Historisch Archief 1877-1940
f *.. ,
,?» .'
V
W
se'T
«B»*.
:<??..
Uit de natuur
DE KRAAI EN DE MUSCH
Dr. Jac. P. Thijsse
DE manier, waarop de vogelbe
scherming in Nederland thans
bij de wet geregeld is, reikt
haast aan het volmaakte. De grond
gedachte is, dat alle vogels beschermd
dienen te worden. Belangen van
wetenschap en welvaart maken soms
een uitzondering wenschelijk. Wij
weten, dat onder sommige omstandig
heden, op een enkele plaats en ge
durende eenigen tijd een vogelsoort
schade kan aanbrengen aan sommige
belangen. Dan moeten wij komen tot
maatregelen van verweer, tenminste
als het de moeite waard is. Want wij
mogen er niet te licht over denken,
als het er op aankomt om de wezens,
die vreugd en schoonheid in de wereld
brengen, te hinderen in hun bestaan.
Een vergunning, om vogels te vangen
of te dooden, wordt dan voortaan ook
niet lichtvaardig gegeven.
Nu zijn er enkele vogels, die zoo
dikwijls aanleiding tot nogal recht
matige klachten geven, dat zij de
administratie te zeer in beslag zouden
nemen. Onder de vorige Vogelwet
werd aan die vogels eenvoudig alle be
scherming onthouden. Het waren er
omtrent een dozijn, de vogels van de
zoo onbehaaglijke zwarte Lijst".
DE lijst is nu ingekrompen tot een
tweetal: de Huismusch en de
Zwarte Kraai. Het kwaad, dat de
Huismusschen stichten, is velerlei.
Maar de kwaal zit hem voornamelijk
in hun groote aantal en dat komt weer
daarvandaan, dat zij zich zoo uit
muntend aangepast hebben aan het
menschenbedrijf. Zij teren niet alleen
op den boer, om met Vondel te spreken,
maar nog meer op den stedeling.
Daarin zijn ze te vergelijken met
ratten en muizen en we zouden ze
dan ook wel half-parasieten kunnen
noemen.
Zwarte kraai
Intusschen zijn het heel mooie en
aardige dieren, waar we trouwens nog
lang plezier van zullen hebben, want
ze zijn tegen bestrijding wel opge
wassen. Het musschenvraagstuk zou
nog wel eens aanleiding kunnen geven
tot een heel mooi biologisch en socio
logisch onderzoek.
HET geval met de Zwarte Kraai is
eenvoudiger. Dat is als alle
kraaivogels een bijzonder redzaam
beest, een alleseter met een voorliefde
voor dierlijk voedsel en wel in het
bijzonder eieren en jongen van vogels,
daar tegenover ook weer krengen en
afval. Vijanden, tegen hem opge
wassen, heeft hij niet. Hij voelt zich
overal thuis, zoowel in akkers en
weiden als in bosch en duin, heide en
moeras of in parken en tuinen. En
waar die kraaien dan in aantal huizen,
daar vernietigen zij alle andere vpgel*
leven.
Het is misschien niet overbodig, om
hier er even aan te herinneren, dat de
zwarte vogels, die wij koloniegewijs
zien nestelen in de boomen van het
Vondelpark of van een Haarlemsch
Bolwerk of in een Betuwsch
peppelbosch geen kraaien zijn, maar roeken
en die hebben tot nu toe een betere
reputatie. Kraaien nestelen bij ons
afzonderlijk en verborgen. Ze hebben
een ander gezicht dan roeken, die door
hun witte onbevederde mondhoeken
een veel langer snoet schijnen te
hebben. Een zwarte kraai is eigenlijk
een Bonte Kraai in 't zwart.
In sommige streken van ons land
is hij door de onafgebroken felle ver
volging al vrij zeldzaam geworden en
er zou wel iets voor te zeggen zijn, om
hem nu ook te plaatsen in de tweede
categorie.
DE tweede categorie, zijn de vogels,
die plaatselijk en tijdelijk zoo
lastig kunnen zijn, dat hun de be
scherming moet worden ontnomen.
Dat zijn klanten van de vroegere
zwarte lijst met nog een paar onge
luksvogels er bij: schollevaar, blauwe
reiger, sperwer, slechtvalk,
mantelmeeuw, zilvermeeuw, kokmeeuw,
houtduif, bonte kraai, ekster,
vlaamsche gaai en spreeuw. Dit zijn dus
beschermde vogels, maar door een
ministerieele beschikking (Economi
sche Zaken) kunnen ze voor bepaalde
streken of zelfs voor het heele land
vogelvrij verklaard worden, in eerste
instantie voor den tijd van twee jaar.
Deze lijst is opgemaakt op voor
dracht van de Vogelwet-Commissie, een
instelling, die de nieuwe Vogelwet van
1937 ons heeft geschonken en waar
van we veel goeds kunnen verwachten.
Het is een nogal groot gezelschap:
tien leden en nog eens twee
adviseerende leden, maar dat zijn dan ook
allemaal eminente deskundigen en
ernstig belanghebbenden. Uit de notu
len van de vergaderingen, die geleid
hebben tot het vaststellen van de lijst
der facultatieven" zou veel te leeren
zijn en ik ben geen klein beetje be
nieuwd naar de eerste vonnissen, die
geveld zullen worden. Het ligt voor de
hand, dat men tot zoo'n
vogelvrij-verklaring eerst oy er gaat, wanneer alle
andere middelen hebben gefaald, want
er bestaat altijd een kwade kans,, dat
tegelijk met den veroordeelde cok
andere soorten in het gedrang komen.
De tijd zal het leeren.
HET is geruststellend, dat op voor
dracht van de Vogelwet-Com
missie de lijst weer bijtijds kan worden
gewijzigd, naarmate we beter op de
hoogte komen van de levenswijze der
vogels en hun invloed op het milieu.
Daar mankeert nog veel aan. Het is
de eerste plicht van de ornithologen,
van de vogelbeschermers en van den
ornitholoog bij den
plantenziektekundigen dienst te Wageningen, om in
deze leemte te voorzien.
De Vogelwet zelve is vrijwel onbe
rispelijk. Het ware te wenschen dat de
Jachtwet en haar toepassing op even
stevigen grondslag rustten. Dan zou zij
meteen passen in de groote Natuur
beschermingswet, waar wij zoo sterk
naar verlangen en die ons al zoo lang
geleden is beloofd. Wij mogen de
Vogelwet van 1937 beschouwen als een
zeer mooie en bruikbare vooróefening
daartoe.
HET DAGBLADCOMMENTAAR
Antwoorden op de prijsvraag
VELEN hebben zich beijverd,
de opgave te beantwoorden,
die luidde:
In een oorlog geeft de generale staf
van een der strijdende partijen het
volgende communiquéuit:
Aan het geheele front rukten gisteren
onze troepen geleidelijk op. Aan de
rivier de Kalati hield onze strijdmacht
halt, om de stellingen te versterken.
Op de vlakte van Boningai ontwik
kelden zich schermutselingen, waarbij
de onzen zich onderscheidden en de
vijand verliezen leed. De onzen trokken
zich op hun basis terug. ? Een eskader
bommenwerpers deed een aanval op de
stad Maili, waar zij talrijke projec
tielen lieten vallen en groote schade
konden aanrichten".
Gevraagd wordt in maximaal 200
woorden weer te geven, wat het
strijdblad der tegenpartij over dien zelfden
dag weet mede te deelen.
De eerste prijs
DEN eersten prijs kende de redactie
toe aan mej. N. B. te A.
Gistermorgen ontbrandde aan alle
fronten de strijd weer vroeg. Hoewel het
den vijand aanvankelijk gelukte, eenige
tientallen, meters op te rukken, werd hij
echter bij de rivier de Kalati reeds door
onze troepen tot staan gebracht.
Des middags zetten de onzen op de
vlakte van Boningai een groot offensief
in. Onze dappere jongens gingen met
waren heldenmoed en doodsverachting
tot den aanval over, vast besloten den
laatsten droppel bloeds voor het dierbaar
vaderland te offeren. Ofschoon enkelen
der onzen op het veld van eer vielen,
werd de vijand spoedig tot een
smadelijken terugtocht gedwongen. Onze troepen
zetten de vervolging voort, tot de vijan
delijke strijdmachten, die ernstige ver
liezen leden, zich in hun vorige stel
lingen hadden teruggetrokken.
Later in den avond ging de vijand
over tot eendier laffe luchtaanvallen óp
open steden, waarvan dezen keer het
cultuurcentrum Maili het mikpunt was.
Hoewel de stad Maili uit
militairstrategisch oogpunt van geenerlei be
lang is, wierpen de vijandelijke vlieg
tuigen op geheel willekeurige punten
enkele bommen neer. Eén er van trof
het uit de zestiende eeuw dateer e nde
kerkje op het Hoofdptein, een andere
ontplofte in de nabijheid van een kinder
bewaarplaats. Gelukkig vallen geen
menschenlevens te betreuren, daar de
helsche projectielen alleen .eenige
materieele schade aanrichtten".
De tweede prijs
DE tweede prijs werd gewonnen
door J. Th. G. te Z., die listig
den geheelen luchtaanval op Maili ver
zweeg, in de plaats daarvan een
dergelijken aanval van de eigen partij
boekstaafde, en ook overigens veel
fantasie toonde.
Na eenige vergeefsche pogingen
rukten onze troepen aan het geheele
front onweerstaanbaar op, terwijl onder
de voortreffelijke leiding van Generaal
Jaco de stellingen gedurende het op
rukken door de groote krijgskunst van
den generaal ook nog konden worden
versterkt.
H PE
Onbeteekenende schermutselingen deden
zich op de vlakte van Boningai voor,
waarbij de vijand eenige verliezen leed.
Hierna trad rust in. Een goed voor
bereide aanval van een deel onzer
luchtvloot op de vijandelijke stad Torola
bracht de sterke vijandelijke verdedi
gingslinie zware verliezen toe, terwijl de
bevolking door pamfletten werd aan
gemaand, zich over te geven en te ver
trouwen op de spoedige bevrijding uit
de handen der verraders van het vader
land".
Verdere Inzendingen
EEN deel der inzenders hield, terecht,
rekening met het geëischte begrip
strijdblad". De stad Maili" kwam
daarvoor wel het meest in aan
merking: Een eskader bommenwer
pers trachtte gisteren een aanval op de
open stad Maili te doen. Voorwaar een
typisch staaltje van de mentaliteit die
er bij den vijand schijnt te heer sche n om
onschuldige vrouwen en kinderen koel*
bloedig te vermoorden". (N. v. S. te H.)
Mr. M. v. d. H. te G. zegt het niet
minder fel: Te vermelden is nog een
luchtaanval op Maili. Dank zij de
paraatheid van onzen
luchtbeschermingsdienst konden luchtdoelartillerie
en jachtvliegtuigen tegen deze laaghar
tige poging tot terrorisatie der
weerlooze burgerbevolking tijdig in actie
komen".
Bij den vorigen inzender: van deze
plaats een eeresaluut aan de leger
leiding 'en aan de helden, die zij mag
aanvoeren". In dien geest ook C. P. A.
de W., te 's-G.: De omvangrijke ge
vechten op de Boningaivlakte ontwik
kelden zich allengs tot een formeelen
veldslag, waarin de groote bekwaam
heid onzer energieke legerleiding en de
No.
uitstekende moraal onzer jongens" een
schitterende overwinning bewerkstellig
den".
Ook M. A. H. te 's-G. deelt schok
kende feiten mede: Vijandelijke
bommenwerpers hebben het grootendeels
geëvacueerde stadje Maili geteisterd.
Een bom viel op het ziekenhuis, waarop
de Roode-kruisvlag wapperde, en explo
deerde in de kinderafdeeling...."
J. J. te H. meldt: Groote overwin
ningen aan de Kalati/ Vijandelijke1
legermacht totaal vernietigd".
Een meesterlijk tactisch oorlogs
journalist toont zich J. P. C. P. te Z.,
door zijn communiqué, te besluiten:
Op enkele punten corrigeerden wij
onze front-lijn, door het wat terug
brengen pan eenige verder doorge
schoven posten, waardoor onze strate
gische opstelling veel verbeterde".
Nog meer in die richting gaat J. J.
M. S. te N.: Met opzet liet men het
vijandelijke detachement achter de Ka
lati langzaam voortgaan, om daar de
aandacht van den vijandelijken
generalenstafop te richten. Men beheer schte
de situatie echter volkomen en bracht
het voorttrekken bij de rivier tot staan,
gelijk men beoogde. De list gelukte
prachtig, want op de vlakte van Bonin
gai werden, door een plotselinge krachts
ontwikkeling der onzen, de vijandelijke
formaties letterlijk in de pan gehakt".
W. K. te A. refereert aan actueele
gebeurtenissen: ,, Acht vijandelijke
machines, die van buitenlandse^ fabri
kaat waren, werden getroffen".
Het zich realiseeren der betrekkelijk
heid van berichten, van welken kant
ook, spreekt uit de meeste antwoorden.
In onzen tijd blijkt van de autoriteit van
het gedrukte woord niet alles meer
over te zijn. Maar a qui la faute?"
t
VAN HET
De scheepsmaker Daan Goedkoop Dzn.
Directeur van de Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij
_ W. J. BRUSSE
opent zijn serie Kopstukken van het
bedrijfsleven"^ een aantal interviews
met de Nederlandsche Captains of
Industry", met een levensbeschrij
ving van den directeur van de
Nederlandsche Scheepsbouw-maat
schappij Daan Goedkoop Dzn.
DE heer Daan Goedkoop vond het niets
prettig. Hij gebruikte er zelfs een
'. drastischer uitdrukking voor in zijn
gemeenzaamheid met de scheepsspraak.
Nee, om zoo ten voeten uit in De Groene
te komen staan. En dan nog wel als eerste
in deze reeks. Want hij wist hoe dit gaan
zou. Dat z'n kinderen hem er lacherig op
zouden aanzien. Dat de vrinden zijn kantoor
op de werf zouden binnenstappen met dat
nummer van De Amsterdammer uitdagend
in de hand en er grappen over zouden
maken.... Want bij 't te water laten van
de schepen werd je toch al telkens gekiekt
met de onvermijdelijke hooge gasten. Kwam
j e portret met j e speech in de krant, en dan
hielden ze je dat spottend onder den neus
en vroegen: ,,Wat kost je dat?"
Bovendien, hij was geen kopstuk in
't bedrijfsleven. Hij had van zijn leven nooit
iets bijzonders, iets knaps gedaan. Hij blonk
in niets uit. 't Eenige wat je ervan zou
kunnen zeggen is, dat hij dan mogelijk
zoozeer geen heel groote stommiteiten
heeft begaan.
Tja. Ik was natuurlijk niet bevoegd om
hem tegen te spreken. Alleen mocht ik wel
opmerken, dat ik dan ook niet gekomen was
om speciaal den heer Daan Goedkoop Dz.
iets prettigs aan te doen door hem te be-j
schrijven. Maar dat dit meer bedoeld was
voor anderen, voor de lezers, die hier beang in
mochten stellen: Ik kon het nagaan aan mijzelf.
Na al die ellende en die sinistere donkerte van de
crisis kwam er eindelijk weer wat licht. ,,De op
leving van handel en bedrijf" heet dit in de pers. En
als je er eens over nadenkt wat deze clich
-uitdrukking handel en bedrijf" eigenlijk beduidt, dan valt
je in: voor ons land toch kenmerkend door de
eeuwen heen vooral ook de scheepvaart, de scheeps
bouw. Want van over zee hebben we toch altijd
maar de baat moeten binnen halen, niet waar ? En
scheepswerven vond ik voor mij van jongen af nu
eenmaal fijn. Romantisch, schilderachtig, wijd open
op de lucht en de wolken, gericht op 't water, van
een cordate, voortvarende, franke arbeidzaamheid,
waar aldoor dat blijde rumoer van 't werk uit
opdavert,?hier en daar geweldig van massale en toch
ook weer ranke plastiek, zoo alle dagen weer. aan
springlevend, rap bedrijvig en van een oude, oude
vaderlandsche traditie, die onvervaard Hollandsen
is.... Wel, en als ik aan scheepsbouw denk, dan
hoor ik als geboren Amsterdammer vanzelf dien
innig Hollandschen naam van goed vertrouwen
Goedkoop, Daan Goedkoop, in mijn oor en.... En
hierom was ik dus_pok 't eerst naar hem toe gegaan,
mogelijk zelfs onbewust, des te liever, omdat ik wel
vermoedde dat hij juist niet was van de soort, die er
zoo lekker op is, om maar altijd weer te poseeren
voor de publiciteit.
Maar omdat je voor 't aanrichten van een galerij
kopstukken in een weekblad als De Groene toch
niet alleen op je eigen voorkeur voor de modellen
kunt afgaan, en er ook goed", verantwoord" mee
moet zijn, ik bedoel, wat hun belangrijk
heid" in het bedrijfsleven aangaat, hierom ben
ik secuur voorbereid aan de weet gekomen, dat
Scheepsbouw" onder zijn directie dan toch in de
jaren '25 tot '35 rond 55 procent van alle in Neder
land voor het buitenland gebouwde schepen van
stapel heeft laten loopen, en ruim 35 procent van
de hier te lande in die jaren te water gelaten schepen
boven de 500 ton. Dus, ook statistisch bekeken,
bent u een vooraanstaand scheepsmaker, en kan
niemand mij op de vingers tikken, omdat ik tegen
de rangorde zou hebben gezondigd...."
De heer Goedkoop werd er al een beetje ongedurig
Daan Goedkoop Dzn., d/r. van de Nederlandsche Schecpsbouw-maatschappij
onder. Hij is geen man van veel woorden. Hij had
mij belet gegeven in de Industrieele Club, wier
voorzitter hij is 't volgend jaar al een kwart eeuw,
wat, tusschen haakjes, ook nog wel kenmerkend
is voor zijn genoegelijke manier om met menschen
om te gaan. Want zijn directiekamer op de werf is
nu eenmaal een molen van al maar in en uit.
Daarom had hij, na de koffie, hier even rustig met
mij over dit bezwarende plan willen spreken, terwijl
de auto buiten wachtte om hem weer naar 't werk
te brengen. Al zei hij dit niet, omdat zijn aard
voorkomend en van een natuurlijke hoffelijkheid
is. Maar ik had 't gezien, aan 't stille pianotokkelen
van zijn toppen op tafel, en dat hij nog maar weer
een sigaret nam, die opvallend wit afstak tegen zijn
gebronsd bruine, vierkant gehouwen, sterke gezicht,
waarin de oogen al maar sprankelen van luimigheid.
Want hij ziet er voor zijn jaren kloek en stevig uit,
zooals de gezagvoerder van een mailstoomer, en
even onopvallend verzorgd. Met die r obus te,
directe en klare levensbeschouwing, die door
stormweer heen beheersching geleerd heeft en dat
moeilijkheden er zijn, niet om ze tragisch te nemen,
maar om ze zonder veel filosofeeren meteen rustig
en vlot te overwinnen en er vooral den humor bij te
bewaren.
HIEROM aarzelde hij nu ook niet langer of hij
't doen zou of niet. Goed" zei hij. Ik vind
per slot, als iemand nu eenmaal zich heeft voorge
nomen zoo'n plan te ondernemen, en daarop is
ingesteld met zeker enthousiasme enfin, als u
op uw gebied van te schrijven nu geschreven
portretten" wilt maken, dat je hem dit eigenlijk
ook niet mag verhinderen.... We zijn niet op de
wereld, om elkaar tegen te werken...."
Juist, en dan wilde ik eerst graag zoo wat
begrijpen van.... laat ik zeggen, de wording van
de Goedkoops. Hoe dit geslacht, met al deze Daans,
zoo in de schepenwereld en in Amsterdam, is ge
groeid. Want toen ik hier nog een kleine jongen
was, en graag rondzwalkte aan den Buitenkant,
stukkies draaide langs de kaai van 't IJ, en op een
steigerpaaltje in de zon misselijk werd van m'n
eerste pijpie, toen was die naam al 't
verlokkelijke begrip van een werf, waarbij ik teer rook en de
PAG. 15 DE GROENE No. 3150
roffels hoorde van klinkhamers, 't schrap
pen van roest...."
Ja, mijn grootvader, die in 1815 is ge
boren, heette al Daan. En mijn vader ook,
en toen ik. Hij had met zijn broer een
reederij van Gebroeders Goedkoop, die nu
nog bestaat voor den sleepdienst. 't Was
vroeger vooral passagiervaart met zeilsche
pen op de Oost Indien, verder vrachtvaart
op de Oostzee.... Dat heeft tot ongeveer
1880 geduurd. Want toen zijn de laatste
zeilschepen verdwenen.
Grootvader had vier zonen. Die moesten
allemaal in het bedrijf. Maar mijn vader
wilde liever scheepsbouwer worden. De
familie was hierover niet erg geestdriftig.
Toch kwam hij op z'n vijftiende jaar als
maatje op de werf van Huygens en Van
Gelder. Maar die vonden 't in hun hart ook
al niet zoo pleizierig, dat een zoon van
Goedkoop in de scheepsmakerij kwam, om
dat zij immers altijd de schepen van Ge
broeders Goedkoop repareerden. Enfin, dit
viel allemaal nog wel mee, toen mijn groot
vader, die er zelf niet vóór was, hun zei:
Je moet den jongen beroerd maken."
Waarvan de jonge Daan zich geen laars
aantrok, 't Zat blijkbaar in hem. 't Was
zijn lust en z'n leven.
Toen kocht zijn vader de werf 't Krom
hout" aan de Hoogte Kadijk. En op zijn
zeventienden verjaardag, dat was 6 Mei '67,
feliciteerde hij hem met de boodschap: als
je dan met alle geweld tóch schepen wilt
bouwen, dan doe je 't. Daar heb je een werf."
Vroeger was er op dat terrein een hout
kooperij geweest. Ga er dan nou maar
schepen bouwen !" Dat was meest voor de
binnenvaart. Ook voor Gebroeders Goed
koop En soms een klein zee
scheepje ....
Lang vóór grootvaders tijd had de familie
't al in varen of scheepsbouw gezocht. Voor
zoover wij hebben kunnen nagaan: van om
streeks 1725 af. En die traditie zetten wij
voort, uit onzen aard. Mijn vier zoons zijn ook weer
in scheepsbouw, machinebouw, electriciteit voor
op schepen. Mijn beide broers in hetzelfde vak....
Een zelfde verschijnsel, maar in nog een langere
geschiedenis van hun geslacht, als bij de Smitten
daar aan den Kinderdijk en die buurt voorkomt....
Op 25 Augustus '94 heeft mijn vader toen de
Nederlandsche Scheepsbouw-maatschappij gesticht
als vervolg op de oude werf van Van der Maden
voor scheeps- en machinebouw, die eigenlijk heette
Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werk
tuigen." Dit bedrijf was in '92 stop gezet, omdat de
afdeeling scheepsbouw in schulden was
vastgeloopen. De machinebouw is voortgezet door Werkspoor.
Maar de werklui van die gesloten werf waren bij
J. T. Cremer, den voormaligen minister en lateren
gezant te New York gekomen, en bij Jhr. Op
ten Noort, om te vragen of zij wilden helpen, dat
deze scheepsbouw voor Amsterdam behouden zou
blijven. Want behalve de werven van Huygens en
van Gelder en van Groen van Waarden, op
Wittenburg, was er toen niets meer van beteekenis in de
scheepsmakerij van onze stad....
De heeren kwamen bij mijn vader orn dat ding
door te zetten. Ik herinner mij nog, dat Groen van
Waarden hem in die dagen den troostvollen raad
gaf: als je je geld, je gezondheid en je reputatie
wilt verspelen, dan moet je 't maar doen." En
vader deed het, en hij heeft die verloopen werf
opgewerkt tot het groote bedrijf van den
Nederlandschen Scheepsbouw." En omdat ik toen zoowat
den mannelijken leeftijd had bereikt, Werd ik op
de oude werf 't Kromhout" gezet, die mijn vader
voor zijn nieuwe taak had moeten opgeven...,
EN daar kwam ik in Juli '94, negentien jaar oud,
als directeur-generaal-loopjongen-telef
oonbediende. Want 't was een betrekkelijk kleine onder
neming van 'n honderd, wel eens honderd vijftig,
'n enkele maal een paar honderd man "
Herinnert u zich bijzonderheden van dat begin?"
Niet zoo heel precies. Want je doet immers je
heele leven lang niet anders, en ik ben nog altijd
aan "t beginnen. Bovendien was 't er voor mij
heelemaal niets nieuws of vreemds. Want ik was
geboren op diéwerf. Als kinderen hadden we er
'---'
M^