Historisch Archief 1877-1940
i../
?. i
r i
Tooneel
HOOFD en HART
op de planken
Eduard Verkade
HET is eigenaardig, dat er altijd
weer zulk een interesse is voor
het vraagstuk, in hoeverre
iemand zich bewust blijft, wanneer hij
tooneel speelt.
MEN moet den tooneelspeler be
schouwen als den bespeler van
een instrument en het verwarrende is
dan alleen, dat het instrument de too
neelspeler zelf is. Uit een dergelijke
wijze van beschouwen volgt echter
vanzelf, dat een waarachtig groot too
neelspeler niet slechts moet beschikken
over een kunstenaarsbegaving en de
noodige vakkennis, maar bovendien
zelf een gaaf en zuiver instrument
moet zijn.
Dat wil niet alleen zeggen, dat hij
een soepel, goed ontwikkeld lichaam
bezit, maar tevens dat zijn stem zijn
innerlijke gemoedshouding kan uit
drukken, en dat hij een belangwek
kend innerlijk heeft. Want eerst dan
zal hij in staat zijn groote, intense
gevoelens en belangrijke gedachten uit
te beelden, intelligente opmerkingen te
maken, karakter te toonen, iets met
zin voor humor te zeggen, enzoovoorts.
Met andere woorden, de persoonlijk
heid van den tooneelspeler bepaalt de
waarde van zijn instrument. Wat het
instrument niet in zich draagt, kan
daaruit niet weerklinken. Wanneer b.v.
de tooneelspeler een deugd (laat ons
zeggen ,,bescheidenheid"), bewust of
onbewust bezit, zal deze bij het spelen
doorklinken, terwijl hij door zijn ge
aardheid de tegengestelde ondeugd (on
bescheidenheid) zal herkennen in de te
spelen rol en daardoor uit zal kunnen
beelden. Omgekeerd kan een onbe
scheiden mensch geen bescheidenheid
spelen aangezien hij deze eigenschap
niet kent, terwijl een door hem ge
speeld onbescheiden karakter veelal te
reëel en te onsympathiek zal aandoen,
een bescheiden karakter kruiperig en laf.
Evenmin als een acteur met forsch
embonpoint als jeune premier kan
opgaan, evenmin als een voortreffelijk
kunstenaar met een edel innerlijk, doch
een stem als een gebarsten pot, een rol
kan vervullen, waarin een lyrisch zui
ver gevoel tot uiting moet komen, even
min kan een domme tooneelspeler ver
nuft spelen; of een cameleon-a.chtig
acteur, met een sponsachtig gemoed,
een vast karakter uitbeelden, of ten
slotte een persoon met een weinig be
langrijk innerlijk een groot diep gevoel
of begrip uitbrengen.
Nu zijn lieden met een oppervlakkig
gevoel veelal sentimenteel, en derge
lijke tooneelspelers laten gaarne te pas of
te onpas ,,gevoeligheid" hooren, omdat
het hun een soort persoonlijke vol
doening geeft, wat dan feitelijk tot een
zeker zelfbeklag leidt als uiting. Zulk
een tooneelspeler wordt door toehoor
ders met weinig gehoor voor de inner
lijke zuiverheid van een klank, vaak
voor gevoelig en meeslepend versleten,
terwijl zulk een acteur zelf er na
tuurlijk, sentimenteel en wel, van over
tuigd is, vél gevoel te bezitten en te
kunnen spelen".
Ondervraagt men dit soort tooneel'
spelers, dat niet gering in aantal is,
naar het probleem hoofd en hart op
de planken, dan zullen zij zonder twij
fel van meening zijn, dat het hart"
in de allereerste plaats komt, dat ze
,,met het hart" spelen, dat zij, er
heelemaal in zijn wanneer zij spelen".
Dit is logisch, immers het hoofd"
gebruikt deze groep maar zelden, an
ders zouden zij beseffen, dat men beter
te weinig gevoel dan te veel sentimen
teel zelfbeklag kan geven.
Groote acteurs of actrices treft men
onder deze groep zelden aan, maar
quantitatief zullen zij bij een enquête
den doorslag geven.
Daarbij moet men niet vergeten, dat
de tooneelspeler kan weten, dat de leek
hem niets liever hoort vertellen, dan
dat hij gedurende zijn spel volkomen
een ander wordt" l
EEN waarachtig
tooneelspeler-kunstenaar heeft een hart"; het is
een van de grondfactoren waarmede
zijn talent woekert, maar het is geen
onderdeel van zijn talent, het behoort
tot zijn persoonlijkheid, en niet tot zijn
begaafdheid.
Zijn begaafdheid stelt hem in staat,een
zuiver psychologisch inzicht in een per
soon, van zijn fantasie uit, met zijn ver
stand te construeeren en dezen persoon
uit te beelden, door in zijn eigen wezen
te accentueeren, wat voor den verbeel
den persoon noodig is, en te temperen
wat er niet bij past.
Wat het bespelen" betreft, moet de
tooneelspeler door studie en oefening
technisch in staat zijn stemmiddelen en
lichaam dusdanig te gebruiken en te
beheerschen, dat beide willoos, binnen
de grenzen door aangeboren middelen
gesteld, aan zijn phantasie en wil ge
hoorzamen. Dan zal hij zich straffeloos,
na bestudeering van een rol in het uit
beelden daarvan kunnen laten gaan,
zonder de zelfcontrole te verliezen.
Het beoefenen van het vak vereischt,
dat de tooneelspelers-kunstenaars een
groot concentratievermogen bezitten.
De concentratie is n.l. noodzakelijk om
de wel-overwogen-vastgestelde-lijnen,
der phantasie niet door iedere afleidende
bijkomstigheid gedurende het spel te
laten verbreken. Dit is echter geheel
iets anders dan aan te nemen, dat
iemand in een soort roes" zou kun
nen spelen, en des ondanks iets zou
kunnen uitbeelden".
Wel zal menig tooneelspeler zich
verbeelden, dank zij de herinnering aan
de voldoeningen der eigen opwinding,
dat hij heelemaal in zijn rol weg" kan
zijn, maar deze wijze van spelen heeft
op den toeschouwer weinig effect.
Door concentratie en het algeheele be
heerschen eener rol kan de speler zelf
tot een innerlijke hoogte worden op
geheven, die veredelend op hem in
werkt, echter alleen wanneer het ge
speelde stuk van een zuiver dichter is,
die in zijn schepping ook hoogtepunten
van zichzelf vereeuwigde. De som van
alle harmonieën zullen dan een uit
werking hebben op de aanwezigen, die
de speler individueel in het gewone
leven niet zou vermogen te bereiken.
Dit alles neemt echter niet weg, dat
het hart" van den tooneelspeler tot het
instrument in hem behoort zijn hoofd
of zijn geest" tot den bespeler. En even
als in andere kunsten moet gedurende
het scheppen, de bespeler" boven het
instrument" staan, hetgeen een zekere
mate van objectiviteit beduidt gedu
rende het spel.
Film
T
JL
Iteii Uur, film dor
Metro <jlold\vyn Muyer
DE Metro-Goldwyn-Mayer heeft
in haar zomerprogramma de
film Ben Hur opgenomen, waar
van de productie in de jaren 1922
'24 mede aanleiding was tot een fusie
waaruit deze maatschappij in haar
tegenwoordige vorm is ontstaan.
Het is zonder twijfel interessant om
naast de reprises van werk van de oude
avant-garde, welke van tijd tot tijd
plaats vinden, nu ook eens een echte
super" uit de oude doos van onge
veer 12 jaar geleden te kunnen zien,
PEPERIf
' DE REEKS.
DERACTUEELE
VRAAGSTUKKEN
ONDER REDACTIE
l. RONA
Belgiëneemt het Initiatief tot
economfBehc wereldverheterlng
Wat weten wij van dit land >
Dr. M. van Ulankenntcln
licht U in met zijn zoojuist verschenen
WOELIG BELGI
deel l van den Peroscoop
Alom in den Boekhandel Gecartonneerd fl. 1.50
Uitj.: Nederl. KeurboekerfJ Amsterdam
wat op dit oogenblik in verschillende
plaatsen van ons land mogelijk is.
Merkwaardig is hierbij, dat voorzover
deze film verouderd is, dit niet in de
eerste plaats is te wijten aan het gemis
aan geluid en gesproken woord. De
nasynchronisatie met muziek kunnen
wij hierbij buiten beschouwing laten,
daar deze ten slotte toch alleen maar
het vroegere bioscoop-strijkje vervangt.
Wat aan deze film verouderd schijnt,
is het spel en de algehele instelling tot
de personen. De techniek is feitelijk
verbluffend op peil. De wagenrennen
en de grote massa-scènes doen in hun
realisatie nergens wezenlijk onder voor
wat een dergelijke productie heden
toont. De verandering in de ruim 12
jaren, die sinds het tot stand komen
van Ben Hur zijn verlopen, betreft
in hoofdzaak onze'smaak en de be
heersing van het mensenmateriaal vol
gens deze smaak. De film Ben Hur is
meer uit de mode" dan technisch ver
ouderd.
Merkwaardig is dat bepaalde zwakke
punten, ondanks een andere techniek,
principieel niet zijn gewijzigd. De veelal
overbodige titels tussen de beelden mo
gen dan nu grotendeels vervangen zijn
door het gesproken woord, zij demon
streren ten slotte precies hetzelfde on
geloof in de toenmalige uitdruk
kingsmiddelen van de film als nu de
nog al te vaak voorkomende verdub
beling inplaats van aanvulling
van het beeld door het geluid. Bij de
oude stomme" film is dit alleen nog
extra versterkt door een overdreven
mimiek, omdat men meende het zonder
deze toevoeging niet af te kunnen.
NATUURLIJK heeft men in de
laatste jaren de filmtaal in vele
gevallen beter leren begrijpen en be
heersen, maar wij mogen niet de fout
begaan een film als Ben Hur on
danks de bewonderenswaardige tech
niek van sommige scènes en vooral
van de wagenrennen, te vergelijken
met de beste producten van deze tijd.
Wat ons nu door het feit dat de wijze
van uitdrukking in sommige opzichten
verouderd is, zo opvallend Kitsch
lijkt, was ook voor 12 jaar Kitsch
(men bedenke 'in vergelijking hier
mede, dat Potemkin in 1925, dus slechts
goed een jaar later werd gemaakt 1)
met alleen dit verschil, dat deze in het
kader van de andere Kitsch van die
tijd minder opvallend was.
Leerzaam is dit terugzien vooral om.
ons de betrekkelijke waarde van vele
films duidelijker bewust te worden.
Dat er zo weinig blijvends is, ligt
minder aan de snelle ontwikkeling
van de filmtechniek en van de film
kunst, dan aan deze betrekkelijke
waarde van de meeste van haar voort
brengselen. D. C. VAN DER POEL
Schilderkunst
Ut
jan Engelman
Tentoonstelling bij Sautee
Landweer, Amsterdam
WAT onderscheidt toch die
schilderende j offers van Am
sterdam?
Vroeger, toen de staketsels tusschen
de standen nog zooveel steviger waren .
dan tegenwoordig, was een j of f er de
benaming voor een ongehuwd vrouws
persoon van den beteren stand, uit de,
bezittende klasse. De j of f er ontbeet '
met chocolademelk, zij zat 's winters, :
gehuld in zwaar bont, in een arreslee '
en men trad niet onaangediend bij
haabinnen. Men onderscheidde haar van
de vrijster, bij wie men minder plicht
plegingen maakte en de
welvoegelijkheid niet zoo gauw geschonden werd
geacht. De joffer las gedichten, zij
speelde piano, zong een weinig (aria's
van Rossini, met haar nicht samen
duetten van Mendelssohn en Abt) en
het was bepaald wel onvermijdelijk '?
dat zij schilderde, subsidiair: zij had
een amourette met den heer met punt- ?
baard, die geacht werd schilderles te
geven.
Dit flauwe praatje zal door mij, hoe
wel het al bedriegelijk lijkt op een ge
slaagde milieuschildering der zoo ge
vierde schrijfster J o van Ammers Kui
ler, niet verder worden voortgezet. Ik
had het alleen noodig om duidelijk te
maken, dat er een j offerschap is die
schildert en evenzeer een schilderschap
dat j offert.
MET de schilderessen die men alge
meen de Amsterdamsche J offers
noemt is het een speciaal geval. Zij
schilderen zoo goed dat het op joffer-'
werk niet meer lijkt. Zij hebben den
heer met den puntbaard heuschniet
noodig. En tóch verloochent het
habiele werk dat zij maken zijn afkomst
niet, want het is een duidelijk aan het
joffersch milieu gebonden kunst. De
oorlog, die veel meer heeft aangevreten
en veranderd dan men hier en daar nog
steeds geneigd is aan te nemen, heeft
onze verhouding tot dit vlotte impres
sionisme sterk gewijzigd. Het is kunst
van-voor-den-oorlog. Men begrijpe mij
goed: ik ben direct geneigd de kunde
van deze schilderessen in bescherming .
te nemen tegen iederen nieuwlichter,
wiens mond grooter is dan zijn hand
vaardigheid. Ik ben ook zeer doordron
gen van de wetenschap, dat, op eenigen
afstand bekeken, de afscheidingen
tusschen generaties en stijlen dikwijls
onbëteekenend of. belachelijk zijn.
Het voornaamste is voor den kunste
naar de trouw aan de eigen lotsbe
stemming en de eigen gave. Maar daar
staat tegenover, dat de aanvaart der
inspiratie in het werk dezer schilderen
de Amsterdamsche dames toch niet zóó
groot is, dat zij de beperkingen van het
milieu krachtdadig verbreekt en het
werk zich verheffen doet boven het
smaakvolle, zeer smaakvolle niveau
van de artistieke betere klasse". De
groote impressionisten staan allangj
in het Pantheon de joffers blijver v
de joffers, bezitsters van de meest be-J
schaafde peinture welke men z: \i
denken kan, veel knapper dan tal v f'
zaken die zich buiten Arti en St. Luca&'
om bewegen, maar zeitbedingt" ten
slotte, en de tijd is al zoo anders. Zon
der te bazelen over
kunst-voor-degemeenschap, en zoo meer, kan men
toch zeggen dat de kunst der joffers
thuis hoort in het geestelijk klimaat
der salons van de grachthuizen, waarin
een Vincent van Gogh (en hoeveel jaren
is dat al weer geleden?) schandaal
moest maken. Voor de
historischmaterialistische methode in de
kunstcritiek voel ik niet. Maar hier gaat het
om een meer-of-minder: tusschen
zooveel joffers zoekt men naar de eene
joffer die vloekt.
WIE het meest ontspringt aan de
pavane harer klasse, dat is Coba
Ritsema, die af en toe in haar toets
een sterke gedrevenheid vertoont. De
tentoonstelling bij Santee Landweer
is er eene van bloemstukken en stil
levens en als men het werk der joffers
in het benedenvertrek bekeken heeft,
heeft men misschien het beste gezien,
althans het beste ensemble. Er is geen
enkel stuk bij, zoo zwak als men ze
boven wel ontmoet. Slechts bij Coba
Ritsema echter vindt men den harts
tocht in de voordracht, die werkelijk
capabel zou zijn om boeien te ver
breken. Haar ruiker in een vaas heeft
het snelle en driftige, dat zich om den
goeden toon niet meer bekommert,
waarmee niet gezegd is dat de tonaliteit
niet gaaf zou zijn.
Lizzy Ansingh heeft meer parfum
en speelscher inventie, wat uit haar
Masker met bloemkransje opnieuw
blijkt, maar zij blijft gebonden aan de
intimiteit. De Tafel met lepel en vruch
ten van v. Regteren Altena heeft een
groot bedoelen (Corot, oude Span
jaarden), maar het evenwicht is niet
perfect. Verder zijn er: Jacoba Surie,
bedaard en gaaf, mevr.
WestendorpOsieck, mej. v. d. Berg. Bodenheim
ontbreekt. Het mystieke zevental is
uitgebreid, tegenwoordig, er zijn twee
* joffers bijgekomen: mevrouw Bauer
en Sorella. De laatste heeft een op
merkelijk kleurgevoel in haar bloem- ,
kransjes, verfijnd, maar het arrange
ment en de geheele voordracht hebben
iets geaffecteerds. Man spurt die
Absicht.
Is Judy Michiels van Kessenich een
joffer van de twintigste eeuw? Mis
schien ontspringt zij dien dans, want
zij is jong. Haar schelpen zijn fraai van
kleur, maar de vorm is ongevormd.
Tot het beste van de tentoonstelling
reken ik het mooie, met werkelijke
sier en met bloeiende kleur voorge
dragen bloemstuk van Germ de Jong,
een kunstenaar die misschien te weinig
geacht wordt. Dan het kleine, geraffi
neerde stukje met de enkle roze roose
van Charles Defresne, de
gedistingueerde bloemen van W. J. Pol, de
krachtige rozen van Jan Sluyters en
die van Matthieu Wiegman, de
chrysanthen van Hordijk, de Gloxinia's van
Van Herwijnen. Max van Dam geeft
een belofte van Jaak. Schaepherder,
de huisschilder uit Mechelen, is er met
een doek dat vol is van Vlaamsche
smeuigheid.
i
OUDE MEESTERS
Tentoonstelling Oude Heesters
Kunsthandel De Boer, Amsterdam
DE zomertentoonstelling van den
kunsthandel P. de Boer omvat
een dertigtal schilderijen van
Nederlandsche, Duitsche, Italiaansche,
Spaansche en Fransche meesters. De
voorliefde van deze firma voor stil
levens is bekend. Velen zullen zich
nog de tentoonstelling van twee jaar
geleden herinneren, tijdens welke het
groote huis aan de Heerengracht van
onder .tot boven met bloemstukken
van oude meesters gevuld was. Ook
dit jaar zien wij enkele mooie stil
levens, zoo een zeer fijn stuk met
noten, druiven en een meloen van
den gevoeligen Antwerpschen schilder
Jacob Foppens van Es, van wien o.a.
Rubens enkele stillevens bezat. Verder
is er een prachtig fruitstuk van
Georg Flegel (no. 26), een interessant
Italiaansch stilleven dat in den cata
logus aan Caravaggio toegeschreven
r wordt enz.
Onder de Hollandsche I7de-eeuwsche
schilderijen valt de Dordt" van
Aelbert Cuyp door zijn warmen
goudachtigen toon op. Het werk van dezen
Hollandschen Claude Lorrain" zooals
Cuyp wel eens genoemd wordt, is het
best in Engeland vertegenwoordigd.
Daarheen verkocht destijds de kunst
handelaar Lamme den heelen voorraad
schilderijen welke in het huis van Cuyp
te Dordwijk gevonden werden en
welken hij met zoo gulden per stuk
betaalde. Ook de Dordt" komt uit
Engeland waar het schilderij nog
onlangs tot de collectie Lloyd behoorde.
Aelbert Cuyp is een der meest veelzijdige
Hollandsche meesters. Hij heeft por
tretten, landschappen, stillevens, vee
en paarden geschilderd, alles met
een zeldzame volmaaktheid. Deze
veelzijdigheid heeft eenige critici aan
leiding gegeven, hem met Rembrandt
te vergelijken. Buiten den inhoud van
hun schilderijen hebben de twee
groote meesters echter niets gemeen.
Het dramatische van Rembrandt's
kunst ontbreekt bij Cuyp die een rustig
burgerlijk bestaan leidde en volgens
Houbraken het devies toegedaan was:
In haarde rijksdaalders komt de
mot niet"....
OOK Joos de Momper, die in den
loop der jaren een spécialitéde
la maison P. de Boer" geworden is,
ontbreekt niet op deze tentoonstelling.
Bijzonder mooi van toon en coloriet
is een klein landschap van dezen
m eester.
Een zeldzame gast op Amsterdam
sche tentoonstellingen is het lichte
schilderij van Louis Le Nain, den
Franschen tijdgenoot en geestverwant
onzer groote lyde-eeuwsche meesters.
Louis is de belangwekkendste van de
drie broers Antoine, Louis en Matthieu
Le Nain. Wat compositie en thema
betreft staat zijn kunst tusschen de
Hollandsche en Italiaansche uit dien
tijd, zonder dat bepaalde invloeden te
bewijzen zijn. In coloriet en techniek
is hij echter geheel Fransch" en een
vergelijking met gelijktijdige Holland
sche schilderijen is te dezen opzichte
zeer leerzaam.
Gedurende de laatste jaren is d
realistische kunst der Le Nain steeds
meer in zwang gekomen. Verschillende
publicaties zijn aan hun gewijd en in
Parijs heeft men hun werk enkele
jaren geleden op twee tentoonstellingen
kunnen zien. Hier te lande bezit het
Museum Boymans te Rotterdam een
charmant schilderijtje van Louis Le
Nain, terwijl het Rijksmuseum in
Amsterdam een doek van Matthieu
Le Nain bezit. Dr. N. S. TRIVAS
" . »
f
v/ ?,
.. *«
7-v X
«H *
Boven: Louis Ie Nain: Bezoek aan de boerderij"
*?'< ' "-* ,*'t* ""*VJ"' "*>i"~«;
' ??* '««»?*«* *&.* ' ,!?
'> "S"^ t*" t * * ' ff WK ? ?**:fi w **t
, \">>4V .-"i.^* < vu