Historisch Archief 1877-1940
DE SCHILDER RAOUL HYNCKES
RAOUL Hynckes is een Vlaming, die door
den oorlog naar Holland en naar Amsterdam
is gekomen. Er zijn toen meer Vlamingen
naar Holland getrokken. Sommigen zijn er gebleven
en het lijkt er sterk op, dat Hynckes er zal blijven.
Dat beteekent niet, dat hij verhollandscht is,
ofschoon hij ook met een Hollandsche vrouw
getrouwd is. Hij is langzamerhand wat aan Holland
gewend maar hij is en hij bleef anders. Ik heb
het genoegen hem goed te kennen; ik waardeer
hem ook persoonlijk, maar vergissen is hier onmoge
lijk, .... hij is anders dan zijn gezellen; anders
dan Schumacher, anders dan de Brabantsche
JanSluyters, hij is heftiger, opener, onafhankelijker,
stiller, zoo hij wil; hij heeft meer gevoel voor de
burgerlijke tradities en is feitelijk onverzettelijker;
hij is minder meegaand in der daad, al lijkt hij soms
gemakkelijker in den omgang; hij geeft minder
om winsten verlies; hij is nauwkeuriger in het beheer
der finantiën, doch minder daaraan overgegeven.
Zelfs kan hij hier onafhankelijker zijn als het gaat
om 't zichzelf te zijn, om als kunstenaar een eigen
weg te gaan. Hij ,is en hij bleef een Vlaamsch
burger, lastig, praecies in den omgang, vrij en
eigenzinnig; met de neigingen van een dandy, met
het gevoel voor ceremoniën, de noodzaak daarvan
begrijpt hij en den dieperen grond aanvaardt hij
wanneer de noodzaak hem daarvan duidelijk is,
een vriend, die zijn verrassing bij het weerzien
toont; de natuur in hem. is duidelijk, hoewel hij
ze aan den toom houdt. Hij is nerveus, zoodra hij
wordt gehinderd; een mensch met getrouwheid
jegens de dagelijksche dingen; als zij hem bevallen,
hij is persoonlijk zonder moeite en niet stug ;
bevreesd voor die persoonlijkheid, vroolijk, maar
niet zonder satyre, hij heeft een minachting voor
het onechte. Hij zoekt het door-en-door, het wezen
lijke, niet het aangewende, het overgenomene;
traditie geen conventie. Hij bakt zijn eigen cake;
het recept is niet luk-raak, maar beproefd en
ge' 'oefd; hij heeft geduld en volharding en den trots,
e zuiver doet leven.
A/AT is hij tegenwoordig als schilder? Het is
V V ontegenzeggelijk zeker, dat hij een plaats
inneemt, in Amsterdam, op dit oogenblik, als n
Tegenwoordigen. Waardoor ?
Door een voortreffelijk ambacht het ambacht
van een realist, maar tegelijk door achter dat
realisme nog iets anders te bergen, misschien voor
de meesten onwillekeurig te verbergen. Zijn ont
wikkelingsgang is een andere dan die van Jan van
Herwijnen. Ge zoudt kunnen zeggen dat Van
Herwijnen niets anders had te doen dan inner
lijk dieper te worden zooals dat gewoonlijk gebeurt,
door het leven, door het botsen tegen de moeilijk
heden van dat leven en door een natuurlijker,
sterker worteling van het leven; dat Van Herwijnen
al deze dingen te saam gevat meer openbaar zou
maken in een kleur, die het volumen zou steunen
en vergrooten; de ontwikkeling van Jan van Her
wijnen is eene, die geen nieuwen grond moest
zoeken om te bloeyen, verder te bloeyen hij
moest alleen den eigen grond steeds beter leeren
kennen, beter exploiteeren, daardoor zou blijken
hoe groot de ressources van dien grond waren en
werden, al doend, al wachtend en verwachtend;
en hoe innig zou blijken te zijn, wat zulke grond
droeg. De schilderkunst van Jan van Herwijnen
zou dadelijk, technisch ook, bepaald zijn door haar
spontane wijs van weer te geven?? er zou meer
zoeken zijn bij Hynckes, een verder doel, een verder
van den oorsprong verwijderd doel, een langer
gevecht, meer wijziging.
We vinden bij Jan van Herwijnen een breed
impressionistische daad, maar niet lukraak, zooals
het oude impressionisme dat kon wezen, en een
dat met den tijd mee zeker een hechter vorm
verwierf, ook met dien tijd het charmant maar
leeger wordend anarchisme verwierp en tegelijk
door nieuwe kracht het mogelijk te theoretische
in dien tijd tot natuurlijker, steeds eigen bloey voedde
in een afkeer toch van alle ijdele versiering.
Het doel van Hynckes op zijn tocht was een onweer
staanbare vormen volumen, en van af zijn impressio
nisme, luminisme, langs het cubisme, een realisme
en daardoor ook een volledig ambacht.
HET is niet voldoende hier alleen namen te
noemen, er moet verklaard worden en uit
gelegd. Ge vindt dus in het werk van Hynckes de
schilderwijs, het zien van de groote bewegingen in
de negentiende eeuw, het impressionisme met zijn
vervolg het luminisme, met den tegenstander die,
zat van het licht, den vorm weer wou, theoretisch
toch en dat het realisme, dat de natuurlijkheid ten
slotte hier was, het gewone" het naar den vorm
meer objectieve. Maar wat was dat impressionisme ?
Het impressionisme was het begin van het verlaten
van het staande (niet voor den eersten keer) voor het
bewegende in de natuur, het was de gang naar het
licht, dat den vorm aantast en kan vernielen; het
was de voorkeur voor het niet-tastbare tégen en
boven het tastbare. Toen het begon was het het
leven tegenover iets wat zijn eigen dood stierf;
het deed de kleur met de natuur (het landschap)
herleven het zag alles als een landschap, ge
voelig, beweeglijk. Maar het week niet opeens zoo
ver naar het physische alleen. Personen kunnen
sprongen doen, groepen doen dat niet. Het impres
sionisme had kleur en stemming in die kleur. Dat
was de gevoeligheid van het impressionisme, het
gevoel in het impressionisme.
In de kleur zoowel als in de teekening.
Langzamerhand zou de drift verminderen. In
de school, die op den hartstocht van de aandoening
steunde zou het gevoel kleiner worden, de golf van
het gevoel kleiner, de kleur kleiner, de teekening
kleiner (de Haagsche school op haar eind!) Charme
zou meer en meer waard worden, de zwier naar het
spel van het licht was nog niet uitgespeeld. Weten
schappelijkheid zou zich vertooneri; er zou meer
dan ooit gepoogd worde, n zich niet door de natuur
in de luren te laten leggen; het licht zou ontleed
worden op het schilderij, het licht zou de eerste
persoon van het schilderij zijn, triompheeren over
den vorm (neo-impressionisme) een mensch
in de zon is iets anders dan een mensch in de
schaduw; het licht, de verlichting l We zouden de
lyriek van het licht krijgen na de lyriek van den
vorm. Maar wat ge wegduwt, keert terug om een
hoek. In het pointillisme vindt ge merken van het
decoratieve, steeds onbespeurd als zoodanig I De
verdeeling van het schilderij heeft dan iets decora
tief s door de schilderwijs; het verdeelt in regel
matige vlakken kleur zoo mogelijk (regelmatig)
naar de kleurvlek. Het decoratieve is een over
weging, een geestelijk element, ingevoerd. Het is
een wilsuiting tegen het ongebondene in zijn
toepassing. Het cubisme zou openbaar, straffer
elementen invoeren; mathematische elementen;
\
DOOR ALBERT PLASSCHAERT
KARAKTERISEERINQ II
het zou den vonn herstellen op ruimer wijs, het
tastbare weer tot eer brengen. Ik spreek hier over
het Hollandsch cubisme; het zpu het volumen
erkennen; tastbaar, het zou vereenvoudigend
werken en 't grooter doen verschijnen.
Het cubisme is n der latere richtingen, ziens
wijzen, die een wezentlijkheid zouden zijn. Le
Fauconnier, de Franschman, heeft het, eerst meer
theoretisch, later vruchtbaarder voor ons land, in
Holland metterdaad verdedigd, in een eenvoudigen
vorm, in een natuurlijken vorm, met kleur. Zijn
werk heeft grooten invloed gehad b.v. op de
Bergsche school. Ook wel omdat hij in het theoretische
maat leerde houden, niet star overdreef, het program
niet overdreef". Hoewel de mathematische
volumina: cubus, cylinder, kegel en bol bij hem grond
vormen zijn, meende hij ten slotte niet, dat ze in de
schilderkunstige voorstelling onverwrikbaar zuiver
moesten voorkomen; dat een mensch als vorm
iets anders was dan een heele ophooping van
cubi, bollen, cylinders, kegels. Hij begreep, waar
het bij Cézanne om ging: om vaste volle volumina,
om de tastbaarheid, om het groot verschijnen van
den vorm, aan de wisselvalligheid van het leven
aangepast, maar niet meer overheerscht door een
onregelmatigen storm: dien van het licht. De vorm,
volumina met stabiliteit waren waaruit de verschij
ning bestond, niet iets van een oogenblik, er was
meer traagheid in de wereld dan de scholen, die
het licht aanbaden, haar wouden toekennen....
er was meer tijd voor de saamvatting, voor de
bezinning, voor de idee. Er was tijd voor de materie
als zoodanig, er kwam tijd voor de verschillende
materie. Als zoodanig is de werking van het cubisme
een werking vóór den terugkeer van het realisme
(als reactie), in de schilderkunst en voor den terug
keer naar het schilderlijk ambacht, dat wij bij de
lateren vinden.
DE realist, ik zei het u, is de man der verscheiden
heid, van het verschillende, van de verschillende
materiën. Hij moet zijn kunst verfijnen daarvoor,
lenig en leniger maken, er zijn vele problemen. De
realist is hij, die van het uiterlijk uitgaand (dat is
zijn begin) tot het innige kan komen door de diepte
zijner waardeering. De Delftsche Vermeer is n
dier zeldzame, groote Innigen, en wie schilderde
natuurlijker en bloeyender een zwaar, Perzisch
tapijt? Maar zelfs als hij niet tot deze grootheid of
liever dien volkomen staat komt, staat de realist
voortdurend tegenover weer te geven dingen buiten
zich. Hij kan ze als de romanticus niet herschapen
zien door of in zich zelf integendeel, dat is de
gave van den anderen (den romanticus, den
weerpartijder). Hij moet ze maken zooals ze hem gegeven
worden of zooals ze voor hem staan. De lyriek der
gemeenzaamheid, de adem van de gemeenzaam
heid is niet tusschen hen en hem er is
altijd een stap van het eene naar den andere.
De romanticus treedt in een deel van zichzelf,
dat gewoonlijk langer duurt voor hij het als zoo
danig herkent en vindt en dan gevonden i's, de
realist doet eiken dag nieuwe vondsten, die hij
telkens nieuw schilderkunstig moet realiseeren.
Hij is, de realist, de onophoudelijke ambachtsman.
In de nieuweren zien wij dien trouwen ambachts
man met genoegen opstaan. Hij was weer noodig
geworden; we waardeeren het studieuze weer.
Het is een oud iets, dat weer nieuw is en noodig.
Het ambacht, de kennis der materialen en de kennis
der technieken geef t het genie niet, maar mede geeft
het genie de kennis van het ambacht. Zij steunen
elkaar, zij maken elkaar volledig opnieuw
onweerstaanbaar. Het is altijd te betreuren, wanneer
zij beide niet gelijkelijk aanwezig zijn. Er is meer dan
n ambacht, zooals er meer dan n uiting, ziens
wijze is. De techniek moet, voldoet zij inderdaad, een
functie zijn van het aanzettend scheppen. Maar het
gebeurt, dat een der beide toch onderschat wordt
in haar waarde. Zooals een tijdperk dood kan
gaan aan de overschatting van het technische,
van het technisch kennen dikwijls, dat is de dag
vóór een picturale revolutie! zoo hebben wij een
tijd gekend of liever tijden, dat het leek, dat het
technische, het ambacht, het kennen daarvan een
hulpmiddel voor stumperds was; een aantal schilde
rijen leken alleen den geest noodig te hebben en
niet de handen. .
Het lijkt mij meer en te zeker dat dit weer voor
bij is; bij de nieuwere Amsterdammers is het voorbij
en wordt het ambacht niet alleen gekend maar
geëerd en gezocht, zooals ik schreef: het realistisch
ambacht. Ook bij Hynckes. Meer is er door deze korte
kenschetsing van dat, waardoor en waarlangs
Hynckes in zijn ontwikkelingsgang heen ging en
door ging, waaraan hij deel nam, nog niets te bepalen,
vast te stellen.
WANNEER wij bekennen, dat zijn laatste werk,
dat der doodskoppen, dat der muurtjes, dat
van het dorre hout, dat der groote spijkers, dat der
stukken beton, van het koord, van de nijptang,
alles als de materialen van een kruisiging, waar de
doode Christus tot nu toe alleen wordt gemist,
ons heeft getroffen als eindelijker, definitiever en
werkelijker staat dan al het voorafgaande werk
en dat daarnaast en onbetwijfeld, het rustig stille
ven met het glas wijn, dan zult ge begrijpen, dat wij
hier aan de persoonlijkheid, aan zijn afzonderlijk
heid toe zijn. De geschiedenis der schilderkunst
bestaat uit personen, hoe, soms, ook door velerlei
gebonden, verbonden.
Daardoor bestaat zij ten eerste: uit geestelijke,
technische persoonlijkheden. Dat maakt het her
kennen, het namen noemen mogelijk, dat maakt de
psychologische studies zoo verrukkelijk en ver
moeiend en dat maakt het herkennen, het vinden
van den achtergrond, den geestelijken achtergrond
of die van gevoeld, zoo verklarend, verduidelijkend.
Uit zulken achtergrond wordt het
gedeeltelijkverzwegene duidelijk. Die achtergrond is bij Van
Herwijnen het verlangen naar innigheid, bij
Hynckes is hij tragisch-dreigend.
BIOGRAPHISCHE NOTITIES
DAOUL HYNCKES, geboren te Brussel, n Mei
?* 1893. Leerling aan de Academie voor Schoone
Kunsten te Brussel en Mechelen.
Exposeerde voor de eerste maal te Brussel in 1911.
Werkte te' Brussel (Rood Klooster), Nieuport,
Dixmude, Dordrecht, Volendam, Thorn, Amster
dam.
Tot 1925, Landschap, rivier, havens (Impressio
nisme)
1925, eerste cubistische stillevens.
1933» realisme.
BIJ DE FOTO'S
Links: Het glas roode wijn (1935), part. bezit.
Rechts: De spons van bitterheid (1934) Museum,
den Haag.