De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 28 augustus pagina 6

28 augustus 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE SCHILDER RAOUL HYNCKES RAOUL Hynckes is een Vlaming, die door den oorlog naar Holland en naar Amsterdam is gekomen. Er zijn toen meer Vlamingen naar Holland getrokken. Sommigen zijn er gebleven en het lijkt er sterk op, dat Hynckes er zal blijven. Dat beteekent niet, dat hij verhollandscht is, ofschoon hij ook met een Hollandsche vrouw getrouwd is. Hij is langzamerhand wat aan Holland gewend maar hij is en hij bleef anders. Ik heb het genoegen hem goed te kennen; ik waardeer hem ook persoonlijk, maar vergissen is hier onmoge lijk, .... hij is anders dan zijn gezellen; anders dan Schumacher, anders dan de Brabantsche JanSluyters, hij is heftiger, opener, onafhankelijker, stiller, zoo hij wil; hij heeft meer gevoel voor de burgerlijke tradities en is feitelijk onverzettelijker; hij is minder meegaand in der daad, al lijkt hij soms gemakkelijker in den omgang; hij geeft minder om winsten verlies; hij is nauwkeuriger in het beheer der finantiën, doch minder daaraan overgegeven. Zelfs kan hij hier onafhankelijker zijn als het gaat om 't zichzelf te zijn, om als kunstenaar een eigen weg te gaan. Hij ,is en hij bleef een Vlaamsch burger, lastig, praecies in den omgang, vrij en eigenzinnig; met de neigingen van een dandy, met het gevoel voor ceremoniën, de noodzaak daarvan begrijpt hij en den dieperen grond aanvaardt hij wanneer de noodzaak hem daarvan duidelijk is, een vriend, die zijn verrassing bij het weerzien toont; de natuur in hem. is duidelijk, hoewel hij ze aan den toom houdt. Hij is nerveus, zoodra hij wordt gehinderd; een mensch met getrouwheid jegens de dagelijksche dingen; als zij hem bevallen, hij is persoonlijk zonder moeite en niet stug ; bevreesd voor die persoonlijkheid, vroolijk, maar niet zonder satyre, hij heeft een minachting voor het onechte. Hij zoekt het door-en-door, het wezen lijke, niet het aangewende, het overgenomene; traditie geen conventie. Hij bakt zijn eigen cake; het recept is niet luk-raak, maar beproefd en ge' 'oefd; hij heeft geduld en volharding en den trots, e zuiver doet leven. A/AT is hij tegenwoordig als schilder? Het is V V ontegenzeggelijk zeker, dat hij een plaats inneemt, in Amsterdam, op dit oogenblik, als n Tegenwoordigen. Waardoor ? Door een voortreffelijk ambacht het ambacht van een realist, maar tegelijk door achter dat realisme nog iets anders te bergen, misschien voor de meesten onwillekeurig te verbergen. Zijn ont wikkelingsgang is een andere dan die van Jan van Herwijnen. Ge zoudt kunnen zeggen dat Van Herwijnen niets anders had te doen dan inner lijk dieper te worden zooals dat gewoonlijk gebeurt, door het leven, door het botsen tegen de moeilijk heden van dat leven en door een natuurlijker, sterker worteling van het leven; dat Van Herwijnen al deze dingen te saam gevat meer openbaar zou maken in een kleur, die het volumen zou steunen en vergrooten; de ontwikkeling van Jan van Her wijnen is eene, die geen nieuwen grond moest zoeken om te bloeyen, verder te bloeyen hij moest alleen den eigen grond steeds beter leeren kennen, beter exploiteeren, daardoor zou blijken hoe groot de ressources van dien grond waren en werden, al doend, al wachtend en verwachtend; en hoe innig zou blijken te zijn, wat zulke grond droeg. De schilderkunst van Jan van Herwijnen zou dadelijk, technisch ook, bepaald zijn door haar spontane wijs van weer te geven?? er zou meer zoeken zijn bij Hynckes, een verder doel, een verder van den oorsprong verwijderd doel, een langer gevecht, meer wijziging. We vinden bij Jan van Herwijnen een breed impressionistische daad, maar niet lukraak, zooals het oude impressionisme dat kon wezen, en een dat met den tijd mee zeker een hechter vorm verwierf, ook met dien tijd het charmant maar leeger wordend anarchisme verwierp en tegelijk door nieuwe kracht het mogelijk te theoretische in dien tijd tot natuurlijker, steeds eigen bloey voedde in een afkeer toch van alle ijdele versiering. Het doel van Hynckes op zijn tocht was een onweer staanbare vormen volumen, en van af zijn impressio nisme, luminisme, langs het cubisme, een realisme en daardoor ook een volledig ambacht. HET is niet voldoende hier alleen namen te noemen, er moet verklaard worden en uit gelegd. Ge vindt dus in het werk van Hynckes de schilderwijs, het zien van de groote bewegingen in de negentiende eeuw, het impressionisme met zijn vervolg het luminisme, met den tegenstander die, zat van het licht, den vorm weer wou, theoretisch toch en dat het realisme, dat de natuurlijkheid ten slotte hier was, het gewone" het naar den vorm meer objectieve. Maar wat was dat impressionisme ? Het impressionisme was het begin van het verlaten van het staande (niet voor den eersten keer) voor het bewegende in de natuur, het was de gang naar het licht, dat den vorm aantast en kan vernielen; het was de voorkeur voor het niet-tastbare tégen en boven het tastbare. Toen het begon was het het leven tegenover iets wat zijn eigen dood stierf; het deed de kleur met de natuur (het landschap) herleven het zag alles als een landschap, ge voelig, beweeglijk. Maar het week niet opeens zoo ver naar het physische alleen. Personen kunnen sprongen doen, groepen doen dat niet. Het impres sionisme had kleur en stemming in die kleur. Dat was de gevoeligheid van het impressionisme, het gevoel in het impressionisme. In de kleur zoowel als in de teekening. Langzamerhand zou de drift verminderen. In de school, die op den hartstocht van de aandoening steunde zou het gevoel kleiner worden, de golf van het gevoel kleiner, de kleur kleiner, de teekening kleiner (de Haagsche school op haar eind!) Charme zou meer en meer waard worden, de zwier naar het spel van het licht was nog niet uitgespeeld. Weten schappelijkheid zou zich vertooneri; er zou meer dan ooit gepoogd worde, n zich niet door de natuur in de luren te laten leggen; het licht zou ontleed worden op het schilderij, het licht zou de eerste persoon van het schilderij zijn, triompheeren over den vorm (neo-impressionisme) een mensch in de zon is iets anders dan een mensch in de schaduw; het licht, de verlichting l We zouden de lyriek van het licht krijgen na de lyriek van den vorm. Maar wat ge wegduwt, keert terug om een hoek. In het pointillisme vindt ge merken van het decoratieve, steeds onbespeurd als zoodanig I De verdeeling van het schilderij heeft dan iets decora tief s door de schilderwijs; het verdeelt in regel matige vlakken kleur zoo mogelijk (regelmatig) naar de kleurvlek. Het decoratieve is een over weging, een geestelijk element, ingevoerd. Het is een wilsuiting tegen het ongebondene in zijn toepassing. Het cubisme zou openbaar, straffer elementen invoeren; mathematische elementen; \ DOOR ALBERT PLASSCHAERT KARAKTERISEERINQ II het zou den vonn herstellen op ruimer wijs, het tastbare weer tot eer brengen. Ik spreek hier over het Hollandsch cubisme; het zpu het volumen erkennen; tastbaar, het zou vereenvoudigend werken en 't grooter doen verschijnen. Het cubisme is n der latere richtingen, ziens wijzen, die een wezentlijkheid zouden zijn. Le Fauconnier, de Franschman, heeft het, eerst meer theoretisch, later vruchtbaarder voor ons land, in Holland metterdaad verdedigd, in een eenvoudigen vorm, in een natuurlijken vorm, met kleur. Zijn werk heeft grooten invloed gehad b.v. op de Bergsche school. Ook wel omdat hij in het theoretische maat leerde houden, niet star overdreef, het program niet overdreef". Hoewel de mathematische volumina: cubus, cylinder, kegel en bol bij hem grond vormen zijn, meende hij ten slotte niet, dat ze in de schilderkunstige voorstelling onverwrikbaar zuiver moesten voorkomen; dat een mensch als vorm iets anders was dan een heele ophooping van cubi, bollen, cylinders, kegels. Hij begreep, waar het bij Cézanne om ging: om vaste volle volumina, om de tastbaarheid, om het groot verschijnen van den vorm, aan de wisselvalligheid van het leven aangepast, maar niet meer overheerscht door een onregelmatigen storm: dien van het licht. De vorm, volumina met stabiliteit waren waaruit de verschij ning bestond, niet iets van een oogenblik, er was meer traagheid in de wereld dan de scholen, die het licht aanbaden, haar wouden toekennen.... er was meer tijd voor de saamvatting, voor de bezinning, voor de idee. Er was tijd voor de materie als zoodanig, er kwam tijd voor de verschillende materie. Als zoodanig is de werking van het cubisme een werking vóór den terugkeer van het realisme (als reactie), in de schilderkunst en voor den terug keer naar het schilderlijk ambacht, dat wij bij de lateren vinden. DE realist, ik zei het u, is de man der verscheiden heid, van het verschillende, van de verschillende materiën. Hij moet zijn kunst verfijnen daarvoor, lenig en leniger maken, er zijn vele problemen. De realist is hij, die van het uiterlijk uitgaand (dat is zijn begin) tot het innige kan komen door de diepte zijner waardeering. De Delftsche Vermeer is n dier zeldzame, groote Innigen, en wie schilderde natuurlijker en bloeyender een zwaar, Perzisch tapijt? Maar zelfs als hij niet tot deze grootheid of liever dien volkomen staat komt, staat de realist voortdurend tegenover weer te geven dingen buiten zich. Hij kan ze als de romanticus niet herschapen zien door of in zich zelf integendeel, dat is de gave van den anderen (den romanticus, den weerpartijder). Hij moet ze maken zooals ze hem gegeven worden of zooals ze voor hem staan. De lyriek der gemeenzaamheid, de adem van de gemeenzaam heid is niet tusschen hen en hem er is altijd een stap van het eene naar den andere. De romanticus treedt in een deel van zichzelf, dat gewoonlijk langer duurt voor hij het als zoo danig herkent en vindt en dan gevonden i's, de realist doet eiken dag nieuwe vondsten, die hij telkens nieuw schilderkunstig moet realiseeren. Hij is, de realist, de onophoudelijke ambachtsman. In de nieuweren zien wij dien trouwen ambachts man met genoegen opstaan. Hij was weer noodig geworden; we waardeeren het studieuze weer. Het is een oud iets, dat weer nieuw is en noodig. Het ambacht, de kennis der materialen en de kennis der technieken geef t het genie niet, maar mede geeft het genie de kennis van het ambacht. Zij steunen elkaar, zij maken elkaar volledig opnieuw onweerstaanbaar. Het is altijd te betreuren, wanneer zij beide niet gelijkelijk aanwezig zijn. Er is meer dan n ambacht, zooals er meer dan n uiting, ziens wijze is. De techniek moet, voldoet zij inderdaad, een functie zijn van het aanzettend scheppen. Maar het gebeurt, dat een der beide toch onderschat wordt in haar waarde. Zooals een tijdperk dood kan gaan aan de overschatting van het technische, van het technisch kennen dikwijls, dat is de dag vóór een picturale revolutie! zoo hebben wij een tijd gekend of liever tijden, dat het leek, dat het technische, het ambacht, het kennen daarvan een hulpmiddel voor stumperds was; een aantal schilde rijen leken alleen den geest noodig te hebben en niet de handen. . Het lijkt mij meer en te zeker dat dit weer voor bij is; bij de nieuwere Amsterdammers is het voorbij en wordt het ambacht niet alleen gekend maar geëerd en gezocht, zooals ik schreef: het realistisch ambacht. Ook bij Hynckes. Meer is er door deze korte kenschetsing van dat, waardoor en waarlangs Hynckes in zijn ontwikkelingsgang heen ging en door ging, waaraan hij deel nam, nog niets te bepalen, vast te stellen. WANNEER wij bekennen, dat zijn laatste werk, dat der doodskoppen, dat der muurtjes, dat van het dorre hout, dat der groote spijkers, dat der stukken beton, van het koord, van de nijptang, alles als de materialen van een kruisiging, waar de doode Christus tot nu toe alleen wordt gemist, ons heeft getroffen als eindelijker, definitiever en werkelijker staat dan al het voorafgaande werk en dat daarnaast en onbetwijfeld, het rustig stille ven met het glas wijn, dan zult ge begrijpen, dat wij hier aan de persoonlijkheid, aan zijn afzonderlijk heid toe zijn. De geschiedenis der schilderkunst bestaat uit personen, hoe, soms, ook door velerlei gebonden, verbonden. Daardoor bestaat zij ten eerste: uit geestelijke, technische persoonlijkheden. Dat maakt het her kennen, het namen noemen mogelijk, dat maakt de psychologische studies zoo verrukkelijk en ver moeiend en dat maakt het herkennen, het vinden van den achtergrond, den geestelijken achtergrond of die van gevoeld, zoo verklarend, verduidelijkend. Uit zulken achtergrond wordt het gedeeltelijkverzwegene duidelijk. Die achtergrond is bij Van Herwijnen het verlangen naar innigheid, bij Hynckes is hij tragisch-dreigend. BIOGRAPHISCHE NOTITIES DAOUL HYNCKES, geboren te Brussel, n Mei ?* 1893. Leerling aan de Academie voor Schoone Kunsten te Brussel en Mechelen. Exposeerde voor de eerste maal te Brussel in 1911. Werkte te' Brussel (Rood Klooster), Nieuport, Dixmude, Dordrecht, Volendam, Thorn, Amster dam. Tot 1925, Landschap, rivier, havens (Impressio nisme) 1925, eerste cubistische stillevens. 1933» realisme. BIJ DE FOTO'S Links: Het glas roode wijn (1935), part. bezit. Rechts: De spons van bitterheid (1934) Museum, den Haag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl