Historisch Archief 1877-1940
Zes Nederlandsche schrij
VONDEL
v> ? ? ??
o»; zijn
driehonderdvijftigsten geboortedag
VICTOR K. VA!\ VRIKSLAND
*<V
INVLOED van Vondel? Litterairen in
vloed na te speuren is een in het alge
meen futiel, en meestal nutteloos bedrijf.
Waar de naspeurder, als hier, bovendien
zelf object zou zijn, tevens veelal onmo
gelijk. Afgezien echter van den letter
kundigen, moet er psychologische invloed
geweest zijn ??op mij en tallooze anderen
al was het alleen maar door het ,,mid
delbaar onderwijs" (o, Mien Proost!).
Hier iets over die meer algemeene uitstra
ling schrijvend kan ik mij derhalve ge
voeglijk van mijn persoonlijk geval los
maken.
De grauwe verveling van de sfeer der
schoolklasse bracht niets dan innerlijk
verzet juist bij de enkelen die litterair het
ontvankelijkst waren. Innerlijk maar
ook uiterlijk. Ik herinner mij een amusante
obstructie, toen wij eens eindeloos den
voortgang der les ophielden door
beurteTngs, met voorgewend aesthetisch sno
bisme, hardnekkig vol te houden dat
Op, trekt op o gij Luciferisten
gelezen moest worden met het accent op
en de caesuur na O:
w
Vondels laatste portret door Philips Koninck
hetgeen met keur van drogredenen, ont
leend aan antieke metriek^ niet minder
dan met de toen in zwang zijnde aan
Nieuwe Gids woordkunst ontleende
gevoelsargumenten serieus werd verdedigd !
Toen wij ondanks en deels na het onder
wijs Vondel vonden, (ondanks de
tooneelvoorstelling en de drama's!), en iets meer
van zijn wezen leerden verstaan, zagen
wij in, dat hetgeen in zijn werk niet blijft
leven en dit is niet zoo weinig voor
de toppen van schoonheid daarin even
noodzakelijk voorondersteld is als de zee
voor de golftoppen, die zich uit haar hef
fen. Dat laat zich begrijpen. Gebruik ma
kend van een onderscheiding van J. D.
Bierens de Haan tusschen essentieele en
decoratieve dichtkunst, kan men, gelijk
,,de Renaissancekunst in het algemeen",
Vondels poëzie overwegend tot de laatste
rekenen. Vandaar een zekere rhetorische
en zelfs muzikale conventie van haar taal,
waardoor zij zich meer dan eenige andere
tot de plastische leent. Dit bleek b.v. aan
den maaltijd der laatste jaarlijksche ver
gadering van de Maatschappij der Neder
landsche Letterkunde, waar Van Duin
kerken, geheel onvoorbereid (tenzij mis
schien door Dionusos' gunst), vijf minuten
langs zijn tafelgenooten in Vondeliaansche
alexandrijnen improviseerend toesprak.
NATUURLIJK pleit zooiets meer vóór
Van Duinkerken dan tegen Vondel,
maar bij een minder ,,vlakversierenden"
stijl ware het toch onmogelijk geweest.
Niettemin zit er iets onbillijks in,
Rembrandt tegen Vondel uit te spelen, gelijk
Schmidt Degener gedaan heeft in zijn be
kende en overigens ongemeen knappe
studie, en Gorter in De Groote Dichters
(blz. 354 e.v.). Het is niet aan ténemen
dat Vondel uitsluitend tot zijn classicisme
kwam omdat de regentenklasse dit ver
langde (blz. 347). Reeds uit zijn ontstaan
en wezen is het uitdrukkingsmiddel taal
meer aan een conventie, een ,,overeen
komst" tusschen de menschen gebonden
dan het uitdrukkingsmiddel verf. Welnu:
met en door de taal dier dagen was de
classicistische vormgeving (met heel een
nasleep van rhetorischen stijl enz.) reeds
, aan Vondel opgelegd. De vele golftoppen,
welke desondanks uit die zee verrijzen,
doen zien, welk een groot dichter hij was.
Vlak kon deze zee slechts lijken aan die
litteraturen, die haar van te groeten af
stand beschouwden omdat zij er.... het
land" aan hadden, bezield door het meer
hedendaagsch en individualistisch ideaal
,,ieder zijn eigen volkstuintje". Zij zijn
daarom ongevoelig gebleven voor de
waarde van een dichter, die in de hem
voorbeschikte algemeenheid van uitdruk
kingswijze persoonlijke schoonheid kon
geven. Dat deze bovendien wortelde in een
zoo uitgebreid mogelijke ontspanning van
de meeste levensgebieden, in een volheid
en volledigheid van den menschengeest in
den tijd, moet Albert Verwey in Vondel
aangetrokken hebben. De hierboven ge
schetste typische elementen van algemeen
heid zouden hem tevens voorbestemd heb
ben, nog steeds door de ,,breede scharen"
te worden gelezen, ware het niet dat het
onderwijs zulks eer tegengewerkt dan be*
vorderd heeft poëzie als paedagogisch
materiaal of leermiddel is strafwerk!
nog afgezien van het nuchtere feit dat
bedoelde breede scharen heelemaal niet
lezen.
DE invloed van Vondel ? Men heeft
gespot met de massale propaganda en
feestelijkheden bij de herdenking van
Poesjkin door de Russen. Men vergat, dat
ook al hoorden tallooze deelnemers bij
die gelegenheid dien naam voor het eerst,
toch dit werd bereikt; dat thans voor het
eerst door velen iets van de rangorde der
dichtkunst werd beseft. Behalve zeer en
kele gedachten heeft de herdenking var
Vondel reeds nu een zondvloed van ge
meenplaatsen ontketend. Wij willen daai
een aan toevoegen. (Eigen gedachten toch
vermogen eerst dan tot een volk door tt
dringen, wanneer ze gemeenplaats zijr
geworden). Welaan: leve Vondel,
De invloed van Vondel moge ondanks
de nawerking eener meestal onkunstzin
nige schoolvoorbereiding krachtens der.
algemeenen aard van zijn poëzie door deze
herdenking de algemeenheid bereiken,
waartoe hij de mogelijkheid in zich heeft.
Dat zou beteekenen, dat Vondel, niettegen
staande zijn roem, nu eindelijk ook in wij
den kring gelezen en gekend wordt. Dat zon
tevens beteekenen, dat die algemeenheid
sommigen voor het ervaren van de
bizonderheid van Vondels schoonheden open
stelt. Dat zou ten slotte beteekenen, en
dat is het belangrijkste, dat bij dezen iet;
van het besef wordt wakker geroepen van
de rangorde der dichtkunst.
o
Bo^>» flxxSV-'^ S
H>»-^e».
g»r /C^J3 4^1*^5'
Het oudste handschrift dat
van Vondel bekend is
l
BOEL HOUWIiVK
DIRECTEN nvloed heeft Vondel op
mijn litterairen arbeid niet gehad. Zijn
invloed op mijn geestelijke ontwikke
ling stamt van later datum en kan daarom
uit den aard der zaak niet groot worden ge
noemd. Ik vermoed, dat het velen van mijn
generatie zoo gegaan zal zijn. Wie eerst
Tachtig en daarna het expressionisme ont
dekt", komt tot Vondel niet langs lijnen van
geleidelijkheid. Hiervoor is een innerlijke
revolutie" noodig, waarover binnen dit be
stek niet te spreken valt.
Maar wel kan o.i. in dit verband gezegd
worden, dat Vondel door ons volk opnieuw
zal moeten worden ontdekt en dat deze ont
dekking niet zal kunnen geschieden zonder
PAG. 8 DE GROENE Ne. 3152
dat onze letterkundigen hem opnieuw ont
dekken. En ook hiervoor geldt, dat dit zonder
een innerlijke revolutie" niet mogelijk is.
Vondel, als de dichter, die het Nederland
sche volk aan zichzelf openbaart, kennen wij
niet, ook al bejubelen wij hem in deze dagen
welgemeend als onzen grootsten dichter;
daarvoor hebben wij te lang in een wereld
geleefd, die zich richt naar gansch andere
tendenzen. Ook het op zich zelf verdienstelijk
werk van philologen" en ,,schoolmeesters"
heeft hieraan niets kunnen veranderen. En
zoo meen ik, kan men temidden van de alge
meene feestvreugde niet anders dan stil zijn
en afwachten. Een ströovuur is spoedig uit
gebrand. ...
Wat daarna komt staat op de bladzijde van
een nieuwen tijd of wordt niet geschreven.
HENDRIK . DIv'VHIKS
VONDELS invloed op mij was
minstens even groot als die van
Cats op Vondel, en zal ook nu
wel meer na werken dan ik mij bewust
ben. De andere Gouden Eeuwers trok
ken mij nooit aan, ken ik dan ook nau
welijks. Hij is de dichter van wie ik het
meest in mijn geheugen bewaar: ver
scheiden duizenden regels. Omstreeks
mijn 146 jaar beïnvloedde hij mij beslist
eenzijdig: vertegenwoordigde hij zoo
zeer de poëzie, dat ik navolging (of
zelfs nabootsing) als natuurlijk be
schouwde. Tegenover dichters waar
mee ik later moest erkennen meer
geestverwantschap te bezitten, hield
ik het besef dat Vondel beter en grooter
was. Zijn gebreken (het
vermensch?1 ijken van het Goddelijke) zag ik des->
tijds evengoed, maar liet ik minder
zwaar wegen: was williger mij te laten
meesleepen. Hoe mijn ontwikkeling
zonder hem geweest zou zijn, laat zich
moeilijk gissen: Vondels middellijke
invloed is trouwens niet te schatten,
daar wij niet weten wat zonder hem
onze geheele poëzie zou zijn. Evenmin
als wij zijn invloed als dichter kunnen'
scheiden van zijn invloed als
vrijheidsheld, en profeet van de verdraagzaam
heid.
vers en dichters over
M. NI.IHOFF
VONDEL is klassiek. Wat wil dat zeggen:
een schrijver is klassiek? Het wil zeg
gen, volgens de treffende uitspraak
van een Spaans essayist, (neen, het is nu eens
niet Ortega, het is Unamuno, en hij zegt het
in een studie over de Don Quijote) het wil
zeggen, het klassiek-zijn van een schrijver,
dat zijn werk niet door hemzelf maar door
het nageslacht werd geschreven.
Hetgeen hierop neerkomt, gaat Unamuno
voort naar aanleiding van Cervantes waar
voor ik nu Vondel in de plaats stel, dat
wij aan geleerde critici en historici de ver
dienstelijke taak overlaten om te bepalen wat
Vondel voor zijn eigen tijd en omgeving
betekend heeft, wat Vondel wilde zeggen en
hoe hij het zei, maar dat wij als leken daar
tegenover het recht hebben zijn werk als iets
eeuwigs te beschouwen, als iets dat buiten
zijn tijd en plaats van oorsprong is komen te
staan, en dat wij kunnen meespreken over
wat zijn lectuur ons doet. Ik beweer, zegt
Unamuno, dat de Don Quijote het bezit is
van elke lezer, en dat elke lezer de bevoegd
heid heeft hem uit te leggen, ja, hem zelfs
mystiek mag interpreteren, zoals men dat met
de Bijbel pleegt te doen.
IS Vondel klassiek ? Is zijn werk, of een deel
daarvan, genoegzaam variabel, plooibaar,
allesomvattend en interpreteerbaar gebleken,
om voor achtereenvolgende generaties telkens
weer zodanig als gevoelsspiegel dienst te
doen, dat men het nageslacht als de eigenlijke
schrijver kan beschouwen? Ja. Er is
geen Nederlander die zich bij het overlijden van
een kind een andere troost voorhoudt dan het
beroemde ,,Konstantijntje" bevat, met het
beeld van de hemel als dartele kinderspeel
plaats, verkieselijk, omdat daar althans ,,eeu
wig gaat voor ogenblik." Er is geen Neder
lander die zich de argeloze genoegens van de
jeugd anders voorstelt dan in De uitvaart van
mijn dochterken" met zoveel door ontroering
gedicteerde stiptheid beschreven. - Alle Neder
landers, in spijt van sommige historici, denken
nog steeds over Oldenbarneveldt als Vondels
gedichten hebben doen denken; er is geen
landgenoot die een eerbiedwaardig staatsman
anders ziet dan als een ,,vader", sedert
Vondel Hooft's vader zo heeft uitgetekend.
Wie anti-calvinistisch is heeft geen andere
beschouwingswijze dan het machtige
,,Decretum horribile"; wie als Amsterdammer Am
sterdam zegt, zegt het met de bijklank ,,de
hoofdstad van Europe"; er is geen Neder
landse bruiloft waarop niet ,,Waar werd
oprechter trouw" de gesproken en ongesproken
gevoelens vertolkt; er is geen Nederlands
burger die juister de vermenging van de
stoerheid en de vredigheid van zijn land vindt
uitgedrukt dan in het woord Leeuwendal",
en het is het ,,O Kersnacht schoner dan de
dagen" uit de jaarlijkse Gijsbrecht, dat het
gewijde feest ook als volksfeest naast St.
Nicolaasavond in ere deed komen. Genoeg. Vondel
is klassiek, en alleen de Reinaart, Marnix'
Wilhelmus en de Staten-Vertaling zijn, als een
comparatief hier toelaatbaar is, klassieker dan
hij. En misschien, nu reeds, Gorter's Mei".
HOE een klassiek dichter te vieren? Niet
door zijn persoon te herdenken, want
Vondels persoon is niet klassiek, maar
door de gedichten in den volksmond te toetsen,
die het nageslacht schreef. Wedstrijden,
voordrachten, georganiseerd, met het boek
van Verwey als beloning. Geleerden zouden
bij de voorbereiding, niet bij de uitvoering
op het eerste plan moeten staan. Ach ja.
Hoeveel klassieke gedichten heeft Vondel
geschreven ? Meer dan men weet. Hoe die te
ontdekken? Door verheldering der verstaan
baarheid. De voortreffelijke W.B.-uitgave
geeft soms het gevoel aanwezig te zijn bij
opgravingen in Egypte, zo diep moeten de
ophelderingen boren door een massief dek
van mythologie en taal-apartheid. Het is
ernstig en nuttig werk. Ik voor mij heb ook
veel te danken aan de,,omnibus" van Verwey,
door Becht uitgegeven, die in meer dan een
opzicht de gedichten bereikbaarder stelt. Ik
heb daarin het Gebed", de 54-ste
Harpzang" en de J of f er-rij uit Noach III ont
dekt, niet als verzen, zo kende ik ze, maar
als te voorschijn tredende brokstukken van
eeuwenlang onbewust meegevoerd bezit: de
melancolie der sterfelijkheid, het hopeloos
verweer tegen een schijnbaar vriendschap
pelijke vriendenkring, de hoogmoed van zich
de weligheid der aarde als persoonlijk goed
aan te matigen. Was het dan alleen maar de
oude spelling geweest, die als een dun laagje
classicisme de klassieke gedichten verborgen
hield? Het bleek er als stof van af te
blazen. .
ADr. J. . BIERENS DE IIAAN
Dr. MENNO TER BRAAK
HET wordt mij in dit geval niet zeer moeilijk gemaakt
op de gestelde vraag te antwoorden. Op mijn ontwik
keling heeft Vondel in het geheel geen invloed gehad,
noch op de school-, noch op de collegebanken, noch in de
intimiteit van mijn particuliere binnenhuis. Op het gymna
sium werd hij mij ongenietelijk gemaakt door
quasi-familjariteit, berustend op het voorschrift der letterkundeboeken; aan
de Universiteit werd die familjariteit bijna drukkend. Dat deze
man een bijzonder groot dichter was, kon ik steeds zonder
innerlijk protest aanvaarden; ik'heb hem er nooit om benijd,
maar ook nooit reden gevonden die verdienste te verkleinen.
Een groote onverschilligheid en een positieve afkeer van het
officieele Vondelsnobisme, dat zijn orgasmen begeeft in Von
delherdenkingen, waren de gevoelens, die mij ten opzichte van
den dichtenden Amsterdammer hebben bezield. Waarom
zou ik het verzwijgen, en thans mee uit
Goethe-DanteVondelen gaan?
EENMAAL, in enkele1 passages van mijn Démasquéder
Schoonheid", had ik het voorrecht de woede der Vondel
specialisten op te mogen wekken; daardoor werd mij o.a. dui
delijk, dat er in Nederland een geestelijke N.V. Vondel bestaat,
die zich een monopolie heeft toegeëigend, zooals wijlen de O.I.
Compagnie. Dit Vondel-syndicaat beheert den naam Vondel
en laat geen avonturiers toe, die op eigen risico met dien naam
(en wat de naam verbergt) contact zouden willen zoeken.
Ondanks den bewakingsdienst dezer firma kreeg ik eenige jaren
geleden tóch contact met Vondel, dien ik via de historie van
het Christendom ontdekte in al zijn simplistische
volbloedigheid; ik ontmoette den vereerder van het gezag en de vrijheid
beide, voor wien deze twee begrippen geen tegenstellingen
waren, maar juist in dit paradoxale samenleven voorwaarde
voor de ontplooiing van zijn cyclische temperament. Gezag:
respect voor de gestelde overheden, mits door ,,het hemelsche
gerecht" gewettigd. Vrijheid: afschuw van en angst voor
het decretumhorribile" van Calvijn. Synthese: de katholieke
dichter, zonder n oorspronkelijke gedachte, in zijn
psychologie niet zoo ver van ,,De Twee Weezen" als de
Vondel-specialisten ons willen laten gelooven; maar een
virtuoos taalkunstenaar, gretig profiteerend van de
vrijheidin-gebondenheid, die de taal in haar tweeledigheid van
gemeenschapsinstrument en persoonlijkheidsnuance ver
tegenwoordigt. Een zeer groot dichter, die door de
slaafschheid van zijn intellect onthult, dat het groote dichterschap
niet alle zonden afwascht; een moedig man bovendien,
wiens moed echter nooit door scherpe tortuur van het
intellect met de lafheid van den twijfel werd geconfronteerd;
een goed Christen en Amsterdammer, d.w.z. een goed
onderdaan van de Civitas Dei en de civitas negotiatorum,
die men gelijkelijk warm gestemd kan bezingen, wanneer
men de allegorie niet schuwt. In al zijn eigenschappen een
der zuiverste voorbeelden van een man der barok, en als
zoodanig het verst verwijderd juist van degenen, die hem
in de twintigste eeuw met veel misbaar aan ,,gansch het
volk" willen opdringen.
VOOR de Vondel-herdenkers meet het een troost zijn,
dat, als het jaar 1937 eenmaal voorbij is, hun held
weer alleen van hen zal zijn; de Prins onzer Dichters gaat
immers ook in de herdenkingsdagen slechts aan de hand
uit wandelen. Want wat zou Vondel zijn zonder den naam
Vondel? en wat zou er daar zonder terecht komen van de
specialisten, die dezen naam, hun grooten naam, onder hun
octrooi populair willen maken, ook al moeten zij ergens achter
in hun gemoed nog wel weten, dat men Vondel niet werkelijk
lezen kan zonder den herdenkerseerbied verloren te hebben,
d.i. den eerbied voor het Ware, Verhevene en Schoone,
de caricaturen van het ware, verhevene en schoone?
ft
ER is in Vondel een verscheidenheid
van geest, die met korte termen
aangeduid en in haar algemeenheid
overzien, leidt tot de vaststelling van
hoofdzakelijk twee Vondels: die van de
zeventiende eeuwsche barok en die van
de Nederlandsche gothiek. Geen wonder:
op alle terreinen der kuituur in Vondels
tijd bevindt men dit onderscheid. Den
barokken Vondel heb ik wel bewonderd,
maar nooit liefgehad. Een volstrekte
scheiding is in Vondels werk niet te maken,
want in het barokke werk zijn tallooze
gothische schoonheden, en in het gothische
werk zijn vele barokke passages. Barok
beteekent hier Europaeisme van zuidelijke
herkomst; gothiek het uit de Middeleeuwen
overlevende oer-Nederlandsche wezen. Von
dels barok vinden wij niet slechts in zijn
overdaad van Rubens voor den geest
roept en weinig verwantschap vertoont
met de innigheid onzer zeventiende
eeuwsche schilderkunst. (Men leze bijv.
het tweede bedrijf van Samson of heilige
Wrake"). Ten tweede in de savantie van
het uitgestalde weten op alle gebied, als
een weidsche wereld waarin de verbeelding
haar spel speelt (zooals in de Bespiege
lingen van God en godsdienst). Vondel
toont hier een exuberante scheppings
kracht en een onuitputtelijken rijkdom
van geest en kennis. Tot deze Vondelbarok
behoort ook het vertaalwerk der Grieksche
en Romeinsche klassieken, die in een
zeventiende-eeuwschen geest zijn over
gebracht. En daartoe behoort eveneens
het dichtwerk van den vooraanstaanden
Amsterdamschen stadsburger, den
hoftalrijk gebruik van de klassieke mythologie, dichter der stedelijke republiek, die geen
en in zijn toespelingen op de Romeinsche officieele gelegenheid laat voorbijgaan
geschiedenis; maar vooral in twee dingen: zonder daaraan zijn lofdicht te wijden.
de woordenrijke welsprekendheid zijner Juist ook deze lokale burgerzin past in de
Alexandrijnen, die de luxuositeit en sfeer der zeventiend'eeuwsche barok,
omPAG. 9 DE GROENE No. 3152
dat hier het burgerwezen, de stedelijke
grootheid in de verbeelding tot iets
majestueus wordt uitgebreid, zooals elders
met het vorstelijk wezen geschiedt, en
zooals Rome eenmaal niet stad doch
wereld was. Ook Amsterdam is voor
Vondel een wereld, niet een wereldje. De
barok maakt haar stoffen zwaarwichtig,
niet steeds zonder alle opblazing. Het
innige ontbreekt. Deze zijde van Vondels
kunst is eer dekoratief dan essentieel. In
deze kunst hoeveel opluistering van
patricische huwlijken door het bruiloftsgedicht,
hoeveel publieke aangelegenheden ver
sierd met dichterlijke parafrase, hoeveel
epigrammatiek, bij portretteering of over
lijden der stadsvaderen. Elk der bezongen
personen en gebeurtenissen wordt opge
voerd in het monumentale.
ER is ook een andere Vondel: hij wiens
woordmuziek n bewegelijk rythme
de ingekeerde bezinning begeleidt, een
dichter van bezonkener geest dan de
eerstgenoemde. Hij schreef verzen als die
op den dood van zijn dochtertje en op het
stokske van Oldenbarnevelt. Hij hekelde
zijn tegenstanders, somtijds met een taal
uit den volksmond opgevangen; zu<Vbe
zieling was van zuiverder aard d de
dichterlijke welbespraaktheid en w d
savante rede, en zijn verbeeldingvas in
staat tot de schepping van edelen van
grootsche figuren. Deze Vondel vmocht
ook met eenvoud monumentaal* zijn.
Hij schiep de reien Van Gijsbrecht/ucifer,
Adam in ballingschap, Jozef in'othan,
Noach; vertalingen als van de Psmen 22
en 102 (?23 en 103 in de Sïwitetfft/i^j
schreef gedichten van een ontroerende
schoonheid als de Lofzang van Sint Agnes.
En toen hij zich tot een hooge epische
vlucht in staat gevoelde, dichtte hij zijn
Lucifer. En nog veel meer.
Al wil ik den eersten Vondel niet missen,
slechts den tweede heb ik lief.
PAG. 12 DE GROEN*. No. JI5I