De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 31 juli pagina 7

31 juli 1937 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

i../ ?. i r i Tooneel HOOFD en HART op de planken Eduard Verkade HET is eigenaardig, dat er altijd weer zulk een interesse is voor het vraagstuk, in hoeverre iemand zich bewust blijft, wanneer hij tooneel speelt. MEN moet den tooneelspeler be schouwen als den bespeler van een instrument en het verwarrende is dan alleen, dat het instrument de too neelspeler zelf is. Uit een dergelijke wijze van beschouwen volgt echter vanzelf, dat een waarachtig groot too neelspeler niet slechts moet beschikken over een kunstenaarsbegaving en de noodige vakkennis, maar bovendien zelf een gaaf en zuiver instrument moet zijn. Dat wil niet alleen zeggen, dat hij een soepel, goed ontwikkeld lichaam bezit, maar tevens dat zijn stem zijn innerlijke gemoedshouding kan uit drukken, en dat hij een belangwek kend innerlijk heeft. Want eerst dan zal hij in staat zijn groote, intense gevoelens en belangrijke gedachten uit te beelden, intelligente opmerkingen te maken, karakter te toonen, iets met zin voor humor te zeggen, enzoovoorts. Met andere woorden, de persoonlijk heid van den tooneelspeler bepaalt de waarde van zijn instrument. Wat het instrument niet in zich draagt, kan daaruit niet weerklinken. Wanneer b.v. de tooneelspeler een deugd (laat ons zeggen ,,bescheidenheid"), bewust of onbewust bezit, zal deze bij het spelen doorklinken, terwijl hij door zijn ge aardheid de tegengestelde ondeugd (on bescheidenheid) zal herkennen in de te spelen rol en daardoor uit zal kunnen beelden. Omgekeerd kan een onbe scheiden mensch geen bescheidenheid spelen aangezien hij deze eigenschap niet kent, terwijl een door hem ge speeld onbescheiden karakter veelal te reëel en te onsympathiek zal aandoen, een bescheiden karakter kruiperig en laf. Evenmin als een acteur met forsch embonpoint als jeune premier kan opgaan, evenmin als een voortreffelijk kunstenaar met een edel innerlijk, doch een stem als een gebarsten pot, een rol kan vervullen, waarin een lyrisch zui ver gevoel tot uiting moet komen, even min kan een domme tooneelspeler ver nuft spelen; of een cameleon-a.chtig acteur, met een sponsachtig gemoed, een vast karakter uitbeelden, of ten slotte een persoon met een weinig be langrijk innerlijk een groot diep gevoel of begrip uitbrengen. Nu zijn lieden met een oppervlakkig gevoel veelal sentimenteel, en derge lijke tooneelspelers laten gaarne te pas of te onpas ,,gevoeligheid" hooren, omdat het hun een soort persoonlijke vol doening geeft, wat dan feitelijk tot een zeker zelfbeklag leidt als uiting. Zulk een tooneelspeler wordt door toehoor ders met weinig gehoor voor de inner lijke zuiverheid van een klank, vaak voor gevoelig en meeslepend versleten, terwijl zulk een acteur zelf er na tuurlijk, sentimenteel en wel, van over tuigd is, vél gevoel te bezitten en te kunnen spelen". Ondervraagt men dit soort tooneel' spelers, dat niet gering in aantal is, naar het probleem hoofd en hart op de planken, dan zullen zij zonder twij fel van meening zijn, dat het hart" in de allereerste plaats komt, dat ze ,,met het hart" spelen, dat zij, er heelemaal in zijn wanneer zij spelen". Dit is logisch, immers het hoofd" gebruikt deze groep maar zelden, an ders zouden zij beseffen, dat men beter te weinig gevoel dan te veel sentimen teel zelfbeklag kan geven. Groote acteurs of actrices treft men onder deze groep zelden aan, maar quantitatief zullen zij bij een enquête den doorslag geven. Daarbij moet men niet vergeten, dat de tooneelspeler kan weten, dat de leek hem niets liever hoort vertellen, dan dat hij gedurende zijn spel volkomen een ander wordt" l EEN waarachtig tooneelspeler-kunstenaar heeft een hart"; het is een van de grondfactoren waarmede zijn talent woekert, maar het is geen onderdeel van zijn talent, het behoort tot zijn persoonlijkheid, en niet tot zijn begaafdheid. Zijn begaafdheid stelt hem in staat,een zuiver psychologisch inzicht in een per soon, van zijn fantasie uit, met zijn ver stand te construeeren en dezen persoon uit te beelden, door in zijn eigen wezen te accentueeren, wat voor den verbeel den persoon noodig is, en te temperen wat er niet bij past. Wat het bespelen" betreft, moet de tooneelspeler door studie en oefening technisch in staat zijn stemmiddelen en lichaam dusdanig te gebruiken en te beheerschen, dat beide willoos, binnen de grenzen door aangeboren middelen gesteld, aan zijn phantasie en wil ge hoorzamen. Dan zal hij zich straffeloos, na bestudeering van een rol in het uit beelden daarvan kunnen laten gaan, zonder de zelfcontrole te verliezen. Het beoefenen van het vak vereischt, dat de tooneelspelers-kunstenaars een groot concentratievermogen bezitten. De concentratie is n.l. noodzakelijk om de wel-overwogen-vastgestelde-lijnen, der phantasie niet door iedere afleidende bijkomstigheid gedurende het spel te laten verbreken. Dit is echter geheel iets anders dan aan te nemen, dat iemand in een soort roes" zou kun nen spelen, en des ondanks iets zou kunnen uitbeelden". Wel zal menig tooneelspeler zich verbeelden, dank zij de herinnering aan de voldoeningen der eigen opwinding, dat hij heelemaal in zijn rol weg" kan zijn, maar deze wijze van spelen heeft op den toeschouwer weinig effect. Door concentratie en het algeheele be heerschen eener rol kan de speler zelf tot een innerlijke hoogte worden op geheven, die veredelend op hem in werkt, echter alleen wanneer het ge speelde stuk van een zuiver dichter is, die in zijn schepping ook hoogtepunten van zichzelf vereeuwigde. De som van alle harmonieën zullen dan een uit werking hebben op de aanwezigen, die de speler individueel in het gewone leven niet zou vermogen te bereiken. Dit alles neemt echter niet weg, dat het hart" van den tooneelspeler tot het instrument in hem behoort zijn hoofd of zijn geest" tot den bespeler. En even als in andere kunsten moet gedurende het scheppen, de bespeler" boven het instrument" staan, hetgeen een zekere mate van objectiviteit beduidt gedu rende het spel. Film T JL Iteii Uur, film dor Metro <jlold\vyn Muyer DE Metro-Goldwyn-Mayer heeft in haar zomerprogramma de film Ben Hur opgenomen, waar van de productie in de jaren 1922 '24 mede aanleiding was tot een fusie waaruit deze maatschappij in haar tegenwoordige vorm is ontstaan. Het is zonder twijfel interessant om naast de reprises van werk van de oude avant-garde, welke van tijd tot tijd plaats vinden, nu ook eens een echte super" uit de oude doos van onge veer 12 jaar geleden te kunnen zien, PEPERIf ' DE REEKS. DERACTUEELE VRAAGSTUKKEN ONDER REDACTIE l. RONA Belgiëneemt het Initiatief tot economfBehc wereldverheterlng Wat weten wij van dit land > Dr. M. van Ulankenntcln licht U in met zijn zoojuist verschenen WOELIG BELGI deel l van den Peroscoop Alom in den Boekhandel Gecartonneerd fl. 1.50 Uitj.: Nederl. KeurboekerfJ Amsterdam wat op dit oogenblik in verschillende plaatsen van ons land mogelijk is. Merkwaardig is hierbij, dat voorzover deze film verouderd is, dit niet in de eerste plaats is te wijten aan het gemis aan geluid en gesproken woord. De nasynchronisatie met muziek kunnen wij hierbij buiten beschouwing laten, daar deze ten slotte toch alleen maar het vroegere bioscoop-strijkje vervangt. Wat aan deze film verouderd schijnt, is het spel en de algehele instelling tot de personen. De techniek is feitelijk verbluffend op peil. De wagenrennen en de grote massa-scènes doen in hun realisatie nergens wezenlijk onder voor wat een dergelijke productie heden toont. De verandering in de ruim 12 jaren, die sinds het tot stand komen van Ben Hur zijn verlopen, betreft in hoofdzaak onze'smaak en de be heersing van het mensenmateriaal vol gens deze smaak. De film Ben Hur is meer uit de mode" dan technisch ver ouderd. Merkwaardig is dat bepaalde zwakke punten, ondanks een andere techniek, principieel niet zijn gewijzigd. De veelal overbodige titels tussen de beelden mo gen dan nu grotendeels vervangen zijn door het gesproken woord, zij demon streren ten slotte precies hetzelfde on geloof in de toenmalige uitdruk kingsmiddelen van de film als nu de nog al te vaak voorkomende verdub beling inplaats van aanvulling van het beeld door het geluid. Bij de oude stomme" film is dit alleen nog extra versterkt door een overdreven mimiek, omdat men meende het zonder deze toevoeging niet af te kunnen. NATUURLIJK heeft men in de laatste jaren de filmtaal in vele gevallen beter leren begrijpen en be heersen, maar wij mogen niet de fout begaan een film als Ben Hur on danks de bewonderenswaardige tech niek van sommige scènes en vooral van de wagenrennen, te vergelijken met de beste producten van deze tijd. Wat ons nu door het feit dat de wijze van uitdrukking in sommige opzichten verouderd is, zo opvallend Kitsch lijkt, was ook voor 12 jaar Kitsch (men bedenke 'in vergelijking hier mede, dat Potemkin in 1925, dus slechts goed een jaar later werd gemaakt 1) met alleen dit verschil, dat deze in het kader van de andere Kitsch van die tijd minder opvallend was. Leerzaam is dit terugzien vooral om. ons de betrekkelijke waarde van vele films duidelijker bewust te worden. Dat er zo weinig blijvends is, ligt minder aan de snelle ontwikkeling van de filmtechniek en van de film kunst, dan aan deze betrekkelijke waarde van de meeste van haar voort brengselen. D. C. VAN DER POEL Schilderkunst Ut jan Engelman Tentoonstelling bij Sautee Landweer, Amsterdam WAT onderscheidt toch die schilderende j offers van Am sterdam? Vroeger, toen de staketsels tusschen de standen nog zooveel steviger waren . dan tegenwoordig, was een j of f er de benaming voor een ongehuwd vrouws persoon van den beteren stand, uit de, bezittende klasse. De j of f er ontbeet ' met chocolademelk, zij zat 's winters, : gehuld in zwaar bont, in een arreslee ' en men trad niet onaangediend bij haabinnen. Men onderscheidde haar van de vrijster, bij wie men minder plicht plegingen maakte en de welvoegelijkheid niet zoo gauw geschonden werd geacht. De joffer las gedichten, zij speelde piano, zong een weinig (aria's van Rossini, met haar nicht samen duetten van Mendelssohn en Abt) en het was bepaald wel onvermijdelijk '? dat zij schilderde, subsidiair: zij had een amourette met den heer met punt- ? baard, die geacht werd schilderles te geven. Dit flauwe praatje zal door mij, hoe wel het al bedriegelijk lijkt op een ge slaagde milieuschildering der zoo ge vierde schrijfster J o van Ammers Kui ler, niet verder worden voortgezet. Ik had het alleen noodig om duidelijk te maken, dat er een j offerschap is die schildert en evenzeer een schilderschap dat j offert. MET de schilderessen die men alge meen de Amsterdamsche J offers noemt is het een speciaal geval. Zij schilderen zoo goed dat het op joffer-' werk niet meer lijkt. Zij hebben den heer met den puntbaard heuschniet noodig. En tóch verloochent het habiele werk dat zij maken zijn afkomst niet, want het is een duidelijk aan het joffersch milieu gebonden kunst. De oorlog, die veel meer heeft aangevreten en veranderd dan men hier en daar nog steeds geneigd is aan te nemen, heeft onze verhouding tot dit vlotte impres sionisme sterk gewijzigd. Het is kunst van-voor-den-oorlog. Men begrijpe mij goed: ik ben direct geneigd de kunde van deze schilderessen in bescherming . te nemen tegen iederen nieuwlichter, wiens mond grooter is dan zijn hand vaardigheid. Ik ben ook zeer doordron gen van de wetenschap, dat, op eenigen afstand bekeken, de afscheidingen tusschen generaties en stijlen dikwijls onbëteekenend of. belachelijk zijn. Het voornaamste is voor den kunste naar de trouw aan de eigen lotsbe stemming en de eigen gave. Maar daar staat tegenover, dat de aanvaart der inspiratie in het werk dezer schilderen de Amsterdamsche dames toch niet zóó groot is, dat zij de beperkingen van het milieu krachtdadig verbreekt en het werk zich verheffen doet boven het smaakvolle, zeer smaakvolle niveau van de artistieke betere klasse". De groote impressionisten staan allangj in het Pantheon de joffers blijver v de joffers, bezitsters van de meest be-J schaafde peinture welke men z: \i denken kan, veel knapper dan tal v f' zaken die zich buiten Arti en St. Luca&' om bewegen, maar zeitbedingt" ten slotte, en de tijd is al zoo anders. Zon der te bazelen over kunst-voor-degemeenschap, en zoo meer, kan men toch zeggen dat de kunst der joffers thuis hoort in het geestelijk klimaat der salons van de grachthuizen, waarin een Vincent van Gogh (en hoeveel jaren is dat al weer geleden?) schandaal moest maken. Voor de historischmaterialistische methode in de kunstcritiek voel ik niet. Maar hier gaat het om een meer-of-minder: tusschen zooveel joffers zoekt men naar de eene joffer die vloekt. WIE het meest ontspringt aan de pavane harer klasse, dat is Coba Ritsema, die af en toe in haar toets een sterke gedrevenheid vertoont. De tentoonstelling bij Santee Landweer is er eene van bloemstukken en stil levens en als men het werk der joffers in het benedenvertrek bekeken heeft, heeft men misschien het beste gezien, althans het beste ensemble. Er is geen enkel stuk bij, zoo zwak als men ze boven wel ontmoet. Slechts bij Coba Ritsema echter vindt men den harts tocht in de voordracht, die werkelijk capabel zou zijn om boeien te ver breken. Haar ruiker in een vaas heeft het snelle en driftige, dat zich om den goeden toon niet meer bekommert, waarmee niet gezegd is dat de tonaliteit niet gaaf zou zijn. Lizzy Ansingh heeft meer parfum en speelscher inventie, wat uit haar Masker met bloemkransje opnieuw blijkt, maar zij blijft gebonden aan de intimiteit. De Tafel met lepel en vruch ten van v. Regteren Altena heeft een groot bedoelen (Corot, oude Span jaarden), maar het evenwicht is niet perfect. Verder zijn er: Jacoba Surie, bedaard en gaaf, mevr. WestendorpOsieck, mej. v. d. Berg. Bodenheim ontbreekt. Het mystieke zevental is uitgebreid, tegenwoordig, er zijn twee * joffers bijgekomen: mevrouw Bauer en Sorella. De laatste heeft een op merkelijk kleurgevoel in haar bloem- , kransjes, verfijnd, maar het arrange ment en de geheele voordracht hebben iets geaffecteerds. Man spurt die Absicht. Is Judy Michiels van Kessenich een joffer van de twintigste eeuw? Mis schien ontspringt zij dien dans, want zij is jong. Haar schelpen zijn fraai van kleur, maar de vorm is ongevormd. Tot het beste van de tentoonstelling reken ik het mooie, met werkelijke sier en met bloeiende kleur voorge dragen bloemstuk van Germ de Jong, een kunstenaar die misschien te weinig geacht wordt. Dan het kleine, geraffi neerde stukje met de enkle roze roose van Charles Defresne, de gedistingueerde bloemen van W. J. Pol, de krachtige rozen van Jan Sluyters en die van Matthieu Wiegman, de chrysanthen van Hordijk, de Gloxinia's van Van Herwijnen. Max van Dam geeft een belofte van Jaak. Schaepherder, de huisschilder uit Mechelen, is er met een doek dat vol is van Vlaamsche smeuigheid. i OUDE MEESTERS Tentoonstelling Oude Heesters Kunsthandel De Boer, Amsterdam DE zomertentoonstelling van den kunsthandel P. de Boer omvat een dertigtal schilderijen van Nederlandsche, Duitsche, Italiaansche, Spaansche en Fransche meesters. De voorliefde van deze firma voor stil levens is bekend. Velen zullen zich nog de tentoonstelling van twee jaar geleden herinneren, tijdens welke het groote huis aan de Heerengracht van onder .tot boven met bloemstukken van oude meesters gevuld was. Ook dit jaar zien wij enkele mooie stil levens, zoo een zeer fijn stuk met noten, druiven en een meloen van den gevoeligen Antwerpschen schilder Jacob Foppens van Es, van wien o.a. Rubens enkele stillevens bezat. Verder is er een prachtig fruitstuk van Georg Flegel (no. 26), een interessant Italiaansch stilleven dat in den cata logus aan Caravaggio toegeschreven r wordt enz. Onder de Hollandsche I7de-eeuwsche schilderijen valt de Dordt" van Aelbert Cuyp door zijn warmen goudachtigen toon op. Het werk van dezen Hollandschen Claude Lorrain" zooals Cuyp wel eens genoemd wordt, is het best in Engeland vertegenwoordigd. Daarheen verkocht destijds de kunst handelaar Lamme den heelen voorraad schilderijen welke in het huis van Cuyp te Dordwijk gevonden werden en welken hij met zoo gulden per stuk betaalde. Ook de Dordt" komt uit Engeland waar het schilderij nog onlangs tot de collectie Lloyd behoorde. Aelbert Cuyp is een der meest veelzijdige Hollandsche meesters. Hij heeft por tretten, landschappen, stillevens, vee en paarden geschilderd, alles met een zeldzame volmaaktheid. Deze veelzijdigheid heeft eenige critici aan leiding gegeven, hem met Rembrandt te vergelijken. Buiten den inhoud van hun schilderijen hebben de twee groote meesters echter niets gemeen. Het dramatische van Rembrandt's kunst ontbreekt bij Cuyp die een rustig burgerlijk bestaan leidde en volgens Houbraken het devies toegedaan was: In haarde rijksdaalders komt de mot niet".... OOK Joos de Momper, die in den loop der jaren een spécialitéde la maison P. de Boer" geworden is, ontbreekt niet op deze tentoonstelling. Bijzonder mooi van toon en coloriet is een klein landschap van dezen m eester. Een zeldzame gast op Amsterdam sche tentoonstellingen is het lichte schilderij van Louis Le Nain, den Franschen tijdgenoot en geestverwant onzer groote lyde-eeuwsche meesters. Louis is de belangwekkendste van de drie broers Antoine, Louis en Matthieu Le Nain. Wat compositie en thema betreft staat zijn kunst tusschen de Hollandsche en Italiaansche uit dien tijd, zonder dat bepaalde invloeden te bewijzen zijn. In coloriet en techniek is hij echter geheel Fransch" en een vergelijking met gelijktijdige Holland sche schilderijen is te dezen opzichte zeer leerzaam. Gedurende de laatste jaren is d realistische kunst der Le Nain steeds meer in zwang gekomen. Verschillende publicaties zijn aan hun gewijd en in Parijs heeft men hun werk enkele jaren geleden op twee tentoonstellingen kunnen zien. Hier te lande bezit het Museum Boymans te Rotterdam een charmant schilderijtje van Louis Le Nain, terwijl het Rijksmuseum in Amsterdam een doek van Matthieu Le Nain bezit. Dr. N. S. TRIVAS " . » f v/ ?, .. *« 7-v X «H * Boven: Louis Ie Nain: Bezoek aan de boerderij" *?'< ' "-* ,*'t* ""*VJ"' "*>i"~«; ' ??* '««»?*«* *&.* ' ,!? '> "S"^ t*" t * * ' ff WK ? ?**:fi w **t , \">>4V .-"i.^* < vu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl