De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 16 oktober pagina 6

16 oktober 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

r. -m ? ^, ., Toonee! Naar aanleiding van AS YOU LIKE IT (Centraal Toonvel, Amsterdam) EIGENLIJK zou ik deze critiek in het geheel niet mogen schrijven, omdat ik voor Eduard Verkade een principieele, artistieke en per soonlijke vereering heb. Het is een van de aangenaamste verrassin gen van de PygmalionLUDWIG BERGER Noor aanleiding van het door het ,,Centraaf Theater" opgevoerde blijspel As you fike it" van Shakespeare, dat door onzen vasten toonee/medewerker Eduard Verkade, o/s gast werd geregisseerd, heeft dr. Ludwig Berger voor ons de volgende beschouwing geschreven. Ludwig Berger, hier te lande vooraf bekend door zijn regie van de film Pygmalion" behoort tot de beste Shakespearekenners en was in Ouitschfand een bekend regisseur bij fteinhardt, het Schauspiefhous", fater bij' de Ufa" noodzakelijk gevolg de geheele verantwoordelijk heid op de schouders van de vertolkers wentelt. In hoofdzaak op de betooverende schouders van een Hollandsche ,,Rosalinde" die niet te evenaren Shakespeariaansch was. Deze Rosalinde was een voudig", (deed geen con cessies aan de groote ver atelier-periode geweest, iemand van zijn geestelijk leidingen van deze rol: tooneelmatige trucs") en niveau te leeren kennen. En zoo kwam William Shakespeare destijds al heel spoedig om G. B. Shaw heen spoken. Immers, waar en wanneer twee tooneel-enthousiasten elkaar ontmoeten tusschen Honoloeloe en Siberiëverloopt er nauwelijks een kwartier of zij komen elkaar bij Hamlet" tegen. Verkade's kijk op Shakespeare was mij dus op weg naar den schouwburg reeds even bekend, als zij dit den meesten Hollanders. moet zijn, en mijn verwachting was dienovereen komstig gespannen, de critiek dus gunstig voor het scherm omhoog ging. Dit is geen uitzonderlijk geval. De meeste critieken worden reeds op weg naar den schouwburg in de eigenaardige mengeling van verwachting en sympathie (of het tegendeel) als in een onzichtbare wieg gewiegd.... ofschoon dit van het standpunt eener strenge objectiviteit uit beschouwd volstrekt niet geoorloofd is. Hoe zou men anders tot een zoo wonderlijk variabelen maat staf geraken, dat dezelfde criticus, die op een groot tooneelspeler (dien hij principieel waarschijnlijk vol komen waardeert) zooveel aan te merken en bij hem te laken weet, vaak twee dagen later ten opzichte van een veel en veel zwakker kunstenaar (over wien hij waarschijnlijk geen enkele vaststaande meening heeft) plotseling uiterst welwillend" is. (Op weg naar het theater heeft hij geen enkele verwachting en is daardoor dankbaar verrast, dat er zelfs nog iets de moeite waard bleek). Goethe spreekt van: Dem Gesetz nach dem du angetreten", en een andere maatstaf bestaat er waarschijnlijk niet. Verkade zal daarom wel altijd nach dem Gesetz nach dem er angetreten" de hoogste maatstaf worden aangelegd, en terecht: zijn tooneel is een geestelijk tooneel, het ontstaat uit het begrip voor hét dichtwerk, uit de liefde voor den tekst", uit het groote reservoir van een veelzijdig ontwikkeld kunstbesef, dus uit een diepere kunde. Daarom gaat men met de aangename zekerheid het theater binnen, Shakespeare zuiver" en niet in het een of ander sausje opgedischt te krijgen, en men kan zich ongestraft daarom van te voren verheugen. Daarbij kwam nog in dit speciale geval een zér weldadige primitiviteit van de tooneelinrichting God behoedde Shakespeare voor draaitooneelen en werkelijkheidsimitatie die als tegelijkertijd sprudelnd", ernstig en tevens onderhoudend, geestig en bovendien altijd menschelijk in het kort: alle hoeken en holen en koste lijke verborgenheden van deze wonderbaarlijke figuur waren belicht, hetgeen de grootste lof is, omdat hier buitengewone eischen aan gratie, geest en humor worden gesteld. Rosalinde" is in zekeren zin de groote kunst-test waaraan men een tooneelspeelster kon onderwerpen, zoo ongeveer als Mozart de zwaarste eischen aan een zangeres stelt! Nu dan: Mary Dresselhuys heeft Mozart volmaakt gezongen! De schoonste rol naast Rosalinde is niet haar beminde Orlando, maar veeleer Jacques. Ook hier is de toetssteen voor den tooneelspeler want sedert lang zijn zelfs de geleerden het hierover eens, dat hier een soort zelfportret voorhanden is. Dat hier de dichter zich zelf openbaart, en het behoeft bijna wederom een dichter de melancholieke schoonheid van deze gedachten in het hart van het publiek te doen ontstaan. De innige stilte in de zaal (die veroverd moet worden), het bijna tastbare luisteren van de toehoorders is voor de Jacques van Joan Remmelts meer lof, dan prijzende woorden zouden kunnen vertolken. Reeds meermalen heeft de beperktheid der mogelijkheden goede invallen verwekt en zoo ont stond de opzichzelf beschouwd problematische doublure van den goeden" en den boezen hertog" van Cees Laseur, dank zij zijn uitbeeldingsvermogen tot een bijzondere aantrekkelijkheid. De schoone woorden, die de verbannen hertog spreekt ademde een werkelijken herfst glans, die als een wijding over dit geheele hemelsche spel waart. Tersteeg als Orlando heeft echte jeugd gegeven, en een intelligentie getoond, die bij deze helaas zoo dikwijls door tenoren" gespeelde rol aangenaam aandoet. Ook alle overige spelers waren tot een eenheid van rythme gebracht en vormden mede het gave geheel. Slechts het hert trof een droevig lot, want het was niet echt, maar namaak" en dat laat zich blijkbaar een publiek niet welgevallen, dat sedert de groote kunst der zeventiende eeuw, sedert het werk van den inheemschen meester, der Meister des Lebens und Still-lebens", aan echte" dingen gewend is. Het arme hert w.erd uitgelachen! Het bewaarschooft/e uit de film ,,Grazige weiden", (Theater Tuschinski, Amsterdam) en zeer mense li/ke film I>u Grande Hlusion" DE Franse filmkunst toont zich in iijn laatste producten op een zeer hoog peil. Nog onlangs konden wij in Pépé-le-Moko" van Duvivier een zeer gaaf geheel bewonderen. Nu toont Jean Renoir met zijn Grande Illusion" een film, die misschien esthetisch minder gaaf, maar door zijn inhoud en de wijze waarop deze wordt vertolkt zowel wat betreft het werk van Renoir als dat van de voornaamste spelers tot n van de belangrijkste films van dit, zo overdadig met grote films" ingezette seizoen zal blijven behoren. Belangrijk is La Grande Illusion" in meer dan n opzicht. Het scenario van Renoir en Charles Spaak raakt vele facetten van het menselijk leven, zo diep, dat de titel in meer dan n richting schijnt te wijzen. Vrijheidsdrang, vaderlandsliefde en mense lijkheid verenigen zich in deze schildering van Franse krijgsgevangenen in Duitsland tot n groot geheel, gecompliceerd als het leven zelf, eenvoudig als het leven zelf en waar als het leven zelf. Resul taat van het werk van een man die uit ervaring en uit overtuiging spreekt. De vaderlandsliefde gaat hier nooit tot chau vinisme, de vrijheidsdrang der krijgsgevangenen gaat veel dieper dan alleen de wens om weer mee te kunnen vechten, al zal ieder weer meevechten ondanks deze diepere verlangens, omdat men nu eenmaal verbonden blijft met de kameraden die men niet in de steek laat. Ook hier blijft de mense lijke ondergrond, welke de hele film kenmerkt, aanwezig. En boven alles staat de grote illusie der ver broedering?meer dan een illusie, de werkelijkheid. TOCH is deze film van Renoir geen betoog. Eerder het tegendeel, omdat van mens tot mens het betoog zwijgt en de menselijkheid hier steeds domineert. Evenmin als betoog is deze film probleemstelling, al raakt hij vele problemen. Door de hele film lopen twee grote tegenstel lingen: die van de geboorte en millieu en die van landaard. Deze eerste tegenstelling stelt tegenover elkaar de kameraadschap met de krijgsgevangen landgenoten en de diepere verbondenheid door ge boorte en milieu der beide adellijke officieren. Fransman en Duitser, vijanden en kaste-genoten, zijn verbonden door een zelfde wereld, waar men elkaar kent en de naam van een beroemd paard en een bekende vrouw een brug slaat, over de kloof der onnatuurlijke vijandschap; een verbondenheid, welke is uitgesloten met hen die niet tot dezelfde wereld en dezelfde kaste behoren. Een verbonden heid, die zelfs niet wijkt op het sterfbed, als de n de ander heeft moeten neerschieten bij een gefingeerde poging tot ontvluchting om de kame raden de vlucht mogelijk te maken. De beide adellijke officieren weten dat zij, hoe ook de oorlog afloopt, de nederlaag lijden, maatschappelijk over vleugeld door de burgers die hun positie gaan innemen een geschenk van de Franse Revo lutie", zoals de Duitser, die hieronder in zijn invaliditeit sterker lijdt en die deze burgers sterker minacht, opmerkt. Overal in deze film is, ondanks een vaak vreemd en niet begrijpend tegenover elkaar staan van Fransen en Duitsers, de verhouding tussen de vijanden" van een grote menselijkheid en er is iets van lotgenootschap aan beide zijden van de onzichtbare grens tussen gevangenen en bewakers, welke de eenvoudige Duitse soldaat en later de Duitse vrouw uitspreekt: Der Krieg dauert zu lange". En hoe diep en scherp wordt het Joodse vraag stuk aangeraakt in een enkel gezegde van de Joodse bankierszoon Rosenthal. Renoir tekent zijn figuren scherp: in de eerste plaats de beide adellijke officieren, de Fransman de Boeldieu (Piere Tresnay) en de Duitser von Rauffenstein (een rol waarin von Stroheim zich met volle overtuiging geeft). In de tweede plaats de Franse officieren, met op de voorgrond de een voudige burgerjongen Maréchal (Jean Gabin) en de bankierszoon Rosenthal (Dalio). In de derde plaats de vele ongenoemde Fransen, Duitsers, Engelsen en Russen en de tegenstelling tussen hen, zoals die overal tot uiting komt. Renoir tekent scherp het milieu, waarbij hij vooral om de later invalide von Rauffenstein met enkele requisieten een zeer geraffineerd kader schept. EEN belangrijk element is daarbij in deze gehele film het gesproken woord in drie talen. Hier ligt n van de interessantste punten bij de uit werking van het gegeven. En het schijnt even eenvoudig als zelden toegepast. De Fransen spreken Frans en de Duitsers spreken Duits en een enkele maal zetten de beide adelijke officieren ook de taal die in de oorlog een scheiding tussen hen aanduidt opzij, doof hun gesprek voort te zetten in het voor beiden neutrale aristocratische Engels. Het lijkt eenvoudig, maar er blijkt moed toe nodig en een buitengewone beheersing van de mogelijkheden om de vreemde taal tot het noodzakelijke te be perken. Renoir schijnt m.i. op dit punt volledig geslaagd, door steeds het Frans door de Duitsers alleen overigens door von Rauffenstein en door de onderofficier die in direct contact met de krijgsgevangenen staat te laten overnemen zodra de sfeer daardoor niet wordt verstoord. En men lette op hoe handig hij b.v. de sfeer vasthoudt door het ne woordje Duits telkens na het voor lezen van een artikel van het kampreglement bij de aankomst in het eerste krijgsgevangenenkamp. Wat deze meer-taligheid waard is blijkt onmid dellijk aan het begin van de film als mede hierdoor in weinige ogenblikken de Franse en de Duitse vliegersbarak zo scherp voor ons getekend worden. Renoir spaart zijn publiek niet met de dialogen, die, als bij de meeste Franse films, langer zijn dan wij dit o.a. van Amerika gewend zijn. Maar hoe boeiend deze laatsten vaak ook mogen zijn, wij vfnden in deze Franse film toch een waardevol element, dat in de geraffineerd knappe, tot het uiterste toegespitste film-dialogen wel eens ver loren dreigde te gaan: het leven en de waarheid. Ook met het beeld weet Renoir sterke suggesties te geven, waarbij hij hier het hoogtepunt bereikt in de zeldzaam navrante scènes van de revuevoor stelling, als deze mannen zonder vrouw vrouwen kleren uitpakken en aantrekken n in de grote scène bij de opvoering als het bericht van een Franse overwinning komt en de spanning zich in een felle Marseillaise" in het gezicht van de bij deze voorstelling uitgenodigde Duitsers uit. Na de vlucht van Maréchal en Rosenthal en de dood van de Boeldieu zou de film geëindigd kunnen zijn. Renoir geeft dan nog een naspel in de ont moeting van de beide vluchtelingen met de Duitse boerin (Dita Parlo), waarbij Renoir wederom de moed heeft de enige vrouw, die in deze Franse film optreedt uitsluitend Duits te laten spreken. Ten slotte komen de beide vluchtelingen veilig over de Zwitsersche grens, nadat een grenspatrouille nog een paar schoten op hen heeft ge lost tot n van deze soldaten zijn kameraden tegenhoudt met de uitroep: Mensch hor auf, sie sind doch schon in der Schweiz" en het antwoord luidt: Um so besser für sie". In deze sterke en ware film, valt geen woord van haat tussen de vijanden en zijn boodschap zonder betoog in deze tijd is misschien toch een teken, dat de grote illusie van vrijheid en menselijkheid on sterfelijk is?ondanks alles. D. C. VAN DER POEL The green pastures' (Tuschinski, Amsterdam) EINDELIJK is deze merkwaardige film van oud-testamentische beelden van hemel en aarde, in een zeer nabije werkelijkheid gezien van de religieuze fantaste van Amerikaanse negers uit, onder de titel Grazige Weiden" op het Neder landse bioscoopprogramma gekomen. In De Groene hebben voor deze film toen de keuring ons deze dreigde te onthouden zowel Ds. H. J. Heering als onze medewerker voor film een uitvoerig pleidooi gehouden, zodat wij nu met deze aankondiging en een verwijzing naar De Groene van 30 Januari volstaan. Nieuwe werken van Permeke Albert Plasschaert Permeke bij Buffa te Amsterdam IK heb het laatst gezegd, bij het openen van de tentoonstelling van werken door Jan van Herwijnen: Holland is een land van geringe uitgestrektheid, maar hoe lang duurt het niet, dat de naam en de daad van een schilder zich uitbreiden over 't gansche land. Het was in de Middel eeuwen zóó; het is niet veranderd l Er schuilt daarin iets goeds maar onze langzaamheid hoe langzaam kan zij zijn! Wij willen ons niet laten overrompelen. Wij willen pas gelooven en aannemen of gevoelen, wanneer wij zelf het zelfde denken. Ten minste, dat meenen wij, maar het is dikwijls traagheid, dogmatisch zelfbewustzijn en niets meer. Er zijn andere landen, waar het begrijpen sneller gaat, niet minder is, en waar den'schilders, ten minste bij bepaalde groepen, noodelooze jaren van wachten wordt bespaard; waar de erkenning guller is en gauwer vertrouwelijk Wordt, en waar de f inantiëele vooruitzichten der schilderijen minder tellen,' waar feitelijk meer zuivere liefde tot de schilderkunst leeft. Permeke is een schilder, die in ' Holland reeds veel bekender kon zijn dan hij er is. Hij is voor mij nooit een moeielijk schilder gebleken; ik heb nooit langzaam-verstandig voor hem moeten staan; ik kan zeggen en zou kunnen bewijzen, dat zijn spontane grootheid mij dadelijk duidelijk was en duidelijk is gebleven, en nog is als colorist en osic. -, als maker van vormen. Het lijkt mij toe, dat iedereen het hierover met mij eens moet zijn, groote levende schilders, natuurlijk gebleven, zijn zeldzaam. Zij zijn dat nog en te eer in 't Holland van tegenwoordig waar we een fatsoenlijke armoede eer te constateeren hebben dan een uitbundigen en overmoedigen rijkdom of een strak gespannen bezinning. Een tentoonstelling met nieuw werk van Permeke is daarom altijd een verwachting voor mij; zijn de werken ervan goed gekozen, een voldoening. Ik heb daarin wel eens een teleurstelling gekend; deze tentoonstelling bij Buffa te Amsterdam is over het geheel een goede tentoonstelling. Natuur lijk zullen er tegenstanders zijn, dat kan niet anders. Er zullen genoeg schilders en leeken zijn, die hem nu of nooit zullen begrijpen of willen begrijpen; wier innerlijke/schamelheid zich deftig zal voelen bij het ontkennen van dezen schilder van landschap, figuur en beesten en zeeën, schilders die dan tegen malkaar zuilen staan, wanneer een schilder, , die hem wel kan begrijpen, in een onrustige jaloezie, een talent, een schilder als Permeke kleineeren. Gij meent misschien: zoo iets komt niet voor; mijne heeren, zulke dingen bestaan en zijn, dikwijls, haast gewoon. WAT is de Permeke dan, die ons van .de grootste ontroering en van de diepste ont roeringen gegeven heeft, die wij bij een schilder van den tegenwoordigen tijd hebben ondervonden ? Permeke, de colorist, is van een groote verschei denheid. Hij is niet beperkt tot een enkel schema van kleur, dat hij vaardig of met smaak of hard nekkig hanteert of met groote taaiheid volhoudt de kleur van Permeke is gesteund door een onmiddel lijk en natuurlijk gevoel er is geen theoretischen toeleg in. Waar de ontroering heen drijft daar volgt hij maar niet als een redelooze; het heele wezen van Permeke verheugt zich in een rijkdom, omdat hij van nature rijk is, en deze rijkdom, zóó zijn natuurlijke dingen! niet verarmt al verandert hij zich, omdat het leven met het ouder worden dieper wortelt en hooger takken heeft.?en vaster geplant in den grond eenvoudiger werd, synthetischer. Permeke is tusschen vele schamelen inder daad het voorbeeld van een rijkdom, en hij vertoont wat wij in Holland zouden kunnen gaan ontkennen bij gebrek aan voorbeelden rond ons. Permeke, en nog eens, is voor den niet-onwillige een voldane verwachting, een telkens genoten verzadiging. Er* *Ijn zoo goed als geen gapingen tusschen 't gevoel, de ontroering en 't werk het héle vlak van 't schilderij is gevuld met een levendig-zijn in velerlei verscheidenheid: van teeder tot forsch, van vlammend tot gedempt, van verteederd en luchtig soms, tot diep, zooals de zee in haar water, is; van iets oer-ouds tot jeugdigs zoo als de lente kan wezen; van groot tot innig, van vurigs tot in het verborgen-braridends, altijd herhaal ik natuur lijk, niet moedwillig, niet vooropgesteld. En de vormen? de schriftuur der vormen. Ik weet,.dat is een der liefste tegenwerpingen dezer kunst. Het is het schijnbaar treffend wapen der akademici, die een vorm nooit zelf beleven, maar de vorm slechts zien van anderen; die slechts van geleende dingen bestaan en van de schralen, die wij hier in dit artikel niet zullen bespreken. Het zoogenaamde deformeeren is bij Permeke dikwijls het scheppen van den vorm naar de ontroering en wat die eischt op dat oogenblik. De vorm bij Permeke is nooit een moedwillige afwijking van het objectieve, een bloed vult zijn vorm; de ontroering is nooit naar het elegante of nooit naar het verfijnde; zijn leven, dat van zijn werk is onmiddellijk verbonden met de aarde, naar het primaire, naarde natuurlijke, noodzakelijke daad, waarin tot nu toe het sensueele niet als zoodanig dikwijls gevonden wordt; het religieuze meer te vinden is dan vermoed wordt. Dit zijn vele waardeerende woorden, maar die vol te houden zijn, dit zijn stellingen die wel gefundeerd langzamerhand blijken. Wat vinden wij op deze tentoonstelling, die ik wil zeggen, den gang van den werkelijken minnaar eener groote schilderkunst verdient, en die, 'na 't bezoek, een aantal werken van schilders,* die ge koel waardeert, bijna bloedeloos doet schijnen; tegen een man, die in de natuur ruim leeft, de ijverige, bleeke, kamermenschen! WIJ vinden er naakten. Deze zijn den meesten ongekend; ik ken kleine naakten van Permeke, waar een onverbiddelijke, strakke lijn de volumina qmvangt; Permeke is altijd gevoelig voor het volumen l Ik ken andere, groot-naakten als die van een zwangere vrouw, van dichtbij gezien, waar het volumen duidelijker, zonder, eenigen moedwil, zijn zwellen vertoont, zonder eenige sensualiteit. Op deze tentoonstelling treffen mij het : r r meest het werk in bruinen bij den kop afgeven, het geteekende, met de lange haren, waar ge de teederheid van Permeke kunt leeren waardéeren en uw wankelen eerbied voor zijn kunde kunt leeren vaststaan. Het naakt van Permeke, in zijn eenvoud, in zijn volheid is iets dat de Hollander nog moet leeren zien ! er is daar eerbied te vinden, vóór zijn betweterij! Er zijn landschappen, zeeën, stadsgezichten. De rijkste zijn voor mij, jabbeke (waar hij woont) in den zomer, met het geel; de hoeve bij het geboomte, waar ge kunt leeren begrijpen, wat schaduwen beteekenen, wat volumina in zichzelf beduiden, wanneer het wezen niet openbaar is, maar lijkt te sluimeren; daarbij kunt ge voegen de Hommage . Corot, met zijn grijzen, waar de zwaarder Vlening den luchtiger Corot vereert. Er is hier, naast aangename kleine winters een stads gezicht met een molentje, dat een der schilderijtjes is, die ik het liefst bezat n dat mij aan Hercules Seghers toch doet denken. Permeke is een der meest onweerstaanbare zeeschilders van dezen tijd. Het diepe water zwalpt bij hem, wezenlijk. Er is op deze tentoonstelling n voorbeeld, ofschoon ik grooter in zichzelf gekeerdheid van zijn zeeën ken, zooals ik in zijn landschappen rijker dracht van de Aarde weet.... Ik hoop u door dit klein artikel duidelijk gemaakt te hebben wat ik in Permeke zie, wat ik in hem vind: een der groote, spontane schilders overwinnend door natuurlijke volheid, onweerstaanbaar door echtheid en wilt ge dit goed begrijpen, ga dan eens naar een tentoonstelling van hem, naar eene van een anderen; beken u zelf dan de armoede van die vele anderen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl