Historisch Archief 1877-1940
l:.
"-:>/'
\
, 't
V:''j
I
Geestelijk leven
Van Dumkerkens QEcumenische getuigenis
Anton M. Brouwer
A n t on van Duinkerken : TerMCheur<l«
t'hriMtelljkheld (Pnul Brand, Hilverunm)
DIT boek staat midden in het leven van dezen
tijd. Alle gewaarwordingen en gevoelens van
moderne menschen worden er in weerspiegeld.
De instinctieve levensdrang, de vitaliteit, de
machtsbegeerte, de afzondering uit dit alles in eenzaamheid,
in mystiek, in geloof. Het hijgen naar een andere
.samenleving, het bewustzijn in een kentering der
tijden te staan, het besef dat nationale grenzen zijn
ondergraven, de wil om er krampachtig aan vast te
houden, dit alles vindt in dit boek zijn dichterlijke
verbeelding.
Toch is heel dit bonte beeld van den modernen tijd
gezien van uit een vast centrum: de Roomsch Katho
lieke kerk. Achter alle beschrijving, achter iedere
gedurfde visie staat een onwrikbare overtuiging.
Niet het geloof in een daadwerkelijke vlekkeloosheid
van het instituut van de Roomsch Katholieke kerk,
maar het geloof in haar ideëele waarachtigheid, en
heiligheid als de ne, werkelijke kerk. Zoo vindt de
schrijver de mogelijkheid om worstelend met alles
wat moderne menschen bezielt of beangstigt, vast
te staan, te beheerschen, te ordenen.
En dit is de groote aantrekkingskracht van zijn
boek. Ergens, voelt men van bladzijde tot bladzijde,
ergens staat de schrijver los van de wereld, heeft hij
verbinding met een transcendente werkelijkheid.
Een werkelijkheid, die het hem mogelijk maakt in
diepe afgronden te zien, zonder te duizelen en af te
storten. Zoo is het een getuigenis dat in de Roomsch
Katholieke kerk Christus leeft.
IN de middeleeuwen was er de eenheid van alle
Christenen in de katholieke kerk. Een geschiede
nis van eenige honderden jaren: de Christenheid is
verdeeld. In de middeleeuwen is er een bepaalde
harmonie, in den modernen tijd een zoeken en tasten,
een losgeslagen zijn. De Christenen zoeken de ver
loren eenheid weer op. De wereld" wacht op de
openbal ing van de ,,kinderen" Gods, die slechts in n
heid een werkelijke openbaring kan zijn. Met als
uitgangspunt de middeleeuwen en als eindpunt het
zoeken naar een nieuwe, de menschheid omvattende,
eenheid, gaat de schrijver de eeuwen door. Het is
ondoenlijk, den rijkdom van opmerkingen en per
spectieven, van humor en grimmige bestrijding, van
persoonsbeschrijvingen en kostelijke aanhalingen
ook maar eenigszins recht te doen.
Maar de algemeene gedachtengang is de volgende:
Nog vóór de hervorming en het uiteenvallen van
de Europeesche Christenheid in kerken en naties,
waren er kenteekenen van ontbinding en een nieuw
levensgevoel.
Het ontdekken van nieuwe werelddeelen schonk
de romantiek aan den onbeschaafden, maar ,,natuur
lijk" goeden mensch. De boekdrukkunst baande den
weg tot een algemeene volksopvoeding in goeden of
verkeerden zin. Het buskruit verbrak de veiligheid
van den stadsstaat en deed de natie met haar, door
forten verdedigde, grenzen geboren worden. De
droom van een natuurlijken heilstaat, op de rede ge
grondvest, verdedigd met macht, doorkoortste
reeds de katholieke middeleeuwen. Thomas Morus
met zijn Utopia, Erasmus met zijn zedelijk huma
nisme, Macchiavelli met zijn voorschriften voor
staatshoofden, waren de inluiders van dezen
na-middeleeuwschen droom.
Maar niet vóór de reformatie komt al het nieuwe
ongebreideld tot uiting. De gebroken geloofseenheid
is de oorzaak van een zich langzaam verder ont
wikkelende ontreddering. Hier zijn Luther en
Calvijn absoluut verwerpelijk. Zij zijn en vooral
Luther degenen die den nadruk leggen op een
gedeelte van de christelijke waarheid, met voorbij
zien van andere waarheden. Maar door hun breken
met de ne kerk kregen de droom, de rede en de
macht van den humanistischen menschjvrij spel. Wel
onderdrukten de hervormers met ijzeren hand
utopische bewegingen als de wederdoopers en de
opstandige boeren, maar de eenheid van Europa is
verbroken, de uiteengroeiende volkerenwereld van
Europa ontstaat. Luther légt in dit proces weer den
nadruk op het volk, Calvijn op den staat. In deze
volkeren en staten overwint de burger met zijn
redelijk inzicht, zijn ontkenning van mysterie en
wonder, zijn kapitalisme en vreugdeloos moralisme,
zijn ontkenning van duivel en duivelsche machten.
Calvijn is de schepper van deze soort mensch binnen
de reformatorische kerk, meer dan Luther. Maar de
wijsgeer Descartes overwint de Moederkerk en heel
de Christelijke metaphysiek. Wel zijn er eenzame
geesten, die trachten den stroom te keeren, Pascal,
Leibniz, Bossuet, maar zij stranden op de gods
dienstige tegenstellingen. Zoo overwint in de
Aufklarung de rationalistische mensch, de burger. De
mensch, die geen besef meer heeft van de diepten en
verschrikkingen van het kosmische leven en het
leven van de menschen op aarde. Deze burger is het
die de arbeiderswereld onderdrukt en de tegenbe
weging van het Marxisme in het leven roept: het
stuk geschonden naastenliefde, dat bewaard bleef
in den klassenhaat, bleek sterk genoeg om een
menschenleven te beheerschen en te veredelen".
Het is ook de burger, die alle spontane leven, alle
buitengewone gaven en menschen miskent of hoog
stens tolereert als outcast". Is vooral het Calvi
nisme in wezen burgerlijk, ook de Roomsch Katho
lieke kerk wordt door dit burgerdom aangestoken
en geïnfecteerd. Er zijn eenzamen in de wereld
de romantici die tegen dit alles ingaan, er zijn
eenzamen in de kerk Soren Kierkegaard die
protesteeren, maar pas in onzen tijd vindt de groote
omkeering plaats.
Het instinctieve, onzedelijke leven, herneemt zijn
rechten. De vitale rassenleeren worden ont
worpen, het vitalisme breekt allerwege door. Maar
zooals in de middeleeuwen het buskruit een nieuwe
strategie ontwierp met meer invloed dan de nieuwe
literatuur", zoo heeft in dezen tijd de nieuwe strategie
met zijn over de landsgrenzen heenvliegende bom
menwerpers grooter invloed dan de nieuwe theo
rieën omtrent ras en instinct. De landsgrenzen
worden irreëel tegenover deze nieuwe werkelijkheid.
Europa bevindt zich andermaal in een omschepping
van waarden en leven.
Was in de middeleeuwen de verscheurdheid der
kerken volgens den schrijver?de groote oorzaak
van de ontreddering, voor het moderne Europa is de
te herwinnen eenheid van de Christenheid de eenige
oplossing. De reformatie moet ongedaan gemaakt
worden. Dit kan alleen wanneer het Protestantisme
begint met ongelijk te erkennen. Niet een oecume
nische vergadering waar Roomsch katholicisme en
Protestantisme als gelijk berechtigd naast elkaar ge
zamenlijk in wederzijdsche boetedoening een uitweg
zoeken is mogelijk. De Roomsch Katholieke kerk ts
oecumenisch. Zij omvat de waarheid in al zijn as
pecten. De niet-R.K. kerken hebben slechts
deelwaarheden. Derhalve moeten zij beginnen zich te
herzien. Het is er verre van dat de schrijver dit
typisch R.K. standpunt dor en hoogmoedig voor
draagt. Integendeel, er is in zijn waardeering van
andersdenkenden, hartelijkheid en liefde. Alleen de
beschrijving van het Calvinisme is te uitwendig en
daarom een uitzondering, niet in den goeden zin.
HET is ondoenlijk om op deze gesloten visie in
een kort bestek critiek te oefenen. Volgens
Protestantsche opvatting is de Hervorming oneindig
veel meer dan een naar voren brengen van een d
lwaarheid. De rechtvaardiging uit het geloof allén,
de afwijzing van de leer van de goede werken, het
verwerpen van het onderscheid tusschen leek en
geestelijke, enz. worden gerekend tot de onvergan
kelijke grondwaarheden van het Evangelische
Christendom. De Hervorming is daarom een waar
achtig nieuw begin en de beweging die uit de her
vorming is ontstaan is van veel godsdienstiger aard
dan de schrijver wil erkennen. Ook het toekomst
beeld van de ne kerk is niet in overeenstemming
met het Protestantsche besef. Wanneer op een
andere manier als de schrijver zich voorstelt, de
eenheid van de Christenheid wordt bereikt, is dan een
uitweg uit den chaos gevonden ? Kan het niet zoo zijn,
dat ook den het leven op deze wereld in zijn uitingen
problematisch is ? Is het de taak en de mogelijkheid
der kerk het koninkrijk Gods binnen bepaalde gren
zen te verwerkelijken of is zij slechts getuige" ?
Deze opmerkingen nemen niet weg dat het boek
van Anton van Duinkerken een bewijs is van de
toenemende behoefte aan werkelijk CEcumenisch
Christendom. Maar ook een bewijs van de
menschelijke onmacht om de scheiding tusschen de
kerken weg te nemen. Protestantisme en Roomsch
Katholicisme zijn gescheiden. Zij hebben elkander
lief. Dat is tragiek. .
(Slot van pagina 3)
eerste week geleid worden door minister-president
Colijn en vervolgens door oud-minister De Graeff;
vertegenwoordigers zullen voorts nog zijn het
Eerste Kamerlid Van Lanschot en Mr. J. Limburg.
De delegatie zal in deze critieke dagen voor den
Volkenbond partij kiezen en zware beslissingen wel
licht niet kunnen ontgaan en het was daarom ver
heugend dat Mr. Limburg vóór zijn vertrek met een
rede in Den Haag nog eens zoo duidelijk van zijn
standpunt heeft getuigd, dat, zoo als het thans gaat,
het niet kan doorgaan en dat bij de huidige dictatoriale
strevingen, de andere staten des te krachtiger de
handen ineen moeten slaan. Het komt er thans op
aan, dat het overal ingeslopen defaitisme ten aanzien
van het internationale recht overwonnen wordt.
Terecht heeft Volkenbond en Vrede" daarom op
een driedaagsche jeugdleidersconferentie weer con
tact gezocht met de jongeren, en uit deze conferentie
heeft ook duidelijk de wil tot herstel der internationa
le rechtsorde geklonken. De vraag is thans echter,
hoe deze bereidheid in banen geleid kan worden,
die dit doel ook inderdaad naderbij brengen.
DE ZEVENENDERTIGSTE JAARBEURS IS IN
OPTImistischen toon geopend door den
secretarisgeneraal Graadt van Roggen, de gunstige ontwikke
ling van conjunctuur en rijksmiddelen werd geme
moreerd; wel moest geconstateerd worden, dat de
opleving vooral het internationaal georiënteerde deel
van het bedrijfsleven betrof, en dat de rest nog ge
handicapt wordt door het uitblijven van een be
langrijke koopkrachtsverhooging bij de groote
massa. Nu dit ook voor het bedrijfsleven zelf een
belang wordt, zullen belangrijke loonact'ies wel niet
uitblijven. Het N.V.V. heeft in deze richting ook al
verzamelen geblazen. Een andere weg is de door
minister Steenberghe ingeslagen richting tot ver
laging van de kosten van het levensonderhoud; met
de boter is hij begonnen, maar de margarine, be
langrijker voor hen die aan verlaging van kosten het
meeste behoefte hebben, is maar nauwelijks
goedkooper geworden ondanks het opheffen van het
menggebod met boter. Hiervoor en voor de andere
spijsvetten is spoedig ingrijpen gewenscht.
Onverdeelde toejuiching verdient als gewenschte
kostenverlaging de tariefsverlaging bij de poste
rijen, die beloond moge worden met een stijgend
postaal verkeer. '
MINISTER STEENBERGHE ZIT OOK INZAKE DE
ordening niet stil: Een der terreinen, waarop
een zekere beheersching van het vrije spel van vraag
en aanbod, vele ongelukken en veel tijdelijke werk
loosheid kan voorkomen, is zeker het bouwbedrijf.
Een bedrijf sraad voor dit terrein, zooals thans is
ingesteld, mag als. een eerste stap in deze richting'
worden beschouwd, al is het feit, dat de neutrale
aannemersbond geweigerd heeft zijn drie (van de
zestien) plaatsen te bezetten; zeker voorloopig een
belemmering. Een nauwkeurig toezicht op de
werking der ordening, en zeker wanneer deze in
den vorm van verbindendverklaring van onder
nemersovereenkomsten plaats vindt, is zeker steeds
noodig. Daarom eischt de betreffende wet ook een
commissie van toezicht. Deze commissie is thans
onder voorzitterschap van mr. T. J. Verschuur door
den minister geïnstalleerd en deze heeft daarbij
PAG. 4 DE GROENE Ne.3145
vooral aangedrongen op gebruikmaking van de
controle-organen der bedrijfsgenooten zelf. Zoo
wordt in den geest van Thorbecke gezonde auto
nomie met verantwoordelijkheid aan een centrale
instantie gecombineerd.
IN DEN VOLKSRAAD IS THANS EEN HERZIENING VAN
het kiesrecht der Indische gemeenteraden aan
genomen. Zooals men weet is Indiëniet in gemeen
ten ingedeeld, maar is slechts aan een beperkt aan
tal grootere plaatsen het zelfstandig karakter van
gemeente geschonken; de wijziging in het kiesrecht
daarvoor is echter toch van belang, omdat het de
centralisatiestelsel aan de gemeenteraden een vrij
groot arbeidsterrein laat. Door invoering van even
redige vertegenwoordiging (zooals die ook voor den
Volksraad geldt) wordt de misstand uit den weg
geruimd, dat twee groote partijen, meestal het
IndoEuropeesche Verbond en de Vaderlandsche Club,
door een stembusafspraak vrijwel alle Europeesche
zetels voor zich in den wacht konden slepen; gelukkig
is men echter niet in het lijstenstelsel vervallen,
omdat in de Europeesche maatschappij in Indië,
waar de persoonlijke bekendheid het zeker wint van
de politieke scholing, het personenstelsel zeker
de voorkeur verdient. Voor de Inlanders is het
inkomensminimum van ? 300 per jaar gehandhaafd,
maar het kiesrecht op grond van genoten onderwijs
daaraan toegevoegd. Terecht heeft de regeering
afgewezen orn door benoeming de verkiezingen
aan te vullen; zij zou hierdoor veel te veel
rechtstreefcschen invloed op het gemeentebeleid kunnen
oefenen. Zoo gaat ook Indië's politieke ontplooiing
voort.
De reportage van de week
(J)e {jBeemster
jarig
32o
aar roogmakerij
OM te voldoen aan het verlangen van enkele
buitenlandsche gasten, die eens een echten
polder wilden zien, reden wij over Purmerend
naar den Beemster en waren zelf verrast door de
bekoring van dit welige land. In de waardeering
van ons polderlandschap winnen de buitenlandsche
toeristen het van de Hollanders, die het lage land
mijden zonder het te kennen. En toch verbergen
onze polders achter hun zware dijken behalve een
roemrijke historie een stuk Hollandsche schoonheid,
die een grootere belangstelling van onze
landgenooten zou wettigen. Voor de Amsterdammers
willen wij langvervlogen tijden in herinnering
brengen, toen hun voorouders in dienzelfden Beem
ster een groote belangstelling toonden.
ER was immers een tijd, nog voor de Amster
dammers hun buitenplaatsen gingen bouwen
langs de Vecht, dat hun statige landhuizen met
bosschages, theekoepels en volières in den Beemster
stonden!
Deze polder werd toen de grootste lusthof van
Noordholland genoemd. In die dagen gaf men aan
de schoonheid van ordelijk aangelegde bouw- en
weilanden blijkbaar de voorkeur boven de ongerepte
natuur van Gooi en duinstreek. Ook kende de
Beemster fraai gebouwde boerderijen, die in het
voorhuis gedurende de zomermaanden aan stadsche
families huisvesting boden. Goed klinkende
Amsterdamsche namen als Six, Van Oss, Westrhenen,
Loten e.a. waren in den polder welbekend, hetzij
als blijvende bewoners of als forens".
En al is er dan wel eens langs onze grachten
gefluisterd, dat Amsterdamsche patriciërsgeslachten
hun al te ondeugende zoontjes daar met een lijfrente
achter den ringdijk beliefden op te, bergen, daar
mede deed men toch onrecht aan de motieven, die
de Amsterdammers er toe brachten zich in den
Beemster te vestigen.
Meer dan eenige andere polder kan de Beemster
aanspraak maken op the charm of originality":
Het was de eerste groote droogmakerij in ons land.
Kaarten uit de ióe eeuw toonen Noord-Holland
met een landoppervlakte, die ongeveer de helft
van de tegenwoordige beslaat. Groote meren en
veenplassen, bijna alle onderling verbonden, stonden
in open verbinding met de Zuiderzee, en breidden
hun gebied met eiken storm uit, totdat de molen
makers er in slaagden molens te bouwen, waarmee
men den strijd tegen het water met succes durfde
aanbinden. Groote vermaardheid, ook buiten onze
grenzen, kreeg de Rijper timmerman en molen
maker Jan Adriaansz, die later den bijnaam
Leeghwater aannam. Hij had een belangrijk aandeel in de
drooglegging van het Beemstermeer, en later was
hij werkzaam bij de bemalingen van den Purmer,
de Heer Hugowaard, den Schermer, en den Wormér,
alles tusschen 1620 en 1640. In 1641, reeds op
gevorderden leeftijd, schreef hij het bekende Haar
lemmer-Meerhoek, waarin hij de plannen voor de
droogmaking, die precies twee eeuwen later aange
vangen werd, ontwikkelde.
HET initiatief tot droogmaking van den Beemster
ging e«hter uit van Dirk van Oss, een der op
richters van de Oost-Indische Compagnie. In het
begin der i/e eeuw, toen de handel op Indiëen op
de Oostzee groote winsten afwierp, en men moeite
had een geschikte belegging voor de nieuwe kapi
talen te vinden, was men niet afkeerig van een
riskant plan als de droogmaking van een meer van
7000 hectaren in die tijden beteekende. Ondanks
den tegenstand van verschillende belanghebbenden,
hebben de Staten van Holland en West friesland,
overwegende welk goed werk het is van Water,
Land te maaken tot voedsel, bewooning en dienste
der menschen, aan Dirk en Hendrik van Os, Arent
ten Grootenhuis, en Jan Claesz. Crook, met hare
consorten op de sisten Mey 1607 octroy verleend,
om de geheele Beemster in het geheel en ten eene
De Eenhoorn, vroeger d: Toev/ügt ge/iecten, een der fraaiste hoeven in Midden Beemster.
male teffens pnder dykagie te mogen brengen, ende
alle dezelve bedijkte landen te mogen houden
eeuwiglijk en Erfelyk voor hen, heure
Erfgenaamen."
En op den laatsten December van datzelfde jaar
lieten de Hoofd-Ingelanden van den Beemster in
,,De drie Morianen" op den Nieuwendijk te Amster
dam de aanbesteding houden van het maken en
leveren van verscheidene achtkante watermolens".
Spoedig daarna wierpen 26 molens het water in
den boezem, en in de eerste dagen van Januari
1610 kwam de bodem in zicht. Diezelfde maand
echter bezweek bij Durgerdam de Waterlandsche
zeedijk, en ook de Beemsterdijk, niet bestand tegen
den zwaren druk van het binnenstroomende zee
water, werd vernield, waardoor het groote werk
opnieuw begonnen moest worden.
De teleurstelling leidde niet tot ontmoediging,
en toen in Mei 1612 het meer voor de tweede maal
leeggemalen was, bleek de overstrooming toch nog
een goede zijde te hebben gehad. Het doorstroomende
water had groote oppervlakten veen, die den
kleibodem bedekten, weggespoeld, hetgeen de vrucht
baarheid van den nieuwen bodem ten goede kwam.
Groot was de vreugde over het succes van het werk,
dat zonder voorbeeld was. De prinsen Maurits en
Frederik Hendrik werden feestelijk ingehaald om
de nieuwe gronden te bezichtigen. En kort daarna,
op den sosten Juli, had op het Slot Purmerstein te
Purmerend de verkaveling plaats. De Amsterdam
sche ingelanden van den Beemster waren na alle
wederwaardigheden zoo ingenomen met hun nieuwe
bezit, dat er weldra buitenverblijven en heeren
boerderijen met ruime voorhuizen en fraaie
renaissancegevels in het polderland verrezen. De Beemster
ging een tijd van zwier en statie tegemoet, die
Vondel inspireerde tot een aan Karel Loten opge
dragen sonnet:
Hier jaagt de windhond 't wild, hier rijdt de
koets uit spelen.
Men danst, men banketteert in 's koopmans
rijke buurt.
Hier. lacht de Gouden tijd, in lieve lustpriëelen,
Die voor geen oorlog schrikt, noch kiel op klippen
stuurt.
DE Fransche revolutie maakte een eind aan
deze cultuur, en in de 196 eeuw zijn veel over
blijfselen, die nog aan de prachtlievendheid der
eerste bewoners herinnerden, opgeruimd. Maar
nog zijn niet alle sporen van het verleden verdwenen.
Gaande langs den Volgerweg passeert men de ruime
inrijhekken van de oude buitens Zwaansvliet,
Vredeveld, Volgerwijck en Rustenhoven. De namen
van de verdwenen landhuizen zijn op de daar
achter gelegen boerenhoeven overgegaan, en zoo
kan men in den Beemster boerderijnamen vinden,
die nimmer door een boer bedacht zijn bv. Duisburg.
Van de oude hoeven is de Toevlugt, later in de
Eenhoorn omgedoopt, de fraaiste. De met guir
landes en festoenen versierde gevel zou op zich zelf
in een oud-Hollandsch stadje geen slecht figuur
maken. In combinatie met het hooge tentdak van
de Westfriesche stelphoeve trekt hij sterk de aan
dacht: een blijvend getuigenis van de gemengde
bevolking, die de Beemster eertijds kende. Talrijk
zijn de boerderijen van dezen stijl, met haar merk
waardige vermenging van stadsche en landelijke.
architectuur. '
En gaande langs de tusschen hoog hout liggende
PAG. S DE GROENE No. 3145
boerenhoeven krijgt men den indruk, dat van het
royale leven in 's koopmans rijke buurt nog altijd
iets is overgebleven in dit boerenland. Nog is de
Beemster een lusthof. De bewoners leggen een voor
keur voor veel bloemen en siervogels aan den dag,
en overal vindt men welverzorgde royale inrij
hekken. In het vroege voorjaar vormen nauwkeurig
uitgeplante sneeuwklokjes in een gazon den naam
van de boerderij; in de Meimaand zorgen de boom
gaarden van den zuid-oosthoek voor een
bloesempracht, die met de Betuwe kan wedijveren, en in
den nazomer pronken lelies en dahlia's overal.
DE bewoners van den Beemster zijn gehecht aan
hun polder, en meer dan in vele andere streken
van ons land toonen zij waardeering voor de ge
schiedenis van het eigen plekje grond.
Nog wordt jaarlijks op den dag van de eerste ver
kaveling te Beemster biddag gehouden, waarbij de
predikant de geschiedenis van de droogmaking
herdenkt. De naam Leeghwater is voor de boeren
meer dan een bekende klank, en nu de Beemster
thans in dagenlange feestvreugde het 325-jarig
bestaan van den polder herdenkt, zijn het de oud
ingezetenen geweest, die den beeldhouwer Steen
bergen opdroegen een borstbeeld van den knappen
molenmaker te vervaardigen, dat aan de gemeente
is aangeboden.
Reeds het vorige jaar hadden alle boeren een
lammetje afgestaan, dat ten bate van het
herdenkingscomitéwerd grootgebracht en verkocht. Op
deze origineele wijze kreeg men de beschikking
over enkele duizenden guldens, om nog eens
ouderwetsch te dansen en banketteeren".
JAN W. KESLER
(Ingezonden Mededeeling)
ZEVENTIEN LICHTENDE MEISJES
In een fabriek van lichtgevende verven
werden vijf meisjes, die aan de wijzer
platen werkten, overvallen door een
merkwaardig gevoel van onwelzijn.
NAARMATE zijn oogen aan het duister ge
wend raakten, zag hij steeds duidelijker,
dat het gezicht van het nu zacht jammerende
meisje een geelgroene glans uitstraalde. Het
vale licht lag om haar oogen en slapen en
kwam ook uit haar mond
Hij reed naar het sanatorium.
De dokters wilden hem hier niet gelooven.
Maar daar er bij de patiënten reeds nachtelijke
rust heerschte aldus lezen wij in den roman
Radium" van R. Brunngraber onderzocht
men de kwestie terstond. De vertrekken der
radiumarbeidsters, die alleen door slaapmiddelen
sliepen, werden in totale duisternis gedompeld.
Daarop stond men ook hier voor het vreesélijk
schouwspel, dat een ongekende ontzetting door
alle zenuwen deed varen. De' ook in haar
verdooving nog zuchtende, onrustige meisjes lagen
met lichtende gezichten in hun bedden.
Pierre Cynac vond nog dezelfde nacht de ver
klaring voor het afschuwelijk verschijnsel. Terwijl
hij in de nachtlucht slapeloos op zijn balkon
buiten zat, herinnerde hij zich de gewoonte van
vele arbeidsters, de penseel, waarmee zij de verf
aanbrachten, in de mond toe te spitsen. (Adv.)
',