Historisch Archief 1877-1940
rS^vt:&.'.?¥-'??- '???.,''.X»vH:;" ? :'v '?'.-. ?.;,
v;.-F.
i\
DE STATISTIEK VAN
HET TEKORT
Dr. \VT. H. Posthumus-'
van der Goot
InventarlB-onderioek, LngMteld door bet
Wetenschappelijk Bureau der B.D.A.P.
WAT betreft de belangstelling voor de
statistiek vormt Nederland, evenals Frank
rijk, een soort van achterlijke enclave in
West-Europa. Niet ieder land kan hopen een
directeur van het officieele statistische bureau
opgenomen te zien in den ministerraad, zooals in
Zweden, maar ik heb mij toch wel eens afgevraagd
of bij ons nooit een minister een bezoek bracht aan
de uitstekende bibliotheek van ons Centraal
Bureau voor de Statistiek en of het hem dan niet
bang te moede werd den toegang tot deze schat
kamer van feitenkennis op vreemdsoortige wijze
versperd te vinden?
Nog te weinig wordt beseft, dat het in economisch
moeilijke tijden niet alleen dom, maar ook ge
vaarlijk is om te spreken van veel" of weinig",
als men kan weten hoe veel en hoe weinig.
Het welvaarts-tekort van de arbeidende klasse
in Nederland is een van die onderwerpen, waarover
men de meest uiteenloopende meeningen met
groote overtuiging, maar zonder bewijzen, kan
hooren verdedigen. Bij gebrek aan een officieel
onderzoek kunnen wij dus het Wetenschappelijk
Bureau van de S.D.A.P. dankbaar zijn, dat het een
cijfermateriaal bijeen heeft gebracht, dat den
objectieven beschouwer tenminste eenigen vasten
grond onder de voeten geeft.
De inventaris-enquête, die op vorstelijke"
schaal is gehouden 3721 gezinnen bestaande uit
17.741 personen had tot opzet aan zooveel
mogelijk gezinnen met inkomens onder ? 35 per
week te vragen, wat hun bezit aan kleeding,
schoeisel en huisraad was. Het doel was niet
alleen te weten, over welken inventaris dit deel
der Nederlandsche bevolking beschikte, maar ook,
om een indruk te verkrijgen, waarheen bij een
eventueele opleving de koopkracht van deze groep
zou vloeien. Dit laatste is meer nog dan uit de
antwoorden op de haast wat kinderlijke laatste
vraag van het onderzoek Wat zoudt gij
koopen?"waarop misschien de meest betrouwbare reactie
was Van alles" - te zien uit de verschillen in bezit
bij stijgend inkomen.
Als voorbeeld mogen enkele cijfers genoemd
worden voor de gezinnen bestaande uit 3?5 per
sonen; dit is volgens de laatste telling de grootte
van bijna de helft (48%) van alle Nederlandsche
gezinnen. Indien wij ons dan nog beperken tot de
vier dichtst bezette inkomensklassen van deze
enquête die van ? 10?15, ? 15?20, ? 20?25 en
? 25?35 dan hebben wij een betrekkelijk
homogene groep, die met ruim 2300 gezinnen en
bijna Xo.ooo gezinsleden een respectabel aantal
menschen vertegenwoordigt.
Dit wil niet zeggen, dat deze groep representatief
is voor alle gezinnen in deze inkomensklassen.
Integendeel, het is zoo goed als zeker, dat degenen,
die'gehoor hebben gegeven aan den oproep van de
S.D.A.P. en deelgenomen hebben aan het toch
altijd moeizame werk van het beantwoorden van
bijna 135 vragen, een selectie vormen, die in
verantwoordelijksgevoel en overleg gunstig afsteken
bij het algemeen gemiddelde gezin. Dit is bij het
instellen van dergelijke onderzoekingen, ook door
niet-politieke lichamen, een te betreuren, doch
haast niet te vermijden verschijnsel, waarvan het
eenige goede is, dat het vernietigend is voor de
opmerking dat het wel niet overal zoo erg zal zijn".
KOUSEN JONGENS EN MEISJES
3.5
2
UJ
w
L
<r
2
2
I 3E
GRAFIEK 1
MEISJES
JONGENS
De bovengenoemde gezinnen waren als volgt
over het land en over de welstandsklassen verdeeld:
Klasse
I ? 10?IS
II /IS?20
111/20?35
IV ? 25?35
Totaal . . .
Platte
land
466
24S
127
53
891
Middelgroote
steden
214
172
103
147
636
Oroote
steden
269
251
ZÓÓ
156
702
Totaal
949
668
336
356
2309
Hiervan
werkend
174 18
218 33
198 59
326 92
916
Indien voor deze verschillende gezinsgroepen
het bezit aan kleeding, schoeisel en huisraad wordt
nagegaan, dan blijkt voor vrijwel alle posten met
den welstand een doorloopende stijging plaats te
vinden. Dit beteekent, dat de gezinnen van deze
voorwerpen in aantal (de qualiteit is buiten be
schouwing gelaten) niet genoeg bezitten. Grafiek i,
waarop de gestippelde lijn het aantal paren kousen
per meisje in de vier welstandsklassen aangeeft en
de getrokken lijn dat per jongen, is kenmerkend
voor het verloop van de meeste posten.
In geen der vier klassen is het bezit groot te
noemen; in de eerste twee is het bepaald zeer klein.
Zoo is daar voor de kinderen (noch voor de ouders)
een volledig tweede stel ondergoed of een tweede
paar schoenen aanwezig. De jongens in de groote
stad bezitten gemiddeld twee paar kousen, in de
best gesitueerde groep drie, wat nog geen weelde is l
Het platteland blijkt in menig opzicht nog niet
zoodanig tot een minimum te zijn teruggedrongen
als de stad. Het beschikt o.a. over meer ondergoed,
meer schoenen, kousen, dekens en lakens. Het
verschil in onderkleeding is werkelijk frappant en
kan het best worden aangetoond door grafiek 2,
ONDERKLEEDING VROUWEN
JSL
? PLATTE LAND
MIDDELGROOTE STEDEN
GROOTE STEDEN
die aangeeft het aantal stuks ondergoed (elk stel
wordt geacht te bestaan uit drie stuks: hemd, broek
en onderlijf je) per vrouw van groote steden (ge
trokken lijn), van de middelgroote steden (lijn van
verbonden stippen) en van het platteland (streep-stip
lijn). De vrouw in de groote stad is er in dit opzicht
slechter aan toe in alle vier welstandsklassen, al
wordt het verschil bij stijgenden welstand iets
minder. De meerdere degelijkheid, die op het
platteland betracht wordt en ook het uit traditie
meer hechten aan zwaarder ondergoed zal hiervoor
grootendeels de verklaring zijn.
Wat betreft de handdoeken en de keukendoeken
blijkt de stedeling daarentegen hoogere eischen te
stellen, of liever minder lage, (want meer dan vier
handdoeken per gezin van vier personen is nog niet
hoog!) dan het platteland. In de stad loopen deze
cijfers van 4% handdoek per gezin tot 9, een stijging
die bijna parallel gaat aan de toeneming van het
inkomen. De linnenfabrikanten kunnen dus bij
een vermeerdering van koopkracht een zeer snelle
stijging van hun afzet tegemoet zien.
Nog rooskleuriger is in dat geval de toekomst
voor de producenten van stofzuigers, die hun debiet
in de groote stad (getrokken lijn), kleinere stad
(verbonden stip) en het platteland (streep-stip)
kunnen zien toenemen volgens de opwaartsche
beweging van grafiek 3.
PAG. 2 DE GROENE No. 3143
Ook de radio-voorziening blijkt op het platteland
en in de kleine stad met resp. 80 en 84 % van alle
gezinnen van klasse IV het verzadigingspunt nog
niet bereikt te hebben. In de groote stad daarentegen
schijnt het volgens deze gegevens niet zoo gemak
kelijk, meer dan 60 % der menschen te bewegen,
een apparaat aan te schaffen, zelfs als zij over wat
meer inkomen beschikken.
VOOR wie zich de moeite geeft de taal der
statistiek te ontcijferen, geven enquêtes als dit
inventaris-onderzoek een interessanten blik op
tal van verschijnselen, zooals het verschil in leefwijze
in de verschillende streken van Nederland, de wijze,
waarop de huisvrouwen zich verdedigen tegen de
werkloosheid (hier niet besproken), de afzetmoge
lijkheden bij vermeerdering van volkskoopkracht.
Wetenschappelijke beschouwing brengt mee af
stand doen van het standpunt van menschelijke
verontwaardiging en medelijden. Wil men het econo
mische stelsel verbeteren, dan moeten daarvoor
redelijke gronden aangevoerd worden, die ook voor
behoudende menschen overtuigend zijn en moet geen
beroep worden gedaan op subjectief medelijden.
Dit neemt niet weg, dat ook de menschelijke,
getuigende kant van het rapport van waarde is,
want wij kunnen ons afvragen of het psychologisch
beschouwd voor een land wenschelijk is, dat een
gedeelte zijner onderdanen leeft onder een druk,
zooals die tot uiting komt in de mededeeling van
een eenvoudige Groningsche huismoeder, die
schrijft: Van November 1933 hebben wij ons zeer
veel dingen moeten ontzeggen, omdat wij het stand
punt innemen, geen schulden te willen maken.
Welk een ontzaglijk overleg n zenuwachtig makend
nadenken dit geeft, is niet te beschrijven".
De reactie op een dergelijken druk kan ten slotte
tot bewustzijnsverengingen leiden met alle ook
politiek onheilzame gevolgen van dien. De wensen
tot verbetering is daarom gegrond, niet zoozeer
omdat deze trieste toestanden" ons medelijden
opwekken of ons gevoel voor rechtvaardigheid
schokken, maar omdat het een welbegrepen eigen
belang is, dat Nederlandsche mannen, vrouwen en
kinderen welgevoed en gezond zijn en dat zij een
redelijke kans tot geestelijke ontplooiing krijgen,
die met ons beschavingspeil overeenkomt en die
onze economische krachten en ons in vele opzichten
uitstekend menschenmateriaal ons toestaat te
verlangen.
Daarvoor is geen communisme, fascisme of
socialisme noodig, maar in de eerste plaats wat
DE DAG DES
is het toch, die in Slavische en
nietSlavische landen telkens weer de
Rijksdaggebouwen in brand steekt? Ziedaar de
groote historische vraag, die de Amerikaansche
tooneelschrijver niet heeft willen oplossen in zijn nieuwste
drama De Dag des Oordeels, dat door den burge
meester van Den Haag uit voorzichtigheid verboden
werd, hoewel het geenszins de gewoonte is des heeren
Cor van der Lugt hij verklaarde dit persoonlijk
politieken nadruk te laten vallen op bepaalde
onderdeelen van de kunststukken, welke hij ten tooneele
brengt. De voorzichtigheid van den Haagschen burge
meester is te prijzen. Tegenover den dag des oordeels
past ons voorzichtigheid en het ambt van burgemeester
brengt een zware verantwoordelijkheid mede. Hier is
voorzichtigheid dus de moeder van de internationale
porseleinkast, om vooral niet te zeggen: van de
vaderlandsche tooneelkunst.
Een der meest beveiligende gevolgen van de
burgemeesterlijke en dus prijzenswaardige voorzichtigheid
is, dat de schuldvraag niet wordt opgeheven. Men zal
in Den Haag en dit is maar veiliger ook niet
weten, wie de kwelgeest is van de Slavische en
nietSlavische landen, waar branden ontstaan op de voor
avondenvan gebeurtenissen, die vroeger haar schaduw
vooruitwierpen volgens het woord van n verstandig
staatsman, maar die meer en meer zich schijnen te
voegen naar de gewoonte, haar fakkel vooruit te zenden.
Wij begrijpen nu beter, waarom de thans vrij
gelaten film The Green Pastures zoo langen tijd in
Nederland is verboden. Deze film herinnerde namelijk
aan een anecdote, die intusschen een baard heeft ge
kregen, om niet te zeggen: een snorretje. Het is n.l. de
overbekende anecdote omtrent den S. A. man, die
-het einde van het Derde Rijk niet beleven mocht, want
hij stierf omstreeks i April 1933- Aangekomen in
den hemel, die toen nog niet door het Walhalld ver
vangen was, ontmoette hij er een niet-ariër, dien hij
zich herinnerde wegens de groote gelijkenis met een
beeld van Michelangelo, dat vroeger in den geïllu
streerde stoomcursus voor Kultur-Feldwebels stond.
Zoo f luisterde hij met ontzetting in de stem: Mozes",
waarop de ander vriendelijk vroeg, of hij iets wenschte.
Onze hemelsche S.A.-man, die nu inderdaad wel een
vraag formuleeren moest, informeerde toen heel be
deesd: Dat brandende braambosch, heeft n dat
zelf aangestoken."
meer durf, een breederen kijk en vooral.... veel
meer feitenkennis l
STOFZUIGERS
70
60
50
40
30
w 20
cc
ai
NI
ID
UJ
U
cr
11
3Z
GROOTE STAD
KLEINERE STAD
,. PLATTE LAND
OORDEELS
Vandaag is deze anecdote oud genoeg, ja, weer
vergeten, zoodot er bij een opvoering van The Green
Pastures geen onregelmatigheden te duchten zijn, maar
met dat al weet nog steeds niemand, wie de man of
de macht is, waardoor onze Slavische en niet-Slavische
Rijksarchitectuur bedreigd wordt met brand en de
daaruit volgende prijsvragen. De tooneelschrijver Rice
achtte het niet op zijn weg liggen, zoo verzekerde hij
uitdrukkelijk, deze schuldvraag te beantwoorden. Ook
Cor van der Lugt koos den weg van de kunst, waarop
men zich te hoeden heeft voor het doen vallen van poli
tieken nadruk. Hun wegen waren dus zuiver.
Weshalve, zoo vraagt men zich af, koos de burge
meester van Den Haag ook niet dezen zoo veiligen en
zoo onschuldigen weg der kunst, waarop geen nadruk ?
Weshalve begaf hij zich zoo eenzaam op het kronkelpad
der politiek, dat hier weer als zoo vaa/c het
hazenpad bleek te zijn?
Zou er dan tóch inden Den Haag iets bekend zijn
geworden omtrent het branden van gebouwen op voor
avonden?
"\Y7lJ hebben ons gewend tot een Duitschen
wijsW geer van naam, die omtrent de geheimzinnige
kanten van de zaak een diepe opvatting bleek te hul
digen. Hij antwoordde ons in zijn moedertaal met
een licht Sanskritisch accent, waarin echter geen
politieke nadruk te onderscheiden viel: Wir allen
haben Schuld". Overal, zoo zette hij uiteen, waar een
schuldvraag aan de orde komt, daar treedt de solidari
teit van het ras in werking, maar deze werkzaamheid is
ondoorgrondelijk, zoodot de werkelijke oplossing van
zulk een vraagstuk eerst kan gegeven worden op het
geen de Germanen de Ragnaröle noemden, hetgeen
in de Joodsch-communistische ontaarding wordt aan
geduid als de dag des oordeels op het einde der tijden.
Dit was duidelijke taal, voor een wijsgeer.
Wij hebben er uit begrepen, dat eenmaal de waar
heid aan het licht zal komen, tenzij in het hiernamaals
de zwaardrukkende verantwoordelijkheid van een
burgemeester dwingt tot voorzichtigheid.
Het zou trouwens tegenover Léon Blum niet aardig
zijn, als de Hagenaars van de Alliance Francaise per
abuis uit de nadruklooze opvoering den indruk mede
namen, als ware het Legioen van Eer de interna
tionale bende, die Rijksdags- en aanverwante ge
bouwen in brand steekt. ANTON VAN DUINKERKEN
NU MINISTER EDEN AAN HET EINDE VAN DEZE
week zijn werkzaamheden aan het Foreign
Office weer heeft opgenomen, moet hij zich, na
het gebeurde met den Engelschen gezant te Sjanghai,
toch wel een oogenblik hebben afgevraagd in welke
richting Europa en het Britsche Rijk aan het
afglijden zijn ten gevolge van de Engelsche politiek
van kwaadschiksch goedvinden en voorzichtig terug
wijken. Het kan niet anders hij moet zich wel
hebben afgevraagd of het zóó nog langer kan. Maar
men gist niet verkeerd wanneer men deze mijme
ringen, die uit geen enkel diplomatiek kabinet ooit
verklapt worden, zelf interpreteert in den volgenden
geest: Engeland heeft zooveel geslikt, het kan nu
moeilijk op een willekeurig punt zeggen dat het nu
welletjes is. Iedere nieuwe vernedering, hoe groot
die op zich zelf ook mag zijn, is niet grooter dan de
oude vernederingen die het vroeger zoo trotsche
Albion zonder al te veel tegenweer heeft geslikt.
Waarom dan juist nu in verzet komen? Dan had
dat vroeger gebeurd moeten zijn.... En zoo sukkelt
men verder langs den weg van den geringsten weer
stand, waarbij dan als excuus wordt aangevoerd
dat het toch beter is zoo lang mogelijk een oorlog
te vermijden. Als argument wordt dan de onweer
legbare stelling te voorschijn gehaald, dat op den
duur de economische krachten der dictatuurstaten
het moeten begeven. Op den duur maar hoe lang,
dat kan niemand zeggen. En in dien tusschentijd
kan de toestand zich zóó toespitsen, dat den Weste
lijken Mogendheden een oorlog opgedrongen wordt
op een, voor hen, allerongelukkigst moment.
De rede van Mussolini, ofschoon formeel voor
Engeland vredelievend en vriendschappelijk, was
brutaal en vol dreigement juist tegen Engeland,
omdat zij het tegen Frankrijk was. Niet alleen omdat
Frankrijk en Engeland onverbrekelijk verbonden
zijn, maar vooral omdat Frankrijk die stellingen
aangewreven werden, die juist in Engeland hoog
gehouden worden: trouw aan de democratie en
aan den Volkenbond, trouw aan het principe van
niet-erkenning van onrechtmatige veroveringen.
DIT NOEMT MEN HET STIMSON-PRINCIPE, NAAR
den vorigen minister van buitenlandsche zaken
van de Vereenigde Staten, die de Mogendheden wist
te bewegen het op Japan toe te passen naar aan
leiding van de bezetting van Mantsjoerije. De ont
wikkeling van den toestand in het Verre Oosten is
de nieuwe, groote slag in het gezicht van Engeland.
Men doet verkeerd daarin enkel een al te zelf
standig optreden te zien van de Japansche militaire
en maritieme elementen. Het is meer dan dat. Ook
de burgerbevolking van het Land van de Rijzende
Zon koestert het mystieke gevoel dat Japan de
Zending heeft om als leider der Oost-Aziatische
zaken op te treden. Dit gevoel weten de Japansche
fascisten te hanteeren. Fascisten"' is misschien een
groot woord, maar daar komt het toch in wezen op
neer of het nu jeugdige militairen zijn, of met
vage, radicale, sociale ideeën behepte politici, die
in Japan de geesten leiden.
Niet voor niets bestaat er een Duitsch-Japansch
Verbond. De anti-communistische tendenz daarvan
is slechts de vogelverschrikker. Het zaad is: de
vrije hand die Duitschland daarin gelaten heeft
aan Japan, in deze streken. Dit zaad rijpt nu in
China. Het oogenblik om te oogsten is goed gekozen.
De handen van Engeland zijn gebonden. Niet in het
Oosten, maar in de Middellandsche Zee. De con
stellatie lijkt verdacht veel op die van anderhalf jaar
geleden, toen Duitschland de kans schoon zag om
de demilitarisatie van het Rijnland ongedaan te
maken, juist op het oogenblik dat de handen van
Engeland en Frankrijk gebonden waren tengevolge
van het Abessynische conflict met Italië.
NEEN, HET IS VOOR ENGELAND GEEN PLEIZIERIG
tijdsgewricht. Een opstand op de Bahama's
wijst er op, dat ook in de afgelegen deelen van het
Britsche Rijk de handhaving van het gezag wel
iets te wenschen overlaat. Maar dit nu is een bericht,
waarvan men de beteekenis'niet moet overdrijven.
Wij hebben, in onze West-Indische bezittingen, ook
dergelijke avonturen gekend. Tenslotte is het gezag
dan weer gemakkelijk hersteld.
Erger is het gesteld met het prestige van het
Britsche Rijk in Palestina. Daar dreigen opnieuw
ernstige ongeregeldheden uit te breken. Kleine
ongeregeldheden zijn er voortdurend. De Mufti
van Jerusalem, die algemeen als de aanstoker geldt,
houdt zich schuil in gebouwen van de Omar-moskee.
Er is een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd.
Doordat deze geestelijke leider zich schuilhoudt in
de bij uitstek heilige plaatsen van den Islam, prikkelt
hij de Engelschen om het tot een religieus" conflict
te laten komen. Dat is zijn bedoeling. Is het niet een
herhaling in het klein van de situatie die zich overal
PAG. 3 DE GROENE No.3H3
voordoet dat men tracht Engeland te dwingen om
handelend op te treden, wanneer de omstandigheden
zóó zijn geworden, dat ze hoogst ongunstig zijn?
NOORD-SPANJE BIEDT GEEN BOLWERK MEER
voor de republiek. Franco heeft Santander
genomen. Wanneer dit Noordelijk bergland eenmaal
geheel door de troepen der opstandelingen bezet
zal zijn, zal Franco manschappen vrij krijgen tegen
Madrid. Het begint er bedenkelijk uit te zien. Dan
zal echter blijken, of de fascistische staten hun plan
kunnen uitvoeren om van Spanje een militairen en
economischen voorpost te maken. Het kan nog zeer
interessant worden. Juist in Noord-Spanje bevindt
zich het mijngebied. Wanneer weer een min of meer
gepacificeerde toestand ontstaan zal zijn gesteld
dat dit den fascisten zou lukken zullen dan deze
mijnen, die voor een zeer groot deel in handen zijn
van Engelsche en andere buitenlandsche maat
schappijen en die contractueel gebonden zijn tot
leveringen aan de Engelsche hoogovens (welke
leveringen door den oorlogstoestand" zijn opge
schort), zullen dan deze mijnen doorgaan met erts
voor Duitschland te produceeren? Het is duidelijk
dat zich bij een fascistische overwinning interessante
internationale aspecten zullen voordoen.
IN HET IN NEDERLAND GEACCREDITEERDE
DIPLOmatencorps vallen eenige gebeurtenissen te no
teeren. Naast de aankomst van den nieuwen
Amerikaanschen gezant, en niet te vergeten mevrouw
Gordon, wier Nederlandsche meisjesnaam (van
der Grift) algemeen als een goed voorteeken
voor een vruchtbare ambtsperiode voor haar echt
genoot wordt beschouwd, valt vooral het uitblijven
van de benoeming van een opvolger van den be
treurden heer Maskens in het oog. Het blijkt dat
deze benoeming in Belgiëzelf tot bewogen discus
sies aanleiding geeft: De Vlamingen staan niet ten
onrechte op het standpunt, dat hun politieke gelijk
waardigheid toch wel tenminste zou mogen blijken
uit de benoeming in Nederland van een Vlaming,
die door en door thuis is in de Nederlandsche taal en
cultuur. Het blijkt echter, dat onder de beroeps
diplomaten uitsluitend Walen en Frankiljons zijn
te vinden. De uitweg, om een vooraanstaand
Vlaming buiten de diplomatieke carrière om te
benoemen, waartoe minister Spaak wel .geneigd
schijnt, wordt naar de ,,Volksgazet" zegt (en de
Maasbode" bevestigt), versperd door.... Den
Haag! Dit klinkt bijna ongeloofwaardig; van
Nederland uit zou belet worden, dat iemand, die de
Nederlandsche'cultuur goed verstaat, hier als gezant
zou worden benoemd. En dat in een periode dat de
benoeming van een Minister van Buitenlandsche
Zaken nog steeds op zich wachten laat en deze
portefeuille wordt waargenomen door een
oerHollander als dr, Colijn ? Of zijn hier ambtenaren,
die zelf Nederland maar nauwelijks deftig genoeg
vinden, aan het ministertje spelen?
DE LENIGING DER CRISISNOODEN, DIE BIJ DE
huidige betere economische en financieele
mogelijkheden allereerst noodig is, is door mi
nister Steenberghe op uiterst practische wijze
aangevangen met een maatregel voor de kleine
boeren: op de basis van den werkloozensteun
hunner gemeente en de opbrengst van zijn bedrijf,
zullen hun reeds dit najaar (al dan niet in natura)
landbouwmachines worden verschaft, waarvoor
hun thans de contanten ontbreken. Behalve meerdere
opbrengst van den bodem valt hierdoor ook
arbeidsvermeerdering aan de machinefabrieken te ver
wachten, zoodat het mes aan twee kanten snijdt.
Met belangstelling zien wij er naar uit of deze
minister ook zulke handige maatregelen voor den
arbeidersstand zal weten uit te denken. Voor het
eerst is sinds de devaluatie in Juli de werkloosheid
niet gedaald maar met ruim tweeduizend man toe
genomen. Al moet hierbij in aanmerking genomen
worden, dat in Juli tienduizenden jongeren van de
scholen komen, toch is dit verschijnsel voldoende
waarschuwing voor de overheid om het werkloos
heidsvraagstuk nog niet als opgelost te beschouwen.
NEDERLANDSCH-INDIE GAAT ZICH ZOOWEL IN
zijri Nederlandsche, als in zijn inheemsche ver
tegenwoordigers zelfbewuster voelen. De Volksraad
leverde daarvan in de afgeloopen week weer eens
het bewijs zoowel tegenover de groote
petroleummaatschappijen door aanneming van een motie,
tot regelmatiger inkomsten voor de schatkist uit dit
bedrijf als tegenover de regeering in Nederland:
door duidelijk te maken dat Nederland wel eens een
grooter deel van den Indischen schuldenlast op zich
mag nemen. Reeds zonder van een eereschuld" te
spreken rust er toch reeds voor vele schulden van
ons overzeesche gebied een moreele verantwoorde
lijkheid op het moederland.
il
!P
--., . t.