Historisch Archief 1877-1940
r. -m ? ^, .,
Toonee!
Naar aanleiding van AS YOU LIKE IT
(Centraal Toonvel,
Amsterdam)
EIGENLIJK zou ik
deze critiek in het
geheel niet mogen
schrijven, omdat ik voor
Eduard Verkade een
principieele, artistieke en per
soonlijke vereering heb.
Het is een van de
aangenaamste verrassin
gen van de
PygmalionLUDWIG BERGER
Noor aanleiding van het door het ,,Centraaf Theater"
opgevoerde blijspel As you fike it" van Shakespeare, dat
door onzen vasten toonee/medewerker Eduard Verkade,
o/s gast werd geregisseerd, heeft dr. Ludwig Berger
voor ons de volgende beschouwing geschreven. Ludwig
Berger, hier te lande vooraf bekend door zijn regie van
de film Pygmalion" behoort tot de beste
Shakespearekenners en was in Ouitschfand een bekend regisseur
bij fteinhardt, het Schauspiefhous", fater bij' de Ufa"
noodzakelijk gevolg de
geheele verantwoordelijk
heid op de schouders van
de vertolkers wentelt. In
hoofdzaak op de
betooverende schouders van een
Hollandsche ,,Rosalinde"
die niet te evenaren
Shakespeariaansch was.
Deze Rosalinde was een
voudig", (deed geen con
cessies aan de groote ver
atelier-periode geweest, iemand van zijn geestelijk leidingen van deze rol: tooneelmatige trucs") en
niveau te leeren kennen. En zoo kwam William
Shakespeare destijds al heel spoedig om G. B.
Shaw heen spoken. Immers, waar en wanneer
twee tooneel-enthousiasten elkaar ontmoeten
tusschen Honoloeloe en Siberiëverloopt er
nauwelijks een kwartier of zij komen elkaar bij
Hamlet" tegen. Verkade's kijk op Shakespeare
was mij dus op weg naar den schouwburg reeds
even bekend, als zij dit den meesten Hollanders.
moet zijn, en mijn verwachting was dienovereen
komstig gespannen, de critiek dus gunstig voor het
scherm omhoog ging. Dit is geen uitzonderlijk geval.
De meeste critieken worden reeds op weg naar den
schouwburg in de eigenaardige mengeling van
verwachting en sympathie (of het tegendeel) als in
een onzichtbare wieg gewiegd.... ofschoon dit
van het standpunt eener strenge objectiviteit uit
beschouwd volstrekt niet geoorloofd is. Hoe zou
men anders tot een zoo wonderlijk variabelen maat
staf geraken, dat dezelfde criticus, die op een groot
tooneelspeler (dien hij principieel waarschijnlijk vol
komen waardeert) zooveel aan te merken en bij
hem te laken weet, vaak twee dagen later ten
opzichte van een veel en veel zwakker kunstenaar
(over wien hij waarschijnlijk geen enkele vaststaande
meening heeft) plotseling uiterst welwillend" is.
(Op weg naar het theater heeft hij geen enkele
verwachting en is daardoor dankbaar verrast, dat
er zelfs nog iets de moeite waard bleek). Goethe
spreekt van: Dem Gesetz nach dem du
angetreten", en een andere maatstaf bestaat er
waarschijnlijk niet. Verkade zal daarom wel altijd
nach dem Gesetz nach dem er angetreten"
de hoogste maatstaf worden aangelegd, en terecht:
zijn tooneel is een geestelijk tooneel, het ontstaat
uit het begrip voor hét dichtwerk, uit de liefde
voor den tekst", uit het groote reservoir van een
veelzijdig ontwikkeld kunstbesef, dus uit een diepere
kunde. Daarom gaat men met de aangename
zekerheid het theater binnen, Shakespeare zuiver"
en niet in het een of ander sausje opgedischt te
krijgen, en men kan zich ongestraft daarom van te
voren verheugen. Daarbij kwam nog in dit speciale
geval een zér weldadige primitiviteit van de
tooneelinrichting God behoedde Shakespeare voor
draaitooneelen en werkelijkheidsimitatie die als
tegelijkertijd sprudelnd", ernstig en tevens
onderhoudend, geestig en bovendien altijd
menschelijk in het kort: alle hoeken en holen en koste
lijke verborgenheden van deze wonderbaarlijke
figuur waren belicht, hetgeen de grootste lof is,
omdat hier buitengewone eischen aan gratie, geest
en humor worden gesteld. Rosalinde" is in zekeren
zin de groote kunst-test waaraan men een
tooneelspeelster kon onderwerpen, zoo ongeveer als
Mozart de zwaarste eischen aan een zangeres stelt!
Nu dan: Mary Dresselhuys heeft Mozart volmaakt
gezongen!
De schoonste rol naast Rosalinde is niet haar
beminde Orlando, maar veeleer Jacques. Ook hier is
de toetssteen voor den tooneelspeler want
sedert lang zijn zelfs de geleerden het hierover
eens, dat hier een soort zelfportret voorhanden is.
Dat hier de dichter zich zelf openbaart, en het
behoeft bijna wederom een dichter de melancholieke
schoonheid van deze gedachten in het hart van het
publiek te doen ontstaan. De innige stilte in de zaal
(die veroverd moet worden), het bijna tastbare
luisteren van de toehoorders is voor de Jacques van
Joan Remmelts meer lof, dan prijzende woorden
zouden kunnen vertolken.
Reeds meermalen heeft de beperktheid der
mogelijkheden goede invallen verwekt en zoo ont
stond de opzichzelf beschouwd problematische
doublure van den goeden" en den boezen hertog"
van Cees Laseur, dank zij zijn uitbeeldingsvermogen
tot een bijzondere aantrekkelijkheid. De schoone
woorden, die de verbannen hertog spreekt ademde
een werkelijken herfst glans, die als een wijding
over dit geheele hemelsche spel waart. Tersteeg
als Orlando heeft echte jeugd gegeven, en een
intelligentie getoond, die bij deze helaas zoo dikwijls
door tenoren" gespeelde rol aangenaam aandoet.
Ook alle overige spelers waren tot een eenheid van
rythme gebracht en vormden mede het gave geheel.
Slechts het hert trof een droevig lot, want het was
niet echt, maar namaak" en dat laat zich blijkbaar
een publiek niet welgevallen, dat sedert de groote
kunst der zeventiende eeuw, sedert het werk van den
inheemschen meester, der Meister des Lebens und
Still-lebens", aan echte" dingen gewend is.
Het arme hert w.erd uitgelachen!
Het bewaarschooft/e uit de film ,,Grazige weiden", (Theater Tuschinski, Amsterdam)
en zeer mense
li/ke film
I>u Grande Hlusion"
DE Franse filmkunst toont zich in iijn laatste
producten op een zeer hoog peil. Nog
onlangs konden wij in Pépé-le-Moko" van
Duvivier een zeer gaaf geheel bewonderen. Nu
toont Jean Renoir met zijn Grande Illusion" een
film, die misschien esthetisch minder gaaf, maar
door zijn inhoud en de wijze waarop deze wordt
vertolkt zowel wat betreft het werk van Renoir
als dat van de voornaamste spelers tot n van
de belangrijkste films van dit, zo overdadig met
grote films" ingezette seizoen zal blijven behoren.
Belangrijk is La Grande Illusion" in meer dan
n opzicht. Het scenario van Renoir en Charles
Spaak raakt vele facetten van het menselijk leven,
zo diep, dat de titel in meer dan n richting schijnt
te wijzen. Vrijheidsdrang, vaderlandsliefde en mense
lijkheid verenigen zich in deze schildering van
Franse krijgsgevangenen in Duitsland tot n groot
geheel, gecompliceerd als het leven zelf, eenvoudig
als het leven zelf en waar als het leven zelf. Resul
taat van het werk van een man die uit ervaring
en uit overtuiging spreekt.
De vaderlandsliefde gaat hier nooit tot chau
vinisme, de vrijheidsdrang der krijgsgevangenen
gaat veel dieper dan alleen de wens om weer mee
te kunnen vechten, al zal ieder weer meevechten
ondanks deze diepere verlangens, omdat men nu
eenmaal verbonden blijft met de kameraden die
men niet in de steek laat. Ook hier blijft de mense
lijke ondergrond, welke de hele film kenmerkt,
aanwezig. En boven alles staat de grote illusie der ver
broedering?meer dan een illusie, de werkelijkheid.
TOCH is deze film van Renoir geen betoog.
Eerder het tegendeel, omdat van mens tot
mens het betoog zwijgt en de menselijkheid hier
steeds domineert. Evenmin als betoog is deze film
probleemstelling, al raakt hij vele problemen.
Door de hele film lopen twee grote tegenstel
lingen: die van de geboorte en millieu en die van
landaard. Deze eerste tegenstelling stelt tegenover
elkaar de kameraadschap met de krijgsgevangen
landgenoten en de diepere verbondenheid door ge
boorte en milieu der beide adellijke officieren.
Fransman en Duitser, vijanden en kaste-genoten,
zijn verbonden door een zelfde wereld, waar men
elkaar kent en de naam van een beroemd paard en
een bekende vrouw een brug slaat, over de kloof
der onnatuurlijke vijandschap; een verbondenheid,
welke is uitgesloten met hen die niet tot dezelfde
wereld en dezelfde kaste behoren. Een verbonden
heid, die zelfs niet wijkt op het sterfbed, als de
n de ander heeft moeten neerschieten bij een
gefingeerde poging tot ontvluchting om de kame
raden de vlucht mogelijk te maken. De beide
adellijke officieren weten dat zij, hoe ook de oorlog
afloopt, de nederlaag lijden, maatschappelijk over
vleugeld door de burgers die hun positie gaan
innemen een geschenk van de Franse Revo
lutie", zoals de Duitser, die hieronder in zijn
invaliditeit sterker lijdt en die deze burgers sterker
minacht, opmerkt.
Overal in deze film is, ondanks een vaak vreemd
en niet begrijpend tegenover elkaar staan van
Fransen en Duitsers, de verhouding tussen de
vijanden" van een grote menselijkheid en er is
iets van lotgenootschap aan beide zijden van de
onzichtbare grens tussen gevangenen en bewakers,
welke de eenvoudige Duitse soldaat en later de
Duitse vrouw uitspreekt: Der Krieg dauert
zu lange".
En hoe diep en scherp wordt het Joodse vraag
stuk aangeraakt in een enkel gezegde van de
Joodse bankierszoon Rosenthal.
Renoir tekent zijn figuren scherp: in de eerste
plaats de beide adellijke officieren, de Fransman
de Boeldieu (Piere Tresnay) en de Duitser von
Rauffenstein (een rol waarin von Stroheim zich
met volle overtuiging geeft). In de tweede plaats
de Franse officieren, met op de voorgrond de een
voudige burgerjongen Maréchal (Jean Gabin) en
de bankierszoon Rosenthal (Dalio). In de derde
plaats de vele ongenoemde Fransen, Duitsers,
Engelsen en Russen en de tegenstelling tussen hen,
zoals die overal tot uiting komt.
Renoir tekent scherp het milieu, waarbij hij
vooral om de later invalide von Rauffenstein met
enkele requisieten een zeer geraffineerd kader schept.
EEN belangrijk element is daarbij in deze gehele
film het gesproken woord in drie talen. Hier
ligt n van de interessantste punten bij de uit
werking van het gegeven. En het schijnt even
eenvoudig als zelden toegepast. De Fransen spreken
Frans en de Duitsers spreken Duits en een enkele
maal zetten de beide adelijke officieren ook de taal
die in de oorlog een scheiding tussen hen aanduidt
opzij, doof hun gesprek voort te zetten in het voor
beiden neutrale aristocratische Engels. Het lijkt
eenvoudig, maar er blijkt moed toe nodig en een
buitengewone beheersing van de mogelijkheden
om de vreemde taal tot het noodzakelijke te be
perken. Renoir schijnt m.i. op dit punt volledig
geslaagd, door steeds het Frans door de Duitsers
alleen overigens door von Rauffenstein en door
de onderofficier die in direct contact met de
krijgsgevangenen staat te laten overnemen
zodra de sfeer daardoor niet wordt verstoord. En
men lette op hoe handig hij b.v. de sfeer vasthoudt
door het ne woordje Duits telkens na het voor
lezen van een artikel van het kampreglement bij
de aankomst in het eerste krijgsgevangenenkamp.
Wat deze meer-taligheid waard is blijkt onmid
dellijk aan het begin van de film als mede hierdoor
in weinige ogenblikken de Franse en de Duitse
vliegersbarak zo scherp voor ons getekend worden.
Renoir spaart zijn publiek niet met de dialogen,
die, als bij de meeste Franse films, langer zijn dan
wij dit o.a. van Amerika gewend zijn. Maar hoe
boeiend deze laatsten vaak ook mogen zijn, wij
vfnden in deze Franse film toch een waardevol
element, dat in de geraffineerd knappe, tot het
uiterste toegespitste film-dialogen wel eens ver
loren dreigde te gaan: het leven en de waarheid.
Ook met het beeld weet Renoir sterke suggesties
te geven, waarbij hij hier het hoogtepunt bereikt
in de zeldzaam navrante scènes van de revuevoor
stelling, als deze mannen zonder vrouw vrouwen
kleren uitpakken en aantrekken n in de grote
scène bij de opvoering als het bericht van een
Franse overwinning komt en de spanning zich in
een felle Marseillaise" in het gezicht van de bij
deze voorstelling uitgenodigde Duitsers uit.
Na de vlucht van Maréchal en Rosenthal en de
dood van de Boeldieu zou de film geëindigd kunnen
zijn. Renoir geeft dan nog een naspel in de ont
moeting van de beide vluchtelingen met de Duitse
boerin (Dita Parlo), waarbij Renoir wederom de
moed heeft de enige vrouw, die in deze Franse film
optreedt uitsluitend Duits te laten spreken.
Ten slotte komen de beide vluchtelingen veilig
over de Zwitsersche grens, nadat een
grenspatrouille nog een paar schoten op hen heeft ge
lost tot n van deze soldaten zijn kameraden
tegenhoudt met de uitroep: Mensch hor auf, sie
sind doch schon in der Schweiz" en het antwoord
luidt: Um so besser für sie".
In deze sterke en ware film, valt geen woord van
haat tussen de vijanden en zijn boodschap zonder
betoog in deze tijd is misschien toch een teken,
dat de grote illusie van vrijheid en menselijkheid on
sterfelijk is?ondanks alles. D. C. VAN DER POEL
The green pastures'
(Tuschinski, Amsterdam)
EINDELIJK is deze merkwaardige film van
oud-testamentische beelden van hemel en
aarde, in een zeer nabije werkelijkheid gezien van
de religieuze fantaste van Amerikaanse negers uit,
onder de titel Grazige Weiden" op het Neder
landse bioscoopprogramma gekomen.
In De Groene hebben voor deze film toen de
keuring ons deze dreigde te onthouden zowel
Ds. H. J. Heering als onze medewerker voor film
een uitvoerig pleidooi gehouden, zodat wij nu met
deze aankondiging en een verwijzing naar De
Groene van 30 Januari volstaan.
Nieuwe werken van Permeke
Albert Plasschaert
Permeke bij Buffa te Amsterdam
IK heb het laatst gezegd, bij het openen van
de tentoonstelling van werken door Jan
van Herwijnen: Holland is een land van
geringe uitgestrektheid, maar hoe lang duurt het
niet, dat de naam en de daad van een schilder zich
uitbreiden over 't gansche land. Het was in de Middel
eeuwen zóó; het is niet veranderd l Er schuilt
daarin iets goeds maar onze langzaamheid
hoe langzaam kan zij zijn! Wij willen ons niet
laten overrompelen. Wij willen pas gelooven en
aannemen of gevoelen, wanneer wij zelf het zelfde
denken. Ten minste, dat meenen wij, maar het is
dikwijls traagheid, dogmatisch zelfbewustzijn en
niets meer. Er zijn andere landen, waar het begrijpen
sneller gaat, niet minder is, en waar den'schilders,
ten minste bij bepaalde groepen, noodelooze jaren
van wachten wordt bespaard; waar de erkenning
guller is en gauwer vertrouwelijk Wordt, en waar
de f inantiëele vooruitzichten der schilderijen minder
tellen,' waar feitelijk meer zuivere liefde tot de
schilderkunst leeft. Permeke is een schilder, die in
' Holland reeds veel bekender kon zijn dan hij er is.
Hij is voor mij nooit een moeielijk schilder gebleken;
ik heb nooit langzaam-verstandig voor hem moeten
staan; ik kan zeggen en zou kunnen bewijzen, dat
zijn spontane grootheid mij dadelijk duidelijk was
en duidelijk is gebleven, en nog is als colorist en
osic. -,
als maker van vormen. Het lijkt mij toe, dat
iedereen het hierover met mij eens moet zijn,
groote levende schilders, natuurlijk gebleven, zijn
zeldzaam. Zij zijn dat nog en te eer in 't Holland
van tegenwoordig waar we een fatsoenlijke
armoede eer te constateeren hebben dan een
uitbundigen en overmoedigen rijkdom of een strak
gespannen bezinning. Een tentoonstelling met nieuw
werk van Permeke is daarom altijd een verwachting
voor mij; zijn de werken ervan goed gekozen, een
voldoening. Ik heb daarin wel eens een teleurstelling
gekend; deze tentoonstelling bij Buffa te Amsterdam
is over het geheel een goede tentoonstelling. Natuur
lijk zullen er tegenstanders zijn, dat kan niet anders.
Er zullen genoeg schilders en leeken zijn, die hem nu
of nooit zullen begrijpen of willen begrijpen; wier
innerlijke/schamelheid zich deftig zal voelen bij
het ontkennen van dezen schilder van landschap,
figuur en beesten en zeeën, schilders die dan
tegen malkaar zuilen staan, wanneer een schilder, ,
die hem wel kan begrijpen, in een onrustige
jaloezie, een talent, een schilder als Permeke
kleineeren. Gij meent misschien: zoo iets komt
niet voor; mijne heeren, zulke dingen bestaan en
zijn, dikwijls, haast gewoon.
WAT is de Permeke dan, die ons van .de
grootste ontroering en van de diepste ont
roeringen gegeven heeft, die wij bij een schilder
van den tegenwoordigen tijd hebben ondervonden ?
Permeke, de colorist, is van een groote verschei
denheid. Hij is niet beperkt tot een enkel schema
van kleur, dat hij vaardig of met smaak of hard
nekkig hanteert of met groote taaiheid volhoudt
de kleur van Permeke is gesteund door een onmiddel
lijk en natuurlijk gevoel er is geen theoretischen
toeleg in. Waar de ontroering heen drijft daar
volgt hij maar niet als een redelooze; het heele
wezen van Permeke verheugt zich in een rijkdom,
omdat hij van nature rijk is, en deze rijkdom, zóó
zijn natuurlijke dingen! niet verarmt al verandert
hij zich, omdat het leven met het ouder worden
dieper wortelt en hooger takken heeft.?en vaster
geplant in den grond eenvoudiger werd,
synthetischer. Permeke is tusschen vele schamelen inder
daad het voorbeeld van een rijkdom, en hij vertoont
wat wij in Holland zouden kunnen gaan ontkennen
bij gebrek aan voorbeelden rond ons. Permeke,
en nog eens, is voor den niet-onwillige een voldane
verwachting, een telkens genoten verzadiging.
Er* *Ijn zoo goed als geen gapingen tusschen 't
gevoel, de ontroering en 't werk het héle vlak
van 't schilderij is gevuld met een levendig-zijn in
velerlei verscheidenheid: van teeder tot forsch, van
vlammend tot gedempt, van verteederd en luchtig
soms, tot diep, zooals de zee in haar water, is;
van iets oer-ouds tot jeugdigs zoo als de lente kan
wezen; van groot tot innig, van vurigs tot in het
verborgen-braridends, altijd herhaal ik natuur
lijk, niet moedwillig, niet vooropgesteld. En de
vormen? de schriftuur der vormen. Ik weet,.dat is
een der liefste tegenwerpingen dezer kunst. Het is
het schijnbaar treffend wapen der akademici, die
een vorm nooit zelf beleven, maar de vorm slechts
zien van anderen; die slechts van geleende dingen
bestaan en van de schralen, die wij hier in dit
artikel niet zullen bespreken. Het zoogenaamde
deformeeren is bij Permeke dikwijls het scheppen
van den vorm naar de ontroering en wat die
eischt op dat oogenblik. De vorm bij Permeke
is nooit een moedwillige afwijking van het objectieve,
een bloed vult zijn vorm; de ontroering is nooit
naar het elegante of nooit naar het verfijnde; zijn
leven, dat van zijn werk is onmiddellijk verbonden
met de aarde, naar het primaire, naarde natuurlijke,
noodzakelijke daad, waarin tot nu toe het sensueele
niet als zoodanig dikwijls gevonden wordt; het
religieuze meer te vinden is dan vermoed wordt.
Dit zijn vele waardeerende woorden, maar die vol
te houden zijn, dit zijn stellingen die wel gefundeerd
langzamerhand blijken.
Wat vinden wij op deze tentoonstelling, die ik
wil zeggen, den gang van den werkelijken minnaar
eener groote schilderkunst verdient, en die, 'na 't
bezoek, een aantal werken van schilders,* die ge
koel waardeert, bijna bloedeloos doet schijnen;
tegen een man, die in de natuur ruim leeft, de
ijverige, bleeke, kamermenschen!
WIJ vinden er naakten. Deze zijn den meesten
ongekend; ik ken kleine naakten van
Permeke, waar een onverbiddelijke, strakke lijn de
volumina qmvangt; Permeke is altijd gevoelig
voor het volumen l Ik ken andere, groot-naakten
als die van een zwangere vrouw, van dichtbij gezien,
waar het volumen duidelijker, zonder, eenigen
moedwil, zijn zwellen vertoont, zonder eenige
sensualiteit. Op deze tentoonstelling treffen mij het
: r r
meest het werk in bruinen bij den kop afgeven,
het geteekende, met de lange haren, waar ge de
teederheid van Permeke kunt leeren waardéeren
en uw wankelen eerbied voor zijn kunde kunt
leeren vaststaan. Het naakt van Permeke, in zijn
eenvoud, in zijn volheid is iets dat de Hollander
nog moet leeren zien ! er is daar eerbied te vinden,
vóór zijn betweterij! Er zijn landschappen, zeeën,
stadsgezichten. De rijkste zijn voor mij, jabbeke
(waar hij woont) in den zomer, met het geel; de hoeve
bij het geboomte, waar ge kunt leeren begrijpen, wat
schaduwen beteekenen, wat volumina in zichzelf
beduiden, wanneer het wezen niet openbaar is,
maar lijkt te sluimeren; daarbij kunt ge voegen
de Hommage . Corot, met zijn grijzen, waar de
zwaarder Vlening den luchtiger Corot vereert. Er
is hier, naast aangename kleine winters een stads
gezicht met een molentje, dat een der schilderijtjes
is, die ik het liefst bezat n dat mij aan Hercules
Seghers toch doet denken. Permeke is een der
meest onweerstaanbare zeeschilders van dezen tijd.
Het diepe water zwalpt bij hem, wezenlijk. Er is op
deze tentoonstelling n voorbeeld, ofschoon ik
grooter in zichzelf gekeerdheid van zijn zeeën ken,
zooals ik in zijn landschappen rijker dracht van de
Aarde weet....
Ik hoop u door dit klein artikel duidelijk gemaakt
te hebben wat ik in Permeke zie, wat ik in hem
vind: een der groote, spontane schilders overwinnend
door natuurlijke volheid, onweerstaanbaar door
echtheid en wilt ge dit goed begrijpen, ga dan eens
naar een tentoonstelling van hem, naar eene van
een anderen; beken u zelf dan de armoede van die
vele anderen.