De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 16 oktober pagina 8

16 oktober 1937 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

f *.. , ,?» .' V W se'T «B»*. :<??.. Uit de natuur DE KRAAI EN DE MUSCH Dr. Jac. P. Thijsse DE manier, waarop de vogelbe scherming in Nederland thans bij de wet geregeld is, reikt haast aan het volmaakte. De grond gedachte is, dat alle vogels beschermd dienen te worden. Belangen van wetenschap en welvaart maken soms een uitzondering wenschelijk. Wij weten, dat onder sommige omstandig heden, op een enkele plaats en ge durende eenigen tijd een vogelsoort schade kan aanbrengen aan sommige belangen. Dan moeten wij komen tot maatregelen van verweer, tenminste als het de moeite waard is. Want wij mogen er niet te licht over denken, als het er op aankomt om de wezens, die vreugd en schoonheid in de wereld brengen, te hinderen in hun bestaan. Een vergunning, om vogels te vangen of te dooden, wordt dan voortaan ook niet lichtvaardig gegeven. Nu zijn er enkele vogels, die zoo dikwijls aanleiding tot nogal recht matige klachten geven, dat zij de administratie te zeer in beslag zouden nemen. Onder de vorige Vogelwet werd aan die vogels eenvoudig alle be scherming onthouden. Het waren er omtrent een dozijn, de vogels van de zoo onbehaaglijke zwarte Lijst". DE lijst is nu ingekrompen tot een tweetal: de Huismusch en de Zwarte Kraai. Het kwaad, dat de Huismusschen stichten, is velerlei. Maar de kwaal zit hem voornamelijk in hun groote aantal en dat komt weer daarvandaan, dat zij zich zoo uit muntend aangepast hebben aan het menschenbedrijf. Zij teren niet alleen op den boer, om met Vondel te spreken, maar nog meer op den stedeling. Daarin zijn ze te vergelijken met ratten en muizen en we zouden ze dan ook wel half-parasieten kunnen noemen. Zwarte kraai Intusschen zijn het heel mooie en aardige dieren, waar we trouwens nog lang plezier van zullen hebben, want ze zijn tegen bestrijding wel opge wassen. Het musschenvraagstuk zou nog wel eens aanleiding kunnen geven tot een heel mooi biologisch en socio logisch onderzoek. HET geval met de Zwarte Kraai is eenvoudiger. Dat is als alle kraaivogels een bijzonder redzaam beest, een alleseter met een voorliefde voor dierlijk voedsel en wel in het bijzonder eieren en jongen van vogels, daar tegenover ook weer krengen en afval. Vijanden, tegen hem opge wassen, heeft hij niet. Hij voelt zich overal thuis, zoowel in akkers en weiden als in bosch en duin, heide en moeras of in parken en tuinen. En waar die kraaien dan in aantal huizen, daar vernietigen zij alle andere vpgel* leven. Het is misschien niet overbodig, om hier er even aan te herinneren, dat de zwarte vogels, die wij koloniegewijs zien nestelen in de boomen van het Vondelpark of van een Haarlemsch Bolwerk of in een Betuwsch peppelbosch geen kraaien zijn, maar roeken en die hebben tot nu toe een betere reputatie. Kraaien nestelen bij ons afzonderlijk en verborgen. Ze hebben een ander gezicht dan roeken, die door hun witte onbevederde mondhoeken een veel langer snoet schijnen te hebben. Een zwarte kraai is eigenlijk een Bonte Kraai in 't zwart. In sommige streken van ons land is hij door de onafgebroken felle ver volging al vrij zeldzaam geworden en er zou wel iets voor te zeggen zijn, om hem nu ook te plaatsen in de tweede categorie. DE tweede categorie, zijn de vogels, die plaatselijk en tijdelijk zoo lastig kunnen zijn, dat hun de be scherming moet worden ontnomen. Dat zijn klanten van de vroegere zwarte lijst met nog een paar onge luksvogels er bij: schollevaar, blauwe reiger, sperwer, slechtvalk, mantelmeeuw, zilvermeeuw, kokmeeuw, houtduif, bonte kraai, ekster, vlaamsche gaai en spreeuw. Dit zijn dus beschermde vogels, maar door een ministerieele beschikking (Economi sche Zaken) kunnen ze voor bepaalde streken of zelfs voor het heele land vogelvrij verklaard worden, in eerste instantie voor den tijd van twee jaar. Deze lijst is opgemaakt op voor dracht van de Vogelwet-Commissie, een instelling, die de nieuwe Vogelwet van 1937 ons heeft geschonken en waar van we veel goeds kunnen verwachten. Het is een nogal groot gezelschap: tien leden en nog eens twee adviseerende leden, maar dat zijn dan ook allemaal eminente deskundigen en ernstig belanghebbenden. Uit de notu len van de vergaderingen, die geleid hebben tot het vaststellen van de lijst der facultatieven" zou veel te leeren zijn en ik ben geen klein beetje be nieuwd naar de eerste vonnissen, die geveld zullen worden. Het ligt voor de hand, dat men tot zoo'n vogelvrij-verklaring eerst oy er gaat, wanneer alle andere middelen hebben gefaald, want er bestaat altijd een kwade kans,, dat tegelijk met den veroordeelde cok andere soorten in het gedrang komen. De tijd zal het leeren. HET is geruststellend, dat op voor dracht van de Vogelwet-Com missie de lijst weer bijtijds kan worden gewijzigd, naarmate we beter op de hoogte komen van de levenswijze der vogels en hun invloed op het milieu. Daar mankeert nog veel aan. Het is de eerste plicht van de ornithologen, van de vogelbeschermers en van den ornitholoog bij den plantenziektekundigen dienst te Wageningen, om in deze leemte te voorzien. De Vogelwet zelve is vrijwel onbe rispelijk. Het ware te wenschen dat de Jachtwet en haar toepassing op even stevigen grondslag rustten. Dan zou zij meteen passen in de groote Natuur beschermingswet, waar wij zoo sterk naar verlangen en die ons al zoo lang geleden is beloofd. Wij mogen de Vogelwet van 1937 beschouwen als een zeer mooie en bruikbare vooróefening daartoe. HET DAGBLADCOMMENTAAR Antwoorden op de prijsvraag VELEN hebben zich beijverd, de opgave te beantwoorden, die luidde: In een oorlog geeft de generale staf van een der strijdende partijen het volgende communiquéuit: Aan het geheele front rukten gisteren onze troepen geleidelijk op. Aan de rivier de Kalati hield onze strijdmacht halt, om de stellingen te versterken. Op de vlakte van Boningai ontwik kelden zich schermutselingen, waarbij de onzen zich onderscheidden en de vijand verliezen leed. De onzen trokken zich op hun basis terug. ? Een eskader bommenwerpers deed een aanval op de stad Maili, waar zij talrijke projec tielen lieten vallen en groote schade konden aanrichten". Gevraagd wordt in maximaal 200 woorden weer te geven, wat het strijdblad der tegenpartij over dien zelfden dag weet mede te deelen. De eerste prijs DEN eersten prijs kende de redactie toe aan mej. N. B. te A. Gistermorgen ontbrandde aan alle fronten de strijd weer vroeg. Hoewel het den vijand aanvankelijk gelukte, eenige tientallen, meters op te rukken, werd hij echter bij de rivier de Kalati reeds door onze troepen tot staan gebracht. Des middags zetten de onzen op de vlakte van Boningai een groot offensief in. Onze dappere jongens gingen met waren heldenmoed en doodsverachting tot den aanval over, vast besloten den laatsten droppel bloeds voor het dierbaar vaderland te offeren. Ofschoon enkelen der onzen op het veld van eer vielen, werd de vijand spoedig tot een smadelijken terugtocht gedwongen. Onze troepen zetten de vervolging voort, tot de vijan delijke strijdmachten, die ernstige ver liezen leden, zich in hun vorige stel lingen hadden teruggetrokken. Later in den avond ging de vijand over tot eendier laffe luchtaanvallen óp open steden, waarvan dezen keer het cultuurcentrum Maili het mikpunt was. Hoewel de stad Maili uit militairstrategisch oogpunt van geenerlei be lang is, wierpen de vijandelijke vlieg tuigen op geheel willekeurige punten enkele bommen neer. Eén er van trof het uit de zestiende eeuw dateer e nde kerkje op het Hoofdptein, een andere ontplofte in de nabijheid van een kinder bewaarplaats. Gelukkig vallen geen menschenlevens te betreuren, daar de helsche projectielen alleen .eenige materieele schade aanrichtten". De tweede prijs DE tweede prijs werd gewonnen door J. Th. G. te Z., die listig den geheelen luchtaanval op Maili ver zweeg, in de plaats daarvan een dergelijken aanval van de eigen partij boekstaafde, en ook overigens veel fantasie toonde. Na eenige vergeefsche pogingen rukten onze troepen aan het geheele front onweerstaanbaar op, terwijl onder de voortreffelijke leiding van Generaal Jaco de stellingen gedurende het op rukken door de groote krijgskunst van den generaal ook nog konden worden versterkt. H PE Onbeteekenende schermutselingen deden zich op de vlakte van Boningai voor, waarbij de vijand eenige verliezen leed. Hierna trad rust in. Een goed voor bereide aanval van een deel onzer luchtvloot op de vijandelijke stad Torola bracht de sterke vijandelijke verdedi gingslinie zware verliezen toe, terwijl de bevolking door pamfletten werd aan gemaand, zich over te geven en te ver trouwen op de spoedige bevrijding uit de handen der verraders van het vader land". Verdere Inzendingen EEN deel der inzenders hield, terecht, rekening met het geëischte begrip strijdblad". De stad Maili" kwam daarvoor wel het meest in aan merking: Een eskader bommenwer pers trachtte gisteren een aanval op de open stad Maili te doen. Voorwaar een typisch staaltje van de mentaliteit die er bij den vijand schijnt te heer sche n om onschuldige vrouwen en kinderen koel* bloedig te vermoorden". (N. v. S. te H.) Mr. M. v. d. H. te G. zegt het niet minder fel: Te vermelden is nog een luchtaanval op Maili. Dank zij de paraatheid van onzen luchtbeschermingsdienst konden luchtdoelartillerie en jachtvliegtuigen tegen deze laaghar tige poging tot terrorisatie der weerlooze burgerbevolking tijdig in actie komen". Bij den vorigen inzender: van deze plaats een eeresaluut aan de leger leiding 'en aan de helden, die zij mag aanvoeren". In dien geest ook C. P. A. de W., te 's-G.: De omvangrijke ge vechten op de Boningaivlakte ontwik kelden zich allengs tot een formeelen veldslag, waarin de groote bekwaam heid onzer energieke legerleiding en de No. uitstekende moraal onzer jongens" een schitterende overwinning bewerkstellig den". Ook M. A. H. te 's-G. deelt schok kende feiten mede: Vijandelijke bommenwerpers hebben het grootendeels geëvacueerde stadje Maili geteisterd. Een bom viel op het ziekenhuis, waarop de Roode-kruisvlag wapperde, en explo deerde in de kinderafdeeling...." J. J. te H. meldt: Groote overwin ningen aan de Kalati/ Vijandelijke1 legermacht totaal vernietigd". Een meesterlijk tactisch oorlogs journalist toont zich J. P. C. P. te Z., door zijn communiqué, te besluiten: Op enkele punten corrigeerden wij onze front-lijn, door het wat terug brengen pan eenige verder doorge schoven posten, waardoor onze strate gische opstelling veel verbeterde". Nog meer in die richting gaat J. J. M. S. te N.: Met opzet liet men het vijandelijke detachement achter de Ka lati langzaam voortgaan, om daar de aandacht van den vijandelijken generalenstafop te richten. Men beheer schte de situatie echter volkomen en bracht het voorttrekken bij de rivier tot staan, gelijk men beoogde. De list gelukte prachtig, want op de vlakte van Bonin gai werden, door een plotselinge krachts ontwikkeling der onzen, de vijandelijke formaties letterlijk in de pan gehakt". W. K. te A. refereert aan actueele gebeurtenissen: ,, Acht vijandelijke machines, die van buitenlandse^ fabri kaat waren, werden getroffen". Het zich realiseeren der betrekkelijk heid van berichten, van welken kant ook, spreekt uit de meeste antwoorden. In onzen tijd blijkt van de autoriteit van het gedrukte woord niet alles meer over te zijn. Maar a qui la faute?" t VAN HET De scheepsmaker Daan Goedkoop Dzn. Directeur van de Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij _ W. J. BRUSSE opent zijn serie Kopstukken van het bedrijfsleven"^ een aantal interviews met de Nederlandsche Captains of Industry", met een levensbeschrij ving van den directeur van de Nederlandsche Scheepsbouw-maat schappij Daan Goedkoop Dzn. DE heer Daan Goedkoop vond het niets prettig. Hij gebruikte er zelfs een '. drastischer uitdrukking voor in zijn gemeenzaamheid met de scheepsspraak. Nee, om zoo ten voeten uit in De Groene te komen staan. En dan nog wel als eerste in deze reeks. Want hij wist hoe dit gaan zou. Dat z'n kinderen hem er lacherig op zouden aanzien. Dat de vrinden zijn kantoor op de werf zouden binnenstappen met dat nummer van De Amsterdammer uitdagend in de hand en er grappen over zouden maken.... Want bij 't te water laten van de schepen werd je toch al telkens gekiekt met de onvermijdelijke hooge gasten. Kwam j e portret met j e speech in de krant, en dan hielden ze je dat spottend onder den neus en vroegen: ,,Wat kost je dat?" Bovendien, hij was geen kopstuk in 't bedrijfsleven. Hij had van zijn leven nooit iets bijzonders, iets knaps gedaan. Hij blonk in niets uit. 't Eenige wat je ervan zou kunnen zeggen is, dat hij dan mogelijk zoozeer geen heel groote stommiteiten heeft begaan. Tja. Ik was natuurlijk niet bevoegd om hem tegen te spreken. Alleen mocht ik wel opmerken, dat ik dan ook niet gekomen was om speciaal den heer Daan Goedkoop Dz. iets prettigs aan te doen door hem te be-j schrijven. Maar dat dit meer bedoeld was voor anderen, voor de lezers, die hier beang in mochten stellen: Ik kon het nagaan aan mijzelf. Na al die ellende en die sinistere donkerte van de crisis kwam er eindelijk weer wat licht. ,,De op leving van handel en bedrijf" heet dit in de pers. En als je er eens over nadenkt wat deze clich -uitdrukking handel en bedrijf" eigenlijk beduidt, dan valt je in: voor ons land toch kenmerkend door de eeuwen heen vooral ook de scheepvaart, de scheeps bouw. Want van over zee hebben we toch altijd maar de baat moeten binnen halen, niet waar ? En scheepswerven vond ik voor mij van jongen af nu eenmaal fijn. Romantisch, schilderachtig, wijd open op de lucht en de wolken, gericht op 't water, van een cordate, voortvarende, franke arbeidzaamheid, waar aldoor dat blijde rumoer van 't werk uit opdavert,?hier en daar geweldig van massale en toch ook weer ranke plastiek, zoo alle dagen weer. aan springlevend, rap bedrijvig en van een oude, oude vaderlandsche traditie, die onvervaard Hollandsen is.... Wel, en als ik aan scheepsbouw denk, dan hoor ik als geboren Amsterdammer vanzelf dien innig Hollandschen naam van goed vertrouwen Goedkoop, Daan Goedkoop, in mijn oor en.... En hierom was ik dus_pok 't eerst naar hem toe gegaan, mogelijk zelfs onbewust, des te liever, omdat ik wel vermoedde dat hij juist niet was van de soort, die er zoo lekker op is, om maar altijd weer te poseeren voor de publiciteit. Maar omdat je voor 't aanrichten van een galerij kopstukken in een weekblad als De Groene toch niet alleen op je eigen voorkeur voor de modellen kunt afgaan, en er ook goed", verantwoord" mee moet zijn, ik bedoel, wat hun belangrijk heid" in het bedrijfsleven aangaat, hierom ben ik secuur voorbereid aan de weet gekomen, dat Scheepsbouw" onder zijn directie dan toch in de jaren '25 tot '35 rond 55 procent van alle in Neder land voor het buitenland gebouwde schepen van stapel heeft laten loopen, en ruim 35 procent van de hier te lande in die jaren te water gelaten schepen boven de 500 ton. Dus, ook statistisch bekeken, bent u een vooraanstaand scheepsmaker, en kan niemand mij op de vingers tikken, omdat ik tegen de rangorde zou hebben gezondigd...." De heer Goedkoop werd er al een beetje ongedurig Daan Goedkoop Dzn., d/r. van de Nederlandsche Schecpsbouw-maatschappij onder. Hij is geen man van veel woorden. Hij had mij belet gegeven in de Industrieele Club, wier voorzitter hij is 't volgend jaar al een kwart eeuw, wat, tusschen haakjes, ook nog wel kenmerkend is voor zijn genoegelijke manier om met menschen om te gaan. Want zijn directiekamer op de werf is nu eenmaal een molen van al maar in en uit. Daarom had hij, na de koffie, hier even rustig met mij over dit bezwarende plan willen spreken, terwijl de auto buiten wachtte om hem weer naar 't werk te brengen. Al zei hij dit niet, omdat zijn aard voorkomend en van een natuurlijke hoffelijkheid is. Maar ik had 't gezien, aan 't stille pianotokkelen van zijn toppen op tafel, en dat hij nog maar weer een sigaret nam, die opvallend wit afstak tegen zijn gebronsd bruine, vierkant gehouwen, sterke gezicht, waarin de oogen al maar sprankelen van luimigheid. Want hij ziet er voor zijn jaren kloek en stevig uit, zooals de gezagvoerder van een mailstoomer, en even onopvallend verzorgd. Met die r obus te, directe en klare levensbeschouwing, die door stormweer heen beheersching geleerd heeft en dat moeilijkheden er zijn, niet om ze tragisch te nemen, maar om ze zonder veel filosofeeren meteen rustig en vlot te overwinnen en er vooral den humor bij te bewaren. HIEROM aarzelde hij nu ook niet langer of hij 't doen zou of niet. Goed" zei hij. Ik vind per slot, als iemand nu eenmaal zich heeft voorge nomen zoo'n plan te ondernemen, en daarop is ingesteld met zeker enthousiasme enfin, als u op uw gebied van te schrijven nu geschreven portretten" wilt maken, dat je hem dit eigenlijk ook niet mag verhinderen.... We zijn niet op de wereld, om elkaar tegen te werken...." Juist, en dan wilde ik eerst graag zoo wat begrijpen van.... laat ik zeggen, de wording van de Goedkoops. Hoe dit geslacht, met al deze Daans, zoo in de schepenwereld en in Amsterdam, is ge groeid. Want toen ik hier nog een kleine jongen was, en graag rondzwalkte aan den Buitenkant, stukkies draaide langs de kaai van 't IJ, en op een steigerpaaltje in de zon misselijk werd van m'n eerste pijpie, toen was die naam al 't verlokkelijke begrip van een werf, waarbij ik teer rook en de PAG. 15 DE GROENE No. 3150 roffels hoorde van klinkhamers, 't schrap pen van roest...." Ja, mijn grootvader, die in 1815 is ge boren, heette al Daan. En mijn vader ook, en toen ik. Hij had met zijn broer een reederij van Gebroeders Goedkoop, die nu nog bestaat voor den sleepdienst. 't Was vroeger vooral passagiervaart met zeilsche pen op de Oost Indien, verder vrachtvaart op de Oostzee.... Dat heeft tot ongeveer 1880 geduurd. Want toen zijn de laatste zeilschepen verdwenen. Grootvader had vier zonen. Die moesten allemaal in het bedrijf. Maar mijn vader wilde liever scheepsbouwer worden. De familie was hierover niet erg geestdriftig. Toch kwam hij op z'n vijftiende jaar als maatje op de werf van Huygens en Van Gelder. Maar die vonden 't in hun hart ook al niet zoo pleizierig, dat een zoon van Goedkoop in de scheepsmakerij kwam, om dat zij immers altijd de schepen van Ge broeders Goedkoop repareerden. Enfin, dit viel allemaal nog wel mee, toen mijn groot vader, die er zelf niet vóór was, hun zei: Je moet den jongen beroerd maken." Waarvan de jonge Daan zich geen laars aantrok, 't Zat blijkbaar in hem. 't Was zijn lust en z'n leven. Toen kocht zijn vader de werf 't Krom hout" aan de Hoogte Kadijk. En op zijn zeventienden verjaardag, dat was 6 Mei '67, feliciteerde hij hem met de boodschap: als je dan met alle geweld tóch schepen wilt bouwen, dan doe je 't. Daar heb je een werf." Vroeger was er op dat terrein een hout kooperij geweest. Ga er dan nou maar schepen bouwen !" Dat was meest voor de binnenvaart. Ook voor Gebroeders Goed koop En soms een klein zee scheepje .... Lang vóór grootvaders tijd had de familie 't al in varen of scheepsbouw gezocht. Voor zoover wij hebben kunnen nagaan: van om streeks 1725 af. En die traditie zetten wij voort, uit onzen aard. Mijn vier zoons zijn ook weer in scheepsbouw, machinebouw, electriciteit voor op schepen. Mijn beide broers in hetzelfde vak.... Een zelfde verschijnsel, maar in nog een langere geschiedenis van hun geslacht, als bij de Smitten daar aan den Kinderdijk en die buurt voorkomt.... Op 25 Augustus '94 heeft mijn vader toen de Nederlandsche Scheepsbouw-maatschappij gesticht als vervolg op de oude werf van Van der Maden voor scheeps- en machinebouw, die eigenlijk heette Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werk tuigen." Dit bedrijf was in '92 stop gezet, omdat de afdeeling scheepsbouw in schulden was vastgeloopen. De machinebouw is voortgezet door Werkspoor. Maar de werklui van die gesloten werf waren bij J. T. Cremer, den voormaligen minister en lateren gezant te New York gekomen, en bij Jhr. Op ten Noort, om te vragen of zij wilden helpen, dat deze scheepsbouw voor Amsterdam behouden zou blijven. Want behalve de werven van Huygens en van Gelder en van Groen van Waarden, op Wittenburg, was er toen niets meer van beteekenis in de scheepsmakerij van onze stad.... De heeren kwamen bij mijn vader orn dat ding door te zetten. Ik herinner mij nog, dat Groen van Waarden hem in die dagen den troostvollen raad gaf: als je je geld, je gezondheid en je reputatie wilt verspelen, dan moet je 't maar doen." En vader deed het, en hij heeft die verloopen werf opgewerkt tot het groote bedrijf van den Nederlandschen Scheepsbouw." En omdat ik toen zoowat den mannelijken leeftijd had bereikt, Werd ik op de oude werf 't Kromhout" gezet, die mijn vader voor zijn nieuwe taak had moeten opgeven..., EN daar kwam ik in Juli '94, negentien jaar oud, als directeur-generaal-loopjongen-telef oonbediende. Want 't was een betrekkelijk kleine onder neming van 'n honderd, wel eens honderd vijftig, 'n enkele maal een paar honderd man " Herinnert u zich bijzonderheden van dat begin?" Niet zoo heel precies. Want je doet immers je heele leven lang niet anders, en ik ben nog altijd aan "t beginnen. Bovendien was 't er voor mij heelemaal niets nieuws of vreemds. Want ik was geboren op diéwerf. Als kinderen hadden we er '---' M^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl