Historisch Archief 1877-1940
mt
i
?
i
v».
DE GROENE AMSTERDAMMER
Opgericht in 1877 ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND *'? l*»*"! N0-""»""
Redactie: Mr. R. H. DIJKSTRA, Mr. M. KAN N,
Mr. N. J. C. M. KAPPEYNE VAN DE COPPELLO,
TH. MOUSSAULT en Mr. W. VERKADE
Red. en administr.: Keizersgracht 355. Amsterdam C
Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. giro G 000
De abonnementsprijs bedraagt f 10?per jaar.
Abonnementen kunnen met «Ik nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang worden opgezegd.
EEN NATIONALE REGEERING
IS NOODIG
Mr. N. J* C. M. Kappeyne
van de Coppello
IN een reeks zeer belangwekkende artikelen heeft
Prof. Goudriaan eerst de nieuwe kabinetsforma
tie, die hij een overwinning der democratie
noemde en vervolgens de positie der linksche par
tijen in dit blad besproken. Gelijk te gelegener tijd
ten aanzien van eerstgenoemd artikel een woord
van critiek van de hand van Mr. Joekes is geplaatst,
zoo mag ook de reeks als geheel niet zonder
wederwoord blijven.
In zijn jongste beschouwingen is Prof. Goudriaan
van economische overwegingen uitgegaan. Het op
den voorgrond treden van het monetaire vraagstuk
en dat der herbewapening vereischt snel en daad
werkelijk handelen. Men kan er zich niet mede
vergenoegen, lijdelijk toe te zien in de hoop, dat
rormale" omstandigheden zullen terugkeeren. Het
wil mij van den actief-liberalen gezichtshoek uit
voorkomen, dat dit deel van het betoog des hoog
leeraars geheel behoort te worden onderschreven.
Den internationalen stempel, dien de
volkerengemeenschap, nu zij erkend of niet-erkend eenvoudig
weg bestaat, op elke natie drukt, brengt de nood
zakelijkheid mede, elk vraagstuk van internationaal
belang ook nationaal op te lossen. Dat de staat
naast de bovengenoemde bemoeienissen met in
wezen destructief karakter (zoowel bewapening als
geldmaatregelen doen slechts waarden der volks
gemeenschap te loor gaan) behoefte heeft aan wat
positiefs, is niet alleen begrijpelijk, het is voor zijn
handhaafbaarheid een noodzaak. Bij dezen drang
naar positiviteit komt als vanzelf het ordenings
vraagstuk naar voren. De wenschelijkheid, het op
te lossen, is het zij alleen gememoreerd om Prof.
Goudriaan op een misvatting ten dezen te
attendeeren - enkele jaren geleden ook door de Liberale
Staatspartij uitgesproken.
Natuurlijk is niet slechts van belang, dat deze
vraagstukken bestaan en dat zij behooren te worden
opgelost, doch de nationale gemeenschap is alleen
bij een daadwerkelijke voorziening gebaat. Het
komt er dus op aan, te doen.
Maar wie zal doen? Een regeering, aldus onge
veer het antwoord van Prof. Goudriaan, bestaande
uit voor het verkrijgen eener parlementaire meerder
heid zoo weinig mogelijk politieke partijen onder
toezicht eener zoo krachtig mogelijke oppositie.
Gedachtig .aan den juisten toestand, welke op
dit stuk vóór en tijdens den wereldoorlog hier te
lande bestond, wordt vervolgens geleerd, dat, zoo
anders zou worden gehandeld, zoo met name op
een eenheidskabinet zou worden aangestuurd, van
het ontbreken eener oppositie een verslappende
werking zou uitgaan, die de democratie, wier toe
komst toch al op hét spel staat, geheel en al in het
verkeerde vaarwater zou brengen.
Na de economische inleiding is deze staatkundige
beschouwing wel wat verbijsterend te noemen.
Terwijl toch in het economische een welverdienden
aanval werd ondernomen op hen wier ietwat pas
sieve natuur bevrediging vindt in meer of minder
fraai gestyleerde dooddoeners" wordt in het staat
kundige gewerkt met een recept naar den stand van
19x3. Wanneer wij maar lang genoeg geduld hebben,
daarop zou de staatkundige redeneeririg van Prof.
Goudriaan neerkomen, dan brengt de oude, in het
algemeen juist bevonden methode alles wel weer
in orde. ?
Zoo is het echter niet. Ook hier vereischt een
'J-i-1 f*t~*f. \?V,pf
In onderstaand artikel richt onze redacteur
mr. N. J. C. M. Kappeyne van de Coppello
zich in zooverre tegen de strekking van de
artikelen, die wij in de afgeloopen weken van
de hand van prof. Goudriaan publiceerden,
dat hij weliswaar in beginsel onderschrijft,
dat de krachtigste regeering die is, welke door 'n
meerderheid, bestaande uit zoo weinig mogelijk
politieke partijen wordt gesteund onder toe
zicht van een zoo sterk mogelijke oppositie,
doch betoogt, dat noch de samenstelling der
regeering, noch die der oppositie thans
krachtig kan zijn. Naar zijn meening vereischt
de uitzondering, gevormd door de bestaande
dictatoriale neigingen en de verstarring in ons
parlementaire leven onder invloed van het
huidige kiesstelsel , thans de breedst mogelijke
samenwerking, opdat te gelegener tijd een
normale" toestand van een vernieuwde
regeeringscombinatie tegenover een vernieuwde
oppositie kan ontstaan.
contact ten eenenmale onwenschelijk deden zijn, ;
verder van elkaar dan in 1913 het geval was. Als !
oppositie dienen zich voorts nog aan een paar van ,'.
den Christelijken kant afgesplitste groepen, onder- j
ling hemelsbreed verschillend en voorts de beide
dictatoriaal gezinde partijen, die elkander op leven .-'?
en dood plegen te bekijven. Genoeg om te doen be
grijpen, dat de kracht dezer oppositie door har"
versplintering is verlamd en dat zij met de figuui I
welke> een parlementair systeem als zoodanig tx . '<
hoeft, slechts den naam gemeen heeft. ;; <!
Gaat van zulk een oppositie niet juist een vef* .?
slappende werking uit? i
Meten wij daartegenover de krachten der regee
ring, waarvan het signatuur nog niet overduidelijk
en in ieder geval niet zuiver rechts is, dan zien wij
daar eenerzijds een groep zeer eminente staats
lieden, behoorende tot de oudere generatie der
Christelijke volksgroepen, bijna allen overgegaan
uit het vorig kabinet en anderzijds een reeks der
meest voortreffelijke vertegenwoordigers van de
jongere Katholieke generatie, die de eerstgenoemden
een paar jaar geleden ten val hebben willen brengen
en waarvan er n zijn medewerking aan de regee
ring toentertijd opzei. Wie eensdeels niet blind blijft
voor het feit, dat de schoolstrijd, inzet der rechtsche
samenwerking is gestreden en gewonnen en dat
aan die samenwerking op n November 1925 een
slag is toegebracht, waarvan zij zich tot heden toe
nog niet heeft hersteld en anderdeels kt op de uit
spraak van Prof. Goudriaan, dat zich bij de oplossing
der brandende politieke vraagstukken een strijd
van generaties zal voordoen, dien zal het niet moei
lijk vallen de kracht dezer regeering te peilen.
D]
alleen gediend door een krachtige
regeeringspartij gecontroleerd door een zoo weinig mogelijk
minder krachtige oppositie. Maar wil het stelsel
aldus kunnen functioneeren, dan moeten die beide
ook aanwezig zijn. Tot 1913 waren zeer. De school
strijd was toen nog niet uitgestreden en het was
daaraan te danken, dat ons volk werd verdeeld
gehouden in een coalitie (rechtsche partijen) en een
concentratie (vrijzinnigen) met de socialisten als
wel wat heel losse appendix.
WAT is daarvan thans echter nog over? Aan
den oppositiekant niets wat ook maar
eenigszins op den naam van geheel aanspraak zou kunnen
maken. Een belangrijke socialistische groep, twee
en half maal zoo sterk als de beide vrijzinnige
groepen te samen, maar met geen van beide vol
doende point de rapport hebbende, immers juist
in het laatste regeeringstijdperk daarvan gescheiden,
om een gemeenschappelijke oppositie te onder
nemen. De vrijzinnige groepen onderling staan door
de zegeningen van het lastenstelsel, die onderling
i E democratie is in gevaar l Kan zij gered
worden door deze regeering en door deze
oppositie? Laten wij de groote lijnen van het
verloop tot heden aanstippen. Tegelijk met de
beëindiging van den schoolstrijd kreeg Nederland
een nieuw fundament voor zijne politieke structuur
in den vorm van een op evenredige vertegenwoor
diging gebaseerd lastenstelsel. Struycken waar
schuwde aanstonds, dat dit verkapt democratisch
stelsel zou uitloopen op een autocratie der politieke
partijen.
De uitslag heeft in ieder geval geleerd, dat dit
kiessysteem verstarrend heeft gewerkt, omdat de
kiezers geen effectieve controle hebben op het hun
door de politieke partijen gedane voorstel tot af
vaardiging van bepaalde personen naar het Parle
ment, terwijl als wisselwerking bij de leiding der
partijen, de aandrang tot zelf vernieuwing ontbrak.
1 Zoo ontstond een stilstand, die de democratie
zich niet kan veroorlooven. Het is de verdienste
van het nationaal-socialisme geweest, Nederland
te hebben gewekt uit dezen toestand van versuffing,
waarin door toenemende verslapping der politieke
belangstelling het gevaar ontstond, dat een
antiparlementaire groep een onevenredig groote vat
op een a-politieke bevolking zou krijgen. Door het
stellen van hét voorbeeld, hoe het niet moest, is dit
gevaar den slapenden levendig geworden. Het
nationaal-socialisme is verslagen, maar deze
nega? tieve uitslag beteekent nog geenszins, dat de demo
cratie weer positieve dingen zal bereiken. Daarvoor
toch is een positief beginsel en tegenbeginsel noodig,
welke beide sedert meer dan tien jaren nauwelijks
Het geval Aaiders
POLITIEKE ZEDELIJKHEID
die Aalders omtrent zijn wederwaardighe
~ 'mr
Aaiders. die Aaiders omtrent zijn wederwaardigheden na zijn
wel zeer onverdachte zijde vinden de op- terugkeer hier'te lande deed, is het van niet geringe
j-j..».. Ai?j0 r-MrIM. ? beteekenis, dat thans, zij het langs wel zeer indirecten
? -»-* -.».
F/iiV WKt £BCI vnn..?~~.«, _v.
zienbarende mededeelingen, die de
reserveeerste-luitenant-waarnemer Aaiders in dit en
vorige nummers van de Groene doet en heeft gedaan
over het verloop van het tegen hem in Duitschland
aangespannen proces en deszelfs ap- endependenties,
steun, nu, blijkens een hem van den Commandant der
Luchtvaartafdeeling te Soesterberg geworden kennis
geving, de minister van Defensie termen heeft gevon
den, de samenstelling te bevelen van een raad van
onderzoek, die Zijne Excellentie zal hebben te
adviseeren over de vraag of Aaiders zich al dan niet heeft
schuldig gemaakt aan een dusdanig aanhoudend
zedelijk wangedrag, dat hij voor een oneervol ontslag
zou kunnen worden voorgedragen.
Het materiaal, dat den minister aanleiding gaf tot
zijn hierbedoelde opdracht, werd bijeengebracht, zoo
luidt de officieele mededeeling, ter gelegenheid van
een onderzoek naar de antecedenten van den betrokken
reserve-officier, dat werd ingesteld naar aanleiding van
zijn aanhouding in Duitschland in September 1935.
HET is alleszins begrijpelijk dat de Nederlandsche
autoriteiten, gezien hetgeen hem in Duitschland
ten laste werd gelegd, een onderzoek naar de persoon
A _tj?-*.j.'« hahh0n apnrht. En voor
l
:(.
I :
terugKeer nier'ie tu/cue ue»u, ?» ..~- . _
beteekenis, dat thans, zij het langs wel zeer indirecten
weg, de off ideële bevestiging werd verkregen, dat ook .
het in Nederland naar hem ingestelde onderzoek,
niets heeft opgeleverd, waaruit tot eenigerlei politieke
gezindheid of activiteit, die met zijn positie als reserve- .
officier kwalijk vereenigbaar ware, geconcludeerd
zou kunnen worden.
Van al hetgeen, waarvan men hem in direct ver
band met zijn geruchtmakend Duitsche avontuur
heeft verdacht of heeft kunnen verdenken, is klaar
blijkelijk niets overgebleven. Men heeft alleen iets ont
dekt, dat met de zaak zelve niets uitstaande heeft: de
heer Aaiders zou zich zedelijk hebben misdragen J
Het uitdrukkelijk tusschen deze ontdekking en zijn
aanhouding in Duitschland gelegde verband is op
zich zelve al weer een bevestiging van de onthullingen
van den heer Aaiders. Vanwaar die bijzondere aan
dacht voor zijn zedelijk gedrag, in een zaak waarit»
dat gedrag op zichzelve geheel irrelevant is, als daar-1
omtrent van buiten af geen bijzondere uanwijzigingen ;
gegeven zijn? < , '
A FGEZIEN echter van deze positieve,
waar?** schijnlijk niet-gewilde, resultaten van de
be<?' ?--??f_.i
m orde. ' : uium u.»»».., e~
Zoo is het echter niet. Ook hier vereischt een ten laste werd gelegd, een onderzoek naar de persoon ?*"*? scnijwtjK met-gewuuc, .*.,».*».
bijzondere tijd bijzondere middelen. Zeker: in het van den heer Aaiders noodig hebben geacht. En voor moeiingen der Nederlandsche autoriteiten, is het
algemeen, is een democratie het best ja eigenlijk de beoordeeling van de waarde van de mededeelingen rigens wel bedenkelijk, dat in een zaak als de 01
i
PAG. 2 DE GRO
141
meer in ons staatsbestel zijn te onderkennen.
ZOO komen wij tot deze stelling: het optreden
van twee anti-parlementaire tegenpolen (com
munisme en nationaal-socialisme) is een ver
schijnsel, waarvan de ,,normale" parlementaire
practijk niet gewaagt. Hun bestrijding, ja hun uit
roeiing legt den parlementairgezinden verplich
tingen op, die het normale" parlementaire leven
niet kent. Tegenover het wel voorloopig overwonnen,
maar daarom nog geenszins geëlimineerde gevaar
van een wassen der anti-parlementaire gedachte
past het de democratie te toonen, wat zij kan. Zij,
die voorstanders der democratische gedachte zijn
en als zoodanig ieder het hunne bijdroegen tot de
voorloopige overwinning, moeten hunne krachten
in dienst stellen voor het consolideeren der demo
cratische staatsstructuur. In tijden van gevaar is
eendracht noodig. Een antithese kan
parlementairgezind Nederland zich thans waarlijk niet veroor
looven; de synthese trede daarvoor in de plaats.
Dus is in de komende jaren een zoo breed mogelijk
opgezette parlementaire regeering wij leven nu
sedert 1925 al onder extra-parlementaire kabinetten,
die toch waarlijk op den duur niet met een parle
mentair stelsel te vereenigen zijn volstrekt
noodig. Met of zonder de socialisten ? Mag dit zelfs
wel een vraag zijn? In 1913 heeft een zeer kleine
meerderheid in de socialistische partij besloten van
deelneming aan een kabinet-Bos af te zien. Voor
waar; deze fout (en de kort daarop begane ,,ver
gissing") is nu toch wel voldoende geboet. Ge
durende een kwarteeuw bleef de Nederlandsche
staatkunde verstoken van de medewerking van een
volksgroep, die tot op n na de krachtigste wies.
In een werkelijke democratie is ook voor zulk een
situatie geen plaats.
Wil zulk een regeèring op breede basis de vruch
ten dragen, die het vaderland behoeft, dan zal zij
zich zelf althans een fundament hebben moeten
verwerven. Het is slechts door overleg te verkrijgen
en al wederom door het lijstenstelsel heeft
overleg tusschen politieke groepen onderling in de
latere jaren minder dan ooit plaats gehad. In dit
gebrek aan overleg schuilt inderdaad het groote
gevaar, dat de democratie niet de vruchten zal
plukken van de overwinning, die de stembus van
1937 haar in den schoot wierp.
Eerst als een waarlijk nationaal kabinet de demo
cratie op verjongde basis heeft geconsolideerd en
elke gedachte aan een autocratisch staatsbestel uit
de Nederlandsche volksziel heeft gebannen, zal de
,,normale" situatie zijn weergekeerd, waarin het
zin heeft te spreken over een krachtige regeering,
gecontroleerd door een bijna even krachtige oppo
sitie. Wij hebben voldoende vertrouwen in de lust
tot controverse der Nederlandsche volksgemeen
schap om deze scheidslijn te gelegener tijd te
trekken. ^
Dit alles moet thans echter nog toekomstmuziek
zijn. Het heeft nu nog aan voldoende overleg voor
de vorming van een waarlijk nationaal kabinet
ontbroken. Zoolang dat er nog niet is, moeten wij
dankbaar zijn voor het feit, dat verschillende promi
nente vertegenwoordigers van politieke groepen,
die samen een meerderheid in het Parlement vor
men, bereid zijn gevonden tot regeer en. Dankbaar,
doch verre van, voldaan.
havige, de zedelijkheid weer op het tapijt wordt ge
bracht, op een wijze, die er toe voorbestemd schijnt
om de publieke aandacht van haar werkelijk belang
rijke aspecten af te leiden.
Een zuiver ambtelijk onderzoek, als thans is be
volen, en al wat daarop betrekking heeft, is niet voor
de openbaarheid bestemd, en in ieder geval behoort
dienaangaande door alle daarmede belaste instanties
de meest strikte geheimhouding in acht te worden
genomen, zoolang men niet tot een uiteindelijk resul
taat is gekomen. Niet voor niets staat op alle des
betreffende brieven en bescheiden met vette letters
vermeld, dat zij geheim" zijn. Hoe is het dan mo
gelijk, dat nog voor met het onderzoek een begin is
gemaakt, dienaangaande in de dagbladen allerhande
sensationeele berichten verschijnen, die uit geen andere
dan officieele bronnen kunnen zijn voortgekomen?
De zedelijke verdachtmaking dreigt ook hier te
nde een politiek strijdmiddel te worden. Zij is als
'zoodanig nu juist een jaar geleden tegen den minister
president aangewend, met een destijds gelukkig mini
maal succes. Daarna heeft zich een der
onverkwikkelijkste tafereelen in onze politieke geschiedenis
afgespeeld om het zoogenaamde Haagsche
zedenschandaal. Staan wij thans, op een heel ander plan,
voor een herhaling van een en ander en zal men
opnieuw op de publieke sensatielust gaan speculeer en
door goocheltoeren met nacht-rapporten en dergelijke
te gaan vertoonen, om daarmede het aan de orde ko
men van netelige vraagstukken te omzeilen?
Men zij op zijn hoede! MR. R. H. DIJKSTRA
DE RELATIES TUSSCHEN ENGELAND EN
DUITSCHland vertoonen, juist nu men in het eerste
land al zijn best doet den schijn te wekken,
dat het met Italiëalles botert j e tot den boom is en
de Spaansche kwestie nauwelijks meer bestaat, een
niet geringe graad van geprikkeldheid. Oorzaak
daarvan is de actie eener geheime Duitsche organi
satie in Engeland, die over meer dan 400 mede
werkers beschikte, en die zich bezig hield met het
bespioneeren van bekende Engelschen, die het hui
dige regime in Duitschland niet bewonderen, en
met het voorbereiden van een terreur-actie tegen
Duitsche emigranten. Drie der leiders van deze orga
nisatie, die onder de bevelen stonden van een
afdeeling van het Duitsche ministerie van Buitenlandsche
Zaken zijn thans uit Londen uitgewezen. Een
hunner, Dr. Von Langen, had kort te voren ook
reeds Italiëom overeenkomstige redenen moeten
verlaten. In plaats van, volgens diplomatiek usance,
excuses aan te bieden voor het gedrag van haar
onderdanen, toont de Duitsche regeering zich
hoqgelijk verontwaardigd, stimuleert een woedende
perscampagne en wijst den bekwamen correspondent
van de Times", Ebbutt, uit het land. Ter motivee
ring van dezen maatregel wordt eveneens een
binnenlandsche inmenging" geconstrueerd: door zijn
publicaties zou hij a.h.w. als perschef van de belij
denisbeweging e.a. die geen eigen orgaan hebben,
zijn opgetreden. Het blijkt wel moeilijk te zijn,
begrip te houden voor den taak van de pers, Wanneer
men de journalisten in eigen land degradeert tot
stenografen van de regeerings-meening, als men
dientengevolge onderzoek naar nieuws en politieke
intrigue op n lijn stelt.
DAT DE BELIJDENISBEWEGING DE
RIJKSREGEEring overigens zenuwachtig maakt, bewijst
trouwens het eigenaardig gedrag der officieele in
stanties ook deze week weer. Voor een groep, als de
Führerschicht" van de N.S.D.A.P., die (ondanks
het positieve Christendom" in het partijprogram)
toont vrijwel niets van eenigszins hoogere vormen
van religie te begrijpen, is het ook wel om zenuw
achtig van te worden: kleine groepen waaronder
veel vrouwen, samengesteld uit kringen die vroeger
het nationaal socialisme welgezind waren, raszuiver
en van alle marxistische smetten vrij, die zich tel
kens weer obstinaat verzetten op punten waar men
verzet heelemaal niet verwacht. En het ergste is,
dat zij slachtoffers maken onder de leden der partij
zelf, in de Rijksweer zelfs vele aanhangers hebben,
ja dat zelfs minister Von Neurath hun een hand
boven het hoofd houdt. En daar waagt werkelijk
een rechtbank het dr. Dibelius vrij te spreken, die
protest aangeteekend heeft tegen een redevoering
van Kerrl, den minister voor kerkelijke aangelegen
heden, nadat het Openbaar Ministerie zelfs in het
openbaar verklaard heeft, dat een minister in deze
functie zijn ontslag moest hebben, als hij inderdaad
de leer, dat Christus Gods Zoon is, voor belache
lijk" verklaard heef t. Zesenvijftig predikanten zitten
nu gevangen en zelfs Niemöller, de oud-duikboot
kapitein met zijn vele relaties in de Rijksweer en
het Auswartige Amt"; maar de gevangenneming der
voorgangers brengt de gemeenteleden niet tot ont
moediging, integendeel zij schijnen nog moediger te
worden. Zoo redeneert men in leidende Nazi-kringen.
Is het een wonder, dat op dergelijke gedachten ze
nuwachtige daden volgen als de gevangenneming
door in overvalwagens uitgerukte Gestapo van
150 gemeenteleden van Niemöller, die onbewust dat
de kerkdienst Zondagavond j.l. was afgelast, bij
de kerk in Berlijn-Dahlem komend deze gesloten
vonden en onder het zingen van Ein f ester Burg
ist Unser Gott" in den tuin een dienst wilden gaan
houden. Is het een wonder dat men in radicale
nazikringen gaat mompelen dat er nu maar eens
radicaal een eind aan dat alles gemaakt moet worden.
Geruchten loopen dan ook, dat op het eerstkomende
partijcongres in Neurenberg, een officieele oorlogs
verklaring-aan de kerken zou afkomen. Geen zeer
hartverheffend vooruitzicht, voor de gezanten der
West-Europeesche mogendheden, die dit jaar ten
slotte besloten hebben op deze manifestatie aan
wezig te zijn.
X"NNDERTUSSCHEN HEBBEN DE KERKEN, MET
V^X uitzondering van deRoomsche, in Oxford ver
gaderd over Kerk, Volk en Staat en worden de be
sprekingen over strikt dogmatische en kerkelijke
vraagstukken thans in Edinburg voortgezet. Wat
de oecumenische conferentie in Oxford betreft, deze
heeft een krachtig geluid doen hobren inzake Kerk
en Staat, een wat zwakker inzake dit vraagstuk in
verband niet het economische en paedagogische ter
rein, hoewel de algemeene sfeer ten aanzien van de
huidige maatschappij-orde wel critisch was. Voor
het oorlogsvraagstuk heeft men eerlijk bekend geen
overbrugging te zien tusschen verschillende stand
punten, terwijl het vraagstuk aangaande Kerk en
Volk", het moeilijkste, wat weggevallen schijnt.
Verheugend is het dat de meer theoretische confe
rentie in Edinburg dadelijk bij het begin reeds niet
geschroomd heeft en alle misverstand heeft afge
sneden omtrent een minder duidelijk afstand nemen
tot moderne staatsbegrippen en de algemeene eco
nomische denkwijze. Nog wat concreter is het con
gres der VRIJZINNIG-GODSDIENSTIGEN, eveneens in
OXFORD, geweest inzake staatsvorm en internationale
vragen: dit congres van minderheden" sprak zich
uit voor democratie en internationale rechtsorde.
DE POLITIEKE INTERNATIONALE SITUATIE LAAT
echter nog maar al te duidelijk zien, dat de weg
van hooggestemde idealen naar realiteiten lang is.
Niet alleen laat men de niet-inmengings-impasse
rustig doorzieken (al liet Rusland onder Engelschen
en Fransche.i druk iets van zijn intransigente houding
tegenover Eden's compromis vallen) en wekken zelfs
vliegtuigaanvallen op Engelsche, Fransche, ja
Italiaansche schepen door onbekende vliegtuigen, slechts
beleefde protesten, maar ook in het VERRE OOSTEN
zijn de gemoederen nog allerminst gekalmeerd.
Integendeel het schijnt alsof de betrekkingen tus
schen China en Japan met den dag scherper worden.
Het valt de regeering steeds moeilijker, de jongeren,
die verder Japansch opdringen met wapengeweld
willen keeren, te kalmeeren. Scherpe schermutse
lingen vinden plaats. De regeering zal haar zetel
verder van de kust verplaatsen. De Japanners ver
trekken daartegenover uit de Zuid-Chineesche ste
den omdat zij zich niet meer veilig voelen, en de
handelsnadeelen die daar voor Japan uit voort
vloeien, zullen nog zwaarder treffen dan militair
verzet. Ondertusschen versterkt Sowjet-Rusland
zich voortdurend in het Oosten. En dit niet alleen te
land maar ook ter zee. Zoo heeft de U.S.S.R. thans
eenige linieschepen besteld in de Vereenigde Staten
van Amerika tot groeten schrik der Duitsche pers.
De V.S. bouwen echter niet alleen oorlogsschepen
voor anderen, maar verhuren ze ook: Braziliëkrijgt
zes torpedobootjagers in huur nu het zich wat onvei
lig voelt
CORDELL HULL, DE MINISTER VAN
BUITENLANDsche Zaken, geeft zich overigens alle moeite om
een vredelievende politiek te voeren. Hij heeft een
boodschap rondgezonden aandringend op betere
internationale verhoudingen en ontwapening, als
eenig middel om ook aan de huidige economische
kramptoestanden te ontkomen. Terecht kent Huil
daarbij een belangrijke plaats toe aan de econo
mische betrekkingen, want de gevolgen daarvan
voelt ieder volk onaangenaam en duidelijk aan
den lijve, terwijl politieke krampachtigheden nogal
eens voor heroïek plegen te worden aangezien.
MINISTER COLIJN heeft voor NEDERLAND geant
woord, dat deze beschouwingen ons uit het hart
gegrepen waren en dat Nederland graag aan elke
serieuze poging zal meewerken. Vermoedelijk heeft
de heer Cordell Huil daaraan ook niet getwijfeld.
evenmin als het hem zal verbazen, dat hij van
Duitschland, Italiëen Japan nog geen antwoord
heeft ons land heeft zelf alle belang bij ge
zonde internationale verhoudingen. Maar, waarom
gaat er, gezien dit belang, zoo zelden een gelukkig
initiatief van ons land uit?
BIJ VERBETERDE INTERNATIONALE
TOESTANden behoort ook een ruimer handelsverkeer en
de goede betrekkingen met de Oslo-staten brengen
ook mee dat wij over en weer meer uit deze landen
aankoopen. Het is echter de vraag, en dr. van den
Tempel heeft deze vraag dan ook dringend gesteld,
of dit beginsel niet te ver gedreven is door de
Holland?Amerikalijn, toen zij opdracht gaf twee
van haar vier nieuwe schepen in Denemarken te
bouwen? Bij het antwoord van minister Steenberghe
is n.l. gebleken dat aan Nederlandsche werven voor
deze schepen niet eens offerte is gevraagd en dat
geen overleg is gepleegd met de rijkscommissie
voor werkverruiming en dat de goedkoopte van
het Deensche aanbod vermoedelijk voortkomt uit
een bestaand saldo bij de Deensche deviezenregeling.
De vraag schijnt gewettigd, of de.regeering bij een
dergelijke zuiver monetairen voorsprong niet de
voordeelen van verminderde werkloozenzorg en
dergelijke had- kunnen compenseeren door een
uitzondering te maken op haar besluit, na de
devaluatie geen subsidies meer te geven voor
scheepsbouw. Of is het werkelijk waar, dat de op
leving in de scheepsbouw zoo gróót is, dat werven
en geschoolde arbeiders hier reeds overbezet zijn
\