Historisch Archief 1877-1940
J" *?<? --f»».
?^
-^
r
wi
se;|
egance
DE bloem der Nederlandsche letteren,
architectuur en kritiek der schoone
kunsten trof ik aan in gespannen
aandacht vereenigd voor een vitrine,
waarin niet anders dan een soutien gorge
en een ceinture.
Iets verder lag geknield met iets van
devotie in het beweeg der handen onze
fotografe voor een symphonie in bretels.
En ik hervond mij zelve op de vlucht voor
het trieste lot van den
handschoenenfetichist.
Maar wij allen waren eerst in den voor
hof der begoocheling van het paviljoen,
waarvan de kap onder het bouwsel staat
en n der zeven heidensche hemelen
omvat.
Langs kwatrijnen van lippenstiften
en sonnetten In reukwaters en badzouten,
treedt ge daar binnen.
Hier is alles bijeen, wat nooit gedragen
is of zal kunnen worden, maar de essentie
onthult van al waarmee en waartoe zich
ooit een vrouw heeft getooid en tot den
laatsten dag zal blijven tooien. Bezetenen
van vrouwelijke gratie hebben hier ge
werkt, bevrijd van al wat bijkomstig is in
het reëele.
Een leeuw héft daar noodzakelijk
manen van een purper bont en een robe
van louter witte vogelveeren volgt dwin
gend uit het rijm van een willekeurig
boomfragment en de welving van een tors.
Ergens zweeft een hoed die geen hoofd
.vraagt en een volslagen naakt is verant
woord met, n achteloozen handschoen.
De juffrouw met een koude kip en knof
look in een krant en n man met een
Zondagschen bolhoed droomt hier, alleen
in den aanvang wat onwennig wrakend,
den droom van alle tijden.
Het is voor ons allen aanstonds voorbij.
A
"V** ^5?"
v-iiWi»np,j» 'ÏFn
'f
Het ni;nwc ,,Mu:ée
da ('Art Moderne"
MODERNE FRANSCHE KUNST
IJ e Aleesters v aai cle Inuépeiulant
s
ER bevangt mij angst en beven nu ik moet
schrijven over eigen vrienden en naaste col
lega's. Wat is het dat mij belet om ze voluit
te bewonderen? Wij artisten vragen niets liever.
Het is niet enkel dat elke schilder zóó zijn persoon
lijke overtuigingen heeft dat hij nooit geheel,
voluit, de opvattingen van anderen kan deelen.
Dit ware bekrompen. Wij bewonderen ons zelf niet
zóó, of wij waardeeren juist de qualiteiten die anderen
hebben, mér dan wij zelf. De sonoriteit van een
Segonzac, de kleur van Matisse, van Bonnard, de ge
weldige tragiek van Rouault, de gestrenge stijl van
Gromaire, de losse Parijschheid van Dufy, de breed
heid van Vlaminck, de diepe gevoeligheid van Utrillo,
het-geheel-van-de-natuur-vrij-zijn van de cubisten.
Ah, die vrijheid-blijheid van de Franschen van
heden! Wat een ziedend leven! Wat een revolutie
op 't oude ! Wat een totaal ontbreken van alle braaf
heid en alle middelmatigheid! Er is geen midden
weg en gén ontkomen aan dit dilemma. .Óf het is een
heerlijke tijd om hier te leven, of zij vergissen zich
allemaal ontzettend. Maar ontzettend interessant,
gewaagd, gedurfd, overbluffend.
IK onthoud mij van alle oordeel. Alle tijden heb
ben zich altijd gruwelijk vergist in hun
tijdgenooten en ik houd ons voor niet intelligenter dan
onze voorgangers. Museum-directeuren, kunst
handelaars, vooral critici, schilders nog 't minst,
zijn er altijd naast. Als er veertig jaar geleden zoo'n
groote tentoonstelling georganiseerd was gewor
den, zouden alle bewonderde meesters" van
toen nu vergeten zijn eri noch Cézanne, noch
Van Gogh, noch Gauguin zouden er
u.'tjenoodigd zijn geworden en toch zijn zij de eenig
©verblijvenden van hun generatie. Zijn de drie
die van ons zullen overblijven hier ? Of zijn ook
zij nog verguisd?
In alle geval is deze expositie eigenaardig
georganiseerd. Het comitébestaat hoofdzakelijk
uit kunsthandelaars, critici en collectionneurs
en men heeft zeer nadrukkelijk aan hen, wien
zij de voorkeur gaven, veel meer ruimte gegund
dan aan hen die men tweede-, derderangs acht.
Gevolg, dat zij die minder markt"-waarde
hebben zich niet eens verdedigen kunnen.
Voorts hangt er veel te veel. Men vraagt zich
ook af of de schilders zelf hebben meegewerkt
in de keuze van hun werken.
Nemen deze artisten werkelijk de volle verant
woordelijkheid op zich van de geëxposeerde
werken? Zijn dat-nu hun beste doeken?
champagne kruq
crr\ m ~3 ^ f" ? <?*
^T wnnos ca z;oon - ronirvea
o Kickert
,oiira
En de catalogus? Iemand die schrijft dat Picasso
de stichter van 't cubisme is, en dat Le Fauconnier
,,invloed" van 't cubisme onderging, weet niet dat
Le Fauconnier en Braque de uitvinders zijn.
HET Comitéis zoo ver gegaan in schreeuwende on
billijkheid, dat er n figureert met twee doeken
als ,,meester" van heden, die sinds enkele jaren al
opgegeven heeft te schilderen, terwijl een van de groot
ste landschapschilders van Frankrijk, Osterlind, geen
stemmen genoeg heeft behaald om uitgenoodigd te
worden !
Wie komen vergroot, wie verkleind uit deze
smeltkroes, die een hoogoven is van laaienden brand
en strijd. Haast iederén vecht zoo bijzonder"
mogelijk, het individualisme wordt tot paroxysme
gedreven, al deze woelende krachten dringen om
den voorrang in de aandacht, alles heeft genie bij
gebrek aan talent, en rust! Maar het werkelijke
genie is een volledig mensch en het tragische is,
dat een tiental vlak bij het geniale is en dat er
altijd wat ontbreekt. Deze heeft de verrukkelijkste
kleur, maar geen ruimte en geen plastiek, die
groote geweldenaar van ultra-modernisme kan een
voudig niet teekenen, een derde kan alles wat hij
wil, maar zijn hart is hard of zijn geest is vuil, of
hij is een grappenmaker.
Er is niets gevaarlijker dan een heele zaal van
n man te laten zien. De uiterlijk belangwekkenden
winnen (op de Salons, tusschen anderen) en zakken
met een ensemble iu elkaar. De werkelijk sterken
winnen met een geheel en vallen zelfs tus
schen anderen (holle vtaen) soms niet op.
En zoo stijgt in mijn bewondering de stille,
eenzame Utrillo, een die nooit buitensporig deed,
een die nooit iets voor z'n roem deed, die niemand
ontvangt en niemand bezoekt, een zonderling, een
eenzelvige, gevoelige droomer, maareen ras-schilder.
Hij is natuurlijk geen groot-meester; zijn intelli
gentie is niet toereikend dat hij figuur zou kunnen
schilderen, dus zeker geen composities, als een
Friesz, een Gromaire (het is opvallend hoe weinigen
er zijn die zich wagen aan drie of meer figuren me
een onderwerp") hij is zeer ongelijk en, sinds den
oorlog, veel minder mooi, hij bepaalt zich bijna uit
sluitend tot 't stadsgezicht maar wat is die eenvou
dige van geest echt en echter dan veel geniaal gezwaai.
ECHTER, dat men wel wete op welken
hoogtegraad ik mijn reserves maak. Dat ik den eerste n
van onzen tijd eisenen stel als aan de (uit de tijd
zifting overgebleven) groote meesters van de
perioden vóór ons, en dat, als ik vergelijkingen zou
maken met wie ook, uit welk ander land ook, de
Parijsche School toch altijd nog het Rome van de
renaissance vervangt, het sterke hart van de wereld
is, waar geen enkel land mee te vergelijken is in
kracht, in rijkdom, in verscheidenheid van talenten,
waar kunst niet gloort maar gloeit, waar het barst
en brandt in de hoofden, waar de hevigheid fel en
de waag een doodsprong is.
PAG. 13 DE GROENE No.3144
r'^
Kees van Dongen: Le repos
KMI, i« IJT t,ni*riMr no. jt
PAG.. n,,
^"~'"irï2.:,^Szs
:.;.'?-% r-.ti.,*.'_.'? .i..- .1,.!.~. ..r »'r.
t ,?