De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 28 augustus pagina 5

28 augustus 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

v^^t :.$?$.-* Letterkundig leven Film V] Si Mislukte vadermoord S. VESTDIJK Jacob Hleffeutllfh: Onbewoonbare wereld (Schoonderbeek, Laren) ALS eerste (?) tendenzroman te gen fascisme en nationaal-socialisme maakt ,,Onbewoonbare wereld" eenige kans bij ons, omdat wij, van het negatieve uit gezien, in het zelfde politieke schuitje zitten als de auteur. Litterair staat deze roman onge veer op het peil van Marianne Philips' Henri van den overkant" (iets er onder, zou ik zeggen), waaraan toe vallig ook de opzet even doet denken, met den strijd tusschen vader en zoon, de laatste als nogal actieve Oedipus, met een dienstmeisjesidylle, met politieke hartstochten in zicht of reeds doorbrekend. Alleen gaat daar de strijd hoofdzakelijk tusschen de generaties, hier tusschen de wereldbeschouwingen: een verschil in accent, dat met den tijd, waarin de romans spelen, gegeven is. Hiegentlich plaatst tegenover elkaar Robert van Thorn, een Limburgsch schrijver, die later redacteur wordt van het periodiek der Echte Dietsche be weging" (E. D. B., wat te veel lijkt op E. D. D.), en zijn zoon Ludo, die zich tegen het fascisme kant, zijn vader wil vermoorden, en dan zelfmoord pleegt. Dit is echter niet het eenige gezichts punt waaronder hier de vadermoord mislukt mag heeten. EEN tendenzroman tegen het fa scisme is op twee wijzen te schrij ven. Men geeft een synthetische visie, sterk gereconstrueerd, eventueel in het fantastische genre, Kafka's ,,Der Prozess" b.v. zou, geschreven in een anderen tijd, een kunstige persiflage op Jen fascistischen staat" hebben kunnen zijn, en men kan dit er nog in lezen, als men dit wenscht, of men documenteert zich zoo uitvoerig en meedoogenloos exact, dat aan het zake lijk relaas haast geen satyrisch bijwerk, geen stylistische stemmingsmakers, geen beroep op onze edeler aandriften meer toegevoegd behoeven te worden. Tusschen deze twee methoden, de artistieke en de wetenschappelijke, de idealistische (sit venia verbo!) en de realistische, is daarom zoo slecht een middenweg te vinden, omdat het fa scisme als historische macht zoowel gekenmerkt wordt door zijn demonie als door zijn specifieke banaliteit: een halve omwerking tot kunst zou niet tegen de eerste op kunnen, een halve ontmaskering op grond van feiten legde het af tegen de tweede ! Nog afgezien van het algemeene peil van Hiegentlich's boek, dat zooals gezegd niet zeer hoog is, schiet het om deze reden, vooral als bestrijdingsmethode, te kort. Nu weet ik wel, dat de auteur meer heeft willen doen dan enkel het fascisme bestrijden, maar als zoodanig valt zijn boek toch het meest op, als zoodanig héft het zelfs, algemeen cultureel beschouwd, eenige verdiensten. Mijn grootste bezwaar er tegen is, dat niet alleen de politieke en psychologische tegenkrachten te zwak ontwikkeld zijn om het fascisme te ver nietigen in het boek zelf, maar dat dit fascisme, en niet alleen in de volslagen hersenlooze en in zijn naïeve ijdelheid van vermakelijk snel onaannemelijk wordende Robert van Thorn, voor gesteld wordt als zooiets doms, vulgairs, slaps en meligs, dat wij er niet meer in gelooven, ook al weten we, dat de realiteit inderdaad zoo (en nog veel erger) zou kunnen zijn! Robert van Thorn is goed opgezet, de typische dol geworden raté" die fa scist wordt uit ressentiment en om den broode, maar reeds zijn vocabu laire, dan weer te triviaal, dan weer te hondsch, dan weer te stompzinnig, bewijst, dat Hiegentlich niet aan de realiteit toegekomen is en op half slachtige wijze fantaseert over het fascisme. In de uitwerking is de redac teur van Dievo een ledepop in de han den van Jacob Hiegentlich, die hem stompt en kneedt en menschelijk laat zijn, maar hem niet maakt tot een zij het ook bescheiden exponent van iets dat geschiedenis" is kunnen worden. Fascistische machthebbers hebben bij al hun twijfelachtige qualiteiten toch ruimte om zich heen", al was het maar door de plaats waar zij staan of zich zien staan, al was het maar door de demonie van het massale. In Hiegent lich's E. D. B., voor zoover we die voor ons geestesoog mogen aanschouwen, trapt men op eikaars eksteroogen en put zich uit in ongecompliceerde scheld partijen. HIEGENTLICH schrijft vlot, wat slordig, zijn Nederlandsen lijkt soms al zeer weinig authentiek, en met een voorliefde voor (hij zelf zou zeggen: ,,een afwijking voor") beschrij vingen en gemakkelijke schilderachtigheden, waarin de uit zichzelf toch al niet bijzonder sterke of subtiele psycho logie geheel ten onder gaat. Ludo's escapade naar Parijs is er een voor beeld van; er bestaan Parijsche ansich tenseries die van een geringere opmer kingsgave blijk geven, maar onherroe pelijk blijft het hier toch de betere Leo Faust. De evocatie van den Amsterdam sche Kring, waar dames zich anachro nistisch spitsen op een lezing over die griezelige psychoanalyse", is nog veel minder overtuigend. Een goede aanteekening zou men dezen auteur willen geven voor een vlijmscherpe en welgedoseerde ironie, die zich, met name in de eerste helft van het boek, manifesteert aan het slot van sommige hoofdstukken, in slagvaardige pointes als: Ik doe 'n beroep op je idealisme, zei Coemans en hij noemde 't salaris. Toen sloeg Robert toe". Of in een tref fende samenvatting als: Sinds zijn zevende jaar had de heer Moser dus geen kristelijke vrienden meer". Met dit louter verbale vermogen correspon deert dan een nog wel zwak, maar zich toch in het begin en het eind van het boek herhaalde malen openbarend ge voel voor het karakteristieke détail. Het eerste hoofdstuk, de autoreis naar Parijs, belooft den.argeloozen lezer vrij veel, en leest men het boek van achter af aan, de begrafenis van Ludo, wiens zelfmoord door de E. D. B. pro pagandistisch wordt uitgebuit, dan heeft men denzelfden indruk. Het is jammer, dat Hiegentlich zijn begin en zijn einde niet onmiddellijk bij elkaar kon laten aansluiten. en. H. MARSMAN I' 14 l icktet&cka T Bruito Frank: Cervante* (Quertdo, Amsterdam) DE taak die Frank zich gesteld heeft, het leven te beschrijven van een dichter uit het verleden, verbergt een dubbele moeilijkheid. De eerste ligt in de vraag hoe men het dichterschap van zijn figuur moet uitdrukken. Es ist mit der Genialitat eines Mannes bestellt wie mit der Frauenschönheit: das Wort vermag sie nur zu behaupten, nicht sie spürbar zu machen", zegt Frank ergens, en inder daad ligt in deze erkenning de kern van het stereotype tekort van iederen roman over dichters en over hen niet alleen. Men kan hen teekenen, terwijl zij wer ken, men kan stukken citeeren van wat zij schrijven, men kan de reacties van anderen geven op hun dichterschap, maar men komt met dit al geen stap verder. Het blijft bij de simpele bewe ring, waarin Frank, blijkbaar noode, berust. Het dichterschap is alleen dich terlijk, en door den dichter zelf te realiseeren. Toch brengt dit voor den lezer tot het laatst toe een gevoel van onbevredigd heid mee; men voelt zich tekort gedaan; men begint de lectuur met het gerecht vaardigde gevoelsaxioma dat het dich terschap van een dichter een essentieel bestanddeel vormt van zijn leven, ook als hij het verbergt en men krijgt, strijk en zet, in dit soort boeken van dat essentieele element niets dan wat uiterlijkheden te zien, en enkele citaten. Maar de kern van de zaak, de verhouding van dichterschap en leven wordt nauwelijks aangeroerd. (Verge lijk Edschmid over Lord Byron, Albrecht Schaeffer over Georg Trassen berg). De tweede moeilijkheid schuilt in de problematiek van den historischen roman. Ik voor mij zou mij in zoo'n geval niet alleen niet ontzien om de historische feiten te gebruiken zooals mijn conceptie van de figuren dit mee bracht, ik zou er niet voor terugschrik ken figuren uit het verleden te zien als modern psycholoog. Alle andere hou dingen ontstaan uit een verkeerd res pect voor het verleden, en de menschen uit vroeger tijden zien zooals zij zichzelf en hun tijdgenooten hen zagen dit blijft werkelijk een vrome wensch. DE traditioneele historische roman geeft een minimum van psycholo gie en een maximum van feiten of wat daarvoor doorgaat. Het resultaat is de beschrijving van een historischen op tocht, waarin de figuren zelfs niet de marionetten zijn van een historisch noodlot, maar de poppen van een maskerade; de gekleurde schimmen vóór het uitvoerig en minutieus geimiteerde decor. Als voorbeeld van een modernen historischen roman, waarin de ver houdingen gelukkig omgekeerd zijn, waarin de menschen als menschen worden gezien, waarin de feiten dienst baar worden gemaakt aan psychologie en verbeelding, noem ik het in da. op zicht voorbeeldige boek van Heinrich Mann, die Jugend des Königs Henri IV. Ik heb voor dit boek persoonlijk slechts een platonische, maar als zoodanig sterke bewondering, doch dit neemt niet weg, dat het de oplossing van het bekende probleem in de juiste richting gezocht heeft, en in menig opzicht bereikt. De eerste moeilijkheid is Frank uit den weg gegaan getuige mijn citaat. De tweede heeft hij veel minder radicaal pogen op te lossen dan Heinrich Mann en men voelt in zijn boek dan ook steeds een tekort aan psychologie; hét is niet indrin gend en boeiend genoeg en er was zeker meer van te maken geweest. Frank overlaadt ons overigens niet met een encyclopedischen stortvloed van feiten, waartusschen zijn menschen op de gebruikelijke wijze schuil zouden gaan als de verstarde, verkleede fi guranten van een tableau vivant. Hij heeft tusschen de verkeerde en de goede methode een gelukkig evenwicht bereikt. Daarbij is zijn boek voortreffe lijk, neen meesterlijk geschreven: in een sober, beheerscht, voornaam Duitsch vertelt hij rustig, snel en onder houdend. Maar dezelfde distinctie die het meesterschap vormt van zijn stijl, leidt tot het genoemde tekort: als hij iets minder koel en gereserveerd was geweest, had hij zich vermoedelijk met meer hartstocht en sterker in zijn figu ren verdiept en zijn verhaal had be halve uitzonderlijke stylistische qua liteiten tevens den hartslag van een diep bewogen leven gehad. Een slecht beheerd talent Maurfts Dekker: Amsterdam (Sala mander-reek*, Qucrldo, A'dam) MET de keuze, om juist Dekker's roman Amsterdam" in de Salamander-reeks te herdruk ken, kan ik het moeilijk eens zijn. Het is een rommelig en ratelend boek, deze Amsterdamsche Rhapsodie, en bij herlezing valt het bovendien nog danig tegen. Het is soms wel eens amu sant, maar zelden gees tig, soms wel raak", maar zelden treffend en de schrijver slaat wat men noemt herhaaldelijk door. Dat hij dit op een enkel punt zelf heeft ingezien (het kan ook zijn, dat zijn uitgever er hem op attent heeft ge maakt), blijkt uit het feit, dat hij den beruchten aanval op A. M. De Jong in dezen herdruk heeft geschrapt. Ook heeft hij in een voetnoot een onvriendeWoutcr Paap lijkheid aan het adres van Henri Polak teruggenomen. Dergelijke uitvallen kun nen in een roman, zelfs in een tijds roman, als Amsterdam" wil zijn, dan ook beter achterwege blijven. Wanneer Maurits Dekker het boek n zijn geheel nog eens critisch had doorgenomen (doch zelfcritiek schijnt niet de sterkst ontwikkelde eigenschap van dezen auteur te zijn), zou het nog .voor tal van coupures vatbaar zijn ge bleken. In litterair opzicht zou het niet eens te betreuren zijn geweest, wan neer het boek zóó radicaal was uit gedund, dat allén de figuur van den klokkenmaker Alfred Armin was overgeschoten. De roman zou dan zijn teruggebracht tot een kort verhaal, doch een subliem verhaal, want de beschrijving van Armin's leven en droomen stijgt verre uit boven het gemiddelde niveau van dit boek. In deze passages herkent men den auteur uit de periode, waarin hij Waarom ik niet krankzinnig ben" en Reflex" schreef, de romans welke ik nog steeds voor zijn beste werken houd en die reeds te lang een geïsoleerde en vrijwel vergeten plaats innemen in zijn oeuvre. Wanneer Maurits Dekker zich aan de beloften gehouden had, welke hij met deze boeken deed, was hij wellicht uit gegroeid tot een, zij het bescheiden, Nederlandschen Kafka. Nu is hij nog steeds een dubieuze, stuurlooze figuur in onze hedendaagsche literatuur, een talent ongetwijfeld, maar een slecht beheerder van dit talent. Een herdruk van Reflex" of van Waarom ik niet krankzinnig ben" (waarbij hij dan even tueel zijn pseudoniem had kunnen laten vallen) had althans het nut ge had, dat men nog bijtijds herinnerd werd aan Dekker's mogelijkheden, mogelijkheden welke vél verder reiken dan dit stukje gehaaide kunst-inhemdsmouwen, dat thans, grooten deels ten onrechte, per Salamander is verduurzaamd. TIEN JAAR CENTRALE FILMKEURING HET ongeveer lo-jarig bestaan van het Bioscoopbesluit en de instelling van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring geeft aan leiding tot een nadere beschouwing over deze film keuring, waarvan de gemiddelde bioscoopbezoeker het bestaan alleen maar bij name kent. Immers het ontgaat hem, dat deze keuring het programma zeer positief beïnvloedt, enerzijds door het meestal lautlos" achterhouden van soms zeer interes sante films en het eveneens in stilte doen aanbrengen van coupures, anderzijds door de pre ventieve werking doordat de exploitanten van te voren reeds couperen, ter voorkoming van afkeu ring en daardoor ontstane kosten. Nadat op 21 Mei 1927 het Bioscoopbesluit" bij de regering was inge diend, werd op i Sep tember daaropvolgende de heer D. van Staveren aangezocht als voorzit ter van de Centrale Com missie, waarmede de keuring na een voor bereiding van in totaal bijna 10 jaar! feite lijk tot stand was geko men. Alle films met het te gebruiken reclamemate riaal moeten voor open bare vertoning toelaat baar" worden verklaard, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de leeftijd der toeschouwers tussen 14 en 18 jaar en alle leeftijden". Boven dien blijft voor katho lieken nog een nakeu ring" mogelijk en kun nen burgemeesters uit sluitend op grond van gevaar voor ordever storing" toelaatbaar ver klaarde films in hun ge meente verbieden. OOK voor wie de wenselijkheid of noodzaak van een keu ring voor jeugdige toe schouwers erkent, blijft de vraag, of een keuring voor volwassenen aan vaardbaar is. Het ant woord hierop moet m.i. een innerlijke tegenspraak inhouden: hoewel principieel elke censuur voor volwassenen te verwerpen is, schijnt practisch voor alsnog een keuring wenselijk tot wering van inder daad voor de geestelijke volksgezondheid schadelijke producten. Zelfs een cineast als RenéClair slaakte in een artikel Du thédtre au Cinéma" (LeTemps i8-7-'32) de verzuchting: Waarom waakt geeri censuur tegen stompzinnigheid, zoals er maatregelen D. C. van der Poel zijn tegen de handel in absinth en bedwelmende middelen? Heeft de geest van een volk dan minder waarde dan zijn lichamelijk welzijn?" Men behoeft het reclamemateriaal der verschillen de films maar geregeld te zien, om er aan herinnerd te worden, op welke elementen bij het publiek de meeste ondernemers steeds weer geneigd zijn hun zakelijk succes te baseren. Heeft men de practische noodzaak, of wenselijkheid, van de keuring een maal aanvaard, dan is de voorkeur voor een centrale keuring boven de vroegere plaatselijke keuringen buiten twijfel, al blijft dan ook tegenover elke vorm Scène uit ,,De Matrozen von Kroonstod" (het verdrinken van'de matrozen) welke hij de filmkeuring als ,.al te f ruwe/ijk" geen genode kon vinden, moor door onderen juist zeer bewonderd werd om de wijze waarop hierbij elke valse sensatie is vermeden Uit deze normen blijkt reeds onmiddellijk het noodzakelijk subjectieve oordeel van de keuring, daar vooral het begrip goede zeden" geen exact criterium vormt en verschil van mening en waar dering op dit punt allerminst uitgesloten is. Bovendien wordt echter van de keuringscommis sie een nog verder gaande en vrijere interpretatie geëischt, daar de formulering: niet in strijd met de goede zeden of de openbare orde" zoals eensgezind heid over de norrn der goede zeden" zou bestaan veel meer films zou uitsluiten, dan de bedoeling van den wetgever is. Immers in strijd" met de goede zeden is heel veel, wat het geoorloofde onderwerp van de filmproductie uitmaakt. Zelfs als wij bereid zijn de oorlog en alles wat daarmede samenhangt te aanvaarden als in onze maatschappij wél tot de goede zeden" behorend, dan sluit dit criterium, om maar n kleinigheid te noemen, toch in elk geval alle misdaad uit. In de practijk neemt de keuring dan ook een ruimer standpunt in zoals de voorzitter het in een rede, uitgesproken in de algemene vergadering van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring op 27 Februari 1935 die hij ook nu nog be schouwd wenst te zien als een uiteenzetting van zijn mening inzake het gehele vraagstuk van de keuring formuleer de: Wij hebben ons slechts af te vragen, wat zal deze film of scène bij het publiek ,doen' ?" Intussen wordt in de practijk ook het trou wens in de wet niet zo geformuleerde crite rium van gevaar niet con sequent als leiddraad genomen. Volgens de rorm: niet in strijd met ae goede zeden of de openbare orde," zou stel lig veel meer moeten worden afgekeurd. Vol gens de norm: geen gevaar voor de goede zeden of de openbare orde", zou veel minder mogen worden afge keurd. De keuring zoekt dus een gulden middenweg" met het onvermijdelijke gevolg dat dit de subjec tiviteit van haar oordeel nog weer eens extra ver sterkt. net zwaartepunt der filmkeuring van censuur, ook al is de noodzaak of wenselijkheid daarvan erkend, een voortdurende waakzaamheid geboden. GEKEURD wordt volgens de normen ,,goede zeden" en openbare orde", in dien zin, dat flims als niet in strijd" daarmede, voor openbare vertoning door de Centrale Commissie toelaatbaar moeten worden verklaard. H ET zwaartepunt van de filmkeuring ligt dus geheel bij de Centrale Commissie, waarbij de wet maar een zeer vaag en rekbaar uitgangspunt aangeeft. Ontoelaatbaarverklaring van films of scènes, die onze tegenzin wekken" of tegen onze volksaard" zijn zoals de heer van Staveren dat formuleert roepen, hoe goed ook bedoeld, toch ons wantrouwen op, omdat hier een groepje mensen met alle mense(Slot op pag. 15) WIT I FM PTTPER 77 AJLrfJL*JLjl»J- JL JL J Jl JJrJLX Muziek ALBERT ROUSSEL (18694937) DE componist Roussel, wiens overlijden op 23 Aug. 1.1. werd gemeld, vertoont, muziekhistorisch gezien, twee aangezichten. Hij was, na elkander, classicist en impres sionist, str e ver naar monumentaliteit en miniaturist. Doch noch in hét eene genre, noch in het andere, was het hem gegeven het niveau der volstrekte onaantastbaarheid te bereiken. Als impressionist was hij te zeer de mindere van Debussy; als hoeder der strenge academische traditie was hij te arti stiek, te weinig geborneerd. Men zou kunnen constateeren dat de tweespalt in zijn wezen terug te voeren is op zijn vertraagd begin. Ge boren in 1869,'begon hij pas in 1894 muziek te studeeren, en dat wel bij d'Indy, aan de Schola Cantorum. Hij had toen ruim een derde deel van zijn levenstijd reeds achter zich; zijn geest en zijn wil, zijn receptiviteit en zijn opvattingen waren reeds geheel ge vormd. (De carrière-van zee-officier, welke hij eerst gekozen had, is immers van zeer veel groot er invloed op iemands karaktervorming dan het meerendeel der vastelandsbetrekkingen 1). Achteraf kan ook geconstateerd worden, dat de opleiding welke hij, in den geest van César Franck, van d'Indy ontvangen heeft, met sommige kanten van zijn wezen in het geheel niet strookte. Het formalisme van de Schola kwam zeer wel overeen met zijn, ietwat stug, temperament van Noorderling men weet dat Roussel te Rijssel, vlak bij de Belgische grens, geboren is. Dit zijn geen onbelangrijke détails. Aan hun werk is immers evenzeer te hooren, dat Fl. Schmitt een Elzasser is, Ravel een Bask, Debussy een zoon van l'ile de Frarice, Milhaud een Provencaal, Canteloube een Auvergnaat. Roussel's ar tisticiteit daarentegen en tenslotte kan zelfs een Noorderling niet componeeren zonder kunstzinnigheid kwam al vrij spoedig in conflict met d'Indy's dogmatiek. Uit deze periode dateeren de werken van Roussel waar aan hij, a^ wij ons niet vergissen, het hem toekomende partikel onsterfelijk heid te danken zal hebben. Stukken als de Evocations, Ie festin de l'Araignée, kan men niet wegdenken uit het totaal der Europeesche muziek niet slechts der Fransche tusschen 1910 en 1920. DE laatste vijftien jaar van zijn leven wijzen weer naar het begin terug. De abstracties van de strenge vormen, de kunststukken der contrapuntische schrijfwijze, beginnen zijn belangstelling weer te trekken. Hieraan is de heele ontwikkeling der muzikale compositie in Frankrijk na Debussy's dood natuurlijk niet Vreemd. Zelfs een meester als Roussel bleek niet immuun voor de smetstoffen der Russische ziekte, welke Strawinsky naar het Westen had gebracht. Roussel is niet overleden aan dementia neoclassica, gelijk Satie, Auric, Poulenc en zooveel anderen. Maar zijn laatste werken dragen wel duidelijk herken bare sporen van het kwaad, litteekens, waardoor de expressie van de late concerten en symphonieën bepaald geschonden werd. Maar zelfs in die, op zichzelf minder geslaagde, minder persoonlijke schep pingen, blijft het wezen van den maker overal herkenbaar. Roussel was, met Dukas, Schmitt en Ravel, een der sterke vertegenwoordigers van de nieu we Fransche muziek, die tot voor een tiental jaren exemplair was voor het levende Europeesche muziekbesef. ? l; PAG. 8 DE GROENE Ne. 31-43 PAG. 9 DE GROENE Ne. 3M3

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl