Historisch Archief 1877-1940
tv::.-,*,
i
, {f ,
>.& '
Uit de natuur
De Mantis Religiosa of het Bidpaapje, een biddende
roofsprinkhaan in zijn karakteristieke houding
Dr. K. Kuiper
GERUIMEN tijd hebben wij in
een der kassen, tusschen een
weelde van varens en orchi
deeën, een van die merkwaardige
verschijningen uit het rijk der insecten
vrij laten rondloopen, die niet alleen
voor den ntomoloog maar ook voor
eiken leek interessant is: een biddenden
roof sprinkhaan, eenmaal door
Linnaeus typisch: bidpaapje genoemd.
Dien deftigen naam hebben de
latere natuurlijke historie-leerboeken
in onze taal waarschijnlijk voor dit
dier uitgedacht en hij heeft het
voordeel dat de plaats van het dier in
het systeem der insecten er duidelijk
in wordt weergegeven, terwijl het
adjectief zich aansluit bij het in den
wetenschappelijken naam gebezigde.
In de dierkunde heet deze knaap name
lijk sedert Linnaeus hem officieel zoo
doopte: Mant is religiosa. Of de groote
Linnédaarbij aan de oorspronkelijke
beteekenis: waarzegger, profeet ge
dacht heeft, die het woord Mant is in
het Grieksch heeft, of dat hij gevonden
heeft, dat onder Mantis ook een soort
sprinkhaan verstaan wordt, zullen we
nu maar in het midden laten. Het
heeft altijd zijn bekoring zulke
kwesties te gaan uitpluizen en ik dank
aan een verzoek om voorlichting op
dit grensgebied tusschen klassieke
talen en biologie de aangename kennis
making met het aardige boek van
Otto Keiler: Die antike Tierwelt,
waarin we o.a. een afbeelding van een
Romeinsche munt vinden, waarop
de Mantis religiosa onmiskenbaar voor
komt.
De Duitsche benaming
Gottesanbeterin", schoon minder duidelijk,
klinkt welluidender dan onze school
meesterachtige; hij is ook natuurlijker,
wat waarschijnlijk er mee samenhangt,
dat juist deze soort tot vrij ver noorde
lijk in Duitschland voorkomt, al is het
dier feitelijk een Zuid-Europeesch
insect. Een van de eerste en tevens
door nauwkeurigheid uitmuntende be
schrijvingen is die van Rösel von
Rosenhof, den tijdgenoot van Lmnaeus.
In zijn, ook in het Hollandsen ver
taalde boek: déNatuurlijke Historie
der Insecten vinden we een fraaie
afbeelding, naast een uitvoerige be
schrijving, zoowel van de gedaante als
van de levenswijze van dit dier, dat
hem vooral uit de omgeving van
Frankfurt levend werd toegezonden.
Mantis religiosa hoort thuis op
droge, zonnige, met lage struiken be
groeide plaatsen. Hij klimt met zijn
lange en dunne pooten handig langs
twijgen en ranken en kan vaak tijden
lang onbewegelijk op prooi zitten te
wachten. Wie wel eens een krekel
of sprinkhaan gevangen heeft, her
innert zich de kracht van de geweldige
achterpooten dezer dieren, die daar
mee zulke enorme sprongen kunnen
doen. Hij zal dadelijk het groote ver
schil met .onze Mantis van de afbeel
ding zien. Deze Roofsprinkhanen zijn,
evenals de kakkerlakken en de merk
waardige Wandelende Takken en dito
Bladeren, loopers en geen springers.
Mantis en zijn verwanten hebben
echter nog een eigenaardigheid: de
voorste pooten, die aan een smal en
sterk verlengd voor lij f vastzitten, wor
den niet meer bij de voortbeweging
gebruikt, maar zijn veranderd in een
paar krachtige vangarmen, die het
dier in verband met deze functie veelal
naar boven gericht houdt. Door deze
eigenaardige houding heeft het dier
stellig al zeer lang geleden een verge
lijking met een de godheid
aanroependen priester of priesteres veroorzaakt
en zoo is dan de naam ontstaan, die
blijkbaar in vele talen op het zelfde
neerkomt.
De vangarmen bewijzen werkelijk bij
het bemachtigen van de prooi, die
uit andere insecten en misschien bij
enkele zeer groote verwante soorten
ook wel eens uit een klein vogeltje
bestaat, zeer goede diensten, want
zoowel de dij als de scheen zijn van
stevige stekels voorzien, terwijl de
scheen bovendien zoo tegen de dij
kan worden geknepen, dat het geheel
op een dichtgeslagen knipmes lijkt.
Het is een amusant werk, zoo'n
Mantis in zijn jachtveld gade te slaan.
Men mag aannemen dat zijn' groote
facetoogen heel goed in staat zijn
den mensch waar te nemen, maar hij
trekt zich weinig van hem aan; ver
moedelijk vallen wij heelemaal buiten
de grenzen van zijn Umwelt en reageert
hij daarom niet op onze nabijheid.
Maar des te beter reageert het dier
op de aanwezigheid van een vlieg,
spin, kever, of soortgelijk wezen. Zoo
bedaard mogelijk wordt de prooi
genaderd, opeens slaan de vangarmen
uit en grijpen hem in hun onontkoom
bare omklemming, waarna de uitslag
van den strijd, die volgt niet twijfel
achtig is.
Het spreekt vanzelf, dat zoo'n jager
in een plantenkas een zeer nuttige
hulp bij het verdelgen van schadelijk
wild vormen kan. Dat ons exemplaar
een wijfje was heeft het na eenige
maanden gedemonstreerd door aan
een der stengels een typisch
eierpakketje te hechten, zooals we ook wel
van andere insecten kennen en waarin
de keurig op rijen geplaatste eieren
door een spoedig hard wordende
schuimige klierafscheiding den winter
over bewaard blijven. Daar onze
Mantis geen echtgenoot had waren de
eieren voor ons alleen interessant om
te zien. Maar was er een mannetje
geweest, dan zou het er vermoedelijk
werkelijk geweest" zijn. Want met
deze soortgenooten weten de vrouwtjes
ook wel raad.
Papieren avonturen
Jon. M. Velter: AuKtrulii' en Siberi
(De Toorts, Heemstede)
WIE heeft in zijn jeugd, bij het
lezen van de spannende
indianenverhalen van Karl
May of Cooper niet een sterk ver
langen gevoeld ook eens een groot
jager te mogen worden, door oer
wouden te dwalen, vreemde volken te
bezoeken, wilde dieren te bestrijden?
En wie leest er op lateren leeftijd niet
graag een aardige detectivehistorie of
kruidt een ernstig tooneel- en
filmseizoen eens met de wat lichtere kost
van een Trader Horn of een Baboona?
Het is zoo makkelijk, lui in een stoel
te gaan zitten en een Goodwin of een
Conan Doyle te laten vertellen, of te
luisteren naar de zachte muziek van
een bioscooporgel en onderwijl de
Johnsons door oerwouden en steppen
te zien dwalen. Waarom zouden we
ons nog druk maken?
Toch zijn er stervelingen, die geluk
hebben gehad en hun droomen in wer
kelijkheid hebben kunnen omzetten. Ze
zien terug op een rijke ervaring en indien
ze eenigszins de pen kunnen hanteeren
willen ze ons van die ervaring laten
meeprofiteeren. Aan de jeugdige avon
turiers en de enkele oudere
geestdriftigen, hun, die onze gecultiveerde maat
schappij ontvluchten en de vrijheid
zoeken, hebben wij menig spannend
boek te danken. Een van hen is Jos.
Velter, die in een tweetal boeken ver
telt over reizen naar Australiëen
Siberië.
Jos. Velter is eerlijk, hij verbloemt
zijn standje niet, hij vertelt niet alleen
het mooie van het reizen en trekken
door wilde gebieden. Eerder nog is hij
aan den pessimistischen kant en vertelt
hoe hem zijn droornen, aan de werke
lijkheid getoetst, hebben ontnuchterd.
Toch is de liefde tot het teleurstel
lende groot, en het is met deze liefde,
dat Jos. Velter vertelt van zijn avon
turen. Tusschen de verhalen van
ellende door de muskieten, de grootste
vijanden van den oerwoudjager en de
vaak ondragelijke hitte, tusschen het
relaas van de bittere koude en ver
woede gevechten met wolven door
proeft men een intens genot in het
dwalen door de ongerepte natuur, en
de groote voldoening na een vol
brachten tocht. Het zijn twee oprechte
en boeiende boeken. H. E.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiitiiiiuiiiiimiiii
iiillllluiiiJiiiiiinnniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiiii
HiiiiiiiiniJiimmiiiiiilliiiltiiiiiii
CHARIVARIA
Het ge-val
Het valt niet te ontkennen dat er
tegenwoordig in de bladen een on
matig geval valt te lezen, wat te
betreuren valt. In de meeste ge
vallen valt het door het eenvoudige
15 te vervangen. Maar dat is, zooals
te begrijpen valt, den scribenten
niet mooi genoeg. Bijvoorbeeld:
,,Hieraan valt de achterstand toe
te schrijven." (Vrijli.)
,,Het. valt'niet témiskennen, dat er
een gevaarlijke zijdeaan zit.'f f Vaderl.)
,,Ér valt in deze film veel te
waar? doeren." (H. J),)-,
,,Het valt natuurlijk gemakkelijk
daaruit ettelijke excessen, naar voren
te halen." (Gr.)
, ,Het vialt niet te ontkennen dat
hij die neiging vertoont." (HU.)
Thans valt weder een stijging waar
te nemen van het welvaartspeil; In
Suriname viel een lichte verbetering
op te merken." (Troonrede)
Willen mijn lezers mij knipsels
met gevallen zenden? In elk num
mer van elk blad Valt wel zoo'n
geval te vinden; tenminste ybor het
slagen van mijn nieuwe rubriek
valt het te hopen.
Paindeluxe-brood
, ,,In dit geval moet men -nauw
keurig preciseeren." (HbL)
,,De laatste dagen hebben er
steeds annonces in de kranten gestaan
van diverse buitenlandsche consu
laten." (Tel.) <
,,De keuze was een zeer gelukkige.
Hun taak was een veelomvattende
en belangrijke." (Prov. O. en Zw. C.)
,,De bediening is een zeer een
voudige." (N. H. C.)
Dénominatief-accusatief
constructie
Ook de taal is armoedig met al die
moderne woordjes als: een verveeld
gebaar ('wat je tegenwoordig meer
leest, maar volslagen onzin is)."
? .(Utr. P/edikbeurtenbl.)
,,Het gevaar is in ons land niet te
duchten en acht spreker onmogelijk."
(Hbl.)
,,Men had de vlottende schuld
in lanbloopenbe staatsschuldbrieven
moeten ve/anderen." (Het Nat. Dbl.)
,,'Het verschil is noodeloos
pttst." (Het Lib. Wbl.)
De toeêpitêinfl van tegenstellin
gen." (Troonrede)
Deelwoordenjammer
,,De entree van onze stad, komende
van de beide stations, blijft nog steeds
weinig fraai." (Hbl.)
,,De kwaliteiten van For en ivoor
tegen elkaar afwegend, slaat de
balans ten gunste van de eerstge
noemde ver door," (Clttbkr.)
i ,,De Protestantsche kerk wordt
hersteld en is geheel parilöos, met het
gevolg dat de tallooze vleermuizen
die sinds jaar en dag in dit gebouw
verblijf hielden, verdwenen zijn. Waar
zij zich thans ophouden is niet
bekend." (Locomotief)
De politie doet onderzoek.
De .... e-mode
,,De positie van Parnell was een
zeer sterke." (N. H. C.)
Correspondentie
P. te A. Waarom zou Verkade in
de Groene van 21 Aug. p. 10 St.
Joanne schrijven ? Zou hij niet weten
dat het vrouwelijk van John Joan is ?
Antw. Jawel. Maar hij wil dubbel
duidelijk laten uitkomen dat 't wel
degelijk een vrouw is geweest. Ze
deed altijd zoo mannelijk.
PAG. H DE GROENE No. 3147
MEISJE WORDT JONGETJE
Geslachtsverandering in het vissemijk
T INEKE is een echte robbedoes.
Ze had een jongen moeten
zijn", wordt er wel eens van
haar gezegd, en dat vindt ze zelf ook.
Dezer dagen viel het besluit, dat het
gezin naar Indiëzou vertrekken.
Plannen, beslommeringen, uitzet.
Tineke liep een paar dagen met een
zwaar probleem rond. Ten slotte waag
de ze de stap: Moeder", vroeg ze,
als je nu tóch allemaal andere
kleerkent het verschijnsel der
hanenvederigheid" van oude kippen, en had
niet uw lieve oude tante een snor en
een dragonderstem, die ze bepaald
niet bezat toen ze twintig lentes telde ?
Het feit dat er niet alleen overgangs
vormen zijn, maar dat inderdaad het
ene geslacht in het andere kan overgaan
(bij vissen voorlopig nog niet bij
uw tante) is echter nog maar een jaar
of tien bekend. Het is het eerst waar
tjes voor me moet kopen, wil je dan genomen bij hét zwaardvisje
(Xiphojongenspakjes nemen? In Indiëkent phornus helleri), een siervisje dat uit
Mexico afkomstig is en omstreeks 1910
als aquariumvis is Europa is
ingeniemand me, en dan kan ik in het
vervolg een jongetje zijn."
Het was niet duidelijk waarom deze
transformatie op onoverkomelijke
moeilijkheden stuitte. Eerlijk gezegd:
mij ook niet. Want wat de biologen de
laatste tien, twintig jaren op dit gebied
hebben uitgehaald is zo verbluffend,
dat het werkelijk niet zo heel erg ver
bazingwekkend meer zou zijn als van
daag of morgen de een of andere pro
fessor met een methode kwam volgens
welke Tinekes wens kon worden
vervuld.
Met de kippen is het al begonnen. In
het laboratorium produceert men te
genwoordig vrouwelijke kuikens naar
wens door in even bebroede
kippeneieren vrouwelijke hormonen te spuiten.
Het resultaat is, dat er geen haantjes
meer uitkomen. Het omgekeerde lukt
nog niet: inspuiting van mannelijke
hormonen heeft geen merkbare uit
werking. Maar misschien wordt daar
ook nog wat op gevonden.
De onderzoekers (Ludwig en Van
Ries) hebben aangekondigd dat ze, als
ze de inwerking der hormonen op
eieren voldoende hebben bestudeerd,
Zullen probeeren, kippen zo te behan
delen, dat, deze voortaan eieren leggen
waaruit" zónder verdere behandeling
kuikens van het gewenste geslacht
kruipen. En als ze met de kippen
klaar zijn, zullen ze proeven op mensen
gaan nemen. Ze zijn overtuigd, dat de
mens op dergelijke hormonen op de
zelfde wijze reageert als de kip.
WE zijn dus al een eind op weg
om Tineke haar zin te kunnen
geven, maar er ontbreekt toch nog iets
aan. Het bepalen van het geslacht van
een levend wezen, vóór dit als volledig
.organisme ter wereld is gekomen, is
een probleem op zichzelf. Het ver
anderen van het geslacht van een wezen
dat .reeds tot ontwikkeling is gekomen,
is nog heel iets anders. Ook op dit ge
bied echter zijn we niet zonder prece
dent. Alleen móeten we dan van de
kippen naar de vissen gaan.
Reeds lang kende men bij verschillen
de soorten vissen tussenvormen, die
zowel mannelijke als vrouwelijke ken
merken hebben. Men kende ook het
verschijnsel, dat Vrouwelijke vissen op
gevorderde leeftijd mannelijke ken
merken krijgen. Deze dingen zijn
trouwens niet tot de vissen beperkt
en daarom zijn ze biologisch zo be
langwekkend iedere kippenfokker
Als U geregeld losse
nummers koopt...
i
hebt U kans dat juist het
nummer dat U speciaal
interesseert U door een of
andere oorzaak ontgaat.
i
Neem liever
'n abonnement
s
voerd. Deze vis is in zover merkwaar
dig dat ze levende jongen ter wereld
brengt: het wijfje houdt haar kuit bij
zich; het mannetje heeft achter de
buikvin een uitsteeksel (genopodium),
waardoor het zijn hom in het lichaam
van bet wijfje brengt. Daar ontwikke
len zich dan de jongen, die als ze ter
wereld komen nog slechts een klein
restje van een dooierzak meeslepen;
ze zwemmen dadelijk weg en beginnen
kleine waterdiertjes te vangen.
De eerste weken zijn deze babies alle
volkomen aan elkaar gelijk. Pas na een
week of drie begint zich bij de manne
tjes een gonopodium te vormen. Vóór
die tijd ontbreken niet alleen de uit
wendige kenmerken van het geslacht:
ook inwendig zijn alle jonge dieren
gebouwd als wijfjes. Een deel ervan,
gemiddeld de helft, ontwikkelt zich
verder en gaat tot het mannelijk ge
slacht over. Ik zou het in de rubriek
,,Van vrouwen en vrouwenleven" niet
durven schrijven, maar hier moet het
gezegd worden: biologisch schijnt (en
niet alleen bij de vissen) het mannelijk
geslacht een verder stadium, van ont
wikkeling van de soort te zijn. . . .
GOED, na verloop van tijd hebben
we dus voor de helft mannetjes,
voor de helft wijfjes. De mannetjes
blijven verder wat ze zijn. Maar bij de
wijfjes zijn er die zich op latere leeftijd
bedenken en alsnog mannetjes worden !
Dit kan in elk stadium van haar ont
wikkeling gebeuren, zowel voor als na
de geslachtsrijpheid. Er zijn dieren die
rijp worden, bij wie zich alle kenmer
ken van een naderend moederschap
vertonen, en die dan eensklaps gaan
veranderen: de embryo's die zich'reeds
hebben gevormd gaan te gronde, de
organen veranderen van vorm en
functie en het wijfje wordt een man
netje. Er zijn ook vrouwelijke vissen,
die herhaaldelijk jongen ter wereld
hebben gebracht en dan zonder aan
toonbare oorzaak een gedaantever
wisseling ondergaan, en wel zo grondig
dat ze daarna de volle vreugden van
het vaderschap smaken. Het is dus mo
gelijk dat van twee xiphophornusjes de
ene moeder" en de andere vader"
moet zeggen tegen hetzelfde individu.
Een dergelijke overgang is in 1926
voor het eerst waargenomen. De vrou
welijke vis voelt zich blijkbaar onbe
haaglijk; ze schommelt met
samengevouwen vinnen zachtjes in het water,
zoals deze vissen anders doen als het
water te koud is. Er komen geen
kleine visjes meer, zoals anders meestal
om de maand; het lichaam wordt
slanker, hoekiger; uit de buikvin ont
wikkelt zich een gonopodium; de
staartvin groeit in een punt uit. (Aan deze
punt, die alleen bij de mannetjes voor
komt, dankt het dier zijn naam:
zwaardvisje).
Een merkwaardig verschil met de
ontwikkeling van normale" manne
tjes is de volgorde waarin de organen
ontstaan: bij de kleintjes vormen zich
eerst de inwendige organen; bij de
volwassen dieren ontstaan eerst gono
podium en staartvinpunt en volgen de
inwendige organen daarna. Het
ovarium schrompelt ineen; uit het
epithelium van de ovariumholte groeien
de homklieren; de vroegere eileider
wordt zaadleider en brengt de verbin
ding tussen homklieren en gonopodium
tot stand.
Tijdens dit gehele proces zijn de
dieren overgevoelig. Ze nemen zeer
weinig voedsel tot zich (hoewel ze
meestal sterk groeien) en een vrij
groot percentage bezwijkt, schijnbaar
zonder aanleiding. Gaat men zulk een
overleden dier onderzoeken, dan vindt
men meestal dat de verbinding tussen
homklier en gonopodium niet volledig
tot stand is gekomen, zodat de hom
niet uit het lichaam kan treden.
Komt het dier deze moeilijke periode
echter te boven, dan is het een volsla
gen mannetje geworden, dat zich van
de andere, oorspronkelijke" manne
tjes enkel onderscheidt doordat het
forser, levendiger, mannelijker" is.
ONZE PRIJSVRAAG
Dagbladcommentaar
I)e nieuwe opgave
IN een oorlog geeft de generale
staf van een der strijdende par
tijen het volgende communiquéuit:
Aan het geheele front rukten
gisteren onze troepen geleidelijk op.
Aan de rivier de Kalati hield onze
strijdmacht halt, om de stellingen te
versterken.
Op de vlakte van Boningai ont
wikkelden zich schermutselingen,
waarbij de onzen zich onderscheid
den en de vijand verliezen leed. De
onzen trokken zich op hun basisterug.
Een eskader bommenwerpers deed een
aanval op de stad Maili, waar zij
talrijke projectielen lieten vallen en
groote schade konden aanrichten".
Gevraagd wordt in maximaal 200
woorden weer te geven, wat het
strijdblad der tegenpartij over dien zelfden
dag weet mede te deelen.
Als eersten prijs loven wij weder
om uit een Dunhill bureau-vulpen
houder met artistiek uitgevoerden
standaard ter waarde van ? 17.50;
als tweeden prijs een reproductie
naar Vincent v.Gogh: Het Korenveld
Inzending uiterlijk Maandag 4 Oct.
Verslag en prijstoekenning in het
nummer van Zaterdag 9 Oct.
ZEER belangrijk zou het nu na
tuurlijk zijn, te weten waardoor
een dergelijke ingrijpende verandering
tot stand komt. Helaas zijn we nog
niet zo ver; tien jaar is voor de studie
van zo'n verschijnsel trouwens ook
nog maar kort. Een ziekelijke afwij
king is het in elk geval niet. Bij andere
dieren is dit wel eens het geval: er zijn
bijvoorbeeld krabben die een dubbele,
mannelijke plus vrouwelijke, aanleg
hebben, waarvan er n tot ontwikke
ling komt; een bepaalde parasiet tast
nu wel eens de mannelijke
geslachtsklieren aan, zodat deze te gronde gaan;
in dat geval komen de vrouwelijke tot
ontwikkeling en het mannetje wordt
een wijfje.
Men probeert langs operatieve weg,
door overplanting van klieren, het
geslacht kunstmatig te veranderen; de
proeven van Ludwig en Van Ries, die
met inspuitingen werken, gaan in
dezelfde richting. Op deze wijze be
nadert men langzaam maar zeker het
raadsel van het geslacht. B. HILMAN
Regen en drop
D'
tU/il
E regen brengt
de nattigheid.
Het brengt de
rotting in de politiek
en de verkoudheden
van de begrooting en
het gènies in de ma
noeuvres, waardoor iedereen dadelijk
weet waar de blauwe vijand ondereen
bosje druipend eikenhakhout voor het
vaderland in dekking ligt. n ik heb
een keelpijn, dat ik mijn boordje niet
kan omdoen. Dat is alles van den
regen. En het houdt nog niet op. Mijn
rug voelt als een speldekussen zoo'n
spit als ik heb en als je het mij vraagt
wordt uit den regen veel van het volks
karakter van den Hollander verklaard.
Daar heb je nu de N.S.B., allemaal
heeren met nette namen, een paar uit
gezonderd. En wat blijkt? Dat zij
elkaar chanteeren en beluisteren met
microfoontjes of niet-beluisteren met
microfoontjes, dat moeten de Heeren
onder elkaar maar uitvechten en dat
ze een ruzie hebben als wij als jongens
in de club waar ik
rooverhoofdmansassistent was, tot ik ruzie kreeg met
den vader van den chef, die mij op
een boodschap van n half ons lever
worst nog twee plakjes wou te kort
doen. Toen waren de microfoons nog
niet uitgevonden en het nationaal
socialisme ook niet, en misschien leek
het daardoor of de menschen toen nog
fatsoenlijker waren dan tegenwoordig.
Hoe het ook is: wij hebben nu maar
bij de tweede pilaar een apart tafeltje
voor weggeloopen en geroyeerde
N.S.B.-ers ingericht, en watje daar
hoort aan geschokt vertrouwen en
persoonlijke redenen is om je handen
ineen te slaan, hoewel het eigenlijk
niets meer is, dan iedereen zich in zijn
eigen binnenste wel al gedacht had.
EN je vraagt je af, of dat nu overal
zoo is, als er een troep j e men
schen herrie krijgen met elkaar. Wat
zou je dan wel te hooren krijgen, als
de heeren van het Positief Christelijke
Ministerie vandaag of morgen eens
gaan denken over Positieve Econo
mische Politiek en het dan heelemaal
niet eens blijken te zijn?
Want daar hebben we nog niet veel
over gehoord, zooals een heer, liberaal
politicus, tegen mij zei, die zoo lang
zamerhand ook zeldzaam worden als
een echte Hals. En als dit Ministerie
het nu maar uithoudt, worden wij nog
een volk van soldaten, en .krijg je
nog misschien een eersten
luitenantkellner, en tweeden luiténant-chasseur,
en weet je wat voor narigheden nog
meer.
Dan vraag je je af, hoe dat moet,
met een positief Christelijke
weermacht, en de Zondagsheiliging en de
bescherming van het huwelijk en het
gezin, en een vijand die er straks
misschien niets voor voelt en den
Zondag niet heelemaal eerbiedigt en
ook niet het gezin en niet het huwelijk ?
Dat vraagstuk legde ik voor aan
den heer A. R., die kuchte en zei:
dat is juist het positieve in het
Christendom: het vertrouwen, dat het
nog wel los zal loopen en er nooit de
proef op de som genomen hoeft te
worden".
Maar hij was toch zóó uit zijn
humeur, dat er, vertrouwen of geen
vertrouwen, proef of geen proef, dat
er ondanks dat voor Kist geen som
overbleef.
PAG 15 DE GROENE No. 3147
*~£«M*Ji£
ruui vifi i
n*7ta .r»
fc
,
e