De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 4 september pagina 8

4 september 1937 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

l .T* MEESTERWERKEN DER FRANSCHE KUNST ALS een breede gordel liggen om den Eiffeltoren de twee honderd paviljoens der Wereldtentoonstelling van Kunst en Tech niek", zooals de officieele titel luidt. Maar ook buiten het eigenlijke terrein, verstrooid gelijk voorposten aan weerskanten van de Seine, wachten een 15-tal exposities van oude en moderne kunst den bezoeker op. Greco, Van Gogh, Maillol, verluchte manu scripten, de Onafhankelijken, de Catalaansche kunst, de Chineesche kunst, de etsen van Rembrandt, de gobelins, alle hebben zij hun eigen" tentoon stelling. De meest uitgebreide en de belangrijkste is echter de tentoonstelling van ,,Meesterwerken der Fransche kunst" in het pas voltooide museum gebouw aan den Quai de Tokio. HIER wandelt de bezoeker door boekdeelen Fransche kunstgeschiedenis, geïllustreerd met meesterwerken in plaats van met plaatjes. Wat de vakman door jarenlang reizen en tijdroovende studies bereiken kan, vindt de leek hier op gemakke lijke wijze gedemonstreerd. Dit lesje heeft de Fransche staat zich een kleinigheid laten kosten; er is voor meer dan een half milliard francs ,,illustra tiemateriaal" bijeengebracht en de kosten van ver zekering, bewaking, transport enz. zijn van dien aard, dat deze tentoonstelling voorloopig wel een unicum blijven zal. Wie deze tentoonstelling in verband met het Louvre en het Musée Cluny bestu deert, krijgt een zeer volledig overzicht van de ont wikkeling der Fransche kunst. De leek, die zonder wetenschappelijke ambities door de zalen wandelt, vindt er de schitterendste voorbeelden van Fransche schilderkunst en kunstnijverheid van de eerste eeuw na Christus tot omstreeks 1900, stukken welke anders in kerken en kloosters, in particuliere ver zamelingen en in provinciale musea verscholen en alleen voor den specialist toegankelijk zijn. Wien dit zuiver aesthetisch genot niet bevredigt, wie achter de oppervlakte der dingen den samenhang der verschijnselen zoekt, wie het op en neer van de ontwikkeling of den groei van een stijl volgen wil, vindt hier het denkbaar mooiste studiemateriaal. Geen groote naam, geen meester van beteekenis is vergeten, al zijn niet allen even gelukkig ver tegenwoordigd. Wij besparen echter den lezer den paedagogischen kant van het geval en zullen enkel op een paar aspecten wijzen die niet in den Baedeker staan". DE Fransche kunst is ten allen tijde buitengewoon productief geweest. Uit het onnoemelijk groote aantal beschikbare kunstwerken heeft de tentoonstellings-ccmmissic ongeveer 1300 meesterwerken" gekozen: dus een buitengewoon strenge selectie. Ket merkwaardige is, dat de bezoeker onder deze 1300 nummers, meer of minder onbewust weer een selectie gaat toepassen, zij het, dat hij sommige stukken mooier, interessanter, aangrijpende: ;ndt l Achttien eeuwen Kunstgeschiedenis\\ '. N. S. Trivas ! dan andere, of dat sommige hem bijzonder duidelijk in het geheugen blijven. Dit selectieproces moge subjectief zijn, het heeft in elk geval het voordeel van grootere onafhankelijkheid. Het interessante hierbij is dat de werken welke na deze keuring overblijven, meestal buiten de lijn van de algemeene ontwikkeling liggen. Daar is de Madonna" van Jean Fouquet uit het Antwerpensche Museum, een schilderij, dat niet alleen in de i5de eeuwsche Fransche kunst maar ook in het werk van Fouquet uniek is. Volgens de overlevering is deze Madonna een portret van Agnes Sorel, de geliefde van den Franschen Karel VII, den wellustigen hypochonder, wiens portret, eveneens van Fpuquet, in het Louvre hangt. Streng en zuiver zijn de gothieke" plooien van het gewaad, van onberispelijke teekening de handen der Madon na. Maar de boezem, de scandaleuze mond, de gesluierde blik achter de haast gesloten oogleden, de brutale neus, de opvallende ooren, het onregel matige ovaal, de heele houding waarmee zij, konink lijk en pervers, op het leelijke kindje neerblikt, de kleuren vuurrood en ultramarijnblauw , alles in dit schilderij is een strijd tusschen het dynamisme van de gothiek en de latijnsche klaar heid. Een strijd en een synthese. Deze synthese van den latijnschen geest en de transalpine onrust is het eeuwig-Fransche" element in onze Westersche beschaving. TIJDENS de volgende twee eeuwen, de lede en de iyde, is er in Frankrijk geen schilder die met Fouquet vergeleken kan worden en ontstaat er geen schilderij van de fascineerende genialiteit van de Agnes Sorel-Madonna. Er is, weliswaar, geen gebrek aan groote namen, maar na de hiervoor genoemde tweede selectie" blijven van Poussin en Claude Lorrain alleen hun teekeningen over (een der mooiste Lorrain-teekeningen is door het Haarlemsche Museum Teyler afgestaan), de portret ten van Champaigne, Rigaud, Largillière enz. verliezen aan overtuigingskracht zoodra zij buiten het milieu van Louis XIV beschouwd worden en de aandacht gaat weer. naar de peripherie der stijl ontwikkeling uit, naar kunstenaars die onder het modieuze masker van den tijd nog een eigen gezicht wisten te bewaren. In de lyde eeuw waren het de drie broeders Le Nam en Georges de La Tour. Deze laatste is pas in onzen tijd weer-ontdekt" en zijn beteekenis wordt door zijn moderne peet ooms wel eens overschat. Niettemin is het een inte ressante en zelfstandige schilder, die ondanks zijn Anto/ne Watteau (/8e eeuw) Uithangbord voor een schilderijenhandelaar (Palcis van Charlottenburg, Berlijn) voorliefde voor carravaggeske lichteffekten, in zijn vormgeving volkomen Fransch is. Antoine, Louis en Matthieu Le Nain schilderden te midden van de hoofsche portretten en de mytholo gische landschappen hunner kunstbroeders, scènes uit het leven van boeren en burgers. Hun thema's doen aan de gelijktijdige Hollandsche meesters denken, hun kleuren en lichtverdeeling aan de Italianen, maar in werkelijkheid zijn zij essentieel Fransch, een voorbeeld van dien latijnschen geest die Noord en Zuid verstaat, verbindt en overbrugt. De ,, sujet s bas" van hun schilderijen (zooals het in oude Fransche documenten heet) hebben de Le Nains niet belet tot de Fransche Academie te behooren, evenmin trouwens als dit honderd jaar later voor Chardin het geval was. DE 18de eeuw, ,,le grand siècle" zooals ze in de Fransche geschiedenis heet, was het niet alleen op politiek gebied maar ook in de kunst. De grootste Fransche schilder, Antoine Watteau, werd echter al in 1684 geboren en is, 37-jarig, in het begin van de ,,groote eeuw" overleden. Watteau was niet alleen een groot schilder, maar een van de zeldzame picturale genieën zooals Rubens of Correggio. Door de heele i8de eeuw werden zijn composities door tallooze schilders nagebootst, maar zelfs d? besten onder hen hebben hem nooit kunnen bena deren. Trouwens, de kracht van Watteau lag niet ia de zoo vaak geïmiteerde composities van zijn Scènes galantes" maar in de soberheid en gratie van zijn teekening en in zijn gevoel voor kleur en materie. Het geheim van zijn palet is nooit door grond. Volgens oude overleveringen heeft hij ver schillende technieken gecombineerd en zelfs stof en zand in zijn verf gemengd om een bepaalde licht verdeeling aan de oppervlakte van zijn schilderijen te verkrijgen. Op de tentoonstelling zijn de teeken irgen van Watteau beter vertegenwoordigd dan zijn schilderijen, waarvan het Louvre veel mooiere exemplaren bezit. Onder de schilders die de traditie van Watteau voortzetten waren tal van groote talenten zooals Lancret of Pater en virtuozen, als Boucher of Fragonard. Een genie was niet onder hen te vinden. Het genie van Chardin openbaarde zich ook hier weer aan den buitenkant van de algemeene ont wikkeling, in de oppositie tegen den modestijl. Als schilder is J. B. S. Chardin naast Watteau de belangwekkendste verschijning van de i8de eeuw. In den tijd van Madame de Pompadour heeft hij het burgerlijke onderwerpen ontdekt. Hij heeft de vrouw bij haar huiselijke bezigheden afgeschil derd, een onderwerp dat toen even nieuw en gedurfd was als 150 jaar vroeger het Hollandsche wereld lijke" schilderij dat de religieuze motieven ver vangen heeft. Evengoed als bij Watteau lag echter de beteekenis van Chardin niet in de vernieuwing van het thema, maar in zijn schilderskwaliteiten, in zijn coloriet, in zijn factuur en in den overtuigenden eenvoud van zijn scheppingen. Vrijwel tegelijkertijd met Chardin werkte in Frankrijk een ander geheel zelfstandig genie, de portraitist Maurice Quentin de La Tour, die uitsluitend in pastei schil derde en deze techniek tot een buitengewone ver fijning gebracht heeft. Zijn meest geniale werken ontbreken helaas op de tentoonstelling. Het zijn de z.g. préparations", naar het leven ge maakte portretstudies, waarvan het museum te St. Quentin een groot aantal bezit. Deze studies zijn in haar virtuositeit en in haar eenvoud van een onvergetelijke suggestie en behooren tot de prachtigste scheppingen op het gebied van por tretkunst. Het schijnt echter dat de meester zich in deze geniale studies uitgeput heeft, want de groote pastels welke hij na deze studies maakte zijn wel buitengewoon knap van techniek maar missen toch het unieke, opwindende en meesleepende van de voorstudies. De la Tour overleed in een krankzinnigengesticht in 1788, een jaar voor de Fransche revolutie. De tijd der sociale omwentelingen en oorlogen bracht op het gebied van schilderkunst geen groote meester werken tot stand, evenmin als de gecommandeerde Georges de la Tour (17e eeuw) Sint Sebastiaan en de Heilige Vrouwen (Kaiser Friedrich Museum, Berlijn) ivf kunst van het Empire. Een compositie als de ,,Ver moorde Marat" van L. David (uit het Museum te Brussel) ademt wel revolutionnair pathos, maar mist de kwaliteiten van een echt meesterwerk. Pas in de tweede helft der i9de eeuw begon met Courbet, Corot en Delacroix de emancipatie der kunst van de academische voogdijschap. Tegen het einde van de eeuw vormde zich dan, wederom als oppositie tegen de geldende kunstrichting, de groep van de Impressionisten, een beweging die aan diepte en beteekenis de i8de eeuwsche Fransche kunst-renaissance evenaart. DEZE tentoonstelling laat een geweldigen in druk achter. De wijde zalen die zich aan breede corridors rijen, dragen onmetelijke rijk dommen aan kleuren, aan gevangen ontroeringen, aan leven. Uit elke eeuw zien wij hier meester werken, van elke bladzijde van den catalogus blinken ons beroemde namen tegemoet. De Fran sche kunst is hier, als het ware, uit het wereld gebeuren losgemaakt en onder een glazen bol geplaatst. Probeeren wij haar eens voor een oogenblik weer in de relativiteit van de historische ont wikkeling te zien. Wij ontdekken dan dat het historische perspectief in de tentoonstellings-zalen kunstmatig veranderd is. In de isde eeuw is en blijft Fouquet de ongeëvenaarde meester in de Fransen-sprekende landen. Maar in de Nederlanden werken ongeveer tegelijkertijd de van Eycks, Hugo van der Goes, Rogier van der Weyden (om maar enkele namen te noemen). Ook al kan de kunst van Fouquet zeker een vergelijking met Rogier of Van der Goes doorstaan, hij blijft toch een enke ling op dit hooge niveau, terwijl in de Nederlanden een veel grootere kring kunstenaars dit hooge peil DE ROMAN VAN EEN ELEMENT Ing. tl. 2.90 ? In uwen Boekhandel ? Geb. II. 3.90 van artistieke beschaving bereiken. Gedurende de de eeuw werkten in Frankrijk de zeer verdienste lijke portraitisten Corneille de Lyon en Clouet en later de vervelende schilders van de zoogenaamde school van Fontainebleau; in Italiëzien wij echter Michelangelo, Correggio en Tizian hun meester werken voltooien. In de tentoonstellings-zalen, gewijd aan de i7de eeuwsche schilders, hebben de gala-portretten uit dien tijd minder bekijks en wor den de boerenstukken van Le Nain en de interieurs van G. de La Tour vol geestdrift bewonderd. Wel licht vergeten de bewonderaars dat meesters als Frans Hals, Rembrandt, Vermeer en Murillo tijd genoten van deze Le Nain en G. de La Tour waren. Pas in de i8de eeuw bereikt Frankrijk het hoogte punt van zijn artistieke ontwikkeling en wordt Parijs het onomstreden kunst-centrum van Europa. Door meer dan twee eeuwen weet Frankrijk deze positie te handhaven. Op het kruispunt van twee beschavingen is hier de moderne Europeesche schilderkunst geboren uit Noord-Europeesche on stuimigheid en helderen, vrijen, onsterfelijken latijnschen geest. Jean Fouquet (ISe eeuw) Madonna met Kind (Music Royal, Antwerpen) v V r: b£ÜSlê^3Ê£&

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl