De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1937 30 oktober pagina 6

30 oktober 1937 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Zes Nederlandsche schrij VONDEL v> ? ? ?? o»; zijn driehonderdvijftigsten geboortedag VICTOR K. VA!\ VRIKSLAND *<V INVLOED van Vondel? Litterairen in vloed na te speuren is een in het alge meen futiel, en meestal nutteloos bedrijf. Waar de naspeurder, als hier, bovendien zelf object zou zijn, tevens veelal onmo gelijk. Afgezien echter van den letter kundigen, moet er psychologische invloed geweest zijn ??op mij en tallooze anderen al was het alleen maar door het ,,mid delbaar onderwijs" (o, Mien Proost!). Hier iets over die meer algemeene uitstra ling schrijvend kan ik mij derhalve ge voeglijk van mijn persoonlijk geval los maken. De grauwe verveling van de sfeer der schoolklasse bracht niets dan innerlijk verzet juist bij de enkelen die litterair het ontvankelijkst waren. Innerlijk maar ook uiterlijk. Ik herinner mij een amusante obstructie, toen wij eens eindeloos den voortgang der les ophielden door beurteTngs, met voorgewend aesthetisch sno bisme, hardnekkig vol te houden dat Op, trekt op o gij Luciferisten gelezen moest worden met het accent op en de caesuur na O: w Vondels laatste portret door Philips Koninck hetgeen met keur van drogredenen, ont leend aan antieke metriek^ niet minder dan met de toen in zwang zijnde aan Nieuwe Gids woordkunst ontleende gevoelsargumenten serieus werd verdedigd ! Toen wij ondanks en deels na het onder wijs Vondel vonden, (ondanks de tooneelvoorstelling en de drama's!), en iets meer van zijn wezen leerden verstaan, zagen wij in, dat hetgeen in zijn werk niet blijft leven en dit is niet zoo weinig voor de toppen van schoonheid daarin even noodzakelijk voorondersteld is als de zee voor de golftoppen, die zich uit haar hef fen. Dat laat zich begrijpen. Gebruik ma kend van een onderscheiding van J. D. Bierens de Haan tusschen essentieele en decoratieve dichtkunst, kan men, gelijk ,,de Renaissancekunst in het algemeen", Vondels poëzie overwegend tot de laatste rekenen. Vandaar een zekere rhetorische en zelfs muzikale conventie van haar taal, waardoor zij zich meer dan eenige andere tot de plastische leent. Dit bleek b.v. aan den maaltijd der laatste jaarlijksche ver gadering van de Maatschappij der Neder landsche Letterkunde, waar Van Duin kerken, geheel onvoorbereid (tenzij mis schien door Dionusos' gunst), vijf minuten langs zijn tafelgenooten in Vondeliaansche alexandrijnen improviseerend toesprak. NATUURLIJK pleit zooiets meer vóór Van Duinkerken dan tegen Vondel, maar bij een minder ,,vlakversierenden" stijl ware het toch onmogelijk geweest. Niettemin zit er iets onbillijks in, Rembrandt tegen Vondel uit te spelen, gelijk Schmidt Degener gedaan heeft in zijn be kende en overigens ongemeen knappe studie, en Gorter in De Groote Dichters (blz. 354 e.v.). Het is niet aan ténemen dat Vondel uitsluitend tot zijn classicisme kwam omdat de regentenklasse dit ver langde (blz. 347). Reeds uit zijn ontstaan en wezen is het uitdrukkingsmiddel taal meer aan een conventie, een ,,overeen komst" tusschen de menschen gebonden dan het uitdrukkingsmiddel verf. Welnu: met en door de taal dier dagen was de classicistische vormgeving (met heel een nasleep van rhetorischen stijl enz.) reeds , aan Vondel opgelegd. De vele golftoppen, welke desondanks uit die zee verrijzen, doen zien, welk een groot dichter hij was. Vlak kon deze zee slechts lijken aan die litteraturen, die haar van te groeten af stand beschouwden omdat zij er.... het land" aan hadden, bezield door het meer hedendaagsch en individualistisch ideaal ,,ieder zijn eigen volkstuintje". Zij zijn daarom ongevoelig gebleven voor de waarde van een dichter, die in de hem voorbeschikte algemeenheid van uitdruk kingswijze persoonlijke schoonheid kon geven. Dat deze bovendien wortelde in een zoo uitgebreid mogelijke ontspanning van de meeste levensgebieden, in een volheid en volledigheid van den menschengeest in den tijd, moet Albert Verwey in Vondel aangetrokken hebben. De hierboven ge schetste typische elementen van algemeen heid zouden hem tevens voorbestemd heb ben, nog steeds door de ,,breede scharen" te worden gelezen, ware het niet dat het onderwijs zulks eer tegengewerkt dan be* vorderd heeft poëzie als paedagogisch materiaal of leermiddel is strafwerk! nog afgezien van het nuchtere feit dat bedoelde breede scharen heelemaal niet lezen. DE invloed van Vondel ? Men heeft gespot met de massale propaganda en feestelijkheden bij de herdenking van Poesjkin door de Russen. Men vergat, dat ook al hoorden tallooze deelnemers bij die gelegenheid dien naam voor het eerst, toch dit werd bereikt; dat thans voor het eerst door velen iets van de rangorde der dichtkunst werd beseft. Behalve zeer en kele gedachten heeft de herdenking var Vondel reeds nu een zondvloed van ge meenplaatsen ontketend. Wij willen daai een aan toevoegen. (Eigen gedachten toch vermogen eerst dan tot een volk door tt dringen, wanneer ze gemeenplaats zijr geworden). Welaan: leve Vondel, De invloed van Vondel moge ondanks de nawerking eener meestal onkunstzin nige schoolvoorbereiding krachtens der. algemeenen aard van zijn poëzie door deze herdenking de algemeenheid bereiken, waartoe hij de mogelijkheid in zich heeft. Dat zou beteekenen, dat Vondel, niettegen staande zijn roem, nu eindelijk ook in wij den kring gelezen en gekend wordt. Dat zon tevens beteekenen, dat die algemeenheid sommigen voor het ervaren van de bizonderheid van Vondels schoonheden open stelt. Dat zou ten slotte beteekenen, en dat is het belangrijkste, dat bij dezen iet; van het besef wordt wakker geroepen van de rangorde der dichtkunst. o Bo^>» flxxSV-'^ S H>»-^e». g»r /C^J3 4^1*^5' Het oudste handschrift dat van Vondel bekend is l BOEL HOUWIiVK DIRECTEN nvloed heeft Vondel op mijn litterairen arbeid niet gehad. Zijn invloed op mijn geestelijke ontwikke ling stamt van later datum en kan daarom uit den aard der zaak niet groot worden ge noemd. Ik vermoed, dat het velen van mijn generatie zoo gegaan zal zijn. Wie eerst Tachtig en daarna het expressionisme ont dekt", komt tot Vondel niet langs lijnen van geleidelijkheid. Hiervoor is een innerlijke revolutie" noodig, waarover binnen dit be stek niet te spreken valt. Maar wel kan o.i. in dit verband gezegd worden, dat Vondel door ons volk opnieuw zal moeten worden ontdekt en dat deze ont dekking niet zal kunnen geschieden zonder PAG. 8 DE GROENE Ne. 3152 dat onze letterkundigen hem opnieuw ont dekken. En ook hiervoor geldt, dat dit zonder een innerlijke revolutie" niet mogelijk is. Vondel, als de dichter, die het Nederland sche volk aan zichzelf openbaart, kennen wij niet, ook al bejubelen wij hem in deze dagen welgemeend als onzen grootsten dichter; daarvoor hebben wij te lang in een wereld geleefd, die zich richt naar gansch andere tendenzen. Ook het op zich zelf verdienstelijk werk van philologen" en ,,schoolmeesters" heeft hieraan niets kunnen veranderen. En zoo meen ik, kan men temidden van de alge meene feestvreugde niet anders dan stil zijn en afwachten. Een ströovuur is spoedig uit gebrand. ... Wat daarna komt staat op de bladzijde van een nieuwen tijd of wordt niet geschreven. HENDRIK . DIv'VHIKS VONDELS invloed op mij was minstens even groot als die van Cats op Vondel, en zal ook nu wel meer na werken dan ik mij bewust ben. De andere Gouden Eeuwers trok ken mij nooit aan, ken ik dan ook nau welijks. Hij is de dichter van wie ik het meest in mijn geheugen bewaar: ver scheiden duizenden regels. Omstreeks mijn 146 jaar beïnvloedde hij mij beslist eenzijdig: vertegenwoordigde hij zoo zeer de poëzie, dat ik navolging (of zelfs nabootsing) als natuurlijk be schouwde. Tegenover dichters waar mee ik later moest erkennen meer geestverwantschap te bezitten, hield ik het besef dat Vondel beter en grooter was. Zijn gebreken (het vermensch?1 ijken van het Goddelijke) zag ik des-> tijds evengoed, maar liet ik minder zwaar wegen: was williger mij te laten meesleepen. Hoe mijn ontwikkeling zonder hem geweest zou zijn, laat zich moeilijk gissen: Vondels middellijke invloed is trouwens niet te schatten, daar wij niet weten wat zonder hem onze geheele poëzie zou zijn. Evenmin als wij zijn invloed als dichter kunnen' scheiden van zijn invloed als vrijheidsheld, en profeet van de verdraagzaam heid. vers en dichters over M. NI.IHOFF VONDEL is klassiek. Wat wil dat zeggen: een schrijver is klassiek? Het wil zeg gen, volgens de treffende uitspraak van een Spaans essayist, (neen, het is nu eens niet Ortega, het is Unamuno, en hij zegt het in een studie over de Don Quijote) het wil zeggen, het klassiek-zijn van een schrijver, dat zijn werk niet door hemzelf maar door het nageslacht werd geschreven. Hetgeen hierop neerkomt, gaat Unamuno voort naar aanleiding van Cervantes waar voor ik nu Vondel in de plaats stel, dat wij aan geleerde critici en historici de ver dienstelijke taak overlaten om te bepalen wat Vondel voor zijn eigen tijd en omgeving betekend heeft, wat Vondel wilde zeggen en hoe hij het zei, maar dat wij als leken daar tegenover het recht hebben zijn werk als iets eeuwigs te beschouwen, als iets dat buiten zijn tijd en plaats van oorsprong is komen te staan, en dat wij kunnen meespreken over wat zijn lectuur ons doet. Ik beweer, zegt Unamuno, dat de Don Quijote het bezit is van elke lezer, en dat elke lezer de bevoegd heid heeft hem uit te leggen, ja, hem zelfs mystiek mag interpreteren, zoals men dat met de Bijbel pleegt te doen. IS Vondel klassiek ? Is zijn werk, of een deel daarvan, genoegzaam variabel, plooibaar, allesomvattend en interpreteerbaar gebleken, om voor achtereenvolgende generaties telkens weer zodanig als gevoelsspiegel dienst te doen, dat men het nageslacht als de eigenlijke schrijver kan beschouwen? Ja. Er is geen Nederlander die zich bij het overlijden van een kind een andere troost voorhoudt dan het beroemde ,,Konstantijntje" bevat, met het beeld van de hemel als dartele kinderspeel plaats, verkieselijk, omdat daar althans ,,eeu wig gaat voor ogenblik." Er is geen Neder lander die zich de argeloze genoegens van de jeugd anders voorstelt dan in De uitvaart van mijn dochterken" met zoveel door ontroering gedicteerde stiptheid beschreven. - Alle Neder landers, in spijt van sommige historici, denken nog steeds over Oldenbarneveldt als Vondels gedichten hebben doen denken; er is geen landgenoot die een eerbiedwaardig staatsman anders ziet dan als een ,,vader", sedert Vondel Hooft's vader zo heeft uitgetekend. Wie anti-calvinistisch is heeft geen andere beschouwingswijze dan het machtige ,,Decretum horribile"; wie als Amsterdammer Am sterdam zegt, zegt het met de bijklank ,,de hoofdstad van Europe"; er is geen Neder landse bruiloft waarop niet ,,Waar werd oprechter trouw" de gesproken en ongesproken gevoelens vertolkt; er is geen Nederlands burger die juister de vermenging van de stoerheid en de vredigheid van zijn land vindt uitgedrukt dan in het woord Leeuwendal", en het is het ,,O Kersnacht schoner dan de dagen" uit de jaarlijkse Gijsbrecht, dat het gewijde feest ook als volksfeest naast St. Nicolaasavond in ere deed komen. Genoeg. Vondel is klassiek, en alleen de Reinaart, Marnix' Wilhelmus en de Staten-Vertaling zijn, als een comparatief hier toelaatbaar is, klassieker dan hij. En misschien, nu reeds, Gorter's Mei". HOE een klassiek dichter te vieren? Niet door zijn persoon te herdenken, want Vondels persoon is niet klassiek, maar door de gedichten in den volksmond te toetsen, die het nageslacht schreef. Wedstrijden, voordrachten, georganiseerd, met het boek van Verwey als beloning. Geleerden zouden bij de voorbereiding, niet bij de uitvoering op het eerste plan moeten staan. Ach ja. Hoeveel klassieke gedichten heeft Vondel geschreven ? Meer dan men weet. Hoe die te ontdekken? Door verheldering der verstaan baarheid. De voortreffelijke W.B.-uitgave geeft soms het gevoel aanwezig te zijn bij opgravingen in Egypte, zo diep moeten de ophelderingen boren door een massief dek van mythologie en taal-apartheid. Het is ernstig en nuttig werk. Ik voor mij heb ook veel te danken aan de,,omnibus" van Verwey, door Becht uitgegeven, die in meer dan een opzicht de gedichten bereikbaarder stelt. Ik heb daarin het Gebed", de 54-ste Harpzang" en de J of f er-rij uit Noach III ont dekt, niet als verzen, zo kende ik ze, maar als te voorschijn tredende brokstukken van eeuwenlang onbewust meegevoerd bezit: de melancolie der sterfelijkheid, het hopeloos verweer tegen een schijnbaar vriendschap pelijke vriendenkring, de hoogmoed van zich de weligheid der aarde als persoonlijk goed aan te matigen. Was het dan alleen maar de oude spelling geweest, die als een dun laagje classicisme de klassieke gedichten verborgen hield? Het bleek er als stof van af te blazen. . ADr. J. . BIERENS DE IIAAN Dr. MENNO TER BRAAK HET wordt mij in dit geval niet zeer moeilijk gemaakt op de gestelde vraag te antwoorden. Op mijn ontwik keling heeft Vondel in het geheel geen invloed gehad, noch op de school-, noch op de collegebanken, noch in de intimiteit van mijn particuliere binnenhuis. Op het gymna sium werd hij mij ongenietelijk gemaakt door quasi-familjariteit, berustend op het voorschrift der letterkundeboeken; aan de Universiteit werd die familjariteit bijna drukkend. Dat deze man een bijzonder groot dichter was, kon ik steeds zonder innerlijk protest aanvaarden; ik'heb hem er nooit om benijd, maar ook nooit reden gevonden die verdienste te verkleinen. Een groote onverschilligheid en een positieve afkeer van het officieele Vondelsnobisme, dat zijn orgasmen begeeft in Von delherdenkingen, waren de gevoelens, die mij ten opzichte van den dichtenden Amsterdammer hebben bezield. Waarom zou ik het verzwijgen, en thans mee uit Goethe-DanteVondelen gaan? EENMAAL, in enkele1 passages van mijn Démasquéder Schoonheid", had ik het voorrecht de woede der Vondel specialisten op te mogen wekken; daardoor werd mij o.a. dui delijk, dat er in Nederland een geestelijke N.V. Vondel bestaat, die zich een monopolie heeft toegeëigend, zooals wijlen de O.I. Compagnie. Dit Vondel-syndicaat beheert den naam Vondel en laat geen avonturiers toe, die op eigen risico met dien naam (en wat de naam verbergt) contact zouden willen zoeken. Ondanks den bewakingsdienst dezer firma kreeg ik eenige jaren geleden tóch contact met Vondel, dien ik via de historie van het Christendom ontdekte in al zijn simplistische volbloedigheid; ik ontmoette den vereerder van het gezag en de vrijheid beide, voor wien deze twee begrippen geen tegenstellingen waren, maar juist in dit paradoxale samenleven voorwaarde voor de ontplooiing van zijn cyclische temperament. Gezag: respect voor de gestelde overheden, mits door ,,het hemelsche gerecht" gewettigd. Vrijheid: afschuw van en angst voor het decretumhorribile" van Calvijn. Synthese: de katholieke dichter, zonder n oorspronkelijke gedachte, in zijn psychologie niet zoo ver van ,,De Twee Weezen" als de Vondel-specialisten ons willen laten gelooven; maar een virtuoos taalkunstenaar, gretig profiteerend van de vrijheidin-gebondenheid, die de taal in haar tweeledigheid van gemeenschapsinstrument en persoonlijkheidsnuance ver tegenwoordigt. Een zeer groot dichter, die door de slaafschheid van zijn intellect onthult, dat het groote dichterschap niet alle zonden afwascht; een moedig man bovendien, wiens moed echter nooit door scherpe tortuur van het intellect met de lafheid van den twijfel werd geconfronteerd; een goed Christen en Amsterdammer, d.w.z. een goed onderdaan van de Civitas Dei en de civitas negotiatorum, die men gelijkelijk warm gestemd kan bezingen, wanneer men de allegorie niet schuwt. In al zijn eigenschappen een der zuiverste voorbeelden van een man der barok, en als zoodanig het verst verwijderd juist van degenen, die hem in de twintigste eeuw met veel misbaar aan ,,gansch het volk" willen opdringen. VOOR de Vondel-herdenkers meet het een troost zijn, dat, als het jaar 1937 eenmaal voorbij is, hun held weer alleen van hen zal zijn; de Prins onzer Dichters gaat immers ook in de herdenkingsdagen slechts aan de hand uit wandelen. Want wat zou Vondel zijn zonder den naam Vondel? en wat zou er daar zonder terecht komen van de specialisten, die dezen naam, hun grooten naam, onder hun octrooi populair willen maken, ook al moeten zij ergens achter in hun gemoed nog wel weten, dat men Vondel niet werkelijk lezen kan zonder den herdenkerseerbied verloren te hebben, d.i. den eerbied voor het Ware, Verhevene en Schoone, de caricaturen van het ware, verhevene en schoone? ft ER is in Vondel een verscheidenheid van geest, die met korte termen aangeduid en in haar algemeenheid overzien, leidt tot de vaststelling van hoofdzakelijk twee Vondels: die van de zeventiende eeuwsche barok en die van de Nederlandsche gothiek. Geen wonder: op alle terreinen der kuituur in Vondels tijd bevindt men dit onderscheid. Den barokken Vondel heb ik wel bewonderd, maar nooit liefgehad. Een volstrekte scheiding is in Vondels werk niet te maken, want in het barokke werk zijn tallooze gothische schoonheden, en in het gothische werk zijn vele barokke passages. Barok beteekent hier Europaeisme van zuidelijke herkomst; gothiek het uit de Middeleeuwen overlevende oer-Nederlandsche wezen. Von dels barok vinden wij niet slechts in zijn overdaad van Rubens voor den geest roept en weinig verwantschap vertoont met de innigheid onzer zeventiende eeuwsche schilderkunst. (Men leze bijv. het tweede bedrijf van Samson of heilige Wrake"). Ten tweede in de savantie van het uitgestalde weten op alle gebied, als een weidsche wereld waarin de verbeelding haar spel speelt (zooals in de Bespiege lingen van God en godsdienst). Vondel toont hier een exuberante scheppings kracht en een onuitputtelijken rijkdom van geest en kennis. Tot deze Vondelbarok behoort ook het vertaalwerk der Grieksche en Romeinsche klassieken, die in een zeventiende-eeuwschen geest zijn over gebracht. En daartoe behoort eveneens het dichtwerk van den vooraanstaanden Amsterdamschen stadsburger, den hoftalrijk gebruik van de klassieke mythologie, dichter der stedelijke republiek, die geen en in zijn toespelingen op de Romeinsche officieele gelegenheid laat voorbijgaan geschiedenis; maar vooral in twee dingen: zonder daaraan zijn lofdicht te wijden. de woordenrijke welsprekendheid zijner Juist ook deze lokale burgerzin past in de Alexandrijnen, die de luxuositeit en sfeer der zeventiend'eeuwsche barok, omPAG. 9 DE GROENE No. 3152 dat hier het burgerwezen, de stedelijke grootheid in de verbeelding tot iets majestueus wordt uitgebreid, zooals elders met het vorstelijk wezen geschiedt, en zooals Rome eenmaal niet stad doch wereld was. Ook Amsterdam is voor Vondel een wereld, niet een wereldje. De barok maakt haar stoffen zwaarwichtig, niet steeds zonder alle opblazing. Het innige ontbreekt. Deze zijde van Vondels kunst is eer dekoratief dan essentieel. In deze kunst hoeveel opluistering van patricische huwlijken door het bruiloftsgedicht, hoeveel publieke aangelegenheden ver sierd met dichterlijke parafrase, hoeveel epigrammatiek, bij portretteering of over lijden der stadsvaderen. Elk der bezongen personen en gebeurtenissen wordt opge voerd in het monumentale. ER is ook een andere Vondel: hij wiens woordmuziek n bewegelijk rythme de ingekeerde bezinning begeleidt, een dichter van bezonkener geest dan de eerstgenoemde. Hij schreef verzen als die op den dood van zijn dochtertje en op het stokske van Oldenbarnevelt. Hij hekelde zijn tegenstanders, somtijds met een taal uit den volksmond opgevangen; zu<Vbe zieling was van zuiverder aard d de dichterlijke welbespraaktheid en w d savante rede, en zijn verbeeldingvas in staat tot de schepping van edelen van grootsche figuren. Deze Vondel vmocht ook met eenvoud monumentaal* zijn. Hij schiep de reien Van Gijsbrecht/ucifer, Adam in ballingschap, Jozef in'othan, Noach; vertalingen als van de Psmen 22 en 102 (?23 en 103 in de Sïwitetfft/i^j schreef gedichten van een ontroerende schoonheid als de Lofzang van Sint Agnes. En toen hij zich tot een hooge epische vlucht in staat gevoelde, dichtte hij zijn Lucifer. En nog veel meer. Al wil ik den eersten Vondel niet missen, slechts den tweede heb ik lief. PAG. 12 DE GROEN*. No. JI5I

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl