De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 14 augustus pagina 3

14 augustus 1937 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

"V l De reportage van de week AVONTUREN IN TIBET Een Canadeesche Tibetaan door de Witte Woestijn T. IlliOB E heer T. ///ion, bijgenaamd de reizende filosoof, is een Canadeesch ontdekkings reiziger, over wien wij in De Groene van 36 December '36 een artikel publiceerden, ff ij is de schrijver van het boek,, Secret Tibet" (Rider, Londen). Dit artikel vertelt de avonturen van den schrijver in de Witte Woestijn van Tibet en zijn eerste kennismaking met de Tibe* tanen, die hem voor een geest hielden. DE stilte des doods hangt over de Witte Woes tijn. Uren lang heb ik niet het minste geluid, zelfs ni;t den schreeuw van een vogel, ge hoord, en wanneer ik ga rusten, begint het in mijn ooren te gonzen. De stilte van de Witte Woestijn is verschrikkelijk. Zij is volstrekter in haar doodsche eentonigheid dan de doodsche stilte van de Noordpoolgebieden. Vijf dagen lang heb ik geen grashalmpje gezien. Niets dan zand en zoutkorsten, die meedogenloos de stralen van de woestijnzon weerkaatsen. De Tibetanen willen niet dat blanken hun land bereizen. Daarom reis ik vermomd als Tibetaan, met een mengsel van jodium en olie op mijn gezicht. Om geheel en al veilig te zijn tegen ontdekking, kom ik Tibet binnen dwars door deze woestijn ten Zuiden van Keriya, waar niemand er ooit over zou denken een grenspost neer te zetten, aangezien het voor onmogelijk wordt gehouden er door te komen. De nacht valt zeer snel op een breedte van onge veer 32 graden. Ik zet mijn tent op en blaas de vouwboot, die ik als bed gebruik, vol. De luchtlaag in de boot beschermt me schitterend tegen de scherpe kou van den Tibetaanschen grond en ik stapel mijn bagage bovenop mij, om gedurende den nacht warm te blijven, want zelfs 's zomers kan de temperatuur in de tweede helft van den nacht dalen tot ongeveer tien graden onder het nulpunt. Het' is ongeveer zeven uur in den middag en ik ben alleen in mijn tentje op ten minste driehonderd mijl afstand van menschelijke wezens. En toch voelt men zich nooit eenzaam in een woestijn. Want in de grootste eenzaamheid is men het best in staat tot zelfinkeer en dan verdwijnt de eenzaamheid. Maar men kan zich werkelijk eenzaam voelen in een wereldstad, waar men bekend is met enkele van haar zooveel millioenen inwoners. Den volgenden dag werd het gras overvloediger", dat wil zeggen, dat de grashalmen ongeveer vijftien meter van elkaar af stonden en toen ik 's morgens vroeg uit mijn tent kwam, was deze omringd door verschillende dieren, die verwonderd naar het vreemde, hulpelooze twee-beenige schepsel stonden te kijken, dat zoo'n onhandig en onnatuurlijk ding als een tent noodig had om zich tegen kou en regen te beschermen. Het was zeer onwaarschijnlijk, dat de meeste dezer dieren ooit een menschelijk wezen hadden gezien. Zij waren in het geheel niet schuw en verschillende soorten vogels, die in andere l inden zeer snel bang zijn, stapten op en neer als pluimvee, zonder teekenen te geven van vrees of onrust. Later kwamen groote Tibetaansche Yaks voorbij en namen me op vriendelijke en eigenaardige manier op, juist alsof ik een tweevoetig dier was, dat in den dierentuin werd gehouden en de dieren de toe schouwers warer. Denzelfden middag ving ik een glimp op van de eerste Tibetaansche nomaden. Ofschoon ik aan voedseltekort begon te lijden, gaf ik er niettemin de voorkeur aan, mij voor eenigen tijd te verbergen, want het zou te gewaagd zijn geweest menschen te naderen, die leven in een vlakte, die grenst aan onbewoonde streken. Plat op den grond liggend sloeg ik de Tibetaansche nomaden gade. Zij waren buitengewoon vroolijk en bovendien ongelooflijk smerig. De mannen droegen groote oorringen en de vrouwen hadden geweldige ver sierselen op den rug. Deze ronde versierselen waren bevestigd aan een aantal haarvlechten. Hun lastdieren waren zeer zwaar beladen en sommige arme schapen hadden een last te dragen, die menig Westerling zou doen aarzelen op een pony te binden. De Tibetanen hadden belachelijk lange mouwen. Alles wat ongewoon is, beschouwen wij als belache lijk. Belachelijke dingen, die wij iederen dag zien, worden gewoon en dan vinden we ze niet langer grappig. De klee ding van de Tibe tanen deed me aan een school jongen denken, die de jas van zijn grootvader Waarom de Tibetanen zoo bang zijn voor geesten: de lamo's, Tibetaansche geestelijken, organiseeren groote optochten van feesten, waarbij ze enorme en afzichtelijke maskers hebben opgezet aantrekt. Ik besloot nog zestig kilometer naar het Zuiden te gaan en dan over de grens van de onbewoonde vlakte, kon ik veilig Tibetaan sche nomaden na deren en om voed sel vragen. TENSLOTTE was het critieke oogenblik gekomen, mijn vermomming te probeeren en mij aan de Tibetanen te vertoonen in de Tibetaansche kleeren, die ik mij in het Zuiden van de woestijn Gobi had aanV-)*" T. /LL/ON, Canadeesch reiziger door Tibet, schrijver van dit artikel geschaft. Mijn voeten deden me wat pijn en ik was vermoeid en hongerig, maar overigens vast besloten en energiek liep ik recht op een groep tenten af. Ongeveer vijfentwintig Tibetaansche nomaden stonden om hun tenten heen, en ik ver wachtte eenigszins achterdochtig te worden ont vangen. Toen ik plotseling verscheen, begonnen de noma den angstig te schreeuwen en namen de beenen, gillend als gekken. Ik had dringend voedsel noodig, dus volgde ik hen, maar hoe verder ik ging, hoe verder zij weg liepen. Ik voelde me als een reus, die een heel leger op de vlucht jaagt. Ik schreeuwde tegen hen, dat ze moesten stoppen. Maar zij gilden slechts van angst en waren spoedig uit het gezicht. Alles wat ik kon doen, was terugkeeren naar hun kamp en bij den ingang van een van hun tenten gaan zitten, om te wachten tot ze terugkwamen. Orgjveer tien minuten later kwamen de nomaden voorzichtig terug. Ik ging de tent binnen om hen niet voor de tweede maal weg te jagen. Ik vroeg me af, of ik er in mijn vermomming werkelijk zoo als een vogelverschrikker uitzag om zoo'n algemeene schrik te veroorzaken. Toen de nomaden nog slechts eenige stappen van de tent verwijderd waren, kwam ik plotseling naar voren, van plan hen vriendelijk te vragen of ze mij wat voedsel wilden verkoopen. Nauwelijks hadden zij mij geiien of zij schreeuw den yidag" (een geest) en trokken zich hevig ge schrokken terug. Nied myi yod" (ik ben een man) schreeuwde ik. Kyod yidag ma ba yin" (dus je bent geen geest ?) vroegen zij achterdochtig. Me, me me" (nee, nee, nee) zei ik met klem. Nu kwamen alle Tibetanen heel dicht bij me. Zij verspreiden een verschrikkelijkcn stank van mest en ranzige boter. De Tibetaansche nomaden verzamelen soms uren lang met hun handen mest van de yaks, als ze dat voor brandstof noodig hebben, en zij eten vaak boter, die vele maanden oud is. Hoe ouder de boter is, hoe lekkerder vinden ze het. Hetzelfde geldt voor de meeste andere voedselsoorten in Tibet. Nu moest ik een kruisvuur van vreemde en kinderlijke vragen ondergaan. Tien minuten later kreeg ik wat te eten: wat thee, vermengd met gerste, meel en ranzige boter. Het mengsel zag er uit als vuil water, maar smaakte toch niet zoo heel slecht. Tenslotte kwam een heel vriendelijke Tibetaan naar me toe, met een klein zakje, en gaf me een stuk van de Tibetaansche delicatesse: rottend vleesch met wormen er in. Allen waren verwonderd, dat ik plotseling geen honger meer had. Nigo la zug rag" (Ik heb hoofdpijn) zei ik. En ik had het werkelijk. Toen we den volgenden dag afscheid van elkaar namen, gaven de nomaden me den raad op te passen voor roovers, die in Tibet zeer talrijk zijn. Kale peb" (een langzame, dat wil zeggen een goede reis) zeiden de nomaden toen ik afscheid nam. V Gestapo reikt tot over de grenzen D E getuige Kriminalrat Josef Vogt"; daarmee begonnen voor mij .de meest m^ spannende oogenblikken van het proces. Het ging om twee misdrijven. In de eerste plaats de tweeduizend mark, die ik in hotel Komödienhof te Keulen had afgegeven aan den heer Richard, Richter, Richtman. Naar mijn beste weten bestemd voor hulpbehoevende emigrantenfamilies; volgens de akte van beschuldiging bedoeld als subsidie voor de illegale communistische partij Duitschland. Hier voor ontbrak echter ieder spoor van bewijs. Op de vraag van den president hoe ik het in mijn hoofd had kunnen halen een Duitsch communist te huis vesten, herinnerde ik mij te rechter tijd het woord van minister de Graeff na het Duitsche voorstel betreffende de neutraliteit van Nederland en ik ant woordde: Herr President, het is met de Nederlandsche gastvrijheid precies zoo gesteld als met de Nederlandsche neutraliteit; zij is een onaantastbare traditie en een organisch element van het begrip Nederland. Zij kan daarom nooit het onderwerp van overeenkomsten of debatten zijn". Hierop zweeg de hooge senaat en ik was Excellentie de Graeff dank baar voor de les. Spoedig daarop gaf de president een solo-stunt om mijn revolutionnaire gevoelens vast te nagelen. Mijn medebeklaagde Lankers werd gevraagd wat hij van den Rijksdagbrand dacht. Lankers wist als Duitscher precies wat hij te denken had en ant woordde zonder haperen dat de communisten, vertegenwoordigers van een internationale organi satie ter bevordering van moord en brand, zonder twijfel de daders waren. Daarop de president: Aalders". Herr President" (met hoorbaar samenslaan der hakken) Hebt u wel eens van den Rijksdagbrand gehoord ?" ,,Zeker, Herr President". Wat hebt u daarvan gehoord?" Ik heb daarvan gelezen in de Nederlandsche kranten". Dit was een hoffelijke waarschuwing; de president sloeg haar in den wind. Wat hebt u dan gelezen; wie hebben dat ge daan?" Herr President, ik heb in de Nederlandsche kranten gelezen dat alle beklaagden vrijgesproken zijn, op n na. Deze eene was gén communist; hij kon het niet alleen gedaan hebben en hij was bovendien niet toerekeningsvatbaar". De senaat zweeg stil, op de beklaagdenbank steeg de temperatuur merkbaar. Herkomst en bestemming van het geld bleven in nevelen gehuld. Er was echter n bedenkelijk punt n.l. de per soon van den heer Richard, Richter, Richtman. Over hem stond in de akte van beschuldiging geen woord; hij was niet gedagvaard als getuige; sinds 8 Sep tember 1935 had ik hem niet meer gezien. De eenige die hierover iets zou kunnen vertellen was natuur lijk de Kriminalrat Josef Vogt; de man die mij arres teerde, af liet ranselen en daarna probeerde de joviale heer te spelen. Wat wist Vogt over Richard, Richter, Richtman; wat wist hij over het geld ? Het tweede punt der akte van beschuldiging werd landverraad genoemd. Ik had reeds bij de Gestapo toegegeven dat ik eenige inlichtingen over de Duitsche bewapening, die ik toevalligerwijze van Ebeling gehoord had, aan de Nederlandsche leger leiding had doorgegeven. Na 21 maanden voorloopige hechtenis was het mij nog steeds niet duide lijk wat ik hiermee misdaan had. VOGT komt binnen. Naam, beroep, leeftijd wor den genoteerd. Dan verzoekt de president den getuige te vertellen hoe de arrestatie tot stand ge komen is. Wij hadden", zegt Vogt, onder de emigranten in Amsterdam een uitstekenden vertrouwensman. Op zekeren dag raakte hij gecompromiteerd en kon zich niet meer in Nederland vertoonen. Hij kwam Vraagt geïllustreerde protpecti Ook de verhrorvoorwaarden Bezichtiging ? garage Roegiest, 51 a rl c u m Htutbrmd ?LAMCUM 17 Vtrkrljfbur In dtr» boakhandal. Helpers in Nederland G. AALDERS besluit met dit artikel dg reeks over zijn Duitsche gevangenschap; hij betoo&t, hoe de Gestapo tot in ons land haar invloed weet te gebruiken om met helpers en langs onnaspeurlijke wegen haar sinistere oog merken te verwezenlijken toen bij me en vertelde dat hij een opvolger wist; een jonge man, die goed ingevoerd was bij de emigranten en die volkomen betrouwbaar was. Ik liet den jongen komen, voorzag hem van geld en stuurde hem op weg. Hij had een tijdlang zeer goed gewerkt...." Hier onderbreekt de president: Acht u het wel juist zoo uitvoerig over dien man te vertellen?" Dat doet er niet meer toe; de vrienden van de beklaagden hebben hem zoo te pakken gehad dat hij niet meer te gebruiken is". Gaat u verder". Onze man vertelde dat hij op Zondag 8 Sep tember 1935 in het hotel Komödienhof te Keulen een afspraak had met een Hollander die door de Komintern gestuurd werd om kontakt te zoeken met de Katholieke Jeugdbeweging. Ik stuurde mijn menschen naar Komödienhof en ging zelf ook naar Keulen. Onze man kwam in het hotel en vond Aalders, in. plaats van alleen, in gezelschap van twee anderen. Ik werd per telefoon op de hoogte gehouden en toen ik hoorde dat n der verdachten het restaurant verliet, arresteerde ik hem op straat en bracht hem op het bureau. Ik hoorde toen dat hij in het hotel terug verwacht werd. Om te ver hinderen dat de anderen, ongerust over het uit blijven van den derde zouden opbreken, gaf ik op dracht ze allen te arresteeren. Ik ging zelf met een beambte naar het hotel. Onderweg ontmoette ik Aalders en arresteerde hem onmiddellijk. De oom werd uit het restaurant gehaald en daarna liet ik ze alle drie gesepareerd naar Düsseldorf brengen" Juist, en hoe was het met die geldgeschiedenis?" Daarover hoorde ik pas twee dagen later. Onze man had er niet over gesproken". Toen bleek het dus dat de gearresteerde een ander was dan u verwachtte?" Inderdaad. Hij was niet zo belangrijk als wij dachten. In plaats daarvan echter kregen wij nu het spoor van Ebeling en consorten". Wat hebt u daarin verder gedaan?" Ik heb natuurlijk alles gedaan om dat zwijn Ebeling in handen te krijgen. Den chef der Neder landsche 'marechaussee heb ik voorgesteld Ebeling tegen Aalders uit te wisselen". '?Wat werd daarop geantwoord?" Men ging er niet op in". Dus de Nederlandsche justitie stelde geen be lang in Aalders?" Neen." Bovendien durfden de Hollanders de uit wisseling niet aan, daar ze vreesden dat dit tot ver plichtingen hunnerzijds kon leiden, waaraan zij te zijner tijd misschien niet zouden kunnen voldoen". Wat weet u verder nog over den beklaagde Aalders?" Bij mijn eerste informaties in Nederland hoorde ik dat Aalders bekend stond als idealist en pacifist. Later heb ik gehoord dat'hij communist was." Hier komt mijn verdediger, dr. Lenz in beweging: Ik verzoek den senaat den getuige te vragen of hij deze inlichtingen in Nederland van officieele zijde heeft gekregen". De president kijkt Vogt vragend aan. Vogt ant woordt spijtig: Nee, dat waren vertrouwelijke mededeelingen van bevriende Nederlandsche col lega's". Dus" . vraagt Lenz u hebt dat via min of meer ondergrondsche kanalen?" Min of meer ja". Herr President, u weet: het water in deze onder grondsche kanalen is dikwijls erg troebel". Lenz gaat zitten; Vogt loopt rood aan. Maar het is toch een feit dat Aalders met Ebe,ling een spionnage-bureau heeft opgericht". De president wendt zich tot mij: Wat hebt u daarop te zeggen?" Mij niets van bekend, Herr President". Vogt vergeet de procesvoorschriften, draait zich om, komt een stap naar mij toe en zegt: U hebt Ebeling toch militaire geheimen verraden l" Ik hap onmiddellijk toe, maar, volgens voor schrift, tegen den senaat: Ik verzoek den ge tuige te vragen wat dat voor geheimen waren". Vogt, zonder de vraag van den president af te wachten: De Nederlandsche waterlinie!" De drie officieren-bijzitters, die met spanning geluisterd hebben, halen ongeduldig de schouders op. De kapitein-vlieger zegt: Dat wisten we voor honderd jaar al". Voor Vogt is dat blijkbaar te veel; hij oreert on gevraagd verder: En Vogt zweert bij God, den Almachtigen en Alwetenden, dat hij de waarheid en niets dan de waarheid gezegd had; zonder iets te verzwijgen, zonder er iets aan toe te voegen. ,,So wahr mir Gott helfe!" B' JEVRIENDE Nederlandsche collega's" zei Vogt. Inderdaad, het is mij na mijn terugkeer in Nederland zeer duidelijk geworden hoe hecht deze internationale vriendschap is. Vier dagen na mijn arrestatie wist Josef Vogt dat hij door zijn eigen agent-provocateur beetgenomen was; dat hij, practisch gesproken, den verkeerden gevangen had en, wat het ergste was, den verkeerden had laten afran selen. Was het een Duitscher geweest, dan was er verder niet over gesproken; een Duitscher moet iets voor het Derde Rijk over hebben. Maar hier was het een buitenlander. Dat kon een geweldige blamage worden voor de politie van een staat, die regelmatig buitenlandsche bladen verbiedt, omdat ze berichten brengen over mishandelingen in Duit sche gevangenissen. Wat nu te doen? In de eerste plaats tijd winnen; zorgen dat de Nederlandsche regeering niet te veel druk achter het geval zet. In de tweede plaats zorgen dat de Hollander, wan neer hij onverhoopt toch vrij komt, zoodanig ge blameerd is dat hij zijn mond niet open durft te doen. Hoe doen we dat? Heel eenvoudig: we organiseeren een flinke lastercampagne in Nederland. We hebben daarvoor in Amsterdam onze eigen menschen en bovendien laten de bevriende collega's in Nederland ons niet in den steek. En het lukte; het lukte helaas maar al te wel. De Duitsche cloaak begon te gutsen. Een stroom van anonieme briefkaarten viel in de brievenbussen van mijn vrienden, maar vooral op de bureaux van mijn zakelijke relaties. Daadwerkelijke abortus in drie gevallen, sexueele verhoudingen met vrouwen van vrienden en superieuren, homosexueele con necties met Dr. Ebeling, internationale spionnage, voorbereiding tot hoogverraad, bedrog en oplichterij in zaken. Uit krantenknipsels saamgeplakt, met verdraaide hand geschreven, naar mogelijkheid ge llustreerd; zoo fladderde het door Amsterdam. Dat waren onze menschen" in Nederland. Dat was de heer Muller", wiens rapport, waarin bovengenoemde punten nader omschreven waren, mij bij de Ge stapo werd voorgelezen. Maar de bevriende col lega's" lieten zich ook niet onbetuigd. De centrale recherche begon te speuren. Zéhad ook anonieme briefkaarten ontvangen. De zedenpolitie liet een vrouwelijke kennis van mij halen, verhoorde haar, onder beschuldiging van hulp bij een der abortusgevallen, een verhoor van half tien tot twaalf en van twee tot zes. Ik weet, er zijn nog steeds Nederlanders die met gelooven dat in de Duitsche gevangenissen menschen mishandeld worden. Ik heb het vroeger immers ook niet geloofd. «Tot ik het zelf meemaakte, voelde, hoorde en zag. Deze al te beschaafden zullen ook niet willen gelooven dat op het bureau van de zeden politie te Amsterdam, in bijzijn van publiek, tegen een volkomen onschuldige vrouw als volgt ge sproken werd: Doe nou maar niet zoo onschuldig; zoo'n lekkere ben je ook niet. Jij wilt me toch niet wijsmaken dat je met een man gaat koffiedrinken en daarna niet met hem naar bed l" Je begrijpt toch wel dat je onder verdenking van moord staat. Als je niet be kent, laat ik je eenvoudig opsluiten. Vertel het nu maar, dan loopt het misschien nog goed af omdat het de eerste keer is". Wat voor kranten las die Aalders eigenlijk?".... Zoo, geen andere, Tribune bijvoorbeeld?" Dat is een kleine bloemlezing. Nog n stap en dan zijn we bij de methoden van onze vrienden" in Duitschland. Alleen de gummiknuppel ontbreekt. De Nederlandsche hulpactie ten behoeve van de Gestapo leverde niets op. Maar het doel in eerste instantie werd bereikt. De Nederlandsche regeering trok zich, onaangenaam getroffen, terug en bleef, anderhalf jaar lang passief. Inmiddels had de Duit sche justitie tijd een proces voor te bereiden, een akte van beschuldiging te dichten en de misdaad (Slet volgende pag.) -».- l S LTC «??o.- ».»»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl