De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 2 oktober pagina 5

2 oktober 1937 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

K * *. . l \ GEBOEIDE VRIJHEID /\ ? t, ,t i .1 ?; i .\ net t>eiangnji\t tti, H. /. Pos ;';; ons TIEN en elf Juli van de afgelopen zomer heeft te Parijs een conferentie plaats gehad van de Association juridique internationale", die slechts n, maar een uiterst belangrijk punt op haar agenda had, n.l. de constitutionele v r ij h eidsbeginselen, hun ontwikkeling n hun regressie. De vruchten van de werk zaamheid der confe rentie zijn neergelegd in een tweetal bro chures i) en een afzonderlijke reso lutie. De brochures zijn reeds daarom in de x*-tegenwoordige tijd van belang, omdat zij met ontstellende duidelijkheid laten zien, hoe ver de wereld in het algemeen reeds is afgegleden van wat nog niet 20 heel lang geleden een bijna eenstemmig aanvaard ideaal is geweest. Mussolini heeft eens in een 7 April 1926 te Rome gehouden rede die principiële aanval van het fascisme en daarmee verwante stromingen op de, in de beginselen der Franse Revolutie wortelende, politieke vrijheidsgedachte onomwonden uitgeba zuind, toen hij daar zei: wij vertegenwoordigen de categorische, definitieve anthithese van de.... onsterfelijke beginselen van 1789". Terecht begint de eerste brochure dan ook met een herdruk van de beroemde Déclaration des droits de l'homme et du citoyen de 1789", waarop de voornaamste artikelen, de burgerlijke vrijheid betreffende uit de verschillende constituties volgen, zowel die uit de van ouds democratische landen als van de nieuwe staten, die hun aanzien aan de wereldoorlog danken. Doch dan volgt de keerzijde. Achtereenvolgens passeren Turkije, Griekenland, Joego-Slavië, Roe menië, Polen, de Baltische Staten, Hongarije en Portugal de revue, in al welke landen de democra* i tische constitutie, die er korter of langer tijd ge golden heeft, of door een autoritaire regeling is vervangen, of wel alleen in de praktijk buiten werking is gesteld. De tweede brochure houdt zich dan uitvoeriger bezig met de dictatoriale staatsregelingen in Duitsland, Oostenrijk en Italiëen geeft daarnaast de artikelen, die betrekking hebben op de vrijheden uit de Spaanse constitutie van 1931 en die van de Sowjetunie van 1936. Dit laatste overigens zonder enig commentaar, wat de meeste lezers bevreemden zal. Men kan zich echter voorstellen, dat de confe rentie er voor teruggeschrikt is te veel hooi op haar blijkbaar niet zo hél grote vork te laden. De ver houding tussen dictatuur en democratie, in de U.S.S.R. is dan ook wel een hél ingewikkeld vraag stuk. Men kan het juist blijkens die grondwet niet op dezelfde wijze behandelen als de dictatuur in die landen, die principieel de democratie over boord hebben gezet. Is reeds deze verzameling, dunkt ons, niet zonder belang, practisch van groter gewicht komt ons de laatste afdeling van de tweede brochure voor, die handelt over de antidemocratische tendenzen in wetgeving en, administratieve praktijk van sommige democratische landen. Daarin worden achtereen volgens Engeland, België, Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland en Tsjecho-Slowakije behandeld en het zijn met name de aan Zwitserland gewijde blad zijden, die een duidelijk beeld geven van wat mep de zelf ontmanning van dédemocratie zou kunnen noemen. Het is Ook wel geen toeval, dat deze be weging in Zwitserland het verst gevorderd is, ingesloten als het aan drie zijden is door autoritaire staten. De analyse van de Zwitserse ontwikkeling berust grotendeels op het artikel van professor Giaco metti 2). Als in zoveel, al te veel internationale publicaties is ons land ook hier weer slecht vertegenwoordigd. Enkele artikelen uit onze grondwet van 1887 worden genoemd, meer niet. Gelukkig is althans het artikel van prof. van Eysinga over ons constitutionele recht in de Revue Politique et Constitutionelle" van dit jaar (blz. 55 v.v.) vermeld. Het is te be treuren, dat geen Nederlands jurist in staat of bereid geweest is, de conferentie te bezoeken, want al zouden wij, in dit verband, waar sprake is van de , regressie der vrijheid, ons land gaarne gemist hebben, het is helaas niet zo, dat het hierbij terecht gemist wordt. Ook van ons land zou in dit verband het een en ander te zeggen zijn geweest en het is te di ?{ i kei dat prof. dr. J. Pon in ons nummer van 21 Augustus ore r het Comitévan Waakzaam heid lieejt geselt r even, lieeit /;ij de herziene doelstelling r<in dit Comitéoinsclirtre;: als de rerdediging der geestelijke vrijheid, i,~nar en i u h el ken vorm ook imngetast, en nis de bevordering dier vrijheid door l en erkenning der positieve «-aarden met haar voortgaande verwerkelijking honden zijn. Daar dit doel, naar den regel matige n lezer van o;:s blad bekend moet zijn, on:e volle sympathie heeft, zijn met het Comitéovereengekomen o/) matige tijden artikelen en kortere bijdragen in ons ii'eekl.lad te publieeeren. Hieronder plaatsen vcij onder de rubriek Waakzaam heid" de drie eerste bijdragen. hopen, dat een onzer staatsrechtjuristen als nog zich opgewekt voelt, om eens na te gaan, hoe het in dit opzicht bij ons staat. Een dier juristen, die er gelukkig ook bij ons nog talrijkzijn, die, om het met de woorden der te Parijs aangenomen resolutie te zeggen: vervuld is van de zorg voor de zaak van vrij heid, gerechtigheid en vrede" en die daarom bereid is het gevaar te signaleren van de aan vallen, die, onder het deksel van constitutio nele hervormingen, ge daan worden op de na tuurlijke ontwikkeling van het recht, op de essentiële vrijheden der volken, zowel van de col lectiviteiten als van de individuen." ver regelH Rembrandt verjoodst IET Duitse streven naar raszuiverheid" heeft even zonderlinge als onzuivere consekwenties. Dat is meer opgemerkt, maar wat dezer dagen de Daily Express" wist te melden, spant toch wel de kroon. Het blad doet mededeling van de zuiverings actie" in de kunst voor het museum te Keulen, waar de autoriteiten bezig geweest zijn de schilde rijenverzameling van alle Joodse invloeden te ontdoen. Ongelukkigerwijze bezit het museum ook twee Rembrandts. Het ene is een portret, dat vroeger ,,De Rabbijn" heette, maar in het vervolg portret van een ouden man" genoemd zal worden. Het andere is een schilderstuk van een roodharigen Joodsen jongen. Aangezien het nu eenmaal (nog) niet aangaat om ook Rembrandts uit de musea te verwijderen, is ook dit portret herdoopt. Doch het heet thans, vreemd genoeg, Portret van Titus, zoon van den kunstenaar". Dit is een bedenkelijk geval van overijver, immers wanneer Rembrandts zoon voortaan een kennelijk Joods uiterlijk heeft, dan kan de conclusie geen andere zijn, dan dat ook Rembrandt of op zijn minst zijn vrouw van Joodsen bloede geweest is en als dat zo is, dan kan hij niet ook een Duitser zijn. Zo is er altijd een geluk bij een ongeluk. Voor annexatiepogingen van onze grote mannen zullen wij dus, althans wat onzen grootsten schilder betreft, voortaan gespaard blijven. Liever een Joodse Rem brandt, dan geen Rembrandt. Maar gek blijft het. Plato en Pericles verboden IN Griekenland doet de heer Metaxas zijn best, zijn land van democratische smetten schoon te wassen. En hij is op die weg reeds zover gevorderd, dat opvoeringen van bepaalde drama's van Sophocles en Euripides zijn verboden en o.a. fragmenten van Plato en de bij Thucycides voorkomende rede van Pericles ter verheerlijking van de Atheense demo cratie op het lijstje van verboden literatuur geplaatst zijn. De ontdekking, dat Plato democraat was, is een eigen vinding van den heer Metaxas of zijn raad gever in culturele zaken. Ere wien ere toekomt. Wat hem hierbij geleid heeft, behalve de Zotheid zelve (maar heeft niet reeds Erasmus haar Lof gezwaaid?) is overigens niet duidelijk, want voor de rest van de wereld, voorzover zij haar zinnen nog bij elkaar heeft, staat het immers zó, dat wanneer men van Griekenland zijn cultureel en politiek verleden uit de Oudheid schrapt, er niets overblijft dan de heer Metaxas in zijn hemd. Maar misschien moet men wel aannemen, dat hij dit juist wil, ge dreven door een psychische afwijking, waaraan dictatoren uiteraard moeilijker ontsnappen dan gewone mensen: zich zelf te zien als de verper soonlijking van hun natie. In onze ogen blijft echter vooralsnog die ne rede van Pericles, om van Plato nog te zwijgen, mee*waard voor de mensheid dan het hele na-klassieke Griekenland, de heer Metaxas en zijn kornuiten niet uitgezonderd. D1 Xaschrift k E eerlijkheid gebiedt ons te vermelden, dat het verbod van de genoemde schrijvers is tegengesproken, maar diezelfde eerlijkheid dwingt ons ook tot de uitspraak, dat die tegenspraak van weinig waarde is, omdat zij niet tegenspreekt waar het om gaat n.l. dat de bedoelde schrijvers op school niet meer onderwezen mogen worden. Dit laatste blijkt uit een daaromtrent ingestelde en quête door de organisatie: Union démocratique des Hellènes de France" te Parijs. i) Préparées par l'Association juridique inter nationale, 21, Rue Saint-Fiacre, Parijs. 2.) Zaccaria Giacometti Droit Constitutionnel dans la Fédération Helvétique". Univ. de Zürich, Mélanges Fritz Pleiner, 1937. iitiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiuuiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiii IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIlllUlllllIIIII» BERTUS Celstraf, eenzaamheid, vergelding ?r j-ET is uitmuntend, dat de wetgever de F?j vergelding aan ons strafstelsel ten grond?*? ?* slag heeft gelegd, want de straf moet duidelijk zijn aan den gestrafte zelf en met het vergeldingsbegrip staat hij op goeden 'voet. Boontje komt om zijn loontje en vóór wat hóórt wat. Dat spreekt tot de eenvoudigsten van geest. Ook hoeveel dat wat" moet zijn, al zijn wij in de rechtszaal al een heel eind afgezakt van het oog om oog en tand om tand. Wij vinden, dat de straf ook doelmatig moet zijn en dat een gevangenis geen magneet mag wezen, die de menschen naar zich toetrekt. Doelmatigheid wil dus zeggen, dat bij de strafkeuze er op gelet wordt, welk effect de straf op den veroordeelde zal uitoefenen. Indien bij een niet al te zwaar misdrijf een gevangenisstraf den man voor zijn gansche leven tot een misdadiger zou maken, die grootendeels op siaatskosten gevoed en gekleed wordt, dan zal een andere straf in overweging genomen worden, die dit fatale gevolg niet heeft. Met de utiliteit zitten wij dus midden in de voorwaardelijke veroordeeling, die afbreuk doet aan de zuivere, orthodoxe vergeldingstheorie. Doch er is meer, dat met dit grondbeginsel in strijd is. Want de vergelding ziet in de straf een leed, dat balanceert met den ernst van de misdaad. Dat leed is zeer meetbaar indien het een geldboete betreft en door bij de grootte van de boete de financieele draagkracht in aanmerking te nemen, is het leed van de boetebetaling in evenwicht te brengen met het gepleegde feit; tenminste om en bij. Maar het leed van de celstraf is zeer individueel. n het komt immers aan op de hoeveelheid leed, dat ondervonden wordt, welke niet afhankelijk is van den duur der straf. Voor menigeen is immers het leed van de straf vrij illusoir. Zooals je aan vergif gewend raakt, door bij een kleine dosis te beginnen en deze lang zamerhand op te voeren, zoo is menig misdadiger geleidelijk gewend geraakt aan de eenzaamheid en de verveling van de celstraf. Hij is begonnen met een paar maanden en langzamerhand opgeklom men tot eenige jaren. Hij trekt er zich nu weinig meer van aan en aanvaardt het als een deel van zijn noodlot. Aan den anderen kant zijn er weef, die wat men noemt zwaar tochten"-en af en toe ter genezing naar een krankzinnigengesticht gezonden worden. /K krijg juist een brief van Bertus M. Hij heeft een ernstig misdrijf gepleegd, maar ik zie in hem geen echten misdadiger. Hi) is een gevoelig man en heeft in zekeren zin een fijnen geest. Hij spreekt over bijbel en geloof met kennis en eerbied en heeft over ieder een mild oordeel. Waarom hij dan in de gevangenis is gekomen ?" vraagt gij. Dat pleit toch zeker niet voor zijn deugdzaam heid". Neen, zeker niet, maar 't zou ons nu te ver voeren om u ook dat aan het verstand te brengen. Tot later dus. Ik had Bertus gaarne een goed weekblad bezorgd, De Groene, de Haagsche Post óf zoo iets, maar hij had nog niet lang genoeg in de eenzaamheid gezeten, om deze afleiding deelachtig te mogen worden. Met de individueele geestesgesteldheid wordt daarbij blijkbaar geen rekening gehouden. Gelijke monniken, gelijke kappen is het devies, dat tot de grootst mogelijke mogelijkheid leidt. Maar Bertus is mij erkentelijk: Toch ben ik blij, dat dit aanbod gedaan is. Het heeft zelfs meer waarde voor mij dan het aangebodene, hoe gaarne ik er ook gebruik van had gemaakt". Dat is fijn opgemerkt, maar zulke menschen maken mij in de cel altijd eenigszins angstig. Want Bertus lijdt in de cel meer, dan ik u kenbaar kan maken en het moeten harde koppen zijn, die deze stilte en deze rust en deze verveling eenige jaren achtereen kunnen verdragen. Dag aan dag, week aan week, maand aan maand. MR. G. T. J. DE JONGH PAG. 8 DE GROENE No. 3H8 Letterkundig leven alleraardigst ooert S. Vestdijk J. W. F. We r u me u s Buntng: Ik zie, Ik zie wat gij niet ziet (Queririo, A niHterdam) UTRECHT is een spinneweb met de roode of zwarte spin in het midden, Gelderland een afge trapte laars, waar bij Woudrichem de groote teen doorheen steekt, Friesland een gezicht, met het oog in Harlingen, de heksenkin ter hoogte van Stavoren (vandaar het vrouwtje van Stavoren) en de Waddeneilanden als een spuuglok er over heen, Drenthe is een drie hoek, Zeeland een wolkëblandschap, Noord-Holland een verkeersagent en Limburg lijkt op een been in plusfour met een horrelvoet. Dit ongeveer is wat wij, die Holland hoofdzakelijk kennen van de kaart, visueel gaan associeëren wanneer iemand zoo'n kleurig gezelschapsspel met ons be ginnen wil als Buning in dit boek. Onze persoonlijke aardrijkskunde is gecorrumpeerd door de atlas en de schoolrijtjes, en ons eigen land maakt daarop geen uitzondering. Grave, waar over deze auteur zoo aardig en onder houdend schrijft? Grave, Ravestein, Hedel, Heusden En was het de atlas maar alleen! Volgens Buning zijn de auto, de voorrangswegen, de benzinepompen veel erger, en wie zal hem ongelijk geven ? In het omdroomen van kaarten, in een welherkauwd rijtje moge nog eenige poëzie schuilen, het moderne verkeer, als laatste illusiedooder, is moordender voor ons con tact met alles wat in het landschap nog aan onbedorvens" schuilt dan datgene wat er door den tijd al aan bedorven is, maar dat men tenminste kan wegdenken als men er vlak bij staat. Denken, a fortiori wegdenken is onmogelijk bij de 80 K.M.-vaart, die Buning in het verslag van zijn zwerf tochten zijn speciale vijandschap heeft aangezegd. En zoo zien we hem meer malen zijn wagen verlaten en stil staan bij ruïnes die hij, bij ontstente nis van Doornroosjes, tot nieuw leven kust. MET het litteraire werk van J. W. F. Werumeus Buning, ik moet het bekennen, heb ik de laatste jaren geen voeling meer kunnen krijgen. Een dusdanig moedwillige talentvermin king was nieuw voor mij; het be schrijven van politieke curven, zoo feilloos op bevel als hier geschiedde, moest naar mijn meening een vernietigenden invloed uitoefenen op een jongere generatie literatoren, die wij dan ook inderdaad niet meer bezitten. Maar na de lectuur van dit nieuwe boek geeft men zich op slag gewonnen ! Het is een uitmuntend soort zwierige journalistiek die aan het woord komt, en al valt er nog genoeg aan te merken op de nu langzamerhand wel over bekend geworden Buningsche stijlcliché's, het eigenaardige gebruik van den imperatief; altemaal", alevenwel", ironisch bedoeld; de dubbele punt voor of achter een rijtje substantieven; de grappig slordige cijfers: drie-en-twintig straatjongens, een-en-zeventig biggen; en dergelijke aanwensels meer, ??men leest ge makkelijk door dit alles heen, omdat het hier werkelijk niet gaat om het hoe, maar om het wat, werkelijk niet om selecte literatuur, of zelfs maar om de langgerekte, arcadische dichterlijkheid die, allang verdwenen uit Buning's poëzie, in zijn journalis tiek werk merkwaardig genoeg nog het leven rekt, doch enkel om een ver waarloosd stuk van ons land en zijn historie, waarvan de steenen getuigen (wie weet hoe lang nog?) zeker waard zijn bespied, bestudeerd, beschreven te worden op de beminnelijke en over tuigde wijze, waarvan deze schrijver het geheim bezit. In hoeverre dit alles, als ,,bestelwerk" (?Ik zie, ik zie wat gij niet ziet" verscheen reeds in den vorm van schetsen in het dagblad ,,De Telegraaf"), toch nog inge schakeld kan worden in een zeker soort nationale of volksche propaganda, wil ik heden in het midden laten. De mechanisatie, die Buning ontvlucht, haalt hem misschien weer in langs een achterweg, waar ook wel auto's komen, al zijn ze op de hoofdwegen het mak kelijkst met den vinger na te wijzen... Maar als men niets weet en niets ver moedt, laat de inhoud van het boek verder ook niets los, en deze inhoud interesseert ons hier tenslotte. BUITEN en behalve een kennelijke, en op kennerschap berustende voorliefde voor voedingsmiddelen in patriarchalen staat, een wat vage be wondering voor het landschap, dat zelden geïndividualiseerd, vaker in zijn groene en groenste requisieten uit eenvallend is aanschouwd (welk impres sionisme overigens klopt met het jour nalistieke uitgangspunt), een voorraad pastelkleurige grapjes van wel sympa thiek allooi en een neiging tot na ef-wijsgeerige bespiegelingen over tijd en eeuwigheid, die niet eens de auteur zelf al te ernstig opvat, en wie wil ont kennen, dat Buning er beter aan doet ham dan Hegel in den mond te nemen ? treft men hier vooral de blijken aan van een forsch talent voor het be schrijven van oude architectuur. De historische bijzonderheden, product van degelijke voorstudie, zijn minder te prijzen, al dragen ze tot de lees baarheid niet weinig bij, dan b.v. de gedeeltelijk imaginaire klimpartijen in het eerlang te restaureeren Limburgsche kasteel Hoensbroek. Dit is hier en daar prachtig gezien en niet alleen maar raak", zooals iedere be gaafde reporter het kan hier wint waarlijk de kunstenaar het bij tijden van den journalist! Drie meter dik zijnde muren; klim naar boven enge klimt den hemel in langs schietgaten; klim naar onder en ge passeert den eiken balk waarachter de uitverkoren vijand van den heer zat, en de blauwsteenen Florentijnsche zuilen met gele en roode ribkruisgewelven, waar men zijn os aan het spit stak". Zei ik niet, dat Buning's poëzie haar laatste toe vlucht heeft gevonden in zijn proza? Men wordt herinnerd aan het slot van ,,Maria Lécina", met den gespiegelden vogel.... En zoo zijn er meer plaat sen, waar men niet alleen de roman tische sympathie van den auteur voor het verleden deelen kan, maar ook zijn schilderachtige, sterk détail leerende schrijfkunst bewondert: slot Popta, oude boerderijen, fort Rammekens in Zeeland, Zuid-Hollandsche ruïnes, waarbij hij om het hardst loopt met den automobilist Janssen en het van hem wint ook. In deze reconstructie van voorbije eeuwen stuit men nog al eens op een overmaat van fiksch geïdealiseerde militaire sterfgevallen (bloeddroppen van jonge vaandrigs aan ieder grashalmpje, en dgl.) een vecht j as, die Buning ! Maar hij kan dit dan ook alleen maar meenen in den verleden tijd, want, vertaal Alva in het hedendaagsch (om zijn eigen stijlfiguur te bezigen): en van al zijn steenen moois blijft niets over dan wat granaattrechters. Wellicht houdt dit prettig leesbare en van expressieve foto's voorziene boek het langer uit dan Hoensbroek of Doornenburg.... Tenslotte twee critische glosjes: een kardinaalsmantel is niet paars, maar rood; de uitdrukking is niet stekelblind", maar stekeblind". Bibliografie Herman de Man : Marie of hoor ook tic wederpartij (MJKh en Van l>itmar, Kotterdan») DEZE roman heeft in nog sterkere mate de fouten, die het vorige boek ,,de Kroonprinses" reeds beneden het peil van Herman de Man's vroegere werken deden dalen. De lang gerekte gesprekken, de trage overpein zingen, eindeloos herhaald, belemme ren den voortgang van het verhaal, maar om de kroon op de verveling en herhaling te zetten, heeft de auteur in een nabetrachting van 50 pagina's de feitelijke gebeurtenissen (met enkele nieuwe) nóg eens herhaald, om ze van den kant van de wederpartij te doen zien. Een nieuwe visie verkrijgt men hierdoor allerminst, noch op de situ aties, noch op de personen, noch op de opvatting van den auteur. Deze biecht is volkomen overbodig; zij mist alle inspiratie en heeft een huichelachtig moralistischen toon. Juist omdat Her man de Man met zooveel gemak blijk baar de gesprekken zijner modellen realistisch weet weer te geven, missen zij in geschreven vorm de noodige concentratie om de spanning in het geheel gaande te houden. Het is niet waar, dat de figuren door deze natuur getrouwe weergave beter getypeerd zouden worden, integendeel hun con touren vervagen en de substantie waaruit zij zijn opgebouwd, vervloeit totaal. Men vraagt zich af waarom Herman de Man zich niet dwingt tot den geconcentreerden vorm der novelle. Hij heeft er de capaciteiten toe: hij is een goed verteller, zijn psychologie mag niet gedifferentieerd en niet diep zijn, hij kan met een enkel woord een ge stalte oproepen. Waarom schrijft hij niet een reeks korte kernachtige volks vertellingen, die op zijn niveau zouden doen denken aan die van Tolstoi P Blum, litterair essayist J. GANS Léon Itluni: Xouvelles eonversotlons rte CSoethe nvee Eekcrmann (Editions X. II. F. Ubrnlrle Unllimnrd, Parijs) HET is geen kwaad idee van de N.R.F, geweest deze Nouvelles Conversations" uit de vergetel heid op te diepen. Niet zoozeer omdat. Blum thans voor een min of meer geslaagd politicus van algemeene be kendheid doorgaat, van wien een op nieuw uitgegeven boek geen slechte perspectieven voor een uitgever biedt, dan wel om du werkelijke beteekenis van Blum als litterator in het licht te stellen. Voor hen, die vroeger reeds kennis maakten met Blum's Stendhal et Ie Beylisme", een van de aardigste boeken wellicht die ooit over Stendhal geschreven zijn, is dit natuurlijk geen nieuws. Blum liet in deze Nouvelles Conversations"?zijn eerste boek Goethe en Eckermann opnieuw ten tooneele verschijnen. Zij voerden in dit boek gesprekken over de problemen, die de cultuur aan het eind van de vorige eeuw, in 't bijzonder in Frank rijk, stelde. De Nouvelles Conversa tions" verschenen voor 'teerst in La Revue Blanche" van 1901, wat niet wegneemt, dat zij nu nog van een opmerkelijke frischheid getuigen en voor een groot gedeelte niet eens veel aan actualiteit hebben ingeboet. Daar om is het een aardig tijdverdrijf Blum's opinie over de literatuur van een kleine veertig jaar geleden, die hij Goethe in den mond legt, te lezen. Men- leert Blum hierin kennen als een rustig criticus met een goeden smaak, een zorgvuldige eruditie en een ietwat te gelijkmatigen betoogtrant zou men in dit laatste, maar dan achteraf, het overwicht van den politicus in hem kunnen aanwijzen? die tijdig een juist oordeel velde over de beteekenis van schrijvers als AndréGide en Jules Renard. Vooral op tijdgenooten blijkt Blum's visie dikwijls zeer gelukkig ! Om in 1937 bepaalde booze dingen van het talent van Paul Bourget te beweren is geen kunst, maar het pleit voor den scherpen blik van Blum, wanneer hij reeds in 1899 over dezen schrijver de volgende opmerking maakt: Observez que ce délicat psychologue" n'a jamais téun psychologue. C'est. un moraliste honteux et persuasif.... Bourget aujourd'hui n'est plus qu'un moraliste catholique, mais il l'a toujours té. Seulement il s'est laiss longtemps abuser par son gout pour Stendhal et pour Sainte-Beuve." OOK Blum's opmerking over den te jong gestorven Jean de Tirian is treffend, behalve dan iu zijn op vatting dat Tinan laborieux" en résolu" zou zijn geweest. Indien ik mij niet vergis kon Tinan juist al leen na een sterke pressie van vrien den vooral van Pierre Louys, die hem alleen voorschotten gaf indien Tinan hem iets nieuws liet lezen tot werken komen. De lieve meisjes van het Bal Bullier, waar Tinan menig voorschot achterliet, hebben weinig te klagen gehad over een al te groote bestendigheid van zijn belangstelling. De politieke zijde van dit boekje, waaruit blijkt hoezeer Blum in de schaduw van Jaurès, met alle voor- en nadeelen daaraan verbonden, opge groeid is, zou op zichzelf al stof genoeg tot een artikel geven. Men mag het overigens met Blum's blijmoedig opti misme, dat zijn uitdrukking vond in de politiek van het Front populaire" in Frankrijk, eens zijn of niet, het blijft in ieder geval een merkwaardige gril van de geschiedenis, dat juist deze man, die met evenveel recht en waar schijnlijk met meer persoonlijke be vrediging litteratuurprofessor aan de Sorbonne had kunnen zijn, in de struggle for life van Europa, de tegen speler moest worden van den meesterzanger van Neurenberg'. Edoch men mag niet te zeer op de dingen vooruitloopen ! Naast Blum is Hitler nog een jonge man en misschien vergast de goede Adolf hij heeft vroeger immers ook zoo aardig geteekend de menschheid nog wel eens op een in zijn charmanten stijl ge schreven cultuurstudie over het geestes leven in het Derde Rijk, die dan mis schien den titel van Uren met Julius Streicher" zal dragen. Of men daar veertig jaar later nog een uitgever voor zal kunnen vinden die zoo'n boek opnieuw zou willen drukken en een publiek dat het opnieuw zal moeten lezen, is natuurlijk een geheel andere kwestie. Bekijkt het wereldgebeuren door een bril van Schmidt Rok:n72 AMSTERDAM f] yw PAG. 9 DE GROENE No. 3I48 . , ,T nr nirniijr iTTrr^frr" r. *L ''FaiVr y^-reno1 /oor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl