Historisch Archief 1877-1940
K *
*. .
l
\
GEBOEIDE VRIJHEID
/\ ? t, ,t i .1 ?; i
.\ net t>eiangnji\t tti,
H. /. Pos ;';; ons
TIEN en elf Juli
van de afgelopen
zomer heeft te
Parijs een conferentie
plaats gehad van de
Association juridique
internationale", die
slechts n, maar een
uiterst belangrijk punt
op haar agenda had,
n.l. de constitutionele
v r ij h eidsbeginselen,
hun ontwikkeling n
hun regressie. De
vruchten van de werk
zaamheid der confe
rentie zijn neergelegd
in een tweetal bro
chures i) en een
afzonderlijke reso
lutie.
De brochures zijn
reeds daarom in de
x*-tegenwoordige tijd van
belang, omdat zij met ontstellende duidelijkheid laten
zien, hoe ver de wereld in het algemeen reeds is
afgegleden van wat nog niet 20 heel lang geleden
een bijna eenstemmig aanvaard ideaal is geweest.
Mussolini heeft eens in een 7 April 1926 te
Rome gehouden rede die principiële aanval van
het fascisme en daarmee verwante stromingen op
de, in de beginselen der Franse Revolutie wortelende,
politieke vrijheidsgedachte onomwonden uitgeba
zuind, toen hij daar zei: wij vertegenwoordigen
de categorische, definitieve anthithese van de....
onsterfelijke beginselen van 1789".
Terecht begint de eerste brochure dan ook met
een herdruk van de beroemde Déclaration des
droits de l'homme et du citoyen de 1789", waarop
de voornaamste artikelen, de burgerlijke vrijheid
betreffende uit de verschillende constituties volgen,
zowel die uit de van ouds democratische landen als
van de nieuwe staten, die hun aanzien aan de
wereldoorlog danken.
Doch dan volgt de keerzijde. Achtereenvolgens
passeren Turkije, Griekenland, Joego-Slavië, Roe
menië, Polen, de Baltische Staten, Hongarije en
Portugal de revue, in al welke landen de
democra* i tische constitutie, die er korter of langer tijd ge
golden heeft, of door een autoritaire regeling is
vervangen, of wel alleen in de praktijk buiten
werking is gesteld.
De tweede brochure houdt zich dan uitvoeriger
bezig met de dictatoriale staatsregelingen in
Duitsland, Oostenrijk en Italiëen geeft daarnaast
de artikelen, die betrekking hebben op de vrijheden
uit de Spaanse constitutie van 1931 en die van de
Sowjetunie van 1936. Dit laatste overigens zonder
enig commentaar, wat de meeste lezers bevreemden
zal. Men kan zich echter voorstellen, dat de confe
rentie er voor teruggeschrikt is te veel hooi op haar
blijkbaar niet zo hél grote vork te laden. De ver
houding tussen dictatuur en democratie, in de
U.S.S.R. is dan ook wel een hél ingewikkeld vraag
stuk. Men kan het juist blijkens die grondwet
niet op dezelfde wijze behandelen als de dictatuur
in die landen, die principieel de democratie over
boord hebben gezet.
Is reeds deze verzameling, dunkt ons, niet zonder
belang, practisch van groter gewicht komt ons de
laatste afdeling van de tweede brochure voor, die
handelt over de antidemocratische tendenzen in
wetgeving en, administratieve praktijk van sommige
democratische landen. Daarin worden achtereen
volgens Engeland, België, Frankrijk, Luxemburg,
Zwitserland en Tsjecho-Slowakije behandeld en het
zijn met name de aan Zwitserland gewijde blad
zijden, die een duidelijk beeld geven van wat mep de
zelf ontmanning van dédemocratie zou kunnen
noemen. Het is Ook wel geen toeval, dat deze be
weging in Zwitserland het verst gevorderd is,
ingesloten als het aan drie zijden is door autoritaire
staten. De analyse van de Zwitserse ontwikkeling
berust grotendeels op het artikel van professor Giaco
metti 2).
Als in zoveel, al te veel internationale publicaties
is ons land ook hier weer slecht vertegenwoordigd.
Enkele artikelen uit onze grondwet van 1887 worden
genoemd, meer niet. Gelukkig is althans het artikel
van prof. van Eysinga over ons constitutionele
recht in de Revue Politique et Constitutionelle"
van dit jaar (blz. 55 v.v.) vermeld. Het is te be
treuren, dat geen Nederlands jurist in staat of bereid
geweest is, de conferentie te bezoeken, want al
zouden wij, in dit verband, waar sprake is van de ,
regressie der vrijheid, ons land gaarne gemist
hebben, het is helaas niet zo, dat het hierbij terecht
gemist wordt. Ook van ons land zou in dit verband
het een en ander te zeggen zijn geweest en het is te
di
?{ i kei dat prof. dr.
J. Pon in ons nummer van 21
Augustus ore r het Comitévan Waakzaam
heid lieejt geselt r even, lieeit /;ij de herziene
doelstelling r<in dit Comitéoinsclirtre;: als
de rerdediging der geestelijke vrijheid, i,~nar
en i u h el ken vorm ook imngetast, en nis
de bevordering dier vrijheid door l
en erkenning der positieve «-aarden
met haar voortgaande verwerkelijking
honden zijn. Daar dit doel, naar den regel
matige n lezer van o;:s blad bekend moet
zijn, on:e volle sympathie heeft, zijn
met het Comitéovereengekomen o/)
matige tijden artikelen en kortere bijdragen
in ons ii'eekl.lad te publieeeren. Hieronder
plaatsen vcij onder de rubriek Waakzaam
heid" de drie eerste bijdragen.
hopen, dat een onzer
staatsrechtjuristen als
nog zich opgewekt
voelt, om eens na te
gaan, hoe het in dit
opzicht bij ons staat.
Een dier juristen, die
er gelukkig ook bij ons
nog talrijkzijn, die, om
het met de woorden der
te Parijs aangenomen
resolutie te zeggen:
vervuld is van de zorg
voor de zaak van vrij
heid, gerechtigheid en
vrede" en die daarom
bereid is het gevaar te
signaleren van de aan
vallen, die, onder het
deksel van constitutio
nele hervormingen, ge
daan worden op de na
tuurlijke ontwikkeling
van het recht, op de
essentiële vrijheden der volken, zowel van de col
lectiviteiten als van de individuen."
ver
regelH
Rembrandt verjoodst
IET Duitse streven naar raszuiverheid" heeft
even zonderlinge als onzuivere consekwenties.
Dat is meer opgemerkt, maar wat dezer dagen de
Daily Express" wist te melden, spant toch wel de
kroon. Het blad doet mededeling van de zuiverings
actie" in de kunst voor het museum te Keulen,
waar de autoriteiten bezig geweest zijn de schilde
rijenverzameling van alle Joodse invloeden te
ontdoen. Ongelukkigerwijze bezit het museum ook
twee Rembrandts. Het ene is een portret, dat
vroeger ,,De Rabbijn" heette, maar in het vervolg
portret van een ouden man" genoemd zal worden.
Het andere is een schilderstuk van een roodharigen
Joodsen jongen. Aangezien het nu eenmaal (nog)
niet aangaat om ook Rembrandts uit de musea te
verwijderen, is ook dit portret herdoopt. Doch het
heet thans, vreemd genoeg, Portret van Titus,
zoon van den kunstenaar". Dit is een bedenkelijk
geval van overijver, immers wanneer Rembrandts
zoon voortaan een kennelijk Joods uiterlijk heeft,
dan kan de conclusie geen andere zijn, dan dat ook
Rembrandt of op zijn minst zijn vrouw van Joodsen
bloede geweest is en als dat zo is, dan kan hij niet
ook een Duitser zijn.
Zo is er altijd een geluk bij een ongeluk. Voor
annexatiepogingen van onze grote mannen zullen
wij dus, althans wat onzen grootsten schilder betreft,
voortaan gespaard blijven. Liever een Joodse Rem
brandt, dan geen Rembrandt. Maar gek blijft het.
Plato en Pericles verboden
IN Griekenland doet de heer Metaxas zijn best,
zijn land van democratische smetten schoon te
wassen. En hij is op die weg reeds zover gevorderd,
dat opvoeringen van bepaalde drama's van Sophocles
en Euripides zijn verboden en o.a. fragmenten van
Plato en de bij Thucycides voorkomende rede van
Pericles ter verheerlijking van de Atheense demo
cratie op het lijstje van verboden literatuur geplaatst
zijn. De ontdekking, dat Plato democraat was, is een
eigen vinding van den heer Metaxas of zijn raad
gever in culturele zaken. Ere wien ere toekomt.
Wat hem hierbij geleid heeft, behalve de Zotheid
zelve (maar heeft niet reeds Erasmus haar Lof
gezwaaid?) is overigens niet duidelijk, want voor de
rest van de wereld, voorzover zij haar zinnen nog
bij elkaar heeft, staat het immers zó, dat wanneer
men van Griekenland zijn cultureel en politiek
verleden uit de Oudheid schrapt, er niets overblijft
dan de heer Metaxas in zijn hemd. Maar misschien
moet men wel aannemen, dat hij dit juist wil, ge
dreven door een psychische afwijking, waaraan
dictatoren uiteraard moeilijker ontsnappen dan
gewone mensen: zich zelf te zien als de verper
soonlijking van hun natie.
In onze ogen blijft echter vooralsnog die ne rede
van Pericles, om van Plato nog te zwijgen,
mee*waard voor de mensheid dan het hele na-klassieke
Griekenland, de heer Metaxas en zijn kornuiten niet
uitgezonderd.
D1
Xaschrift
k E eerlijkheid gebiedt ons te vermelden, dat
het verbod van de genoemde schrijvers is
tegengesproken, maar diezelfde eerlijkheid dwingt
ons ook tot de uitspraak, dat die tegenspraak van
weinig waarde is, omdat zij niet tegenspreekt waar
het om gaat n.l. dat de bedoelde schrijvers op
school niet meer onderwezen mogen worden. Dit
laatste blijkt uit een daaromtrent ingestelde en
quête door de organisatie: Union démocratique
des Hellènes de France" te Parijs.
i) Préparées par l'Association juridique inter
nationale, 21, Rue Saint-Fiacre, Parijs.
2.) Zaccaria Giacometti Droit Constitutionnel
dans la Fédération Helvétique". Univ. de Zürich,
Mélanges Fritz Pleiner, 1937.
iitiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiuuiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiii
IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIlllUlllllIIIII»
BERTUS
Celstraf, eenzaamheid, vergelding
?r j-ET is uitmuntend, dat de wetgever de
F?j vergelding aan ons strafstelsel ten
grond?*? ?* slag heeft gelegd, want de straf moet
duidelijk zijn aan den gestrafte zelf en met het
vergeldingsbegrip staat hij op goeden 'voet.
Boontje komt om zijn loontje en vóór wat hóórt
wat. Dat spreekt tot de eenvoudigsten van geest.
Ook hoeveel dat wat" moet zijn, al zijn wij in
de rechtszaal al een heel eind afgezakt van het
oog om oog en tand om tand.
Wij vinden, dat de straf ook doelmatig moet
zijn en dat een gevangenis geen magneet mag
wezen, die de menschen naar zich toetrekt.
Doelmatigheid wil dus zeggen, dat bij de
strafkeuze er op gelet wordt, welk effect de straf op den
veroordeelde zal uitoefenen. Indien bij een niet
al te zwaar misdrijf een gevangenisstraf den man
voor zijn gansche leven tot een misdadiger zou
maken, die grootendeels op siaatskosten gevoed
en gekleed wordt, dan zal een andere straf in
overweging genomen worden, die dit fatale gevolg
niet heeft. Met de utiliteit zitten wij dus midden
in de voorwaardelijke veroordeeling, die afbreuk
doet aan de zuivere, orthodoxe vergeldingstheorie.
Doch er is meer, dat met dit grondbeginsel in
strijd is. Want de vergelding ziet in de straf een
leed, dat balanceert met den ernst van de misdaad.
Dat leed is zeer meetbaar indien het een geldboete
betreft en door bij de grootte van de boete de
financieele draagkracht in aanmerking te nemen,
is het leed van de boetebetaling in evenwicht te
brengen met het gepleegde feit; tenminste om en bij.
Maar het leed van de celstraf is zeer individueel.
n het komt immers aan op de hoeveelheid leed,
dat ondervonden wordt, welke niet afhankelijk is
van den duur der straf.
Voor menigeen is immers het leed van de straf
vrij illusoir. Zooals je aan vergif gewend raakt,
door bij een kleine dosis te beginnen en deze lang
zamerhand op te voeren, zoo is menig misdadiger
geleidelijk gewend geraakt aan de eenzaamheid en
de verveling van de celstraf. Hij is begonnen met
een paar maanden en langzamerhand opgeklom
men tot eenige jaren. Hij trekt er zich nu weinig
meer van aan en aanvaardt het als een deel van
zijn noodlot.
Aan den anderen kant zijn er weef, die wat men
noemt zwaar tochten"-en af en toe ter genezing
naar een krankzinnigengesticht gezonden worden.
/K krijg juist een brief van Bertus M. Hij
heeft een ernstig misdrijf gepleegd, maar ik zie
in hem geen echten misdadiger. Hi) is een gevoelig
man en heeft in zekeren zin een fijnen geest. Hij
spreekt over bijbel en geloof met kennis en eerbied
en heeft over ieder een mild oordeel. Waarom
hij dan in de gevangenis is gekomen ?" vraagt gij.
Dat pleit toch zeker niet voor zijn deugdzaam
heid". Neen, zeker niet, maar 't zou ons nu te
ver voeren om u ook dat aan het verstand te
brengen. Tot later dus.
Ik had Bertus gaarne een goed weekblad bezorgd,
De Groene, de Haagsche Post óf zoo iets, maar hij
had nog niet lang genoeg in de eenzaamheid gezeten,
om deze afleiding deelachtig te mogen worden.
Met de individueele geestesgesteldheid wordt
daarbij blijkbaar geen rekening gehouden. Gelijke
monniken, gelijke kappen is het devies, dat tot de
grootst mogelijke mogelijkheid leidt. Maar Bertus
is mij erkentelijk: Toch ben ik blij, dat dit
aanbod gedaan is. Het heeft zelfs meer waarde voor
mij dan het aangebodene, hoe gaarne ik er ook
gebruik van had gemaakt".
Dat is fijn opgemerkt, maar zulke menschen
maken mij in de cel altijd eenigszins angstig. Want
Bertus lijdt in de cel meer, dan ik u kenbaar kan
maken en het moeten harde koppen zijn, die deze
stilte en deze rust en deze verveling eenige jaren
achtereen kunnen verdragen. Dag aan dag, week aan
week, maand aan maand. MR. G. T. J. DE JONGH
PAG. 8 DE GROENE No. 3H8
Letterkundig leven
alleraardigst ooert
S. Vestdijk
J. W. F. We r u me u s Buntng: Ik zie,
Ik zie wat gij niet ziet (Queririo,
A niHterdam)
UTRECHT is een spinneweb met
de roode of zwarte spin in het
midden, Gelderland een afge
trapte laars, waar bij Woudrichem de
groote teen doorheen steekt, Friesland
een gezicht, met het oog in Harlingen,
de heksenkin ter hoogte van Stavoren
(vandaar het vrouwtje van Stavoren)
en de Waddeneilanden als een
spuuglok er over heen, Drenthe is een drie
hoek, Zeeland een wolkëblandschap,
Noord-Holland een verkeersagent en
Limburg lijkt op een been in plusfour
met een horrelvoet. Dit ongeveer is
wat wij, die Holland hoofdzakelijk
kennen van de kaart, visueel gaan
associeëren wanneer iemand zoo'n
kleurig gezelschapsspel met ons be
ginnen wil als Buning in dit boek.
Onze persoonlijke aardrijkskunde is
gecorrumpeerd door de atlas en de
schoolrijtjes, en ons eigen land maakt
daarop geen uitzondering. Grave, waar
over deze auteur zoo aardig en onder
houdend schrijft? Grave, Ravestein,
Hedel, Heusden En was het de
atlas maar alleen! Volgens Buning
zijn de auto, de voorrangswegen, de
benzinepompen veel erger, en wie zal
hem ongelijk geven ? In het omdroomen
van kaarten, in een welherkauwd
rijtje moge nog eenige poëzie schuilen,
het moderne verkeer, als laatste
illusiedooder, is moordender voor ons con
tact met alles wat in het landschap
nog aan onbedorvens" schuilt dan
datgene wat er door den tijd al aan
bedorven is, maar dat men tenminste
kan wegdenken als men er vlak bij
staat. Denken, a fortiori wegdenken is
onmogelijk bij de 80 K.M.-vaart, die
Buning in het verslag van zijn zwerf
tochten zijn speciale vijandschap heeft
aangezegd. En zoo zien we hem meer
malen zijn wagen verlaten en stil
staan bij ruïnes die hij, bij ontstente
nis van Doornroosjes, tot nieuw leven
kust.
MET het litteraire werk van J. W. F.
Werumeus Buning, ik moet het
bekennen, heb ik de laatste jaren geen
voeling meer kunnen krijgen. Een
dusdanig moedwillige talentvermin
king was nieuw voor mij; het be
schrijven van politieke curven, zoo
feilloos op bevel als hier geschiedde,
moest naar mijn meening een
vernietigenden invloed uitoefenen op een
jongere generatie literatoren, die wij
dan ook inderdaad niet meer bezitten.
Maar na de lectuur van dit nieuwe
boek geeft men zich op slag gewonnen !
Het is een uitmuntend soort zwierige
journalistiek die aan het woord komt,
en al valt er nog genoeg aan te merken
op de nu langzamerhand wel over
bekend geworden Buningsche
stijlcliché's, het eigenaardige gebruik
van den imperatief; altemaal",
alevenwel", ironisch bedoeld; de
dubbele punt voor of achter een rijtje
substantieven; de grappig slordige
cijfers: drie-en-twintig straatjongens,
een-en-zeventig biggen; en dergelijke
aanwensels meer, ??men leest ge
makkelijk door dit alles heen, omdat
het hier werkelijk niet gaat om het
hoe, maar om het wat, werkelijk
niet om selecte literatuur, of zelfs
maar om de langgerekte, arcadische
dichterlijkheid die, allang verdwenen
uit Buning's poëzie, in zijn journalis
tiek werk merkwaardig genoeg nog het
leven rekt, doch enkel om een ver
waarloosd stuk van ons land en zijn
historie, waarvan de steenen getuigen
(wie weet hoe lang nog?) zeker waard
zijn bespied, bestudeerd, beschreven te
worden op de beminnelijke en over
tuigde wijze, waarvan deze schrijver
het geheim bezit. In hoeverre dit alles,
als ,,bestelwerk" (?Ik zie, ik zie wat
gij niet ziet" verscheen reeds in den
vorm van schetsen in het dagblad
,,De Telegraaf"), toch nog inge
schakeld kan worden in een zeker
soort nationale of volksche propaganda,
wil ik heden in het midden laten. De
mechanisatie, die Buning ontvlucht,
haalt hem misschien weer in langs een
achterweg, waar ook wel auto's komen,
al zijn ze op de hoofdwegen het mak
kelijkst met den vinger na te wijzen...
Maar als men niets weet en niets ver
moedt, laat de inhoud van het boek
verder ook niets los, en deze inhoud
interesseert ons hier tenslotte.
BUITEN en behalve een kennelijke,
en op kennerschap berustende
voorliefde voor voedingsmiddelen in
patriarchalen staat, een wat vage be
wondering voor het landschap, dat
zelden geïndividualiseerd, vaker in
zijn groene en groenste requisieten uit
eenvallend is aanschouwd (welk impres
sionisme overigens klopt met het jour
nalistieke uitgangspunt), een voorraad
pastelkleurige grapjes van wel sympa
thiek allooi en een neiging tot na
ef-wijsgeerige bespiegelingen over tijd en
eeuwigheid, die niet eens de auteur zelf
al te ernstig opvat, en wie wil ont
kennen, dat Buning er beter aan doet
ham dan Hegel in den mond te nemen ?
treft men hier vooral de blijken aan
van een forsch talent voor het be
schrijven van oude architectuur. De
historische bijzonderheden, product
van degelijke voorstudie, zijn minder
te prijzen, al dragen ze tot de lees
baarheid niet weinig bij, dan b.v. de
gedeeltelijk imaginaire klimpartijen in
het eerlang te restaureeren
Limburgsche kasteel Hoensbroek. Dit is hier
en daar prachtig gezien en niet
alleen maar raak", zooals iedere be
gaafde reporter het kan hier wint
waarlijk de kunstenaar het bij tijden
van den journalist! Drie meter dik
zijnde muren; klim naar boven enge
klimt den hemel in langs schietgaten;
klim naar onder en ge passeert den
eiken balk waarachter de uitverkoren
vijand van den heer zat, en de
blauwsteenen Florentijnsche zuilen met gele
en roode ribkruisgewelven, waar men
zijn os aan het spit stak". Zei ik niet,
dat Buning's poëzie haar laatste toe
vlucht heeft gevonden in zijn proza?
Men wordt herinnerd aan het slot van
,,Maria Lécina", met den gespiegelden
vogel.... En zoo zijn er meer plaat
sen, waar men niet alleen de roman
tische sympathie van den auteur voor
het verleden deelen kan, maar ook zijn
schilderachtige, sterk détail leerende
schrijfkunst bewondert: slot Popta,
oude boerderijen, fort Rammekens in
Zeeland, Zuid-Hollandsche ruïnes,
waarbij hij om het hardst loopt met
den automobilist Janssen en het van
hem wint ook. In deze reconstructie
van voorbije eeuwen stuit men nog
al eens op een overmaat van fiksch
geïdealiseerde militaire sterfgevallen
(bloeddroppen van jonge vaandrigs aan
ieder grashalmpje, en dgl.) een
vecht j as, die Buning ! Maar hij kan
dit dan ook alleen maar meenen in
den verleden tijd, want, vertaal Alva
in het hedendaagsch (om zijn eigen
stijlfiguur te bezigen): en van al zijn
steenen moois blijft niets over dan
wat granaattrechters. Wellicht houdt
dit prettig leesbare en van expressieve
foto's voorziene boek het langer uit
dan Hoensbroek of Doornenburg....
Tenslotte twee critische glosjes: een
kardinaalsmantel is niet paars, maar
rood; de uitdrukking is niet
stekelblind", maar stekeblind".
Bibliografie
Herman de Man : Marie of hoor ook
tic wederpartij (MJKh en Van
l>itmar, Kotterdan»)
DEZE roman heeft in nog sterkere
mate de fouten, die het vorige
boek ,,de Kroonprinses" reeds
beneden het peil van Herman de Man's
vroegere werken deden dalen. De lang
gerekte gesprekken, de trage overpein
zingen, eindeloos herhaald, belemme
ren den voortgang van het verhaal,
maar om de kroon op de verveling en
herhaling te zetten, heeft de auteur in
een nabetrachting van 50 pagina's de
feitelijke gebeurtenissen (met enkele
nieuwe) nóg eens herhaald, om ze van
den kant van de wederpartij te doen
zien. Een nieuwe visie verkrijgt men
hierdoor allerminst, noch op de situ
aties, noch op de personen, noch op de
opvatting van den auteur. Deze biecht
is volkomen overbodig; zij mist alle
inspiratie en heeft een huichelachtig
moralistischen toon. Juist omdat Her
man de Man met zooveel gemak blijk
baar de gesprekken zijner modellen
realistisch weet weer te geven, missen
zij in geschreven vorm de noodige
concentratie om de spanning in het
geheel gaande te houden. Het is niet
waar, dat de figuren door deze natuur
getrouwe weergave beter getypeerd
zouden worden, integendeel hun con
touren vervagen en de substantie
waaruit zij zijn opgebouwd, vervloeit
totaal.
Men vraagt zich af waarom Herman
de Man zich niet dwingt tot den
geconcentreerden vorm der novelle. Hij
heeft er de capaciteiten toe: hij is een
goed verteller, zijn psychologie mag
niet gedifferentieerd en niet diep zijn,
hij kan met een enkel woord een ge
stalte oproepen. Waarom schrijft hij
niet een reeks korte kernachtige volks
vertellingen, die op zijn niveau zouden
doen denken aan die van Tolstoi P
Blum, litterair essayist
J. GANS
Léon Itluni: Xouvelles
eonversotlons rte CSoethe nvee Eekcrmann
(Editions X. II. F. Ubrnlrle
Unllimnrd, Parijs)
HET is geen kwaad idee van de
N.R.F, geweest deze Nouvelles
Conversations" uit de vergetel
heid op te diepen. Niet zoozeer omdat.
Blum thans voor een min of meer
geslaagd politicus van algemeene be
kendheid doorgaat, van wien een op
nieuw uitgegeven boek geen slechte
perspectieven voor een uitgever biedt,
dan wel om du werkelijke beteekenis
van Blum als litterator in het licht te
stellen. Voor hen, die vroeger reeds
kennis maakten met Blum's Stendhal
et Ie Beylisme", een van de aardigste
boeken wellicht die ooit over Stendhal
geschreven zijn, is dit natuurlijk geen
nieuws. Blum liet in deze Nouvelles
Conversations"?zijn eerste boek
Goethe en Eckermann opnieuw ten
tooneele verschijnen. Zij voerden in
dit boek gesprekken over de problemen,
die de cultuur aan het eind van de
vorige eeuw, in 't bijzonder in Frank
rijk, stelde. De Nouvelles Conversa
tions" verschenen voor 'teerst in La
Revue Blanche" van 1901, wat niet
wegneemt, dat zij nu nog van een
opmerkelijke frischheid getuigen en
voor een groot gedeelte niet eens veel
aan actualiteit hebben ingeboet. Daar
om is het een aardig tijdverdrijf Blum's
opinie over de literatuur van een kleine
veertig jaar geleden, die hij Goethe in
den mond legt, te lezen. Men- leert
Blum hierin kennen als een rustig
criticus met een goeden smaak, een
zorgvuldige eruditie en een ietwat te
gelijkmatigen betoogtrant zou men
in dit laatste, maar dan achteraf, het
overwicht van den politicus in hem
kunnen aanwijzen? die tijdig een
juist oordeel velde over de beteekenis
van schrijvers als AndréGide en Jules
Renard. Vooral op tijdgenooten blijkt
Blum's visie dikwijls zeer gelukkig !
Om in 1937 bepaalde booze dingen van
het talent van Paul Bourget te beweren
is geen kunst, maar het pleit voor den
scherpen blik van Blum, wanneer hij
reeds in 1899 over dezen schrijver de
volgende opmerking maakt: Observez
que ce délicat psychologue" n'a
jamais téun psychologue. C'est. un
moraliste honteux et persuasif....
Bourget aujourd'hui n'est plus qu'un
moraliste catholique, mais il l'a
toujours té. Seulement il s'est laiss
longtemps abuser par son gout pour
Stendhal et pour Sainte-Beuve."
OOK Blum's opmerking over den
te jong gestorven Jean de Tirian
is treffend, behalve dan iu zijn op
vatting dat Tinan laborieux" en
résolu" zou zijn geweest. Indien ik
mij niet vergis kon Tinan juist al
leen na een sterke pressie van vrien
den vooral van Pierre Louys, die
hem alleen voorschotten gaf indien
Tinan hem iets nieuws liet lezen
tot werken komen. De lieve meisjes
van het Bal Bullier, waar Tinan menig
voorschot achterliet, hebben weinig
te klagen gehad over een al te groote
bestendigheid van zijn belangstelling.
De politieke zijde van dit boekje,
waaruit blijkt hoezeer Blum in de
schaduw van Jaurès, met alle voor- en
nadeelen daaraan verbonden, opge
groeid is, zou op zichzelf al stof genoeg
tot een artikel geven. Men mag het
overigens met Blum's blijmoedig opti
misme, dat zijn uitdrukking vond in
de politiek van het Front populaire"
in Frankrijk, eens zijn of niet, het
blijft in ieder geval een merkwaardige
gril van de geschiedenis, dat juist deze
man, die met evenveel recht en waar
schijnlijk met meer persoonlijke be
vrediging litteratuurprofessor aan de
Sorbonne had kunnen zijn, in de
struggle for life van Europa, de tegen
speler moest worden van den
meesterzanger van Neurenberg'.
Edoch men mag niet te zeer op de
dingen vooruitloopen ! Naast Blum is
Hitler nog een jonge man en misschien
vergast de goede Adolf hij heeft
vroeger immers ook zoo aardig
geteekend de menschheid nog wel eens
op een in zijn charmanten stijl ge
schreven cultuurstudie over het geestes
leven in het Derde Rijk, die dan mis
schien den titel van Uren met Julius
Streicher" zal dragen. Of men daar
veertig jaar later nog een uitgever voor
zal kunnen vinden die zoo'n boek
opnieuw zou willen drukken en een
publiek dat het opnieuw zal moeten
lezen, is natuurlijk een geheel andere
kwestie.
Bekijkt het wereldgebeuren
door een bril van Schmidt
Rok:n72
AMSTERDAM
f]
yw
PAG. 9 DE GROENE No. 3I48
. , ,T nr nirniijr iTTrr^frr"
r. *L ''FaiVr y^-reno1 /oor