Historisch Archief 1877-1940
l
.T*
MEESTERWERKEN DER FRANSCHE KUNST
ALS een breede gordel liggen om den
Eiffeltoren de twee honderd paviljoens der
Wereldtentoonstelling van Kunst en Tech
niek", zooals de officieele titel luidt. Maar ook buiten
het eigenlijke terrein, verstrooid gelijk voorposten
aan weerskanten van de Seine, wachten een 15-tal
exposities van oude en moderne kunst den bezoeker
op. Greco, Van Gogh, Maillol, verluchte manu
scripten, de Onafhankelijken, de Catalaansche kunst,
de Chineesche kunst, de etsen van Rembrandt, de
gobelins, alle hebben zij hun eigen" tentoon
stelling. De meest uitgebreide en de belangrijkste is
echter de tentoonstelling van ,,Meesterwerken der
Fransche kunst" in het pas voltooide museum
gebouw aan den Quai de Tokio.
HIER wandelt de bezoeker door boekdeelen
Fransche kunstgeschiedenis, geïllustreerd met
meesterwerken in plaats van met plaatjes. Wat de
vakman door jarenlang reizen en tijdroovende
studies bereiken kan, vindt de leek hier op gemakke
lijke wijze gedemonstreerd. Dit lesje heeft de
Fransche staat zich een kleinigheid laten kosten;
er is voor meer dan een half milliard francs ,,illustra
tiemateriaal" bijeengebracht en de kosten van ver
zekering, bewaking, transport enz. zijn van dien
aard, dat deze tentoonstelling voorloopig wel een
unicum blijven zal. Wie deze tentoonstelling in
verband met het Louvre en het Musée Cluny bestu
deert, krijgt een zeer volledig overzicht van de ont
wikkeling der Fransche kunst. De leek, die zonder
wetenschappelijke ambities door de zalen wandelt,
vindt er de schitterendste voorbeelden van Fransche
schilderkunst en kunstnijverheid van de eerste
eeuw na Christus tot omstreeks 1900, stukken welke
anders in kerken en kloosters, in particuliere ver
zamelingen en in provinciale musea verscholen en
alleen voor den specialist toegankelijk zijn. Wien
dit zuiver aesthetisch genot niet bevredigt, wie
achter de oppervlakte der dingen den samenhang
der verschijnselen zoekt, wie het op en neer van de
ontwikkeling of den groei van een stijl volgen wil,
vindt hier het denkbaar mooiste studiemateriaal.
Geen groote naam, geen meester van beteekenis
is vergeten, al zijn niet allen even gelukkig ver
tegenwoordigd. Wij besparen echter den lezer den
paedagogischen kant van het geval en zullen enkel
op een paar aspecten wijzen die niet in den
Baedeker staan".
DE Fransche kunst is ten allen tijde buitengewoon
productief geweest. Uit het onnoemelijk groote
aantal beschikbare kunstwerken heeft de
tentoonstellings-ccmmissic ongeveer 1300 meesterwerken"
gekozen: dus een buitengewoon strenge selectie.
Ket merkwaardige is, dat de bezoeker onder deze
1300 nummers, meer of minder onbewust weer een
selectie gaat toepassen, zij het, dat hij sommige
stukken mooier, interessanter, aangrijpende: ;ndt
l Achttien eeuwen Kunstgeschiedenis\\
'. N. S. Trivas !
dan andere, of dat sommige hem bijzonder duidelijk
in het geheugen blijven. Dit selectieproces moge
subjectief zijn, het heeft in elk geval het voordeel
van grootere onafhankelijkheid. Het interessante
hierbij is dat de werken welke na deze keuring
overblijven, meestal buiten de lijn van de
algemeene ontwikkeling liggen.
Daar is de Madonna" van Jean Fouquet uit
het Antwerpensche Museum, een schilderij, dat
niet alleen in de i5de eeuwsche Fransche kunst
maar ook in het werk van Fouquet uniek is. Volgens
de overlevering is deze Madonna een portret van
Agnes Sorel, de geliefde van den Franschen Karel
VII, den wellustigen hypochonder, wiens portret,
eveneens van Fpuquet, in het Louvre hangt. Streng
en zuiver zijn de gothieke" plooien van het gewaad,
van onberispelijke teekening de handen der Madon
na. Maar de boezem, de scandaleuze mond, de
gesluierde blik achter de haast gesloten oogleden,
de brutale neus, de opvallende ooren, het onregel
matige ovaal, de heele houding waarmee zij, konink
lijk en pervers, op het leelijke kindje neerblikt, de
kleuren vuurrood en ultramarijnblauw ,
alles in dit schilderij is een strijd tusschen het
dynamisme van de gothiek en de latijnsche klaar
heid. Een strijd en een synthese. Deze synthese
van den latijnschen geest en de transalpine onrust
is het eeuwig-Fransche" element in onze
Westersche beschaving.
TIJDENS de volgende twee eeuwen, de lede en
de iyde, is er in Frankrijk geen schilder die
met Fouquet vergeleken kan worden en ontstaat er
geen schilderij van de fascineerende genialiteit van
de Agnes Sorel-Madonna. Er is, weliswaar, geen
gebrek aan groote namen, maar na de hiervoor
genoemde tweede selectie" blijven van Poussin
en Claude Lorrain alleen hun teekeningen over
(een der mooiste Lorrain-teekeningen is door het
Haarlemsche Museum Teyler afgestaan), de portret
ten van Champaigne, Rigaud, Largillière enz.
verliezen aan overtuigingskracht zoodra zij buiten
het milieu van Louis XIV beschouwd worden en de
aandacht gaat weer. naar de peripherie der stijl
ontwikkeling uit, naar kunstenaars die onder het
modieuze masker van den tijd nog een eigen gezicht
wisten te bewaren. In de lyde eeuw waren het de
drie broeders Le Nam en Georges de La Tour.
Deze laatste is pas in onzen tijd weer-ontdekt"
en zijn beteekenis wordt door zijn moderne peet
ooms wel eens overschat. Niettemin is het een inte
ressante en zelfstandige schilder, die ondanks zijn
Anto/ne Watteau (/8e eeuw) Uithangbord voor een schilderijenhandelaar (Palcis van Charlottenburg, Berlijn)
voorliefde voor carravaggeske lichteffekten, in zijn
vormgeving volkomen Fransch is.
Antoine, Louis en Matthieu Le Nain schilderden
te midden van de hoofsche portretten en de mytholo
gische landschappen hunner kunstbroeders, scènes
uit het leven van boeren en burgers. Hun thema's
doen aan de gelijktijdige Hollandsche meesters
denken, hun kleuren en lichtverdeeling aan de
Italianen, maar in werkelijkheid zijn zij essentieel
Fransch, een voorbeeld van dien latijnschen geest
die Noord en Zuid verstaat, verbindt en overbrugt.
De ,, sujet s bas" van hun schilderijen (zooals het
in oude Fransche documenten heet) hebben de Le
Nains niet belet tot de Fransche Academie te
behooren, evenmin trouwens als dit honderd jaar later
voor Chardin het geval was.
DE 18de eeuw, ,,le grand siècle" zooals ze in de
Fransche geschiedenis heet, was het niet alleen
op politiek gebied maar ook in de kunst. De grootste
Fransche schilder, Antoine Watteau, werd echter
al in 1684 geboren en is, 37-jarig, in het begin van de
,,groote eeuw" overleden. Watteau was niet alleen
een groot schilder, maar een van de zeldzame
picturale genieën zooals Rubens of Correggio. Door
de heele i8de eeuw werden zijn composities
door tallooze schilders nagebootst, maar zelfs d?
besten onder hen hebben hem nooit kunnen bena
deren. Trouwens, de kracht van Watteau lag niet ia
de zoo vaak geïmiteerde composities van zijn
Scènes galantes" maar in de soberheid en gratie
van zijn teekening en in zijn gevoel voor kleur en
materie. Het geheim van zijn palet is nooit door
grond. Volgens oude overleveringen heeft hij ver
schillende technieken gecombineerd en zelfs stof en
zand in zijn verf gemengd om een bepaalde licht
verdeeling aan de oppervlakte van zijn schilderijen
te verkrijgen. Op de tentoonstelling zijn de teeken
irgen van Watteau beter vertegenwoordigd dan zijn
schilderijen, waarvan het Louvre veel mooiere
exemplaren bezit.
Onder de schilders die de traditie van Watteau
voortzetten waren tal van groote talenten zooals
Lancret of Pater en virtuozen, als Boucher of
Fragonard. Een genie was niet onder hen te vinden.
Het genie van Chardin openbaarde zich ook hier
weer aan den buitenkant van de algemeene ont
wikkeling, in de oppositie tegen den modestijl.
Als schilder is J. B. S. Chardin naast Watteau de
belangwekkendste verschijning van de i8de eeuw.
In den tijd van Madame de Pompadour heeft hij
het burgerlijke onderwerpen ontdekt. Hij heeft
de vrouw bij haar huiselijke bezigheden afgeschil
derd, een onderwerp dat toen even nieuw en gedurfd
was als 150 jaar vroeger het Hollandsche wereld
lijke" schilderij dat de religieuze motieven ver
vangen heeft. Evengoed als bij Watteau lag echter
de beteekenis van Chardin niet in de vernieuwing
van het thema, maar in zijn schilderskwaliteiten,
in zijn coloriet, in zijn factuur en in den
overtuigenden eenvoud van zijn scheppingen. Vrijwel
tegelijkertijd met Chardin werkte in Frankrijk een
ander geheel zelfstandig genie, de portraitist Maurice
Quentin de La Tour, die uitsluitend in pastei schil
derde en deze techniek tot een buitengewone ver
fijning gebracht heeft. Zijn meest geniale werken
ontbreken helaas op de tentoonstelling.
Het zijn de z.g. préparations", naar het leven ge
maakte portretstudies, waarvan het museum te
St. Quentin een groot aantal bezit. Deze studies
zijn in haar virtuositeit en in haar eenvoud van
een onvergetelijke suggestie en behooren tot de
prachtigste scheppingen op het gebied van por
tretkunst. Het schijnt echter dat de meester zich
in deze geniale studies uitgeput heeft, want de
groote pastels welke hij na deze studies maakte
zijn wel buitengewoon knap van techniek maar
missen toch het unieke, opwindende en
meesleepende van de voorstudies.
De la Tour overleed in een krankzinnigengesticht
in 1788, een jaar voor de Fransche revolutie. De tijd
der sociale omwentelingen en oorlogen bracht op
het gebied van schilderkunst geen groote meester
werken tot stand, evenmin als de gecommandeerde
Georges de la Tour (17e eeuw) Sint Sebastiaan en de Heilige Vrouwen (Kaiser Friedrich Museum, Berlijn)
ivf
kunst van het Empire. Een compositie als de ,,Ver
moorde Marat" van L. David (uit het Museum te
Brussel) ademt wel revolutionnair pathos, maar
mist de kwaliteiten van een echt meesterwerk. Pas
in de tweede helft der i9de eeuw begon met Courbet,
Corot en Delacroix de emancipatie der kunst van
de academische voogdijschap. Tegen het einde
van de eeuw vormde zich dan, wederom als
oppositie tegen de geldende kunstrichting, de
groep van de Impressionisten, een beweging die
aan diepte en beteekenis de i8de eeuwsche Fransche
kunst-renaissance evenaart.
DEZE tentoonstelling laat een geweldigen in
druk achter. De wijde zalen die zich aan
breede corridors rijen, dragen onmetelijke rijk
dommen aan kleuren, aan gevangen ontroeringen,
aan leven. Uit elke eeuw zien wij hier meester
werken, van elke bladzijde van den catalogus
blinken ons beroemde namen tegemoet. De Fran
sche kunst is hier, als het ware, uit het wereld
gebeuren losgemaakt en onder een glazen bol
geplaatst. Probeeren wij haar eens voor een
oogenblik weer in de relativiteit van de historische ont
wikkeling te zien. Wij ontdekken dan dat het
historische perspectief in de tentoonstellings-zalen
kunstmatig veranderd is. In de isde eeuw is en
blijft Fouquet de ongeëvenaarde meester in de
Fransen-sprekende landen. Maar in de Nederlanden
werken ongeveer tegelijkertijd de van Eycks,
Hugo van der Goes, Rogier van der Weyden (om
maar enkele namen te noemen). Ook al kan de
kunst van Fouquet zeker een vergelijking met Rogier
of Van der Goes doorstaan, hij blijft toch een enke
ling op dit hooge niveau, terwijl in de Nederlanden
een veel grootere kring kunstenaars dit hooge peil
DE ROMAN VAN EEN ELEMENT
Ing. tl. 2.90 ? In uwen Boekhandel ? Geb. II. 3.90
van artistieke beschaving bereiken. Gedurende de
de eeuw werkten in Frankrijk de zeer verdienste
lijke portraitisten Corneille de Lyon en Clouet en
later de vervelende schilders van de zoogenaamde
school van Fontainebleau; in Italiëzien wij echter
Michelangelo, Correggio en Tizian hun meester
werken voltooien. In de tentoonstellings-zalen,
gewijd aan de i7de eeuwsche schilders, hebben de
gala-portretten uit dien tijd minder bekijks en wor
den de boerenstukken van Le Nain en de interieurs
van G. de La Tour vol geestdrift bewonderd. Wel
licht vergeten de bewonderaars dat meesters als
Frans Hals, Rembrandt, Vermeer en Murillo tijd
genoten van deze Le Nain en G. de La Tour waren.
Pas in de i8de eeuw bereikt Frankrijk het hoogte
punt van zijn artistieke ontwikkeling en wordt
Parijs het onomstreden kunst-centrum van Europa.
Door meer dan twee eeuwen weet Frankrijk deze
positie te handhaven. Op het kruispunt van twee
beschavingen is hier de moderne Europeesche
schilderkunst geboren uit Noord-Europeesche on
stuimigheid en helderen, vrijen, onsterfelijken
latijnschen geest.
Jean Fouquet (ISe eeuw) Madonna met Kind (Music Royal, Antwerpen)
v V
r:
b£ÜSlê^3Ê£&