fn Komödienhof?"
Ja".
Gaat'U mee naar het bureau".
Een ander is intusschen achter me gekomen en
pakt de rand van mijn mouw. '
We gaan. Een poort, een straatje, politiebureau.
Ik word gevisiteerd. Twee rechercheurs onderzoeken
alles wat ik bij me heb. De man, die mij arresteerde,
is weer weg. De rechercheurs begrijpen er niet veel
van. Hebt u, niet meer geld bij u?"
Nee, wat is er eigenlijk aan de hand?'*
U hebt zich blijkbaar opvallend gedragen. In
PAG. 4 DE GROENE Ne. 3139
Komödienhof komen altijd deviezensmokkelaars"'
Dat ben ik in ieder geval niet".
Nee, dat geloof ik ook niet; maar we hadden be
richt dat een Hollander daar een af spraak had met
een Duitscher. Gaat u maar even hiernaast zitten;
de commissaris komt dadelijk terug".
In het zijvertrek zitten meerdere rechercheurs
bij een radiotoestel. Telkens komt iemand binnen,
kijkt me aan en verdwijnt weer. Dan word ik, weer
in het bureau geroepen. Twee andere rechercheurs.
Komt u mee". Buiten staat een auto; we stappen
in, rijden vijf minuten, stoppen voor een ander
politiebureau. Ik word aan de agenten overgegeven.
Opsluiten".
Een Schupo brengt me in het arrestantenlokaal,
een stal met een houten brits. De deur slaat dicht,
het slot kraakt. Ik loop heen en weer.
Het stinkt hier, voor het raam zijn tralies. Na vijf
minuten lig ik op de brits. Denken probeer ik niet
eens; ik ben doodmoe. Na een uur gaat de deur open ;
een Schupo kijkt naar binnen Ah, ik zie, u hebt
het zich al gemakkelijk gemaakt".
Deur dicht. Na een uur weer een agent: Mee
gaan". In het bureau twee rechercheurr. Ik herken
onmiddellijk twee van mijn tafelburen uit Kom
dienhof. Een jonge knaap met een dom, onbetrouw
baar gezicht, een iets ouder exemplaar met vogelkop
en bril.
Kom". Buiten staat een auto. We stappen in.
Beide rechercheurs trekken een-revolver, laden,
ontzekeren.
Als u een poging doet om te ontvluchten schieten
we onmiddellijk".
Bij het eerste politiebureau stapt de vogelkop uit.
De commissaris neemt zijri plaats in, voor naast den
chauffeur. Naast me zit het domme gezicht.
Een andere auto vertrekt; in het voorbijgaan zie
ik het gezicht van mijn oom; alle pret is er af; de
oogen zijn groot van angst.
We rijden. In den spiegel zie ik het gezicht van den
commissaris, breed, een beetje gebruind, met harige
wenkbrauwen. Tusschen de dikke lippen hangt een
cigaret.
Hij draait zich half om, grijnst. Wel mijnheer
Aalders, wat deed u eigenlijk in Keulen?"
Ik had iets te bespreken met de heer Böckling".
Wat had u te bespreken?"
Zakelijk, iets over verkoop van een auto".
Ik wil u een goeden raad geven, mijnheer Aalders,
zegt u de waarheid; we weten toch alles. U was in
Keulen in opdracht van de Komintern, om contact te
zoeken met de vroegere katholieke jeugdbeweging ?"
Mij niets van bekend". Maar mij wel. Enfin,
u zult ons dat allemaal nog wel vertellen. We gaan
nu naar Düsseldorf. Bent u als eens in Düsseldorf
geweest?"
Nee". Prachtig; dan leert u het nu kennen".
We zwijgen, we rijden, Düsseldorf, een groot
baksteenen gebouw, een poort, een politiepost met
karabijn, weer een poort, een breede steen; n trap.
Op de trap nogmaals de grijns van den commis: aris.
Nu mijnheer Aalders, wilt u ons vertellen \.?e
u bent, waar u vandaan komt en wat u in Keulen
deedt?" Wie ik ben en waar ik vandaan kom kunt
u in mijn pas zien".
Daar trappen wij niet in. Dat die pas valsch is
ziet een kind; is heel slecht nagemaakt. Maar als
u niets zeggen wilt; des te erger voor u. Wij hebben
hier middelen om u aan het spreken' te krijgen. U
begrijpt blijkbaar nog steeds niet waar,u bent.
Iemand als u 'is in Duitschland ein toter Mann".
Een agent opent de deur; een hal, links en rechts
ijzeren deuren, drie rijen boven elkaar. Op een der
deuren staat: j,Vernehmungszimmer". We gaan
binnen. '
Uitkleedën".
Alles wordt onderzocht, beklopt, doorstraald.
Dan krijg ik de kleereri terug behalve boord, da
riem en schoetveters. Een agent wordt geroepen;
in de cel, maar niet alleen".
De ijzeren trap op; een der ijzeren deuren gaat
open en weer dicht. Tien'minuten later word ik
weer gehaald. Trap af, Vernehmungszimmer". De
commissaris zit aan het bureau; een zestal kerels,
zonder jas, met opgestroopte hemdsmouwen st?an
in een halven kring om me heen.
De commissaris: Mijnheer Aalders, wilt u ons
vértellen waar u vandaan komt en wat u in Keulen
deed?" '
Waarde heer commissaris, dat heb ik u reeds
zesmaal...."
\
GESTAPO
Verder kom ik niet. Een der kerels springt, op
een wenk van den commissaris, naar voren; drie
kinhaken links, drie rechts, een stomp op mijn neus,
een volgende op mijn oog. Ik proef bloed; onbewust
haal ik van onderen uit.
Een klassieke uppercut. Schijnt raak geweest te
zijn. Het gezicht van den bokser verdwijnt. Van alle
zijden vallen slagen, in mijn hoofd begint het te
zingen en te suizen. Dan voel ik water in mijn nek
en merk ik tot mijn tevredenheid dat ik nog steeds op
mijn voeten sta. Ik word weer uit het bureau ge
bracht. Bij de deur gaat een kort, dik mannetje op
zijn teenen staan en slaat me met alle kracht in het
gezicht. Ik voel het niet. Een agent brengt me de
trap op. Uit een andere kamer hoor ik gegil Hilfe,
hilfe". Daartusschen vloeken en het patsen van
stokslagen.
Volgende ronde
IN mijn cel zit een ongeloofelijk vuilelandlooper.
, ,Ransel gekregen ? Dat doen ze hier den heelen dag.
Mij hebben ze de heele mouw uit mijn jas gescheurd.
Een goed pak; vorige week pas gekregen".
Ik ga op het bed liggen om de neusbloeding te
stelpen; de man zit op den eenigen stoel, kijkt me
aan en zwijgt.
Na een half uur word ik weer gehaald.
Volgende ronde" zegt de Schupo. In het bureau
zit de commissaris; twee van de knokploeg staan
onmiddellijk naast me. U hebt in Holland een
zekere Ebeling gekend?" Nee". De beide boksers
kijken vragend naar den commissaris. Sta niet te
liegen. Een Duitscher die in Apeldoorn woonde".
Die heet niet Ebeling".
Hoe heet ie dan?" Meier". Goed, Meier. Hoe
hebt u dien leeren kennen?" Ik vertel een en ander
over Ebeling, dien ik nooit anders dan onder den
naam Hans Meier gekend heb.
In de kamer naast ons wordt geranseld. Ik hoor
onderdrukte kreten en een stem die haastig spreekt,
Böckling.
Iemand komt binnen en fluistert den commissaris
iets toe. Deze vraagt: Wanneer hebt u Ebeling en
Böckling het laatst gezien?"
Bij mij thuis op den avond van den tweeden
September". Wat deden ze daar?"
Schrijfmachine gebruiken".
Wat moest daar geschreven worden?"
Weet ik niet".
Gaat u zitten". De commissaris gaat uit het
vertrek. In de andere kamer wordt woest geslagen;
ik herken nu duidelijk de stem van Böckling. Dan
komt de commissaris weer binnen.
U hebt gelezen wat daar bij u thuis op de schrijf
machine geschreven is. Het was een rapport over de
Duitsche bewapening, over artillerie, gebrek aan
grondstoffen enz. Ik wil van u precies weten wat er
in stond". ,
Ik kan me niet herinneren, dat ik het gelezen
heb". Waarde heer, wij hebben u tot nu toe zeer
nobel behandeld; we kunnen nog heel anders; denkt
u daaraan. We weten dat u in connectie staat met
de Nederlandsche, de Fransche, en de Noorweegsche
Generale Staven; wij weten dat u meermalen in
Praag geweest bent en dat u uw inkomen niet alleen
met reclame-adviezen hebt verdiend. U bent her
haaldelijk in Duitschland geweest. Eenige keeren
met een sportvliegtuig. Alles voor spionnage. U was
in Keulen om contact te zoeken met de katholieke
jeugdbeweging; ook voor spionnage. U ziet, ont
kennen heeft h'eelemaal geen zin. Wat u niet vertelt;
dat hooren we wel van Böckling".
Het spijt me; ik weet van al dit moois niets".
Ik voel er veel voor om u eens een half uurtje
in den kelder te brengen. Dan weten we alles. Maar
misschien bent u werkelijk Hollander. U beweert
immers ook reserve-officier te zijn?"
Zeker; reserve eerste luitenant waarnemer".
Zoo, nu, we zullen het nazien. Als u gelogen
hebt, dan weet u ongeveer wat u te wachten staat.
Morgen gaan we verder. Komt u mee".
Op de gang gaat een smalle deur open. Blijkt een
v.c. te zijn. Ga hier staan; gezicht naar de deur".
De deur. gaat dicht. Eén oogenblik later verschijnt
een oog voor het kijkgat'. Ik voel dat het mijn oom is.
Even later een ander. Waarschijnlijk Böckling. Dan
word ik weer in de cel gebracht.
Bent U onrustig?
En niet meer beheerscht in Uw denken,
handelen en spreken? Neem dan terstond
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Deze werken zenuwstillend,
zenuwsterkendBuisje 75 et. Bij Apothekers en
DrogistenIntermezzo
IK pijnig mezelf met twee vragen: waarom spreken
ze niet over het geld? Waar is de heer Richard,
Richter, Richtman?
Mijn medegevangene is vol belangstelling. Niet
voor mij maar voor Holland. Of je makkelijk naar
Holland komt zonder pas? Of de politie daar ook
zoo te keer gaat? Hoeveel Mark je krijgt voor tien
gulden? Ongeveer twintig? Grossartig". Hij rede
neert met een onfeilbare logica. Kijk uit; wat
kan me gebeuren? Drie dingen. Ze laten me vrij;
ze laten me hier zitten of ze stoppen me in het werk
kamp. Allemaal niet zoo erg. Als ik vrij ben verdwijn
ik meteen van het tooneel. Hier is het niksjgedaan.
Holland lijkt me beter. Kijk uit; voor tien gulden
twintig Mark. Dat is niet gering".
Er wordt een afschuwelijk eten gebracht in een
blikken bak met een vuilen lepel. Mijn kameraad eet
beide blikken leeg. Daarna begint ie aan de zes sne
den droog brood, vertelt me onder het kauwen dat
ie Max heet, gaat op het bed liggen en snurkt. Het
wordt langzaam donker.
Ik zit op den stoel met de beenen op het bed. Het
is koud; dekens zijn er niet. Ik zou graag op het
bed willen liggen maar Max stinkt me te erg. In de
cel wordt het plotseling licht. Groote schijnwerpers
bestralen den heelen nacht den gevangenismuur. Toch
.slaap ik langzamer1 ar d in, ondanks het licht, de
pijnlijke kaken en Let brandende oog.
Maandagmorgen om zes uur gaat een bel. Iemand
stapt zwaar over de galerij. Aufstehn, Oberkörper
frei machen, aber lebhaft". Het bed wordt tegen den
muur geklapt. Dan gaat de deur open.
Met naakte bovenlichamen gaat de heel? afdeeling
in het waschlokaal. Het wasschen moet snel ge
beuren; er mag geen woord bij gesproken worden.
Böckling zie ik niet; mijn oom evenmin.
Ik merk, dat verscheidene gevangenen hun hemd
niet uitgetrokken hebben. Terug in de cel vraag ik
waarom dat is. O", zegt Max, dien hebben ze den
rug kapot geslagen. Dat mogen de anderen niet
zien".
De dag rolt langzaam af. Telkens als een stap op
de galerij klinkt denk ik: nu halen ze mij. Er ge
beurt niets. Een paar dekens worden naar binnen
gegooid. Het eten is even slecht als gisteren. Ik
probeer er iets van; Max eet de rest. Het open kloset
met waterspoeling stinkt zuur; het raam zit te laag
voor een behoorlijke ventilatie. Als je op de tafel
gaat staan kun je de kantoren aan den overkant
zien. .
Het wordt weer avond, het wordt weer nacht. De
schijnwerpers stralen. Ik lig nu toch bij Max op het
bed. En ik slaap; Dinsdag gaat eender voorbij. Om
elf uur 's nachts gaat plotseling het licht op in de cel.
Het slot kraakt, de grendel knalt. Aalders
aankleeden; verhoor." Ik ben nog steeds aangekleed.
We gaan de trap af naar het
Vernehmungszimmer".
Dcrdo ronde
DE commissaris zit achter het bureau; aan den
anderen kant een elegant meisje achter een
schrijfmachine. De .vogelkop en de domme staan.
Naam, adres, leeftijd: godsdienst enz. worden ge
tikt. Dan zegt de commissaris: Vertelt u eens;
hoeveel geld had U eigenlijk bij u in Keulen?"
Op deze vraag heb ik twee maal vierentwintig uur
gewacht. Het is een opluchting als ze eindelijk valt.
Tweeduizend Mark". Juist, van wie was dat
geld?"
Van een Duitsch emigrant". Hoe heet die?"
Schmit". Waar vandaan?"
Uit Keulen".
Hoe kwam u aan dien man?" Die heeft bij
mij gewoond". Hoe lang?" Een maand of zes".
Was dat een communist?" ,Ja".
Waarom nam u dien in uw huis?" Op verzoek
van een vriend".
Wie was die vriend?" Dr. E.".
Ook een communist?" Nee".
Waarvoor was dat geld bestemd?" Voor steun
aan familieleden van emigranten".
Communistische emigranten?" Dat weet ik
niet".
U hebt in Apeldoorn bij Ebeling eens een zestal
Duitschers ontmoet"? Ja".
Met Paschen"? Ja".
Wat deed u bij die lieden?" Niets, dat waren
vrienden van Ebeling".
Wat is daar besproken?" Herinner ik me niet
meer. Iets over padvinderij en kampeeren".
Is daarbij niet het plan besproken Hitler en
andere regeeringspersonen te vermoorden?" Nee".
Hoe heetten die lieden?" Weet ik niet".
'De commissaris staat op, trekt heftig aan mijn
haar e,h zegt tegen den vogelkop en den domme,:
Dieser muss mal ausgeklopft werden". Tegen de
typiste: Gaat u maar even naar buiten".
Beiden gaan de deur uit.
PAQ. 5 DE GROENE No. 3139
Voor ik er iets van begrijp springen de beide
helpers op mij toe; de jas wordt me uitgetrokken,
de handen met een ketting geboeid, de broek
afgestroopt.
Dan word ik over den stoel getrokken. De vogelkop
heeft een handdoek, de domme een bullepees. De
handdoek wordt voor mijn mond gebonden en in
mijn nek dichtgedraaid.
Dan vallen de slagen; van het kruis tot in de
knieholte.
Het-is alsof ik regelmatig met een gloeienden pook
wordt aangeraakt.
De laatste slag komt met dubbele kracht; tegelijk
een ruk aan de handdoek: Aufstehn". Ik sta; meteen
vallen twee gloeiende striemen over mijn dijen.
Zweet loopt in mijn oogen. Ik kan het niet
wegveegen. Een dun straaltje bloed glijdt langs het
rechterbeen in mijn schoen. De domme staat met de
bullepees te zwaaien; de vogelkop legt een horloge
op tafel.
Wij gaan nu volgens de klok verder. Over vijf
minuten de volgende ronde. Dit was nog niets; we
?hebben nog heel andere dingen voor je. Kwam het
geld van de communistische Partij?"
Weet ik niet".
Was het voor hoogverraad bestemd?"
Weet ik ook niet".
Wilden jullie Hitler vennoorden?"
Ik niet".
Wat voor spionnageopdrachten heb jij Ebeling
gegeven?"
Heelemaal geen".
Een striem over mijn rug.
Vijf minuten om".
Tegelijk word ik weer over den stoel getrokken.
De slagen vallen; beginnen iets hooger, eindigen
iets lager. Op het reeds bewerkte gedeelte barst de
huid.
Stop. Dit is je laatste kans. Antwoorden of au f
der Flucht erschossen. Daar heb je toch wel eens
van gehoord?"
Ik zwijg. Was het geld van communisten?"
Mij goed".
Was het voor hoogverraad bestemd?" Mij best".
Had Ebeling contakt met communisten?" Mis
schien".
Goed, tijd dat je verstandig wordt".
De domme komt met mijn broek en helpt me aan
trekken. De handen blijven geboeid. Ga maar
zitten".
Dat klinkt vriendelijk maar ik moet de tanden op
elkaar zetten om niet meteen weer op te springen.'
Ik zit. De typiste komt weer binnen, kijkt me aan,
gaat zonder iets te zeggen naar de kraan en brengt
me een glas wateh Ik kan het niet vasthouden door
de boeien. Ze giet het me geduldig in. De vogelkop
gromt iets; de domme grinnikt.
Er wordt gedicteerd; de juffrouw tikt. Ik luister
nauwelijks. Hoor iets over illegale drukwerken,
spionnage, moordaanslagen. Ongeveer n pagina
vol.
Dan komt de commissaris binnen. De boeien
worden afgenomen; ik moet onderteekenen. Goed,
ik onderteeken. Ik krijg een sigaret en mag terug
naar de cel.
Of ik me niet eerst een beetje af mag wasschen?
Wat mij betreft, vooruit maar".
Een agent brengt me in het waschlokaal. Hij
blijft er bij staan als ik mijn broek uittrek. Het
onderbroekje moet afgerukt worden; stukken blijven
aan de huid zitten. Onder de douche week ik alles los.
De Schupo schudt het hoofd. Man soll's nicht
für möglich halten. Hebt u schoon ondergoed?"
Nee, alleen een pyama". Haal ik voor u. Maar
flink koud water er over, dan zakt het wel af".
Hij gaat weg "ik probeer mezelf van achteren te
bekijken in den spiegel. Een onverkwikkelijk gezicht.
Eén groene, blauwe, bloederige massa van het kruis
tot in de knieholte. Het rechterbeen bloedt sterk.
In Holland ging ik met zoo'n geval naar den dokter.
De agent komt terug met mijn pyama en handdoek.
Ik kleed me half aan, neem het vieze, gehavende
ondergoed mee naar de cel. ~
Wel te rusten" zegt de agent. Dank u".
Dan lig ik naast Max op het bed. Ik kan alleen
op mijn buik liggen; bij iedere beweging schuurt de
pyama als gloeiend ijzer over de huid. Langzaam
wordt het dag; op de binnenplaats marcheert de
politiewacht op, de bel gaat. Aufstehn, Oberkörper
frei machen, aber lebhaft". .
Broeder Scverlnus
NA het ontbijt (droog brood met heete koffie)
krijg ik een andere cel, op den hoek van de
galerij. Het is de grootste op de afdeeling. Een mede
gevangene is reeds aanwezig. Een schrale jongen,
hoog in de schouders, met een eeuwigen glimlach.
Hij laat elegant het klapbed neer.
Neemt u plaats".
Ik ga met een akelige grijns zitten. Paul Brück,
'L
*.T
ffl»
->-? -*-.*? *
.-jf._ M.'-...;...